het doorgaan der deurgordijn, lost hem de moordenaar, achter hem staande, met vaste hand in den nek, in het verlengde merk, een vuurschot, dat hem op den grond doet rollen, door cene bliksemsnelle dood getroffen. Hier volgt de uitleg van Leon, die eerst beweert dat het een ongeluk is; maar dit niet kunnende staande houden, de moord bekent, maar Bernays als aanvaller beschuldigd, enz. Doch dit alles is niet mogelijk, vol gens de mannen van de wetenschap het uitleggen. Naast die onmogelijkheid hebben de opzoekingen der mannen van de wetenschap er nog veel anderen aangeduid. Het zou nutteloos zijn dees verhaal te ver lengen zoo om voor een punt dat reeds zoo duidelijk is, al de uitslagen van hunne wettenschappelijke opzoekin gen uit een te zetten. Laat ons enkel dus zeggen in den nek getroffen door eene wonde die bijna niet gebloed heeft, valt Ber- op den grond, het hoofd gebogen en verliest la l neus eene overgroote hoeveelheid bloed, ongeveer 25o grammen, aieden bloed plas uitmaakt, welke aan den voet van den bureau minister gevonden werd. Die bloedvloeiing langs dea neus heeft te lang ge duurd opdat Peltzer zooals hij beweert, het lijk on- middelijk in eenen zetel zou kunnen overgebracht heb ben. Indien hij waarheid spreekt, zouden de kleeren van Bernays even als die welke de moordenaar aan had en die hij uitgedaan heeft na de misdaad, met aan zienlijke bloedvlekken besmeurd zijn. Het lijk, onder andere, dat in den zetel geplaatst was, zou er mede overdektjzijn geweest want op de kleederen van Pehzer treft men enkel op de manchetten van het hemd eenige flauwe bloedvlekjes aan en twee kleine vlekjes aan zijnen frak. Dat men daarbij opmerke, volgens de beweering van den beschuldigde, met hoeveel haas* dit toonecl ge beurde Bernays komt ten half-elf aan in het huis der Wetstraat. Voor n u. 51 is Leon Peltzer reeds aan de Zuiderstatie, in het ander uiteinde van Brussel. Hij moet gedurende deze korte tusschenpoozen, al de inci denten plaatsen die hij verhaalt; de woordenwisseling met Bernays, zijnen dood, de poging door den moorde naar aangewend om zijn slachtoffer terug tot het leven te roepen, dan, wanneer hij ziet dat het dood is, die akelige en nuttelooze verplaatsing van het lijk; de ver andering van kleeding van Peltzer, het opstellen van zijnen brief aan den coroner en eindelijk zijn weg, ge deeltelijk te voet afgelegd, tot aan de Zuiderstatie. De zaken kunnen zoo niet gebeurd zijn en het kan niet in den geest komen om te gelooven, dat het hard- vochtigste en het meest verdorven schepsel zich zeiven genoeg meester zou kunnen worden om met zooveel snelle juistheid te werk te gaan. De beschuldigde bedriegt ons dus nogmaals; de rede en de wetenschap zijn het eens om het te oevestigen. En, als hij ons bedriegt, is het ongetwijfeld om van de moord, die hij bekent, de omstandigheid van voorbe dachtheid af te weren, waarvan hij het bewijs vreest voor zich zeiven en nog meer voor zijnen broeder Ar- mand, den aandrijver der misdaad. Alles is voortaan voltrokken, de moordenaar heeft de vlucht genomen. Hij komt den 7 Januari, ten 6 ure 's avonds, zijne he- weering is ten dien opzichte onderzocht, te Aken aan. Wij hoeven hem niet in zijne vlucht te volgen noch zijn verblijf van twee maanden in Duitschland te verhalen, eerst te Aken, daarna te Weenen zich onder valsche namen verbergende die hij onophoudend veranderde om voortgaande met zijnen broeder Armand eene ge heime briefwisseling te on Jerhouden. Die briefwisseling moest de beschuldigden noodlot tig worden en, eindelijk tot hunne aanhouding leiden. Reeds sedert eenigen tijd vermoedde