55ste Jaer.
Zondag, 5© Meert 1879.
M° 1698
YZEREN WEG.VERTREKUREN UST &ELST NAER
VOLGENDE STATIËN
uit Gent naer
VERTREKUREN UIT DE
PIER EN JAN,
De Weeze Koski.
Davidsfonds. - Afdceliug Ninove.
ANNONCENPRYS, per drukregel: Gewone 20 cent. Reklaraen fr. 1,00. Vonnissen op 3d* bladz.50 cent.
1
ABONNEMENTPRYS0 FRANKS 'S JAERS. De inscliryving eindigt met 5i December.
Moorlzeele, Sottegem, Geeraerdb., Enghien, Braine-le*
Comle 5.52 8.12E 8.58 14.18 2.20 5.40 6.59
UIT G2ERAERDSBERGEN NAER
Maria-Licrde,Sottegem, Moorlzeele en Gent, 5.15 7.24
9.54 11.59 2.58 5.00 5.50E 8.51
dit Denderleeuw naer
Hacltert, Burst, llerzele, Sotteg. Audenaerde, ADsegem,
Korlryk, 6.17 0.00 9.01 12.55 6.C9 7.20
uit Sottegem langs denderleeuw naer
Aelst, (5.45 's Zaterd.) 7.49 12.06 0.00 5.00 7.48
uit Antwerpen naer St. Nikolaes, Lokeren en Gent
0.00 7.15 8.50 10.55 2.05 3.50 7.15
uit Gent naer Lokeren, St. Nikolaes en Antwerpin
4.30 7.05 9.25 1O.50 2.20 5.25 7.05
Uit Sottegem langs Erpe-Meire. 7.49 2.00 7.48
Dcndermonde. 4-55 6-45 8-42 12-25 3-06 6-40 10.05
Lokeren. 4-55 6-45 8-4-2 42-25 3-06 6-40
Mechelen. 4-531 6-451 7-!9<i 8-12d Exp. 1"2e3*kl. 11-33(2
1-04d Exp. le 2° 3' kl. 2-50d 3-061 6-0Od 6-40/
10-06d Exp. 1® 2® 3' kl.
Antw. 4-551 6-45/ 7-19d 8-l2d Exp. 1® 2® 3® kl. 1-04rfExp.
1" 2® 3® kl. 2-51'd 3-062 6-U0d 6-40/ 10-06(2 Exp.
1«2® 3® kl.
Brussel, langs Denderleeuw. 4 40 0-00 7-19 7-50 8-12E.
9-18 11-53 1-04 E. 1® 2® 3' kl.2-50 5-22Exp. t® 2" 3® kl.
6-00 8-49 9-09 10-06 Fxp. 1« 2®3° kl. Des zondags
8,59 'savonds; lioudl stil in de tusschenstatien.
Leuven, Thicnen, Luik.Verviers 4-40d 4-55/ 6-45/ en 8-t2d
Exp. 1® 2® 3® kl. 7-50d 9-lSd (ll-53d tol Leuvcn)t-04d
Exp. 1° 2® 3' kl. 2-50d 5-22d Exp. 1® 2® 3® kl. 6-00d 8-49a
10-06 Exp. 3 kl.
(1) Nota. De letter t beteekent langs Termonde en d
Gent, (5-00 's vryd.) 7-59Et®2'3®k 8-41 9-45 12-22 12-40
3-09 3-41 en 5-31 E. 1®2« 3® kl. 6-12 6-40 8-49 Exp
1® 2® 3® kl. 9-36
Brugge, Oostende. 7-59 Exp. t° 2® 3a kl.ó-OQ 9-45 12-22
12-40 3 41 en 5-31 E 1® 2' 3® kl. 6-40
Doornyk, Mouscron, Kortrvk, Ryssel (langs Gcnd) 8-41
12-22 12-40 3-09 3-41 Èxp. 6-12 6-40
Doorn. Mouse. Korlryk, Ryss. (langs Ath) 6-00 7-50 11-53
0-00 6-00
Ninove, Gecraerdsbergcn, Lessen, Ath 6-00 7-50 8-12
11-53 2-50 0-00 6 00 9-09
Bergen, Quiévrain 6-00 7-50 8-12 11-53 2-50 0-00 6-00
Enghien Branie, Manage,Charlerov, Nan:«n langs Gecruerds-
bergen 6 00 (-00 U-53 2-50 0-00 6-00
Sottegem, langs Erpe-Meire. 6.05 (-725 's zat12.30 6.02
letter d langs Denderleeuw.
