het doorgaan der deurgordijn, lost hem de moordenaar,
achter hem staande, met vaste hand in den nek, in het
verlengde merk, een vuurschot, dat hem op den grond
doet rollen, door cene bliksemsnelle dood getroffen.
Hier volgt de uitleg van Leon, die eerst beweert dat
het een ongeluk is; maar dit niet kunnende staande
houden, de moord bekent, maar Bernays als aanvaller
beschuldigd, enz. Doch dit alles is niet mogelijk, vol
gens de mannen van de wetenschap het uitleggen.
Naast die onmogelijkheid hebben de opzoekingen
der mannen van de wetenschap er nog veel anderen
aangeduid. Het zou nutteloos zijn dees verhaal te ver
lengen zoo om voor een punt dat reeds zoo duidelijk is,
al de uitslagen van hunne wettenschappelijke opzoekin
gen uit een te zetten.
Laat ons enkel dus zeggen in den nek getroffen
door eene wonde die bijna niet gebloed heeft, valt Ber-
op den grond, het hoofd gebogen en verliest la l
neus eene overgroote hoeveelheid bloed, ongeveer 25o
grammen, aieden bloed plas uitmaakt, welke aan den
voet van den bureau minister gevonden werd.
Die bloedvloeiing langs dea neus heeft te lang ge
duurd opdat Peltzer zooals hij beweert, het lijk on-
middelijk in eenen zetel zou kunnen overgebracht heb
ben. Indien hij waarheid spreekt, zouden de kleeren
van Bernays even als die welke de moordenaar aan
had en die hij uitgedaan heeft na de misdaad, met aan
zienlijke bloedvlekken besmeurd zijn. Het lijk, onder
andere, dat in den zetel geplaatst was, zou er mede
overdektjzijn geweest want op de kleederen van Pehzer
treft men enkel op de manchetten van het hemd eenige
flauwe bloedvlekjes aan en twee kleine vlekjes aan
zijnen frak.
Dat men daarbij opmerke, volgens de beweering van
den beschuldigde, met hoeveel haas* dit toonecl ge
beurde Bernays komt ten half-elf aan in het huis der
Wetstraat. Voor n u. 51 is Leon Peltzer reeds aan de
Zuiderstatie, in het ander uiteinde van Brussel. Hij
moet gedurende deze korte tusschenpoozen, al de inci
denten plaatsen die hij verhaalt; de woordenwisseling
met Bernays, zijnen dood, de poging door den moorde
naar aangewend om zijn slachtoffer terug tot het leven
te roepen, dan, wanneer hij ziet dat het dood is, die
akelige en nuttelooze verplaatsing van het lijk; de ver
andering van kleeding van Peltzer, het opstellen van
zijnen brief aan den coroner en eindelijk zijn weg, ge
deeltelijk te voet afgelegd, tot aan de Zuiderstatie.
De zaken kunnen zoo niet gebeurd zijn en het kan
niet in den geest komen om te gelooven, dat het hard-
vochtigste en het meest verdorven schepsel zich zeiven
genoeg meester zou kunnen worden om met zooveel
snelle juistheid te werk te gaan.
De beschuldigde bedriegt ons dus nogmaals; de rede
en de wetenschap zijn het eens om het te oevestigen.
En, als hij ons bedriegt, is het ongetwijfeld om van de
moord, die hij bekent, de omstandigheid van voorbe
dachtheid af te weren, waarvan hij het bewijs vreest
voor zich zeiven en nog meer voor zijnen broeder Ar-
mand, den aandrijver der misdaad. Alles is voortaan
voltrokken, de moordenaar heeft de vlucht genomen.
Hij komt den 7 Januari, ten 6 ure 's avonds, zijne he-
weering is ten dien opzichte onderzocht, te Aken aan.
Wij hoeven hem niet in zijne vlucht te volgen noch zijn
verblijf van twee maanden in Duitschland te verhalen,
eerst te Aken, daarna te Weenen zich onder valsche
namen verbergende die hij onophoudend veranderde
om voortgaande met zijnen broeder Armand eene ge
heime briefwisseling te on Jerhouden.
Die briefwisseling moest de beschuldigden noodlot
tig worden en, eindelijk tot hunne aanhouding leiden.