het parket de te genwoordigheid van Leon in Europa en zijne betrek kingen met zijnen broeder, toen den 5 Maai t. de loyale stappen van een achtbaar man die al te lang bedrogen werd, er de bewijzen van leverden. Doktor Lavisé, moedig eene oude vriendschap opof ferende voor het volbrengen van zijnen plicht, maakte den onderzoeksrechter bekend dat hij, buiten zime weet tot bemiddelaar diende van de brielw issehng der beschuldigden en dat, denzclfden morgend, Leon te Brussel was geweest. In den nacht, zegde de heer Lavisé, is Armand mij komen vragen om Leon te ontvangen; ik was als verpletterd; ik dacht, volgens zijn broeder mij onophoudend herhaalde, dat Leon in Amerika was. Zijne verklaring, zijne houding wa- ren voor mij eene veropenbaring, vooral wanneer hij mij zegde, in eenen staat van buitengewone opgewon- denheid Er is mij iets verschrikkelijks overgeko- men en 't is een ramp Leon komt ten 4 ure 38 mi- nuten in de Noorderstatic aanOvertuigd van hunne schuld, moest ik het gerecht inlichten. Toen Mevr. Peltzer onderricht werd door doktor Lavisé over de stappen door hem gedaan en over de aanhouding van haren zoon Armand, die er het gevolg van was, liet die ongelukkige moeder, in de uitstorting van eene overgroote smart, op een oogenblik dat men aan geene veinzerij denkt, zichdenvolgendcngewetens- kreet ontvallen Maar dan zijn ze schuldig Dat is mijn gevoelen, antwoordde M. Lavisé. en het is de overtuiging hunner schuldigheid die mij heeft doen besluiten te spreken. De arme vrouw liep alsdan als uitzinnig heen en weder de kamer, zich tegen de muren werpende, zeg gende en steeds herhalende Twee zonen1 wee zonen moordenaars Eene schandige misdaad Hij zal mis- bruik gemaakt hebben van de zwakheiJ van zijnen «broeder Leon..., en dat alles voor die vrouw li* Bijgevolg zijn Peltzer Leon en Peltzer Armand be schuldigd van te Brussel, den 7 Januari 1882, vrijwillig eenen manslag gepleegd te hebben, met het inzicht den dood te veroorzaken en met voorbedachten rade, op den persoon van Guillaume Bernays, en zulks, hetzij door rechtstreeks aan hare uitvoering medegewerkt te hebben,hetzij doorwelkdanigfeitvoorhare voltrekking, eene hulp verleend te hebben, zonder dewelke de mis daad niet zou kunnen gepleegd zijn, hetzij door rechts treeks tot die misdaad aangezet te hebben, door giften, beloften, misbruik van gezag of van macht, listen of schuldige kuiperijen. Waarover het assisenhof der provincie Brabant zal uitsprak te doen hebben. Gedaan op het Parket, den 7 September 1882. Voor den Prokureur-Generaal. De advokaat-Generaal. (Geteekend.) A. Van Maldeghem. Bewijsstukken. Onder de bewijsstukken welke op de groote tafel, ▼oor de rechters liggen, bevindt zich de schedel van Bernays. Deze schedel werd bij de lijkschouwing gebroken en dan weêr aaneen gehecht bij middel van scharnieren in koperdraad, die den aanschou wer toelaten de verwoestingen na te gaan, door den kogel teweeg gebracht. Een flacon met wyngeest bevat afzonderlijke doe len van het vel van den nek en der slapen in eene andere flacon, waarop een etiket staat, hebben de wetsdoktors splinters van den schedel van het 8lachtoffel bewaard. Onder de bewijsstukken bemerken wij nog 1. Eene doos met stukskens van den kogel, bij de lijkschouwing van Bernays gevonden. 