58ste Jaar.
Zondag29 Juli 1885.
J\r° 1924.
IJZEREN WEG. VERTREK EREN III A EEST NAAR
VERTREKUREN UIT DE VOLGENDE STATIËN
Onzijdige of goddelooze
scliool.
EENE KALE JUFFER
Frotestatie.
ER-BODE.
ABONNEMENTPRIJS 6 FRANKS 'S JAARS. De inschrijving eindigt met 31 December.
ANNONCENPR1JS, per drukregel: Gewone 20 cent. Reklamen fr. 1,00. Vonnissen op 3* bladz. 50 cent.
Doudermonde. 4-56 6-35 8-45 11-09 3-09 G-40 10.08
Lokeren. 4-56 6-35 8-45 11-09 3-09 6-40
Meehelon. 4-561 «-357-30d 8-12d Exp. 1' 2' 3® kl. 8-451
1 l-59d 1-04(1 Exp. 1® 2® 3* kl. 2-51d 3-09/ 5-08d
6-40/ 10-08d Exp. 1® 2® 3* kl.
Antw. 4-561 6-351 7-30d 8-l2dExp. Ski. 8-45/ l-04dExp.
1® 2® 3® kl. 2-544 3-091 5-584 6-4«/ 10-08d Exp.
1® 2® 3® kl.
Brussel, langs Denderleeuw. 4 25 7-30 O-Oü 8-12
E 3 kl9-13 10-25 dir. 11-59 1-04 E 3 kl. 2-51 5-05 E 3* kl
(5-18 des zondags) 5-58 8-49 direct 9-16 10-08 E 3 klas.
Leuven, Thienen, Luik, Verviers 4-254 4-56/ 6-38/ 8-124
E 3 kl. 5-45( 0-004 9-13d (11-594 tot Leuven) l-04d
Exp. 1® 2® 3® kl. 2-5id 5-584 8 49d direct 9-164 10 08 E
3 kl.
(1) Nota. Re letter beteekent langs Termonde en de
Gent, (5-00 "s vrijd 7-04dir. 7-56 E3 kl. 8-44 9-41
12-21 12-40 0-00 dir. 3-08 3-37 5-59 E 3kl. 6-04 6-38
8-49 Exp 3 kl. 9-38 en des zondags 12-39
Brugge, Oostende. 7-56 Exp. 3 kl. 9-41 12-21
12-40 0-00 dir. 3 38 5 59 E 1® 2® 3® kl. 6-38
Doornyk, Mouscron, Kortryk, Ryssel (langs Gend) 8-47
12-21 12-40 3-08 3-38 Èxp. 6-04 6-38
Doorn. Mouse. Kortryk, Ryss. langs Alh) 5-55 8-12 E.
3 klas tol Denderleeuw 11-59 2-51 6-00
Ninove. Geeraerdsbergen, Lessen, Ath 5-55 7-30 8-1SE.3 kl.
lot Denderl. 11-59 2-51 6 00 9-11
Bergen, Quiévram 5-55 8-12 E tot Denderl 11-59 2-51 5-58
Enghien Braine, Manage, Charleroi, Namen langs Geeraerds
bergen 5-55 H-59 2-51 0-00 5 58
Sottegem, langs Erpe-Mcire. 6.05 (7-25 's zat12.30 6.02
Moorsel,Opwyck,Mechelen,Antwerpen 5,07 9.27 3,21 6,09
letter d laDgs Denderleeuw.
Cuiqne Suum.
NAAR AELST UIT
Ath 6.48 10.19 1.18 4.08 7.57 9.15
Antw. 5.15 6,30 9,15 9.50 40.50 E. i'2® 3® 71. 12 22
3-15 E. 1®2®3® kl. 3-54 4.44 5.54 6.50 E. 1®2® 3® kl.
Brussel 6.19 direct 7.15 E 3 kl. 7.30 9.00 n.06
11.55 1-55 3.U0 E 3 kl. 4.52 5.55dir. 7.17 8.10 E3 kl.