Reeds sedert eenigen tijd vermoedde het parket de te
genwoordigheid van Leon in Europa en zijne betrek
kingen met zijnen broeder, toen den 5 Maai t. de loyale
stappen van een achtbaar man die al te lang bedrogen
werd, er de bewijzen van leverden.
Doktor Lavisé, moedig eene oude vriendschap opof
ferende voor het volbrengen van zijnen plicht, maakte
den onderzoeksrechter bekend dat hij, buiten zime
weet tot bemiddelaar diende van de brielw issehng der
beschuldigden en dat, denzclfden morgend, Leon te
Brussel was geweest. In den nacht, zegde de heer
Lavisé, is Armand mij komen vragen om Leon te
ontvangen; ik was als verpletterd; ik dacht, volgens
zijn broeder mij onophoudend herhaalde, dat Leon
in Amerika was. Zijne verklaring, zijne houding wa-
ren voor mij eene veropenbaring, vooral wanneer hij
mij zegde, in eenen staat van buitengewone opgewon-
denheid Er is mij iets verschrikkelijks overgeko-
men en 't is een ramp Leon komt ten 4 ure 38 mi-
nuten in de Noorderstatic aanOvertuigd van hunne
schuld, moest ik het gerecht inlichten.
Toen Mevr. Peltzer onderricht werd door doktor
Lavisé over de stappen door hem gedaan en over de
aanhouding van haren zoon Armand, die er het gevolg
van was, liet die ongelukkige moeder, in de uitstorting
van eene overgroote smart, op een oogenblik dat men
aan geene veinzerij denkt, zichdenvolgendcngewetens-
kreet ontvallen Maar dan zijn ze schuldig Dat
is mijn gevoelen, antwoordde M. Lavisé. en het is de
overtuiging hunner schuldigheid die mij heeft doen
besluiten te spreken.
De arme vrouw liep alsdan als uitzinnig heen en
weder de kamer, zich tegen de muren werpende, zeg
gende en steeds herhalende Twee zonen1 wee zonen
moordenaars Eene schandige misdaad Hij zal mis-
bruik gemaakt hebben van de zwakheiJ van zijnen
«broeder Leon..., en dat alles voor die vrouw
li* Bijgevolg zijn Peltzer Leon en Peltzer Armand be
schuldigd van te Brussel, den 7 Januari 1882, vrijwillig
eenen manslag gepleegd te hebben, met het inzicht den
dood te veroorzaken en met voorbedachten rade, op
den persoon van Guillaume Bernays, en zulks, hetzij
door rechtstreeks aan hare uitvoering medegewerkt te
hebben,hetzij doorwelkdanigfeitvoorhare voltrekking,
eene hulp verleend te hebben, zonder dewelke de mis
daad niet zou kunnen gepleegd zijn, hetzij door rechts
treeks tot die misdaad aangezet te hebben, door giften,
beloften, misbruik van gezag of van macht, listen of
schuldige kuiperijen.
Waarover het assisenhof der provincie Brabant zal
uitsprak te doen hebben.
Gedaan op het Parket, den 7 September 1882.
Voor den Prokureur-Generaal.
De advokaat-Generaal.
(Geteekend.) A. Van Maldeghem.
Bewijsstukken.
Onder de bewijsstukken welke op de groote tafel,
▼oor de rechters liggen, bevindt zich de schedel van
Bernays. Deze schedel werd bij de lijkschouwing
gebroken en dan weêr aaneen gehecht bij middel
van scharnieren in koperdraad, die den aanschou
wer toelaten de verwoestingen na te gaan, door den
kogel teweeg gebracht.
Een flacon met wyngeest bevat afzonderlijke doe
len van het vel van den nek en der slapen in eene
andere flacon, waarop een etiket staat, hebben de
wetsdoktors splinters van den schedel van het
8lachtoffel bewaard.
Onder de bewijsstukken bemerken wij nog
1. Eene doos met stukskens van den kogel, bij de
lijkschouwing van Bernays gevonden.
2. Het wapen dat gediend heeft om den moord te
plegen, Dit wapen is van engelsche fabrikatie het
heeft den vorm van een salonpistool, model Flo
bert. Het is een wapen met een schot en op baskuul,
kaliber 0,005, waarmee kan geschoten worden met
Flobertkogels en de ronde kardoes met Sharpsko-
gel. Het wapen is gegroefd, schiet juist en de kogel
heeft groote kracht, alhoewel zeer klein.