Cuiqu
naer aelst uit
Ath 6.49 10.30 1.30 4.20 7.58 9.05
Antw. 5.25 6,35 9,15 9.50 10.50 E. 1® 2® 3® kl. 12-15
3-15 E. t°2°3® kl. 3-35 4 45 5.55 6.50 E. 1® 2° 3® kl. 9.(0
Brussel 7.20 E.l®2'3®kl. 7.25 9.0011.06 tl 53 1.55 3.02
Des zondagss,30 namiddag -.houdt stil inde tusschenstatien.
en 4.53 E l®2"3ekl. 5.01 5.55 7.05 8.10 E, 3 kl. 8.20
Dcndermonde 7.13 9.45 11.34 2.25 5.27 8.23 10.47
Geeraerdsbergen 7.27 i 1.08 2.07 4.58 8.33 9.41
Gent O.OoE 6 32 7.39 E 1® 2®3®kl. 8.19 10.59 12.31 E
1® 2® 3® kl. 1.55 4-50 E 1.2.3. kl. 5.09 8.09 8.14
9.33 Exp. i® 2°3e kl.
Lessen 7.09 10.50 1.50 4.40 8.18 9.25
Lokeren 6.35 9.01 10.57 1.49 4.50 7.50
Ninove 7.55 11.36 2.35 5.26 9.01 10.09
Oostende O.OOE 6.20E. 1 2 3 kl. 6.25 9.00 11.55 0.00
3.30 El® 2® 3® kl. 6.04 8.14 Exp.
AELST, 29 MEERT 18/9.
Samensprack van twee vcrslanditje mannen
over het
wetsontwerp-Van Humbeeck.
Vóór eene schoone boerenwoning zat, over
eenige dagen, een goede grijzaard het dagblad
in de handen. Zijne wezenstrekken duidden
goedheid en gewone zielskalmte aan maar
bij het lezen van het nieuwsblad verscheen,
nu en dan, een diepe rimpel op zijn edel voor
hoofd zuchtend schudde hij zijne zilvere hair-
lokken en een dikke weemoedstraan rolde als
een perel op zijne vermagerde wangen.
Wel, Fier lief, zoo klonk het op eens, gij
ziet er zoo droef uit Wat hebt ge Wat ge
beurt er iu 't land
Pier. Ha, JanGij zijt daarVriend, ware
ik nog jong als gij, ik zou er grijze haren van
krijgen O die geuzen die geuzen
Jan. Wat nieuw geweld willen zij dc
katholieken aandoen
Pier. Hoe gij weet nog niet welk hate
lijk wetsontwerp de minister van 't openbaar
onderwijs in de kamers wil voordragen
Jan. Ik heb daar iets van gehoord maar
zeer veel weet ik er nog niet van.
Pier. Luister dan en zeg mij of het nog
te verdragen is. Ik zal u het wetsontwerp
voorlezen zooals hel in mijn dagblad uitgelegd
wordt.
Jan. 't fs plat vlaamsch niet waar? Want
van die gvoote stadhuiswoorden, met dewelke
meest al onze wetten opgesteld zijn, versta ik
volstrekt niets.
Pier. Hoor; mijn dagblad zegt alles klaar
en duidelijk
Vaders en moeders, weet ge met welke
wet men uwe-familiën en uwe kinderen be-
o dreigt Wordt ze gestemd ziet 'nier wat
zal gebeuren God zal uit de school gejaagd
worden. Noch meester noch kinderen zullen
zijnen naam mogen uitspreken. Het kruis
en het beeld der heilige Maagd, die aan de
oogen en aan het hart der kinderen zoowel
spreken, zullen als gevaarlijke zaken buiten
gesmeien worden. Geen kruisteeken, geen
gebed meer, vóór en naar de klasse. Het
kind die in de school een uiterlijk teeken
van godsdienst zou geven, zou gestraft wor-
den en de meester die dit aan zijne leerlin-
gen zou toelaten, zou zelf niet ongestraft
blijven.