2. Het wapen dat gediend heeft om den moord te plegen, Dit wapen is van engelsche fabrikatie het heeft den vorm van een salonpistool, model Flo bert. Het is een wapen met een schot en op baskuul, kaliber 0,005, waarmee kan geschoten worden met Flobertkogels en de ronde kardoes met Sharpsko- gel. Het wapen is gegroefd, schiet juist en de kogel heeft groote kracht, alhoewel zeer klein. Het pistool weed door Henry Vaughan gekocht bij M. Frederik Baker, 88, Fleetstreet, te Londen, tegen twee pond sterling. Verders al de revolvers gevonden in 't huis der Wetstraat, op den oogenblik der ontdekking van het lijk Bernays revolvers aangeslagen bij Armand en James Peltzer aantal kardoezen zakdoeken met de letterteekenen H. V. drie vrouwenpor tretten in bezit gevonden van Leon öp het oogenblik zijner aanhouding de bokalen met de darmen van Beruays eene goeie reiszak de sleutels van hethui8 der Wetstraat het portet van Madame Bernays enz. Na de zitting. De gendarmen dis 's morgonds veel moeite gehad hadden om het volk tegen te houden toen de betich ten uit het rijtuig stapten, hebben na de zitting het dievenkarken op de binnenplaats van het paleis van justicie doen komen en post vatten voor den ingang van het parket van het hof van beroep. De menigte verdrong zich rond het karken, en intusschen kwa men de betichten op straat langs de plaats van het Justicie Paleis, alwaar zich slechts eenige nieuws gierigen bevonden. Opening dor zifling van 27 nov. Reeds vóór 8 ure staat er eene ontelbare .volks menigte voor 't paleis van justiciedrukke gespreken worden gevoerd, die meer dan eens een overgroot gedruiseh te weeg brengen. Het volk staat als gepakt op elkander De per sonen, die van kaarten voorzien zijn en hunne plaats bezetten, zien eensklaps, de gereserveerde plaatsen door het publiek ingenomen worden. Ton 9 ure juist worden de beschuldigden aange voerd, geëskorteerd door de gendarmen. De bewijsstukken, die voor de rechtbank liggen uiteen gespreid, worden gretig in oogenschouw genomen. Ten 9 1{4 ure klinkt de bel voor de audiencie worden de gezwoornen opgeroepen. Het hof is gepresideerd door M. Demeure de bijzittende rechters zijn MM. Brugmannen Jamar, ondervoorzitters van de rechtbank te Brussel. De verdedigers MM. Van Calster, Robert, Picard en Lejeune bevinden zich aan de bank der verdediging. Leon en Armand Peltzer worden binnengeleid; eene groote beweging van nieuwsgierigheid ontstaat in do zaal die opgewondenheid bedaart lang zamerhand. Leon Peltzer schijnt verschrikkelijk verouderd te zijn. De houding van dezen beschuldigde is zeer neerslachtig. Armand Peltzer antwoordt kortaf en zelfs eenig- zins nijdig op de vragen, die hem worden toegericht over zijne idenditeit. Als de voorzitter Leon ondervraagt over zijn pro fessie of broodwinning, heft hij do schouders op. Hij heeft meer en meer een ontmoedigend uitzicht. De beschuldigden neergezeten wordt de jury, die met het beoordeelen dezer gewichtige zaak zal belast zijn, als volgt samengesteld MM. Anthoon Thierry Theophile Versluysen Francis Geens Pierre Godefroy August Sève Albert Craeninckx J. B. Leclerq G. Taymans J. Dechamps J. De Ridder L. Campotoslo L. Van Elder L. DelzaertJ. J. D^e Neck. Het openbaar ministerie van zijnen, en de verde diging van haren kant hebben hun recht van recu- satie, bij het vormen van den jury uitgeput. De lezing van de akt van beschuldiging va: gt aan. De beschuldigden luisteren aandachtig. Moer en meer zien wij dat Leon Peltzer rn er dan tien jaren verouderd is. Zijne houding blijft altijd nederig ontmoedigd. Meer dan eens buigt hij het hoofd, als wil bij zijne ontroering verbergen. Wat Armand aangaat deze schijnt ongeduldig, lastig te zijn bij de overgroote nieuwsgierigheid waarvan hij het voorwerp is. Armand Peltzer behoudt nog altijd die soort van trots, van koele stoutmoedigheid welke hij altijd aan den dag legde, niet alleen voor den moord, in het openbaar leven