Het pistool weed door Henry Vaughan gekocht
bij M. Frederik Baker, 88, Fleetstreet, te Londen,
tegen twee pond sterling.
Verders al de revolvers gevonden in 't huis der
Wetstraat, op den oogenblik der ontdekking van
het lijk Bernays revolvers aangeslagen bij Armand
en James Peltzer aantal kardoezen zakdoeken
met de letterteekenen H. V. drie vrouwenpor
tretten in bezit gevonden van Leon öp het oogenblik
zijner aanhouding de bokalen met de darmen van
Beruays eene goeie reiszak de sleutels van
hethui8 der Wetstraat het portet van Madame
Bernays enz.
Na de zitting.
De gendarmen dis 's morgonds veel moeite gehad
hadden om het volk tegen te houden toen de betich
ten uit het rijtuig stapten, hebben na de zitting het
dievenkarken op de binnenplaats van het paleis van
justicie doen komen en post vatten voor den ingang
van het parket van het hof van beroep. De menigte
verdrong zich rond het karken, en intusschen kwa
men de betichten op straat langs de plaats van het
Justicie Paleis, alwaar zich slechts eenige nieuws
gierigen bevonden.
Opening dor zifling van 27 nov.
Reeds vóór 8 ure staat er eene ontelbare .volks
menigte voor 't paleis van justiciedrukke gespreken
worden gevoerd, die meer dan eens een overgroot
gedruiseh te weeg brengen.
Het volk staat als gepakt op elkander De per
sonen, die van kaarten voorzien zijn en hunne plaats
bezetten, zien eensklaps, de gereserveerde plaatsen
door het publiek ingenomen worden.
Ton 9 ure juist worden de beschuldigden aange
voerd, geëskorteerd door de gendarmen.
De bewijsstukken, die voor de rechtbank liggen
uiteen gespreid, worden gretig in oogenschouw
genomen.
Ten 9 1{4 ure klinkt de bel voor de audiencie
worden de gezwoornen opgeroepen.
Het hof is gepresideerd door M. Demeure de
bijzittende rechters zijn MM. Brugmannen Jamar,
ondervoorzitters van de rechtbank te Brussel.
De verdedigers MM. Van Calster, Robert, Picard
en Lejeune bevinden zich aan de bank der verdediging.
Leon en Armand Peltzer worden binnengeleid;
eene groote beweging van nieuwsgierigheid ontstaat
in do zaal die opgewondenheid bedaart lang
zamerhand.
Leon Peltzer schijnt verschrikkelijk verouderd
te zijn.
De houding van dezen beschuldigde is zeer
neerslachtig.
Armand Peltzer antwoordt kortaf en zelfs eenig-
zins nijdig op de vragen, die hem worden toegericht
over zijne idenditeit.
Als de voorzitter Leon ondervraagt over zijn pro
fessie of broodwinning, heft hij do schouders op.
Hij heeft meer en meer een ontmoedigend uitzicht.
De beschuldigden neergezeten wordt de jury, die
met het beoordeelen dezer gewichtige zaak zal
belast zijn, als volgt samengesteld
MM. Anthoon Thierry Theophile Versluysen
Francis Geens Pierre Godefroy August Sève
Albert Craeninckx J. B. Leclerq G. Taymans
J. Dechamps J. De Ridder L. Campotoslo L.
Van Elder L. DelzaertJ. J. D^e Neck.
Het openbaar ministerie van zijnen, en de verde
diging van haren kant hebben hun recht van recu-
satie, bij het vormen van den jury uitgeput.
De lezing van de akt van beschuldiging va: gt aan.
De beschuldigden luisteren aandachtig.
Moer en meer zien wij dat Leon Peltzer rn er dan
tien jaren verouderd is.
Zijne houding blijft altijd nederig ontmoedigd.
Meer dan eens buigt hij het hoofd, als wil bij
zijne ontroering verbergen.
Wat Armand aangaat deze schijnt ongeduldig,
lastig te zijn bij de overgroote nieuwsgierigheid
waarvan hij het voorwerp is.
Armand Peltzer behoudt nog altijd die soort van
trots, van koele stoutmoedigheid welke hij altijd
aan den dag legde, niet alleen voor den moord, in
het openbaar leven maar ook tijdens de instruktie.