8-24 en des zondags 11.45
Uendermonde 7.07 9.41 11.35 2.27 5.28 8.24 10,54
Geeraerdsbergen 7.27 11.05 2.00 4.50 8.39 9.48
Gent 6 35 7.39 E 3 kl. 8.15 9 43 11.06 15.31 E 3kl.
1.55 5.06 8.11 dir. 8.23 9.35 E 3 kl.
Lessen 7.09 10.45 1.42 4.29 8.24 9.25
Lokeren 6.33 8.48 10.57 1.46 4.4i 7.52
Ninove 7.55 11.33 2.28 5.18 9.07 10.19
Oostende 6.04 6.19E. 3 kl. 9.00 II.HE 3 kl. 11.54 6.04
uit Gent naar
Moortzeele, Sottegem, Geeraerdb.,Enghien, Braine-.e-
Comte 5.47 8.12E 8.52 11.18 2.20 5.40 6.59
UIT GEERAERDSBERGEN NAAR
Maria-Lierde, Sottegem, Moortzeele en Gent, 5.15 vryd.
•24 8.35 dir. 9.54 11.58 2.58 5.50 E 8.51
uit Denderleeuw naar
Haelterl, Burst, Herzele, Sotteg. Audenaerde, Ansegem
Kortryk, 6.12 0.00 9.01 12.55 6.C9 7.20 direct.
uit Sottegem langs denderleeuw naar:
Aeist, (5.38 's Zaterd.) 7.49 12.06 1.28 5.00 7.48
uit Antwerpen naar St. Nikolaes, Lokeren en Gent
9-10 E 2 10 55 2 05 3-45 5.12 E 3 kl.6-35 8-00
uit Gent naar Lokeren, St. Nikolaes en Antwerpen
4.2o 7.05 8 00E 9.22 1O.50 2.20 4-15 E 2kl.5.25 7,15
uit Sottegem langs Erpe-Mcire. 7.50 1.58 7.48
uit Antwerpen (zuid) naar Opwyck, Moorsel en
Aelst: 5,50 10,04 4,17 7,12
AELST, 28 JULI 1885.
De achtbare fransche Senateur, de
heer Gabriël de Belcastel komt, ineene
vergadering van Catholieken, dezer
dagen te Parijs gehouden, eene rede
voering uit te spreken tegen het onzij
dig staatsonderwijs, 't welk, aldaar
even als hier te lande, tegen den wi'
van de overgroote meerderheid der
familievaders, door de wet wordt voor
geschreven maar aldaar ook oneindi
ge verdeeldheid heeft gezaaid.
Het voornaamste deel der redevoe
ring van den weisprekenden redenaar
't deze betrekkelijk't onzijdig onderwijs,
vindt wonderwel zijne toepassing in
ons land.
Wij willen dus aan onze geërde lezers
laten oordeelen hoe meesterlijk de heer
de Belcastel dit onderwijs afschildert.
Luistert Landgenoten
Ik hoor zeggen onze school is onzijdig
zij kan geen 't minste kwaad doen
Zij is onzijdig, zegt gij Ja, even gelijk
de muren van eene. gevangenis, die van bun
eigen noch deugd noch ondeugd bezitten, maar
die de levenslucht onderscheppen en aldus de
levensbronnen vergiftigen.
Zij is onzijdig zegt gij Ja, even als de
dwaalsterre, die voor de zon kruipt, en haar
licht voor de aarde beneemt.
Zij is onzijdig Even als de levenslooze
kogel, die tot binnen toe in 't herte dringt, en
er de levensbewegingen stille legt.