maar ook tijdens de instruktie. Op het oogenblik dat de greffler de passage leest in de akte, waarin vermeld wordt dat Vaughan alle pogingen aanwendde om het spoor van zijn verbljjf op een ander te doen verdwijnen, glimlacht Leon Peltzer. Armand blijft bedaard, koel zelfs hij schijnt weinig aandacht te geven aan de lezing, die zijnen broeder betreft hij luistert integendeel aandachtig naar 't geen hem aangaat. Leon spreekt herhaalde keeren met AL Van Calster en Picard. Armand, die den trek voelt van een open venster, doet een witten foulard aan en Leon vraagt dat men dit venster zou sluiten. Het openbaar ministerie doet hieraan gehoor gaven, echter niet zondereen lichten grimlach te doen blijken. Het is opmerkelijk dat er altijd een zekere afstand tusschen de Peltzers blijft op de bank, waarop zij gezeten zijn. Armand schuift als het ware met afkeer van zijnen broeder weg, wiens houding altijd meer nederig is. Bij de passage waarin het tooneel vermeld wordt van de misdaad zelve, is Leon blijkbaar hevig ontroerd. Zijn gelaat teekent de gevoelens in zijn bin nenste duidelijk af. De beschuldigde doet tot tweemaal de oogen dicht, alsof de woorden van de akte, hem weêr gansch het tooneel in het huis der Wetstraat, voor het gezicht brengen. Dan spreekt hy, met veel drift, tot zijne verde digers, als gaf bij hun uitlegging over de woorden van de akte van beschuldiging. De gelaatskleur van Leon is koortsachtig. Op het einde der lezing van de akte, daar waar de gedenkweerdige woorden staan van de moeder der Peltzers, toen zij wanhopig in de kamer bij Lavisé rondliep en uitriep Twee zoons... twee zoons... moordenaars... Eene eerlooze misdaad... Hij zal misbruik gemaakt hebben van de zwakheid van zijnen broeder Leon... en dat alles voor die vrouw... als, zeggen wij, die woorden ge lezen worden, wordt Armand doodsbleek en wendt het hoofd om. Die woorden, al zijn ze dan ook reeds algemeen gekend en gelezen, doen op het publiek nog een diepen indruk. De lezing van de akte is ten 1 uur geëindigd. Men gaat over tot het oproepen der namen van de getuigen. M. Eduard Pecher en Julie Pecher, vrouw Bernays zijn gedagvaard als getuige tot ontlasting. Overigens al de Pecher's zijn als getuige op geroepen. De lezing van de lijst der getuigen dunrt ongeveer een half uur. Na de •oproeping van de lijst der getuigen, wordt de zaak tot 's anderendaags verschoven. Zitting van 2S december. Een aantal nieuwe bewijsstukken liggen voor het hof een tiental reiszakken en een stuk in het huis der Wetstraat uit het vloertapijt gesneden. Op dit stuk is het bloed na den moord samengevloeid. Dit stuk tapijt is in eenige houten planken gepakt. De advokaten zien er vandaag meer bekommerd uit dan gisteren. Ten 9 ure 40 min. doet het hof zijne intrede in de zaal en worden do betichten binnengeleid. Leon Peltzer buigt diep voor het hof. Armand maakt eene kleine neiging met het hoofd. Armand schijnt buitengewoon gerust, doch nog altijd zeer ernstig. Leon ziet nieuwsgierig voor zich uiL eu grimlacht van tijd tot tijd. De zitting vangt aan met de ondervraging van Leon Peltzer. Deze bekent zijn slecht verleden en deflnanciëele verlegenheden welke hem genoodzaakt hebben Europa en later ook Buenos-Ayres te ver laten Ondervraagd aangaande de valsche namen door hem aangenomen, noemt hij dat een kinderspel. Hij bekent Armand te Parijs gezien te hebben en zegt dat hij 3000 frank van Murray heeft ontvangen; deze was echter niet te Parijs. Leon verklaart verder dat hij te Parijs met Ar mand inderdaad gesproken heeft over het huishou den van Bernays. Loon heeft tot Armand gezegd dat