Op het oogenblik dat de greffler de passage leest
in de akte, waarin vermeld wordt dat Vaughan alle
pogingen aanwendde om het spoor van zijn verbljjf
op een ander te doen verdwijnen, glimlacht Leon
Peltzer.
Armand blijft bedaard, koel zelfs hij schijnt
weinig aandacht te geven aan de lezing, die zijnen
broeder betreft hij luistert integendeel aandachtig
naar 't geen hem aangaat.
Leon spreekt herhaalde keeren met AL Van
Calster en Picard.
Armand, die den trek voelt van een open venster,
doet een witten foulard aan en Leon vraagt dat men
dit venster zou sluiten.
Het openbaar ministerie doet hieraan gehoor gaven,
echter niet zondereen lichten grimlach te doen blijken.
Het is opmerkelijk dat er altijd een zekere afstand
tusschen de Peltzers blijft op de bank, waarop zij
gezeten zijn.
Armand schuift als het ware met afkeer van zijnen
broeder weg, wiens houding altijd meer nederig is.
Bij de passage waarin het tooneel vermeld wordt
van de misdaad zelve, is Leon blijkbaar hevig
ontroerd.
Zijn gelaat teekent de gevoelens in zijn bin
nenste duidelijk af.
De beschuldigde doet tot tweemaal de oogen dicht,
alsof de woorden van de akte, hem weêr gansch het
tooneel in het huis der Wetstraat, voor het gezicht
brengen.
Dan spreekt hy, met veel drift, tot zijne verde
digers, als gaf bij hun uitlegging over de woorden
van de akte van beschuldiging.
De gelaatskleur van Leon is koortsachtig.
Op het einde der lezing van de akte, daar waar de
gedenkweerdige woorden staan van de moeder der
Peltzers, toen zij wanhopig in de kamer bij Lavisé
rondliep en uitriep Twee zoons... twee zoons...
moordenaars... Eene eerlooze misdaad... Hij zal
misbruik gemaakt hebben van de zwakheid van
zijnen broeder Leon... en dat alles voor die
vrouw... als, zeggen wij, die woorden ge
lezen worden, wordt Armand doodsbleek en wendt
het hoofd om.
Die woorden, al zijn ze dan ook reeds algemeen
gekend en gelezen, doen op het publiek nog een
diepen indruk.
De lezing van de akte is ten 1 uur geëindigd.
Men gaat over tot het oproepen der namen van
de getuigen.
M. Eduard Pecher en Julie Pecher, vrouw
Bernays zijn gedagvaard als getuige tot ontlasting.
Overigens al de Pecher's zijn als getuige op
geroepen.
De lezing van de lijst der getuigen dunrt ongeveer
een half uur.
Na de •oproeping van de lijst der getuigen, wordt
de zaak tot 's anderendaags verschoven.
Zitting van 2S december.
Een aantal nieuwe bewijsstukken liggen voor het
hof een tiental reiszakken en een stuk in het huis
der Wetstraat uit het vloertapijt gesneden. Op dit
stuk is het bloed na den moord samengevloeid. Dit
stuk tapijt is in eenige houten planken gepakt.
De advokaten zien er vandaag meer bekommerd
uit dan gisteren.
Ten 9 ure 40 min. doet het hof zijne intrede in de
zaal en worden do betichten binnengeleid. Leon
Peltzer buigt diep voor het hof. Armand maakt eene
kleine neiging met het hoofd.
Armand schijnt buitengewoon gerust, doch nog
altijd zeer ernstig. Leon ziet nieuwsgierig voor zich
uiL eu grimlacht van tijd tot tijd.
De zitting vangt aan met de ondervraging van
Leon Peltzer. Deze bekent zijn slecht verleden en
deflnanciëele verlegenheden welke hem genoodzaakt
hebben Europa en later ook Buenos-Ayres te ver
laten
Ondervraagd aangaande de valsche namen door
hem aangenomen, noemt hij dat een kinderspel.
Hij bekent Armand te Parijs gezien te hebben en
zegt dat hij 3000 frank van Murray heeft ontvangen;
deze was echter niet te Parijs.