Want de onzijdigheid dJtkr zijnde, waar
alles moet leven wezen, is de dood. Gij ziet
dus klaar, dal men, met God uit de school te
verbannen, liet heilige recht komt schenden
dat het kind heeft om zijn verstandig en vrij
wezen door vrijen adem te voeden en in 't
leven te behouden. iMen verstikt liern onder
den domper der onzijdigheid. Het eerste recht
immers van het kind is het recht tot de waar
heid,
Even als zijne oog gemaakt is voor liet licht
en niet voor de duisternissen waar de spoken
voorbijgaan even als geheel zijn lichaamgestel
geschikt is tot het voedsel hetwelk zijn leven
onderhoudt en niet tot het vergif dat hem ter
dood brengt, zoo ook is zijne ziel geschapen,
niet voor de valschheid die hem bedriegt, maar
voor de waarheid, die het voedsel, het licht en
leven is van zijne concientie.
Welnu, de stralen der waarheid, die de
mensch minst missen kan, zijn het licht die
hem verlichten nopens zijn bestaan, zijnen
Novelle van A. V. BULTYNCK.
«0»—
Overgenomen uit de Belgische Illustratie.
2® Vervolg.
Toen kwam mijn vader, die bij mijme tehuiskomst
afwezig was, de kamer der ziekte binnen. Ik liep
naar hem toe en wilde hem omhelzen, maar lang
zaam weerde hij mij van zich af, bedekte zich het
gelaat mei de beide handen en snikte O mijn
kind Kunt gij liet mij ooit vergeven dal ik uwe
moeder en u aldus in hel ongeluk geslort heb
Helaas, niets dan eene overdrevene liefde tot u bei
den dreef mij tot dit uiterste. Ik kon er mij niet
aan gewennen, de twee wezens, die ik het meest op
aarde beminde, tot eenen slaat gebracht te zien die
harer niet waardig was. Ik dacht u geschapen om
naast de rijkslcn in pracht en weelde te schitteren
Daarom spande ik eene uiterste poging in om de
verlorene fortuin terug te winnen, daarom waagde
ik niet alleen heigeen mij nog toebehoorde, maar
mijne eer, die ook de uwe en die uwer moeder was;
mijn vroeger geluk gaf mij dien moed en ziedaar,
thans waar mijne roekeloosheid 11 gebracht heeft.
0, mijne Maria, ik ben wel plichlig
Een tranenvloed vergezelde die woorden. Toen
kon ik het niet langer meer volhouden. Zwijg,
vader, riep ik uit, laat ons aan die zaken niet lan
ger denken. Wat God ons ontnomen heeft, kun Hij
oas nog terugschenken. Kom, lieve vader, droog
uwe tranen, die treurige toneelen omstellen moe
der te zeer laat ons die niet meer vernieuwen en
den Heere bidden opdat zij spoedig moge herstellen.
Dan zullen wij nog gelukkige dagen beleven.
Maar mijne arme moeder herstelde niet meer.
Dagelijks namen hare krachten meer en meer af.
Hel verdriet had baar te lang reeds ondermijnd en
oorsprong en zijne bestemming. En, wat is dit
al te samen anders, tenzij de wetenschap van
God
Wal baat liet hem immers alle ijdele we
tenschappen te bezitten, indien gij hem geen
woord zegt over de noodzakelijke weten
schap, indien gij hem het Oppersche Goed
dat hem roept en het leven aan den overkant
van 't graf, of zijn eeuwig vaderland gedoken
houdt
i> Welnu, dit opperste goed is Gods oneindig
heid '1 kind heeft recht op God, en indien gij
hem verdoken houdt, gij begaateene rooverijten
zijnen opzichte, en van allederooverijen zeker
wel, de meest barbaarsche en de hatelijkste
a De onzijdige school schendt dus de wezen
lijkste reclnen van het kind.
Zij treedt ook met de voeten de heilige
rechten van God op de menschelijke maat
schappij.
De zoogenoemde onzijdigheid is een een
voudig woord zonder beteekenis, of beter de
godloochening onder het masker van ditwoord
verdoken.
God inderdaad is hetgene Hij eigenlijk is,
ol wel Hij is niet. Indien Hij beslaat, zoo is Hij
noodzakelijk onverdeelbaar en onafscheidbaar
van zijne eigendommen Hij is het Wezen zon
der einde uit hooide van zijnen naluur Hij
heeft alles geschapen, Hij bewaart alles, ver
vult alles, bestiert alles. Hij is de steun en de
onmisbare ziel van alle bestaande dingen.