madame eene goede partij voor hem zou zijn, indien het kon gebeuren dat haar man eenen natuurlijken dood stierf. Armand was droevig over dat gezegde. Op de vraag van den voorzitter, waarom hij zich te Parijs eene pruik heeft gekocht, antwoordt Leon dat het was op aanraden van Murray. De Voorzitter doet hem opmerken dat hij reeds verklaard heeft dat Murray niet te Parijs was. Deze opmerking doet Leon verschrikken. Hij zegt dat zijn inzicht was zich te doen doorgaan voor eenen Engelschman. Ondervraagd waarom hij van zijne kleeren alles heeft afgedaan wat hem zou kuDnen doen herkennen hebben, zooals de knoppen van zijnebroek enz..ant woordt hij dat de knoppen van zijne brook afge sprongen zijn,daags voor zijne bijeenkomst met Ber nays. Dat is dus geen berekend spel maar eenvoudig een toeval. Het huis van den heer Almeyn, in de Wetstraat n. 159, 't is te zeggen het huis waar de misdaad is gepleegd, zegt Leon gehuurd te hebben op aanrading van Murray. Hij bekent verschillende telegrammen met Armand gewisseld te hebben. De pistolen welke hij gekocht heeft moesten, zegt hij, voor niets anders dienen dan om zich te oefenen in het schijfschieten. De heer voorzitter doet opmerken dat Leon in betrekkingen is geweest met verscheidene advoka ten, doch dat hij aan niet één van deze geld gezon den heeft. Aan Bernays Dochtans heeft hij 500 frank gezon den, ongetwijfeld met het inzicht hem in samen komsten te lokken en alzoo het middel te vinden om hem van kant te helpen. Het verder verhoor van Leon loopt over de reizen van Vaughan naar Amsterdam, Hamburghet levert geen direkt belang op. Leon verhaalt als volgt het tooneel van den moord: Bernays heeft hem herkend en uitgescholden voor falsaris en bankroetierhij dreigde Leon aan te klagen. Leon heeft hem achtervolgd met e<nen revolver in do hand hij dwong hem in het kabinet weêr te keeren en in een oogenblik van opgewon denheid heeft hij het schot gelost. - Ik mag verklaren, zegt Leon, dat ik geschoten heb in een oogenblik dat ik het bewustzijn niet meer had van mijne daden. Nooit is een gedacht van dood in mijnen geest gekomen. Leon beweert nog dat Bernays hem bloedig beleedigd heefthij weigert nogtans die beleedigingen te doen kennen. Ik wil, zegde hij, mijne vrijheid behouden te verklaren wat ik wil. Na de ondervraging van Leon, wordt de zitting ten 12 ure 20 minuten opgeschorst. Ziitinfi; van 29 November. De zitting werd geopend ten half tien de betich ten schynen zeer gerust te zijn. De griffier doet de naamoproeping dor getuigen. De getuige Rommens, klerk, te Antwerpen is overleden; Jenny Guidon, gouvernante te Londen, heeft men niet kunnen vinden Marie Pecher, Ma dame Deroubaix, is ziek. Verscheidene andere getuigen zijn insgelijks door ziekten of anderzins belet te komen. Bij de naamoproeping van den coiffeur Daumouohe ontstaat er eene groote beweging onder 't publiek. 1" Getuige Willemuers, proZtiireur des lioniiigs. Deze getuige verhaalt dat hij op 18 januari eene depeche ontving van den prokureur des konings, M. Berré, waarin deze vroeg of in het huis der Wetstraat, 159, geen Vaughan woonde, die hem geschreven had dat hij, in dat huis, bij ongeval den advokaat Bernays gedood had. De policie begaf zich bij den eigenaar Almeyn, die verklaarde dat hij zijn huis verhuurd had aan eenen persoon, die den naam had opgegeven van Vaughan. M. Almeyn verzette er zich eerst tegen dat men het huis binnendrong, doch stemde eindelijk toe. Men kon het deurslot echter niet openbreken en men moest binnengaan langs een venster. Toen de prokureur van Brussel in de Wetstraat aankwam, vond hij er de policie