Jan. Wel hebt ge van uw leven zoo
iets gehoord
Pier. Geen woord meer over den ka-
techismus geen woord over God die ons
geschapen heeft om hem te kennen, te be-
minnen, te dienen geen woord meer over
God den Zoon die, om ons te verlossen, ge-
boren is, geleden heeft en gestorven is
geen woord meer over den Heiligen Geest
die, door zijne gratie en door zijne sakra-
menten, ons heilig maektgeen woord meer
over de geboden Gods De schoolmees-
ter zal aan zijne leerlingen niet meer zeggen
dat zij God, hunnen schepper en hunnen
vader moeten aanbidden, beminnen en die-
nen dat zij zijnen naam moeten eerbiedi-
gen De leeriingen zullen mogen vloeken
en de meester zal het recht niet hebben hen
te vermanen en te straffen een recht zal
hem overblijven le vloeken als zij. De
leeraar zal aan uwe kinderen niet meer zeg-
gen dat God hun beveelt hunne ouders te
3° VERVOLC.
)X(—
Van Megen hield steeds goeden moedAls ik
haer kan mededeelen. dat ik in de wereld ben voor
uitgekomen en haer de woning kan laten zien, welke
ik Anna heb bereid als ik haer kan toonen, dal ik
myne vrouw zonder hare hulp kan onderhouden,
dacht Philip, dan zal zy wel lot andere gedachten
komim, daer ben ik zeker van ik behoef slechts te
werken.
Werken, dal deed hy, weinigen slechts deden
het mogclyk harder doch het ging zoo gemak-
kelyk niet om geld te verdienen a's hy zich dit wel
bad voorgesteld, en zoo hy het meergemelde inko
men niet had bezeten, zou Philip voelt in groote on
gelegenheid zyn gerackt. Hy studeerde zonder op
houden, maer hy kon dc cliënten niet dwingen zyne
hulp in le roepen hy was jong en zyn naem onbe
kend. Een rechtsgeding, dc acngenaemste zaek ter
wereld voor hem, kwam ook maer hoogst zelden
voor. Het was zeer onaengenacm, Om dog aen dag
in een somher kantoor riaor cliënten uit lo zien, dio
y bovendien zoo zelden kwamen. In het niet groot
aenlal zaken, wuerin hy ais pleitbezorger optrad,
was hy echter gelukkig dit had hem eenigszins naem
doon maken, doch hel duerde evenwel vry lang, al-
beminnen.te eerbiedigen, hun te gelioorza-
men, hen bij te staan hij zal hun niet meer
herhalen dat de Heer hun verbiedt aan an-
deren kwaad te doen, liet goed van anderen
le stelen, zich aan de onkuischheid over te
leveren
Jan. Zoo dan, in onze scholen geen God
geen krislus geen kruisbeeld geen gebed
geen katechismus geen geboden van God of
van de H. Kerk meer! En wat zullende
kinderen dan leeren
Pier. De Zedenleer.
Jan. Welke zedenleer?
Pier. Eene gansch nieuwe. Eene zeden
leer die een ieder zich zal vormen zoo als hij
zal willen eene zedenleer zonder loon en
zonder strafeene zedenleer die alles zal toe
laten Want indien men God van kant zet, wat
zou er nog verboden zijn In een woord de
zedenleer der vrijdenkers! de zedenleer van
degenen die geen zeden hebben
Jan. Waten ze zouden dat eerloos
wetsontwerp durven voortdrijven?.... Ziet
onze minister der openbare goddeloosheid niet
dat hij hel land tol den ondergang brengt
Pier. Kost wat'kost hij wil den priester
en met eens den godsdienst en de deugd uit
onze lagere scholen bannen.