De sloftelijke en zedelijke wereld, de slaat
kunde en de wijsbegeerte, liet versland van de
mensch met alle zijne gedachten, zijn hert met
zijne gevoelens van haat en van lielde, alles
valt onder de heerschappij van God
Gij hebt schoon de eindelooze uitgestrekt
heidvan het luchtruim te ondervragen, al uwe
gedachten en gevoelens le doorsnuisleren,
overal vindt gij God, die u overheerscht, u
omvat, op u de overhand heeft- Gij zijtom zoo
te zeggen versmoord in den onmeetbare»
oceaan van Zijn licht en vernietigd in Zijne
macht zonder palen. Gij kunt hem riiet loo
chenen onder een opzicht, zonder Hem te
looclienep onder alle opzichten en daarom,
wanneer gij, de scliool binnentredende zegt
God is hier niet, willen ol niet, gij spreekt de
grooiste der godslasteringen uit, te weten
God bestaat niet
En zietdaar waarom de onzijdige school
niets anders is dan eene godloochende school,
zietdaar ook waarom, onder het doorschij
nende masker van onzijdigheid, de revolutie
op haar aangezicht het wachtwoord geschre
ven draagt Ooi log nan God En dkkr ook is
het laatste woord van de ongelukswet op liet
onderwijs. Die wet is ingeblazen door den haat
tegen God, welken hel onuitwischbare merk-
teeken is van de revolutie
Dus, onze wet van '1879 die de Onzij
digheid onder opzicht van godsdien
stig onderwijs uitroept,'tis eenewetdie
de laatste schok was al le hevig geweest. Nauwe
lijks had ik acht dageu aan hare bedsponde ge
waakt, toen zij den laatslen adem uitblies. U zeg
gen, mejulfer, wat oneindige smart ik bij die
>ijnlijke scheiding heb uitgestaan, is mij onmoge-
ijk. Nauwelijk had ik de kracht om de dierbare
doode naar hare laatste rustplaats te vergezellen en
och wilde ik haar dit laatste blijk van liefde geven,
want het getal der vrienden, die haar de grafstede
volgden, was klein. Toen ik weer te huis kwam,
was alles ledig, alles doodsch rondom mij, eene
koude huivering liep mij door al de leden, ik zeeg
machteloos op eenen stoel neer en wist verder niet
wal er rondom mij gebeurde.
En vader Arme, ongelukkige vader! Het denk
beeld, dat hij de oorzaak was van den dood zijner
geliefde echtgenoole, was hem zoo onverdragelijk,
dat hij in de oogeu van al wie hem naderde, zijn
vonnis scheen le lezen Vooral mij ontvluchtte hij
overal waar hij kon. Uren lang zat hij sprakeloos
met de oogen op hetzelfde voorwerp gevestigd.
Weldra deden zich alle de voorteekens op van die
verschrikkelijke ziekte welke men krankzinnigheid
noemt. Reeds herkende hij in mij zijn kind niet
meer. Eene nieuwe scheiding, even pijnlijk als die
waarvan mijn hart reeds bloedde, stond mij to
wachten.
Onmeedoogende menschen legden mij inlusschen
den loesland, waarin ik mij bevond, in al zijne
afgiijsselijke naaktheid, voorcogen. Ons huis, onze
meubelen, alles wat ons niet alleen tot gemak en
weelde, (maar zelfs tot bet onmisbaarste gebruik
had gediend, zag ik voor mijne oogen aan den
meestbiedende verkoopen Daarna werd, op zekeren
morgen, mijn arme vader uit mijne armen gerukt
en in een gesloten rijtuig naar een geslicht voor
krankzinnigen overgebracht. Hij liet zich als een
kind behandelen en sprak tol mij geen woord,
wierp mij zelfs geen blik tot afscheid loc.
Nu bevond ik mij gansch alleen in de wereld, ik
die nog geene zorg gekend had cn niet wist wal het
zeggen wil zelf voor zijn bestaan te moeien zorgen.