de prokureur Berré van Antwerpen, was daar geweest, doch reeds vertrokken. Getuige geeft eene beschrijving van het huis. Aan het uiteinde van den gang was een kabinet, dat alléén gemeubeld was. De andere kamers waren leeg. Enkel en alleen hingen er gordijnen aan de vensters. In het kabinet brandde een gazvuur en een gaz- lamp doch deze brandde niet toen men binnen was gekomen. Het was Mr Delvaux, de advokaat die zich daar bevond, niet de policie, die de lamp had aangestoken met een stekske. Op eene tafel lagen vijf revolvers; op het bureau- minister lag een pistool. Op den vloer zag men een plas bloed. In eenen fauteuil lag het lijk van Bernays, de armen afhan gende de trekken waren niet misvormd, de hand schoenen vastgeknoopt, het haar was in orde. Nevens eene waskom met water, lag een fleschke ammoniak en wat. Voor aan den trap, die van den gang naar boven leidde, stond een lanteern die zeer zwak brandde. In eene bovenkamer stond een bed dat niet was opgemaakt. Het is eerst 's anderdaags, dat men den ring gevonden heeft op eene tafel in de bovenkamer; deze droeg de namen - Henry-Lucy. In den gang brandde een gazbek. De policie-kom- missaris Van Stayen had, bij het binnenkomon, met zijnen paraplu tegen den robinet gestooten en de viam was opgestegen, de gazbek brandde dus leeg. M. Willemaers geeft eenige inlichtingen over den brief van Vaughan in het huis gevonden men kent dien brief welken vroeger is publiek gemaakt. Toen getuige vernam dat Vaughan in het hotel Britannique gelogeerd had, was hij verwonderd dat de slaapkamer in het huis der Wetstraat zoo arm zalig gemeubeld was. Hij heeft van het begin gedacht dat er een vooraf- beraamden moord gepleegd was. Vaughan was ver momd. Hij had overal zijne visietkaartjes verspreid; in het huis Wetstraat lagen notas van hotels uit ver schillende steden, behalve van Parijs. Het was zeker dat Vaughan een aangenomen naam was en dat do persoon, die hom droeg, alles had voorbereid om zijne personaliteit te verbergen. Vaughan moest den advokaat Bernays van Ant werpen kennen, want den 7 januari stond hij aan een der vensters op de komst van den advokaat te wachten. Op de vraag welke reden er waren om te gelooven dat Vaughan Leon Peltzer was, antwoordt M. Wil lemaers dat verscheidene getuigen verklaarden dat Vaughan Belg zijn moest en dat men dus in België, zolfs in de omgeving van Bernays zoeken moest. Men wist reeds dat het huishouden-Bernays in twist en tweedracht leefde, men kende de betrek king van Peltzer met dit huis en van het eerste oogenblik af heeft het openbaar gerucht de Peltzers beschuldigd van den moord. Niettegenstaande alle pogingen om dit gerucht te onderdrukken, bleef het hardnekkig aanhouden men zegde 'dat Armand het lief van Madame Bernays was. Vaughan had talrijke overeenkomsten met Leon hij sprak verschillende talen zooals deze zijn ge schrift geleek op dat van Leon het portret kwam ook overeen met dat hetwelk men van hem opgaf. Armand verklaarde nogtans altijd, op eenen toon van groote openhartigheid, dat Leon in Amerika was; hij zwoor zelfs op het hoofd van zijo kind dat het zóó was. Wat Murray aangaat, alle opzoekingen zijn vruchteloos gebleven. Men heeft al de aanwijzingen van Leon nagespoord, in alle steden door Leon aan geduid, te Bordeaux, Liverpool, Glasgow en Man chestester, en nogtans is er Diets gevonden, dat een spoor van dien persoon aanwees. Na eenige ondervragingen van weinig belang voor den lezer, wordt de tweede getuige gehoord, 11. lieiclfü, onderzoeksrechter. Deze verhaalt [de ontdekking van het lijk van Bernays, zonder nieuwe bijzonderheden. In