Jan. Voortaan zou men dus aan de kin
deren laten gelooven dat er na den dood noch
loon noch straf te wachten is
Pier. Zekers, Jan. Maar wat zal vrijden
ker Van Humbeeck dan aan de socialisten ant
woordden wier getal overal zoo schrikkelijk
aangroeit
Jan. In Vrankrijk zijn ze bijna gansch
meester en zij hebben, zegt men, reeds eenen
afgevaardigde in onze wetgevende kamérs.
Pier. Gaat het wetsontwerp door, bin
nen weinige jaren, zullen de jonge discipeis
van meester Van Humbeeck bij de i ijken ko
men en zeggen Alle mensQhen zijn gelijk
Wij zijn 'arm, ellendig en naakt Gij zijt rijk
en machtig Welk recht hebt gij van te bezit
ten, te genieten, schoone kleederen te dragen?
Deelt met ons of sterft. Voor allen zijn de goe
deren der natuur en allen hebben hetzelfde
recht om ze tc gebruiken.
Jan. Ja en op hunne redeneering zal er
niets te antwoordden vallen Ware er geen
ander leven, Pier, die mannen zouden gelijk
hebben.
Pier. Welzekers, Jan. Maar spraken zij
zoo tot onzen Heer Pastoor, deze zou wel een
antwoord vinden Gij zijt arm, zou hij zeg
gen doch verdraagt ge uwe armoede, uwe
ellende in Gods naam, gij zult voor eeuwig rijk,
zalig, gelukkig zijn. Die in overvloed leven
moeten u ter hulp komen zij zullen aan God
rekening geven over het gebruik van hunnen
rijkdom. En die redeneering, Jan, zou ook
zonder antwoord blijven.
Jan. Luisterde men naar de leering der
priesters en niet naar het gerammel, naar de
logentaal der vrijmetselaars leerde men den
armen den katechismus en niet al die prullen
van onafhankelijke zeden, gijmnasliek en wat
weel ik al wij zouden de onheilen van het
communismus niet te duchten hebben.
Pier. Gij hebt gelijk, Jan. Maar, vriend,
ge zijt toch niet ounoozel genoeg om te denken
dat de minister van 't openbaar onderwijs zich
om 's lantR welvaart bekommert.
Jan. 't Is nogtans daarom dat wij hem
betalen.
Jan. Ja meesier zijn, allen wederstand
breken of verijdelen, de banden der vrijmet
selarij om alle gewetens slaan, op ootmoedige
slaven regeeren, dat wil bij, dat zal hij, indien
vorens zyne reputatie voor goed was gevestigd. Vaek
dacht hy aen de blondgelokte Anna, die zoo geduldig
op liet welslagen zyner pogingen wachtte. Er gaet
veel tyd overheen, alvorens men er in slaegt, zich
eene goede praclyk te verwerven, zelfs dan, wan
neer onze vrienden hun best doen, om ons aen te
bevelen en voort to helpen.
Toen er een jaer verstreken was, had Philip nog
niet voel schreden op de baen der fortuin gezet hy
wist, dal hy nu nog niet genoeg verdiende om in zyn
eigen ondchoud te voorzien. Het droombeeld van
een eigen thuis, door eigen arbeid verkregen, en be-
sluerd door een lieve vrouw, begon nevelachtiger te
worden. Het zou nog wel dry of vyf jaren duren,
dacht hy by zich ztlvcn, byaldien de zaken niet beter
vooruitgingen.
Op nieuwjaarsavond ontving by een briefje van
mevrouw Van Linde nberg, waerby hy werd uitge-
noodigd ten harent to komen. De samenkomst leidde
echter lot gccne bevredigende uilkomst, daer hy
Anna niet wilde prys geven, en de barones haer cen-
maet vastgestelde plan niei wilde laten varen. Maer
hy had bet geluk Anna even le zien, en dat sterkte
hem in zyn lyden voor haer. Na genoemd onderhoud
keerde alles tot het oude terug, maer de hoop van
onzen goedharligen Philip begon le verfiauvveu.
En viel hem echter een groot succes ten deel. Een
der aenzienlykslc kooplieden van Amsterdam droeg
hem eene mocilyke en ingewikkelde zaek op, en Phi
lip won haerdaerdoor werden hem meer processen
toevertrouwd, want gemelde koopman, die zeer te-
wij hem niet tegenhouden Gij noemdet hem
den minister der openbare goddeloosheid en
dat is, ja, zijn echte naam.