En niets bleef mij over dan de krachten van een
rechtstreeks de wezenlijke rechten ran
hetonnoozele enweêrlooze kind krenkt
't is eene wet die de heiligste rechten
van God miskent of onder de voeten
trapt, 't is eene wet die 't bestaan der
Godheid loochent, 't is eene godver-
loochenende wet
En zulk eene helsche, zulk eene gods-
lasterende wet is het die de liberale
ministers ons tegen wil en dank willen
opdringen .fa, en 't is om ons die
verderfelijke, die goddelooze wet te
kunnen opdringen, om onzen tegen
stand eindelijk te verijdelen, dat men
op oogenblik weêral eens-vijf en
twintig; millioen niciiwcbolas-
t in gen uit onze zakken klopt
Wat zijn de beige n toch verbasterd!...
Vroeger, ja,vóór 1830, zouden de belgen
dit alles zonder geweldige tegenspraak
niet aangenomen hebben. Het belgi-
sche bloed zouzonder twijfel gestroomd
hebben.... Doch heden zijn wij wijzer
gewordenwij willen nu onzen lijd
afwachten.... Ja, wij zullen wachten lot
dat de eerste kiezing ons zal de gele
genheid geven ons te wreken; ja, wan
neerwij de handlangers der helsche
logiën 't bewind zullen uit de handen
rukken 't welk zij reeds al te lang tot
ongeluk van land en volk in handen
gehouden hebben
HH. HH. de Bisschoppen van België hebben
in een wijdloopig schrift geprotesteerd bij den
President en de leden van den Senaat, tegen
de afschaffing van den vrijdom, die in zake van
militie verleend werd aan de leerlingen in de
godsgeieerdheid en wijsbegeerte.
De wet van 3 juni 1870, welke den vrijdom
onderwierp aan de voorwaarden van niet ge
fortuneerd te zijn, en het voorrecht ontnam
aan de leerlingen welke de leergangen der
diocesane seminariën niet volgden, had reeds
reklamen doen omslaan. De inkrimpingen
brengen groote hinderpalen toe aan de rekru-
leering der geestelijkheid en zij waren de ont
kenning van eer. grondbegin, dat altijd door
alle christene wetgevingen, van Konstamijn
af, in eere was gehouden.
Het nieuwe omwerp verergerd nogdien toe
stand en miskent ten hoogste de noodwendig
heden en de rechten van het catholicismus.
Van daar dan ook dat de bisschoppen zich
richten lot den Senaat, in de hoop dat hij deze
wet niet zal bekrachtigen.
Het is onbetwistbaar dat de militaire loop
baan strijdt met het voorbereiden lot deri gees
telijken stand. Of heeft minister Pirmez zelf
niet gezegd, dat liet verblijf in de kazernen
eene slechte voorbereiding is tot den geeste
lijken slaat?Eris tusschen die twee standen
eene totale onverenigbaarheid. Hij, die een
tijd lang soldaat is geweest, zal moeielijk een
goed priester zijn (zitting 1870).
Zeker is de plaatsvervanging geen middel
om de hinderpalen te vermijden, die zich op
doen immers komen er geestelijken uit alle
standen, dan toch is het zeker dat helgrootste
getal uit het volk komt. Het iseene der gloriën
van de kerk, dezelfde zending van opoffering
te geven aan den zoon van den werkman gelijk
aan den afstammeling der groote geslachten
Wie ziet niet in dat van dit oogenblik af,
vele roepingen zullen verloren gaan door het
vooruitzicht van den gedwongen soldaten
dienst .'Geene middels hebbende om hunnen
zoon vrij te koopen, zullen vele ouders weige
ren de voorbereidende studiën te laten doen,
niettegenstaande de groote genegenheid welke
hunne kinderen voor den geestelijken stand
laten blijken.
Ieder jaar zal die wet eene vermindering in
de rangen van het geestelijk personeel doen
ontslaan, en te slotte zal hel onmogelijk wor
den den dienst der parochiën aan te vullen.