Leon verklaart verder dat hij te Parijs met Ar
mand inderdaad gesproken heeft over het huishou
den van Bernays. Loon heeft tot Armand gezegd dat
madame eene goede partij voor hem zou zijn, indien
het kon gebeuren dat haar man eenen natuurlijken
dood stierf.
Armand was droevig over dat gezegde.
Op de vraag van den voorzitter, waarom hij zich
te Parijs eene pruik heeft gekocht, antwoordt Leon
dat het was op aanraden van Murray.
De Voorzitter doet hem opmerken dat hij reeds
verklaard heeft dat Murray niet te Parijs was.
Deze opmerking doet Leon verschrikken.
Hij zegt dat zijn inzicht was zich te doen doorgaan
voor eenen Engelschman.
Ondervraagd waarom hij van zijne kleeren alles
heeft afgedaan wat hem zou kuDnen doen herkennen
hebben, zooals de knoppen van zijnebroek enz..ant
woordt hij dat de knoppen van zijne brook afge
sprongen zijn,daags voor zijne bijeenkomst met Ber
nays. Dat is dus geen berekend spel maar eenvoudig
een toeval.
Het huis van den heer Almeyn, in de Wetstraat
n. 159, 't is te zeggen het huis waar de misdaad is
gepleegd, zegt Leon gehuurd te hebben op aanrading
van Murray.
Hij bekent verschillende telegrammen met Armand
gewisseld te hebben.
De pistolen welke hij gekocht heeft moesten,
zegt hij, voor niets anders dienen dan om zich te
oefenen in het schijfschieten.
De heer voorzitter doet opmerken dat Leon in
betrekkingen is geweest met verscheidene advoka
ten, doch dat hij aan niet één van deze geld gezon
den heeft.
Aan Bernays Dochtans heeft hij 500 frank gezon
den, ongetwijfeld met het inzicht hem in samen
komsten te lokken en alzoo het middel te vinden om
hem van kant te helpen.
Het verder verhoor van Leon loopt over de reizen
van Vaughan naar Amsterdam, Hamburghet
levert geen direkt belang op.
Leon verhaalt als volgt het tooneel van den moord:
Bernays heeft hem herkend en uitgescholden voor
falsaris en bankroetierhij dreigde Leon aan te
klagen. Leon heeft hem achtervolgd met e<nen
revolver in do hand hij dwong hem in het kabinet
weêr te keeren en in een oogenblik van opgewon
denheid heeft hij het schot gelost.
- Ik mag verklaren, zegt Leon, dat ik geschoten
heb in een oogenblik dat ik het bewustzijn niet meer
had van mijne daden. Nooit is een gedacht van dood
in mijnen geest gekomen. Leon beweert nog dat
Bernays hem bloedig beleedigd heefthij weigert
nogtans die beleedigingen te doen kennen. Ik wil,
zegde hij, mijne vrijheid behouden te verklaren wat
ik wil.
Na de ondervraging van Leon, wordt de zitting
ten 12 ure 20 minuten opgeschorst.
Ziitinfi; van 29 November.
De zitting werd geopend ten half tien de betich
ten schynen zeer gerust te zijn. De griffier doet de
naamoproeping dor getuigen.
De getuige Rommens, klerk, te Antwerpen is
overleden; Jenny Guidon, gouvernante te Londen,
heeft men niet kunnen vinden Marie Pecher, Ma
dame Deroubaix, is ziek.
Verscheidene andere getuigen zijn insgelijks door
ziekten of anderzins belet te komen.
Bij de naamoproeping van den coiffeur Daumouohe
ontstaat er eene groote beweging onder 't publiek.
1" Getuige Willemuers, proZtiireur
des lioniiigs.
Deze getuige verhaalt dat hij op 18 januari eene
depeche ontving van den prokureur des konings,
M. Berré, waarin deze vroeg of in het huis der
Wetstraat, 159, geen Vaughan woonde, die hem
geschreven had dat hij, in dat huis, bij ongeval den
advokaat Bernays gedood had.
De policie begaf zich bij den eigenaar Almeyn, die
verklaarde dat hij zijn huis verhuurd had aan eenen
persoon, die den naam had opgegeven van Vaughan.
M. Almeyn verzette er zich eerst tegen dat men
het huis binnendrong, doch stemde eindelijk toe.
Men kon het deurslot echter niet openbreken en
men moest binnengaan langs een venster.