Jan. Hij de Vlamingèn verslaven Van
waar koomt hem zulk gedacht Pier, heelt die
man nog zijn vijf zinnen 01' kent hij de vlaam-
sche fierheid, de vlaamsche hardnekkigheid
niet
Pier. Zet u neer Jan en laat mij spreken
alles zal u klaar worden. In 1830 hebben
de Belgen het onverdraaglijk juk van den ket
ter Willem afgeworpen mijn borst draagt nog
hel teeken der wonde die ik, toen ter tijd, voor
de vrijmaking van mijn land ontving. Hoe
dachten wij ons vrij alsdan en vrij voor al
toos Wij juichten, wij jubelden Zoo ver
heugd was ik dat ik bekende en onbekende
zou omhelsd hebben als eenen broeder. Ei
laas geen vijftig jaren zijn vervlogen en de
banden die wij alsdan braken, de geuzen zou
den ze ons wederom willen om de armen
snoeren
Jan. Ja maar op mijn leven Ik beloof
het hun, zij zullen er niet in gelukken
Pier. Nauwelijks waren wij vrij of de
vijand loerde reeds op ons geluk dan reeds
bereidden de vrijmetselaars het juk dat zij ons
heden heel en gansch zouden willen opdringen
Jan, gij denkt niet welk gruwelijk plan zij ge
vormd hadden Zoo lielsch was het dat zij het
slechts aan de opperhoofden durfden kenbaar
makeu Zij wilden den godsdienst, den troost,
de hoop van armen rijk, in Belgie vernieti
gen zij wilden, zooals vrijdenker Van Hum
beeck zegt, a het lijk van het kntholieismus in
'l graf werpen Om daarin le gelukken
wat deden de schelmen Zich allengsker.s
van de opvoeding der jeugd meester maken
scheen hun een onfeilbaar middel. Eerst richt
ten zij de zoogezegde vrije maar inderdaad
goddelooze universiteit van Brussel in.Maar
scholen slichten, Jan, en die onderhouden,
vraagt geld en zelfopoffering en van geven of
zich zelven opofferen houden de geuzen niet.
Vrijdenker Verhaegen had wel te roepen, onze
heeren vrijmetselaars bleven doof. Wat gedaan
nogtans De duivel zelf, denk ik, kwam bun
ter hulp Maakt van de staatsscholen, scho
len van ongeloof en goddeloosheid, zeide hij
hun, gebruikt voor uwe inzichten het geld van
den Slaat, ja, de beurzen der katholieken, en
de goede uitval uwer pogingen is verzekerd.
Wat hun vader hun ingaf, Jan, dat hebben ze
uitgevoerd
Jan. Hoe ze zijn daarin gelukt?
Pier. Eilaas maar al te wel In de
hoogescholen van Gent, Luik, in de Athe
naeums, overal wisten hunne mannen binnen
te sluipen, alles wisten zij te bederven.
Jan. De universiteiten, de athenaeums
van den slaat zijn dus scholen geworden van
goddeloosheid en ongeloof?
Pier. Was dal u nog onbekend, Jan
Wel er is niet een kristene die zijn kinderen
nog zoo durven naar een athenaeum zenden
Zelfs de liberalen die nog een zierken geloof
hebben vertrouwen hunne zonen aan de Je-
suieten of aan de priesters.
Jan. Maar in die scholen, met ons geld
ingericht en ondersteund, durft men toch ze
kers onzen godsdienst niet beleedigeu
Pier. Over't algemeen neen. Noglhans
is het nu en dan al eens gebeurd. Maar, zeg
mij Jan, om door eene besmettelijke ziekte
aangetast te worden, is het van noode een bij
zonder vergif in te drinken
Jan. Volstrekt nietOver eenige jaren
heerschten de zwarte pokken in 't dorp. Bijna
al degenen die de kranken naderden werden
door de ziekte aangedaan. Ook, ik mag het u
vreden over den afloop van het rechtsgeding was,
beval hem overal aen, waer hem dit slechts mogelyk
was.