Dit resultaat ligt misschien in den wensch van
zekere tegenkanters, die door den haat tegen
de Kerk worden aangedreven maar dit kan
het geval niet zijn met de Staatsmannen, welke
het maatschappelijk belang van den godsdienst
beseffen.
Het kan niet zijn bij ware volksvrienden, die
weten dat de voornaamste troost van den arme
en ongelukkige in den godsdienst gelegen is
bij de verdedigers der orde, die begrijpen dat
de godsdienst de eenige macht is om de ont
erfden dezer wereld hun lot te doen dragen
bij de mannen met geweten, die den eerendienst
welken zij God verschuldigd zijn niet verloo
chend hebben bij hen, die oprechtelijk aan
de nationale grondwet verkleefd zijn.
Toen deze de vrijheid van den calhoüeken
eeredienst dekreteerde, begreep zij daarin de
vrijheid van rekruteering zijner bedienaars. De
eeredienst vraagt immers priestersen aanhan
gers, zooals het den geest is van het leger
opperhoofden en soldaten te hebben
Dat was ook het gedacht van het Nationaal
Congres, en het werd in 1869 herhaald door
M. De Brouckere, die zegde dat, als men dien
vrijdom had willen afschaffen in het Congres,
dit niet zou aangenomen zijn geworden. Zelfs
maakte het Congres de priesters en de leerlin
gen die zich tot den geestelijken staat voorbe
reiden, vrij van de burgerwacht.
Die vrijlating, en dal heelt men in de Kamer
doorslaande bewezen, stellen geen voorrecht
daar en kwetst hoegenaamd de gelijkheid der
Belgen niet, zoo min als wanneer men minis
ters, gouverneurs, leden der deputatiën vrij
stelt van de wet op den jury. De vrijdom van
30 ol' 60 studenten brengt geen nadeel toe aan
het leger maar dat kleine cijfer maakt binnen
kort den dienst der parochiën onmogelijk.
zeventienjarig meisje zonder ondervinding en een
naam, waar de schandvlek van het bankroet op
kleefde
Niet wetende waarheen mijne schreden te wen
den, voerde mijne eerste beweging mij naar het
graf mijner moeder. Daar liet ik den vrijen loop
aan mijne tranen, en schreide tot den Hemel dat
Hij zich eener arme verlatene weeze zou ODtfermen.
Na daar jlang gebeden en geweend te hebben,
voelde ik mij eenigszins gesterkt en stond (op. Maar
waar zou ik mij thans heen begeven Toen herin
nerde ik mij den naam van eenen ouden vriend
mijns vaders en aanstonds ging ik zijne woning op
zoeken.
Hij ontving mij vriendetijk en vroeg medelijdend
naar mijnen toestand. Toen ik hem alles gezegd
had, nam hij mij bij de hand en zegde Troost
u, mijn kind, ik zal trachten voor u tc zorgen. De
opvoeding welke gij genoten hebt, zal u wellicht
de gelegenheid bezorgen om eerlijk uw brood le ver
dienen. Inlusschen zult gij in mijne woning ver
blijven lot dat ik eene geschikte plaats voor u ge
vonden heb. Ik aanvaarde dit aanbod met de
grootste dankbaarheid en was gedurende den lijd,
welken ik in het huis van den vriend mijns vaders
verbleef, het voorwerp der teederste zorgen. Had
ik daar maar kunnen blijven maar neen, zooveel
kon ik van den braven man mei verlangen. Weldra
herstelden mijne krachten en op zekeren dag kwam
mijn weldoener mij melden dat de plaats, .welke hij
voor mij gezocht had, gevonden was
Gij treedt, zegde hij mij, in dienst van den
heer P. le II. in Weslvlaanderen, als onderwijzeres
zijner kinderen. Ik hoop dat gij u van die laak naar
behooren zult kunnen kwijten. Overigens, M. P is
een deftig man, bij wicn gij u ongetwijfeld wel zult
bevinden en zoo hel anders ware, verzoek ik u mij
dit aanstonds le laten weten.