het kabinet van het huis der Wetstraat, was alles volkomen in orde. Niets, noch in het kabinet, noch op het lijk, duidde aan dat er eene worsteling had plaats gehad. De ondervraging van M. Ketels rolt verder over het onderzoek door hem ingesteld, onderzoek waar van de omstandigheden gekend zijn. Betrekkelijk de verklaring van M. Stang te Man chester, herhaalt hij do inlichtingen door AI. W:l- lemaers gegeven. Indien iemand in mijDon weg staat, had Leon aan Strang gezegd, zou ik niet aar zelen hem van kant te maken. Ondervraging van Armaml l'eltzcr. De zitting wordt ten 1 uur hernomen. Armand Peltzer hoeft thans de eerst9 plaats g)- nomen. M. de voorzitter begint onmiddellijk zyne ondervraging. Armand verhaalt dat hij met Bernays heeft kennis gemaakt ter gelegenheid der failliet van zijn broeder. Dat hij bij Bernays kwam in 1876 zooals in 1877 en in 1879, alhoewel de getuige Pfister beweert dat hy in 1879 twee drie maal per dag kwam. Wij zullen die getuige hooren, zegt Armand;op de ondervraging van den voorzitter of hij dikwijls den avond door bracht bij Bernays en of hij er niet soms bleef tot middernacht, wanneer Bernays reeds van 10 uren was gaan slapen, antwoordt hij Ik was met Aladame en andere personen. Wat du dit feit betreft, M. Bernays ging ten 10 slapen omdat hij dit goed vond en hij wist dat ik mij als homme du monde tegenover zijne vrouw zou gedragen.Er is nooit iets, voegt hij er by, tusschen hem en madame voorge vallen dat do fantaisie van den beschuldigingsakt wettigt. Aangaande het bezoek des middernachts van Armand bij Madame Bernays, toen haar echtgenoot er niet was, zegt eerstgenoemde dat men hem .was komen roepen omdat madame ziek was; er is te meer tusschen beiden niets gebeurd wat niet mocht gebeuren. Over de reis naar Creusnach zegt de beschuldigde dat Madame Bernays met haar zoontje was,dat. beide bij hem in de salon gedineerd hebben en dat hij zich tevens altijd als een galant homme gedragen heeft. Madame Bernays kwam ook bij u, zegt de heer voorzitter, zij heeft zelfs het toilet gekocht voor uw dochter en wel eens een reiskoers voor u betaald aau eenen koetsier, V. Mad. Bernays kwam bij u, zooals gy bij haar kwamt A. Wanneer ik alleen was, heeft Mad. Bernays eens de goedheid gehad mijn huis te schikken. Dit was bij wete van haren man, van iedereen. Sedert mijne moeder uit Antwerpen vertrokken is, heeft Mad. Bernays den voet niet meer bij mij gezet. Zij heeft slechts enkel eens voor het toilet van mijn dochterke gezorgd. Gij zijthier in strijd, zegt de voorzitter, met de verklaring van Mad. Bernays zelfMad. Bernays bekent zelf dat zij gewoon was voor u aankoopen te doen. A. Ik protesteer zou een homme du monde, zooals ik, gedoogen dat eene vrouw voor hem aankoopen doet. (Gelach onder het publiek). Indien zij eens eene koers voor my betaald heeft, is dit gebeurd met mijne toestemming. A'ervolgens ondervraagd over de briefwisseling die hij met Mad. Bernays onderhield.zegt Armand dat hij wel brieven schreef aan de echtgenoote Bernays doch geene drukke briefwisseling met haar onder hield zooals M. de Aroorzitter wil doen aannemen. Te meer, mijne meid Mad. Duponche heeft u ver klaard dat ik bijna dagelijks brieven ontviDg tus schen 10 en 12 ure 's avonds hewel, deze brieven kwamen van Auctor Pecher, die mij den toestand zijner zuster, Mad. Anspach, bekend maakte, welke zich alstoen te Menton bevond en waarin ik veel be lang stelde. Vervolg in ons aanstaande nummer.) Druk. Vande Puttc-Goossens, 10, Lange zoulstraat, Aelst-

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Denderbode | 1882 | | pagina 6