Op een snikheelen dag, in het laetsi van Augusty,
zat Philip alleen in zyn kantoor 't Was zoo drukkend
warm, dal zelfs de vliegen te traeg schenen om zich
te verroeren Philip was bezig geweest met sehry-
ven, en toen zyne laek was afgedaen, gleed de pen
uil zyne hand, en vaekte hy in diep gepeins verzon
ken. Zyne gedachten dwaelden over de groene vel
den en schaduwrvke bosschen, waerdoor hel koeltje
speelde, en verwylden in die streken, waer een zo-
mersche dag zich in zyne grootschc heerlykheid
vertoont Vervolgens begon hy zich af le vragen, of
do tyd wel ooit zou komen, waerop by mei Anna een
zomersche» dag zou doorbrengen lnlusschen was
er een gunstiger tyd voor hem aengebroken zyn
naem begon opgang te maken men sprak van hem,
als van dien in trek zynden advokael. Hy kreeg nu de
overtuiging, dal hy emdelyk zoude zegevieren,schoon
er nog vele jaren zouden moeten verlo.open, alvorens
hy zyne belofte zou kunnen gestand doen. Hy dacht
er over na, of Anna hel niet moede zou worden met
op hem te wachten, of dat hy wel billyk van zynent
weg handelde, door haer de beste en schoonste jaren
liaers levens in onzekerheid en afwachting te laten
doorbrengen.
Hy werd in zyne overdenkingen gestoord door zyn
klerk, die hem mededeelde, dal er een heer was, die
hem over eene gewichtige zaek wenschte te spreken.
Verdwenen waren nu de droomgezichten der velden
zeggen, uitgenomen onze goede Heer Pastoor,
de godvruchtige doktoor en eenige andere
brave personen, een ieder vluchtte de besmette
huizen. Immers, Pier, een pestige lucht inade
men is genoeg om door de pest aangerand te
worden.
Pier. Ehwel, Jan, de goddeloosheid is
nog besmettelijke!' en gevaarlijker dan de
zwarte pokken. Ons hart is zoo tot het kwaad
genegen en het is zoo gemakkelijk te zeggen
laat ons maar genieten en alle onze lusten vol
doen, wij hebben hier namaals toch niets te
vreezen Ook, vriend, is het genoeg met god
lasteraars te verkeeren om godlasteraar te
worden.
Jan. Nu versta ik waarom de katechis
mus ons zegt dat wij den omgang met ketters
neerstiglijk moet vermijden.
Pier. En zeg mij, Jan, welke ketters zou
den gevaarlijker zijn dan degenen die niet een
deel maer gansch de leering van Kristus ver
werpen
Jan. Zijn die leeraars dan zoo slecht?
Pier.Velen onder hen weten noch van God
noch van zijn gebod, en gaan noch naar kerk
noch naar kluis. In de klasse letten ze wat op
hunne woorden maar builen de klasse geeft
het vat uit wal het in heett. Zij zeggen alle
mogelijke kwaad van den godsdienst, de pries
ters en de kloosterlingen. Ge begrijpt, Jan,
welke leerlingen zulke meesters vormen.
Jan. HJilen brengen ♦uilen voort, zegt
het spreekwoord en zoo als de oudën zingen
zoo piepen de jongen—. Waren die meesiers
ten minste toch nog onpartydig
Pier. Wel, Jan, het zou niet deugen.
Zegt de Zaligmaker niet die met mij niet is,
is tegen mij Scholen zonder godsdienst
of scholen tegen den godsdienst dat is bijna
hetzelfde. Immers de kinderen redeneeren toch
zoo Onze meester spreekt nooit van God, 't
is een teeken dat hij aan God niet gelooft. Hij
is een geleerd man, wie weet of hij geene ge
gronde reden heeft om zoo te denken
Jan. Maar, Pier, zijn er dus volstrekt
geene goede leeraars meer in de athenaeums
Pier. Wel zekers, Jan, hier en daar is er
nog eene.
Jan. Wat doen die dan
Pier. Zij moeten zwijgen, stil zijn, zich
verbergen of anders zijn ze hunne plaats en
hunne broodwinning kwijt!