Ik bedankte hartelijk mijnen weldoener voor zijne
belangstelling in het lol der arme weeze en vertrok.
Ongaarne scheide ik van hem en zijn huisgezin,
die mij reeds dierbaar geworden waren en een
droevigen blik van afscheid wierp ik op de geboor
testad, waar ik zoo gelukkig do dagen mijner
kindsheid had gesleten en waar ik thans hel graf
eener moeder en een armen krankzinnigen vader
achterliet. Allengskens nochtans rees eene flauwe
hoop in mijnen boezem en durfde ik droomen dal er
nog schoone dagen voor mij weggelegd waren.
Arme vriendin, sprak Elisa, met tranen van
medelijden ia de oogen, wat moet gij verschikke-
lijk geleden hebben Het verwondert, mij, hoe gij
de kracht vondl om op uwen jeugdigen ouderdom
onder zoovele rampen niet le bezwijken.
Ook zou ik er ongetwijfeld onder bezweken
zijn, mejuffer, hadden de gevoelens, welke mij dc
goede jzusters in de kostschool hebben ingeplant,
mij niet aangedreven om moed te putten in de ver
troostingen van de godsdienst, die in dergelijke
gevallen alleen in staat zijn den mensch le onder
steunen. Dagelijks bad ik vurig om hulp en troost
van den hemel af Te smeeken en telkens, na mijn
gebed geëindigd te hebben, scheen het mij toe alsof
de slem mijner goede moeder mij van Hut den hemel
toeriep)Schep moed, Maria en gedenk dat gij
leven moet voor uwen vader, die u nog eens gansch
genezen zal teruggeschonken worden.
En voedt gij waarlijk die hoop, Maria
Ja, mejufler. Voor mijn vertrek heb ik den
vriend mijns vaders gesmeekt, dat hij mij van tijd
tot tijd nieuws van den armen krankzinnige zou
schrijven. De eerste brieven, welke ik daarover
ontving, gaven mij weinig hoop, doch later....
Later kreegt ge betere lijdingen over zijnen
toestand
Goddank, mejuffer, doch laat mij tol mijn
verhaalterugkeeren
Bij den heer P. aangekomen, trad ik aanstonds
in mijne nieuwe bediening Het huisgezin beslond,
behalve den meester des huizes, uit zijne vrouw cn
drie kinderen, een meisje van twaalf, een van zes
en een knaapje van tien jaren. De heer P. was een
dier gunstelingen van het lot, die uit den nederigen
Als de geestelijkheid de schuld jegens db
nationale verdediging niet betaalt, dan betaalt
zij die in het gasthuis, in de gevangenis 't is
de priester, die bij den soldaat, in de hospitalen
en in gezelschap der nonnen, de afwezige la-
milie vervangt en hem alle zorgen loewijdt,en,
indien ooit wat God verhoede liet vader
land overrompeld werd door den vijand, zou
den de priester en de Zuster van Liefde naar
hel slagveld snellen, om er de gekwetsten te
verzorgen, en de wonden des lichaams, gelijk
de wonden der ziel te zalven.
HH. HII. hopen dat deze beschouwingen den
maatregel zullen doen verwerpen, die zulke
noodlottige gevolgen na zich slepen zou.
DE OPVOEDING DER
VROUW.