Toen de prokureur van Brussel in de Wetstraat
aankwam, vond hij er de policie de prokureur
Berré van Antwerpen, was daar geweest, doch
reeds vertrokken.
Getuige geeft eene beschrijving van het huis. Aan
het uiteinde van den gang was een kabinet, dat
alléén gemeubeld was. De andere kamers waren
leeg. Enkel en alleen hingen er gordijnen aan de
vensters.
In het kabinet brandde een gazvuur en een gaz-
lamp doch deze brandde niet toen men binnen was
gekomen. Het was Mr Delvaux, de advokaat die
zich daar bevond, niet de policie, die de lamp had
aangestoken met een stekske.
Op eene tafel lagen vijf revolvers; op het bureau-
minister lag een pistool.
Op den vloer zag men een plas bloed. In eenen
fauteuil lag het lijk van Bernays, de armen afhan
gende de trekken waren niet misvormd, de hand
schoenen vastgeknoopt, het haar was in orde.
Nevens eene waskom met water, lag een fleschke
ammoniak en wat.
Voor aan den trap, die van den gang naar boven
leidde, stond een lanteern die zeer zwak brandde.
In eene bovenkamer stond een bed dat niet was
opgemaakt. Het is eerst 's anderdaags, dat men den
ring gevonden heeft op eene tafel in de bovenkamer;
deze droeg de namen - Henry-Lucy.
In den gang brandde een gazbek. De policie-kom-
missaris Van Stayen had, bij het binnenkomon, met
zijnen paraplu tegen den robinet gestooten en de
viam was opgestegen, de gazbek brandde dus leeg.
M. Willemaers geeft eenige inlichtingen over
den brief van Vaughan in het huis gevonden men
kent dien brief welken vroeger is publiek gemaakt.
Toen getuige vernam dat Vaughan in het hotel
Britannique gelogeerd had, was hij verwonderd dat
de slaapkamer in het huis der Wetstraat zoo arm
zalig gemeubeld was.
Hij heeft van het begin gedacht dat er een vooraf-
beraamden moord gepleegd was. Vaughan was ver
momd. Hij had overal zijne visietkaartjes verspreid;
in het huis Wetstraat lagen notas van hotels uit ver
schillende steden, behalve van Parijs.
Het was zeker dat Vaughan een aangenomen
naam was en dat do persoon, die hom droeg, alles
had voorbereid om zijne personaliteit te verbergen.
Vaughan moest den advokaat Bernays van Ant
werpen kennen, want den 7 januari stond hij aan
een der vensters op de komst van den advokaat te
wachten.
Op de vraag welke reden er waren om te gelooven
dat Vaughan Leon Peltzer was, antwoordt M. Wil
lemaers dat verscheidene getuigen verklaarden dat
Vaughan Belg zijn moest en dat men dus in België,
zolfs in de omgeving van Bernays zoeken moest.
Men wist reeds dat het huishouden-Bernays in
twist en tweedracht leefde, men kende de betrek
king van Peltzer met dit huis en van het eerste
oogenblik af heeft het openbaar gerucht de Peltzers
beschuldigd van den moord.
Niettegenstaande alle pogingen om dit gerucht te
onderdrukken, bleef het hardnekkig aanhouden
men zegde 'dat Armand het lief van Madame
Bernays was.
Vaughan had talrijke overeenkomsten met Leon
hij sprak verschillende talen zooals deze zijn ge
schrift geleek op dat van Leon het portret kwam
ook overeen met dat hetwelk men van hem opgaf.
Armand verklaarde nogtans altijd, op eenen toon
van groote openhartigheid, dat Leon in Amerika
was; hij zwoor zelfs op het hoofd van zijo kind dat
het zóó was.
Wat Murray aangaat, alle opzoekingen zijn
vruchteloos gebleven. Men heeft al de aanwijzingen
van Leon nagespoord, in alle steden door Leon aan
geduid, te Bordeaux, Liverpool, Glasgow en Man
chestester, en nogtans is er Diets gevonden, dat een
spoor van dien persoon aanwees.
Na eenige ondervragingen van weinig belang
voor den lezer, wordt de tweede getuige gehoord,
11. lieiclfü, onderzoeksrechter.
Deze verhaalt [de ontdekking van het lijk van
Bernays, zonder nieuwe bijzonderheden.