Jan. O die arme sukkelaars wat moeten
ze lijden van zoo altijd het mes op de keel te
hebben.
Pier. Hebt gij in het nieuwsblad niet ge
lezen wat onlangs te Bergen voorgevallen is
Gij weet wie Voltaire is. a Liegt, liegt
maar altijd op, er zal toch wel iets van over
blijven Ziedaar het groote princiep, de
groote zedenles van dien aartsvader der vrij
metselaars. Kristus' kerk verpletteren, dal was
het doel van zijn gansche leven.
Jan. O die schelmik zou hem willen
onder de handen hebben
Pier. Eli wel. Jan, een leeraar van Ber
gen was stout genoeg om in zijne klasse zon
der diepen eerbied van dien slechten kerel te
spreken.
Jan. En hij had groot gelijk
Pier. Dal was een schelmstuk dat niet
kon vergeven worden de geuzenbladen
schreeuwden en tierden onze leeraar werdt
door zijn oversten sterk berispt en was nog
gelukkig van niet schandelijk uitliet athenaeum
gejaagd te worden.
Jan. Voor zulk een daad zijn ambt ver
liezen is geene schande maar eene eer
Pier. Weinig later had een ander leeraar
•van hetzelfde athenaeum de onvergefelijke
en bosschen, en van een zomerschen dag met Anna
aen zyne zyde, en een oogenblik later stond hy te
genover een bejaerd heer van een edel en deftig
voorkomen, op wiens fraei gelael eene weemoedige
uildrukkiug lag.
De eigenaer van hel hotel, waer ik myn in
trek heb genomen, begon de heer, heeft my ge
raden, uw advies in le winnen en u te raedplegen.
Myne zaek is van zeer ireurigen aerd, en misschien
wel zulk eene als ge nog niet onder handen zult heb
ben gehad, maer ik kan niet builen den raed van een
ongemeen kundig rechtsgeleerde.
Philip maekte eene buiging voor het compliment
aen zyn adres, nieuwsgierig tevens, wat de vreemde
ling hem nu verder zou hebben mede te deelen.
De vreemde heer nam een stoel, en bleef eenige
oogenblikken zitten, zonder een enkel woord te spre
ken, gedurende welke tyd Van Megen met belang
stelling een blik op zyn edel maer zwaermocdig ge
lael wierp.
lk zal u wat over myn verledeu moeten be
zighouden, zeide de vreemdeling, opdat ik u een
helder inzicht in myne zaek kan geven ik zal zoo
kort mogelyk zyD.
Ik heb besloten, niets onbeproefd te laten,
om haer uit le vinden, ging de vreemdeling voort,
lk kan haer een aenzienlyk fortuin nalaten ik
voel my gedrongen, haer schadeloos te stellen voor
hare ballingschap en geleden armoede. Arm meisje
Van haer, die bestemd was, om in weelde, hoogen
stoutheid van de welbekende waarheid te zeg
gen de leerlingen der Jesuieten, zoo sprak
hij tot zijne scholieren, zijn beter opgevoed
dan gijDan moest ge de geuzenbladen ge
lezen hebben wat geroep, wat gelier
Jan. En wat deed de ongelukkige leeraar?
Pier. Om zijn ambt te behouden, en al die
liberale helhonden te paaien, wierp hij hun de
verklaring dat hij ook liberaal was
Jan. Welke schandelijke zwakheid En
liet men hem zijne plaats
Pier. Die muizen en ratten op zijn zolder
loopen heeft, vangt de ratten eerst en laat de
muizen nog wat loopen. Zoo deed ook ons mi
nisterie de goeverneurs van Henegauwen en
West-Vlaanderen, de prins deCaraman-Chimay
en ridder Ruzette, de katholieke district-com
missarissen, de drij achtbare bestuurders der
normaalscholen liepen hun 't meest in den weg
en die stelden zij eerst op de eerlooste wijze
af. Dezen waren de groote, de gevaarlijke vij
anden der goddeloosheid van dezen moest
men zich vooral verlossen, aan de kleine vijan
den zullen zij later denken.