Dezer dagen ontving de II. Vader de onder
wijzeressen en de leerlingen van het romeinsche
klooster van het H. Hart. In antwoord op het
hem aangeboden adres, hield Z. H. eene tref
fende toespraak, de volgende zinsneden bevat
tende in verband met de christene opvoeding
der vrouw
In onze dagen, zoo sprak Leo XIII, is het
zeer wenschelijk, dat de weldaad der christe
lijke opvoeding zich mildelijk uitstrekke over
de jeugdige meisjes, zoowel van den hoogsten
als van den neierigsten maatschappelijken
stand. In de plannen der voorzienigheid is de
vrouw bestemd, voor het menschelijk huisgezin
eene zeer machtige hulp te zijn om het goede
te doen maar om zich tot zulk een hoog ambt
te verheffen, is het noodig dat eene gezonde,
wijze opvoeding vroegtijdig haren geest en
haar hart vormt. Opgevoed naar dc beginselen
van den katholieken godsdienst, die alleen
hare ware rechten terug gegeven en ze op
haar eerestandpunt hersteld heeft, zal de
vrouw in de familie de verstandige moeder
zijn, de steun en de veiligheid van haar huis
in de maatschappij zal zij het voorbeeld wezen
door het woord, door de weldoende en ge
duldige liefde, de vruchtbare ingeefster van
de deugdzame en heilige werken. Waar inte
gendeel hare opvoeding gescheiden wordt van
de leeringen van het Evangelie, zal de vrouw
eene noodlottige gelegenheid van bederf en
ondergang zijn in het huisgezin en voor de
familie, in de maatschappij.
Daarom willen de zonnen der duisternissen
tol eiken prijs, dat de opvoeding der meisjes
niet meer bezield worde volgens de grondre
gels en de leerlingen van den katholieken
godsdienst en dat. zij niet meer onderworpen
zij aan de moederlijke waakzaamheid der
Kerk. Daarom streven zij er naar, door be
drieglijke leeringen, in haar gemoed de ijdel-
heid op te wekken, en er een gevoel van
onverschilligheid in neer te leggen voor het
geloof van Jesus-Cliristus en van afkeer voor
de heilige en strenge wetten van zijne zeden
leer.
Gij ziet hieruit, beminde dochters, 'net
groot gewicht dei christelijke opvoeding en
werkmansstand (hij was vroeger metser geweest)
zoo hoog geklommen was dat hij thans in het bezit
was eener aanzienlijke fortuin. Van de zeden en
gewoonten uit hoogeren stand maakte hij weinig
werk hij was gewoon te zeggen dal men geene
schitterende opvoeding noodig had om door de we
reld te geraken en wees daarbij met zekeren hoog
moed op zijn eigen Zijne woning was, buiten een
paar rijk gemeubelde zalen, die zonderling hij de
overige plaatsen afstaken, het evenbeeld van de
boerenwoningen der streek. Ook hij stond aan het
hoofd van de grooiste boerderij van den omtrek en
in zijn huis krielde het van dienstboden van beide
geslachten, die gemeenzaam met dc overige leden
des huisgezms, lot zelfs met de kioderen omgin
gen. Dit huis, waar ik thans mijne dagen zou over
brengen, bevond zich verre van alle verkeer met
beschaafde menschen, op een groot uur afstand
van het naaste dorp, en de landerijen welke M P.
bebouwde, waren langs alle kanten door bosschen
omringd.
Weldra won ik de genegenheid van M. P., en
daar hij, benevens zijne boerderij, ook een uitge-
breiden houthandel dreef, kwam mijne vaardigheid
in liet schrijven hem wondergoed te pas en tot zijn
groot genoegen voegde ik bij mijne bediening van
onderwijzeres nog die van kantoorbediende.
Zijne vrouw was mij echter minder vriendelijk.
Zij was van een buitengewoon trolsch karakter cn
had hoegenaamd geeno opvoeding genoten, hetgeen
haar bijna op denzelfden voet stelde met hare dienst
boden, met welke zij, ofschoon niet aldijd vriende
lijk, toch zeer gemeenzaam omging. Een gevoel van
afgunst maakte zich van haar meester, wanneer zij
bemerkte dal ik, die, volgens hare uitdrukking,
minder dan niets was in de wereld, er in gelukte
de ruwe wezens die mij omringden, een soort van
eerbied af te dwingen, en dat ik hen niet toeliet mij
zoo ,vrij aan le spreken als zij hel dagelijks met
haar deden. Zij besloot zich daarover te wreken en
het middel, dat zij daartoe gebruikte, moest onfeil
baar gelukken.
Wordt voortgezet.