In het kabinet van het huis der Wetstraat, was
alles volkomen in orde. Niets, noch in het kabinet,
noch op het lijk, duidde aan dat er eene worsteling
had plaats gehad.
De ondervraging van M. Ketels rolt verder over
het onderzoek door hem ingesteld, onderzoek waar
van de omstandigheden gekend zijn.
Betrekkelijk de verklaring van M. Stang te Man
chester, herhaalt hij do inlichtingen door AI. W:l-
lemaers gegeven. Indien iemand in mijDon weg
staat, had Leon aan Strang gezegd, zou ik niet aar
zelen hem van kant te maken.
Ondervraging van Armaml l'eltzcr.
De zitting wordt ten 1 uur hernomen.
Armand Peltzer hoeft thans de eerst9 plaats g)-
nomen. M. de voorzitter begint onmiddellijk zyne
ondervraging.
Armand verhaalt dat hij met Bernays heeft kennis
gemaakt ter gelegenheid der failliet van zijn broeder.
Dat hij bij Bernays kwam in 1876 zooals in 1877 en
in 1879, alhoewel de getuige Pfister beweert dat hy
in 1879 twee drie maal per dag kwam. Wij zullen
die getuige hooren, zegt Armand;op de ondervraging
van den voorzitter of hij dikwijls den avond door
bracht bij Bernays en of hij er niet soms bleef tot
middernacht, wanneer Bernays reeds van 10 uren
was gaan slapen, antwoordt hij Ik was met
Aladame en andere personen. Wat du dit feit betreft,
M. Bernays ging ten 10 slapen omdat hij dit goed
vond en hij wist dat ik mij als homme du monde
tegenover zijne vrouw zou gedragen.Er is nooit iets,
voegt hij er by, tusschen hem en madame voorge
vallen dat do fantaisie van den beschuldigingsakt
wettigt. Aangaande het bezoek des middernachts van
Armand bij Madame Bernays, toen haar echtgenoot
er niet was, zegt eerstgenoemde dat men hem .was
komen roepen omdat madame ziek was; er is te meer
tusschen beiden niets gebeurd wat niet mocht
gebeuren.
Over de reis naar Creusnach zegt de beschuldigde
dat Madame Bernays met haar zoontje was,dat. beide
bij hem in de salon gedineerd hebben en dat hij zich
tevens altijd als een galant homme gedragen heeft.
Madame Bernays kwam ook bij u, zegt de heer
voorzitter, zij heeft zelfs het toilet gekocht voor uw
dochter en wel eens een reiskoers voor u betaald
aau eenen koetsier,
V. Mad. Bernays kwam bij u, zooals gy bij haar
kwamt
A. Wanneer ik alleen was, heeft Mad. Bernays
eens de goedheid gehad mijn huis te schikken. Dit
was bij wete van haren man, van iedereen. Sedert
mijne moeder uit Antwerpen vertrokken is, heeft
Mad. Bernays den voet niet meer bij mij gezet.
Zij heeft slechts enkel eens voor het toilet van mijn
dochterke gezorgd.
Gij zijthier in strijd, zegt de voorzitter, met de
verklaring van Mad. Bernays zelfMad. Bernays
bekent zelf dat zij gewoon was voor u aankoopen te
doen.
A. Ik protesteer zou een homme du monde, zooals
ik, gedoogen dat eene vrouw voor hem aankoopen
doet. (Gelach onder het publiek).
Indien zij eens eene koers voor my betaald heeft,
is dit gebeurd met mijne toestemming.
A'ervolgens ondervraagd over de briefwisseling
die hij met Mad. Bernays onderhield.zegt Armand dat
hij wel brieven schreef aan de echtgenoote Bernays
doch geene drukke briefwisseling met haar onder
hield zooals M. de Aroorzitter wil doen aannemen.
Te meer, mijne meid Mad. Duponche heeft u ver
klaard dat ik bijna dagelijks brieven ontviDg tus
schen 10 en 12 ure 's avonds hewel, deze brieven
kwamen van Auctor Pecher, die mij den toestand
zijner zuster, Mad. Anspach, bekend maakte, welke
zich alstoen te Menton bevond en waarin ik veel be
lang stelde.
Vervolg in ons aanstaande nummer.)
Druk. Vande Puttc-Goossens, 10, Lange zoulstraat, Aelst-