Jan. Ik hoop wel dat zij dien tijd niet zul
len hebben Maar, Pier, wat uur is 't al,
vriend Als ik met u aan 't kouten ben, denk
ik aan uur noch aan tijd
Pier. Mijn uurwerk wijst half twee.
Jan. O dan moet ik mij haasten Onze
lieve Heer geeft ons prachtig weder Ik heb
daar nog een plekje land om te graven en ik
hoop wel den vóóravond gedaan te hebben.
Is er geen belet zoo koom ik rond zes uren
wederom ten uwent.
Pier. Er is volstrekt geen belet, mijn
vriend In tegendeelMijne kinderen gaan
dezen avond bij oom Karei een kaartjen slaan;
zij willen mij kost wat kost mede hebben,maar
indien gij koomt dan zullen ze mij wel te huis
laten. Gij verstaat, vriend lief, een man van
mijne jaren houdt aan dat uitloopen niet meer.
Jan. Dus, vriend Pier, zoo gezegd, zoo
gedaan tot dezen avond.
(Wordt voortijezel.)
Op Dijnsdag, feestdag van O.-L.-V. Bood
schap, werd alhier door den heer J. Planc-
quaert, advocaat te Audenaarde, eene voor
drachtgehouden over de wet van het jaar 1842.
In eene welgepaste taal deed spreker uit
schijnen op wat manier het geuzenministerie
te werk gaat, om uit ons katholijk België den
waren godsdienst te doen verdwijnen. De ge
meentevrijheden, waarvoor onze vaderen zoo
dapper hebben gestreden, worden door onze
geuzenministers achteruilgeschoven en mis
kend, van godsdienstig onderwijs, van chris
telijke opvoeding willen zij niet meer hooren
zij willen niet meer dat aan de kinderen voor
gehouden worde, dat zij van God en voor God
geschapen zijn, dat men hen leere leven vol
gens de wel van God, dat men hun zegge Gij
zult uwen vader en uwe moeder eerbiedigen
en bijstaen Gij zult niet stelenZij willen
den priester buiten de school, en daarin willen
zij plaatsen meesters naar bunnen leest ge
vormd, meesters gemaakt naar hun eigen
beeld en gelijkenis die het bestaan van God en
der ziel loochenen. De priesters willen zij in
de school niet meer zien het godsdienstig on-
derwys zal er gegeven worden door vrijden
kers en godverloochers, die door den zuren
arbeid van den vrijen katholieken bur
ger, zullen moeten onderhouden, en met het
zweet van den armen godvreezenden werkman
slaet en weelde te leven, weet niemand wal of waer
zy thans is Ik heb een gedenktecken opgericht ter
herinnering aen Ladislaus Koski en Maria zyne
vrouw maer ik gevoel, dat ik myn broeder ongaer-
ne zou wederzien, zonder zyn kind te hebben ge
vonden.
Na nog eenige woorden le hebben gesproken,
stond de heer Koski om op het kantoor le verlaten.
Philip verzocht hem, binnen twee of dry dagen terug
le komen, in welken tyd hy hoopte eenige ontdek
king tc zullen hebben ge'daen. Hy nam het portret,
om het aen den vreemden heer te geven, die zyne
hand uitstak om het aen le nemen.
Bekyk dat gclaet eens, zeide de heer Kos
ki. «Zulk een schoon gelact zult ge niet dik wyls
zien.
Philip opende het doosje. Eenige oogenblikkeo
stond hy als aen den grond genageld van verbazing,
toen wreef hy zich met de hand over de oogen, even
als of hy niet goed had gezien want zoo waer als
de zon aen den lichiblauwen hemel scheen, zoo
zeker gaven hem de trekken van dit beeld het gelael
zyner Anna terugHet zelfde glanzige, goudgele
haerdezelfde lichtbruine oogen dezelfde glim
lachende lippen. Onderaen den voet van het portret
stond geschreven Maria Koski en nu wist hy
dal het meisje, dat hy beminde en eenmael hoopte
tol echtgenoot le krygen, de dochter van de schoone
en ongelukkige Poolsehe dame was.
(Wordt voorlgeiM.)