58ste Jaar. Zondag29 Juli 1885. J\r° 1924. IJZEREN WEG. VERTREK EREN III A EEST NAAR VERTREKUREN UIT DE VOLGENDE STATIËN Onzijdige of goddelooze scliool. EENE KALE JUFFER Frotestatie. ER-BODE. ABONNEMENTPRIJS 6 FRANKS 'S JAARS. De inschrijving eindigt met 31 December. ANNONCENPR1JS, per drukregel: Gewone 20 cent. Reklamen fr. 1,00. Vonnissen op 3* bladz. 50 cent. Doudermonde. 4-56 6-35 8-45 11-09 3-09 G-40 10.08 Lokeren. 4-56 6-35 8-45 11-09 3-09 6-40 Meehelon. 4-561 «-357-30d 8-12d Exp. 1' 2' 3® kl. 8-451 1 l-59d 1-04(1 Exp. 1® 2® 3* kl. 2-51d 3-09/ 5-08d 6-40/ 10-08d Exp. 1® 2® 3* kl. Antw. 4-561 6-351 7-30d 8-l2dExp. Ski. 8-45/ l-04dExp. 1® 2® 3® kl. 2-544 3-091 5-584 6-4«/ 10-08d Exp. 1® 2® 3® kl. Brussel, langs Denderleeuw. 4 25 7-30 O-Oü 8-12 E 3 kl9-13 10-25 dir. 11-59 1-04 E 3 kl. 2-51 5-05 E 3* kl (5-18 des zondags) 5-58 8-49 direct 9-16 10-08 E 3 klas. Leuven, Thienen, Luik, Verviers 4-254 4-56/ 6-38/ 8-124 E 3 kl. 5-45( 0-004 9-13d (11-594 tot Leuven) l-04d Exp. 1® 2® 3® kl. 2-5id 5-584 8 49d direct 9-164 10 08 E 3 kl. (1) Nota. Re letter beteekent langs Termonde en de Gent, (5-00 "s vrijd 7-04dir. 7-56 E3 kl. 8-44 9-41 12-21 12-40 0-00 dir. 3-08 3-37 5-59 E 3kl. 6-04 6-38 8-49 Exp 3 kl. 9-38 en des zondags 12-39 Brugge, Oostende. 7-56 Exp. 3 kl. 9-41 12-21 12-40 0-00 dir. 3 38 5 59 E 1® 2® 3® kl. 6-38 Doornyk, Mouscron, Kortryk, Ryssel (langs Gend) 8-47 12-21 12-40 3-08 3-38 Èxp. 6-04 6-38 Doorn. Mouse. Kortryk, Ryss. langs Alh) 5-55 8-12 E. 3 klas tol Denderleeuw 11-59 2-51 6-00 Ninove. Geeraerdsbergen, Lessen, Ath 5-55 7-30 8-1SE.3 kl. lot Denderl. 11-59 2-51 6 00 9-11 Bergen, Quiévram 5-55 8-12 E tot Denderl 11-59 2-51 5-58 Enghien Braine, Manage, Charleroi, Namen langs Geeraerds bergen 5-55 H-59 2-51 0-00 5 58 Sottegem, langs Erpe-Mcire. 6.05 (7-25 's zat12.30 6.02 Moorsel,Opwyck,Mechelen,Antwerpen 5,07 9.27 3,21 6,09 letter d laDgs Denderleeuw. Cuiqne Suum. NAAR AELST UIT Ath 6.48 10.19 1.18 4.08 7.57 9.15 Antw. 5.15 6,30 9,15 9.50 40.50 E. i'2® 3® 71. 12 22 3-15 E. 1®2®3® kl. 3-54 4.44 5.54 6.50 E. 1®2® 3® kl. Brussel 6.19 direct 7.15 E 3 kl. 7.30 9.00 n.06 11.55 1-55 3.U0 E 3 kl. 4.52 5.55dir. 7.17 8.10 E3 kl. 8-24 en des zondags 11.45 Uendermonde 7.07 9.41 11.35 2.27 5.28 8.24 10,54 Geeraerdsbergen 7.27 11.05 2.00 4.50 8.39 9.48 Gent 6 35 7.39 E 3 kl. 8.15 9 43 11.06 15.31 E 3kl. 1.55 5.06 8.11 dir. 8.23 9.35 E 3 kl. Lessen 7.09 10.45 1.42 4.29 8.24 9.25 Lokeren 6.33 8.48 10.57 1.46 4.4i 7.52 Ninove 7.55 11.33 2.28 5.18 9.07 10.19 Oostende 6.04 6.19E. 3 kl. 9.00 II.HE 3 kl. 11.54 6.04 uit Gent naar Moortzeele, Sottegem, Geeraerdb.,Enghien, Braine-.e- Comte 5.47 8.12E 8.52 11.18 2.20 5.40 6.59 UIT GEERAERDSBERGEN NAAR Maria-Lierde, Sottegem, Moortzeele en Gent, 5.15 vryd. •24 8.35 dir. 9.54 11.58 2.58 5.50 E 8.51 uit Denderleeuw naar Haelterl, Burst, Herzele, Sotteg. Audenaerde, Ansegem Kortryk, 6.12 0.00 9.01 12.55 6.C9 7.20 direct. uit Sottegem langs denderleeuw naar: Aeist, (5.38 's Zaterd.) 7.49 12.06 1.28 5.00 7.48 uit Antwerpen naar St. Nikolaes, Lokeren en Gent 9-10 E 2 10 55 2 05 3-45 5.12 E 3 kl.6-35 8-00 uit Gent naar Lokeren, St. Nikolaes en Antwerpen 4.2o 7.05 8 00E 9.22 1O.50 2.20 4-15 E 2kl.5.25 7,15 uit Sottegem langs Erpe-Mcire. 7.50 1.58 7.48 uit Antwerpen (zuid) naar Opwyck, Moorsel en Aelst: 5,50 10,04 4,17 7,12 AELST, 28 JULI 1885. De achtbare fransche Senateur, de heer Gabriël de Belcastel komt, ineene vergadering van Catholieken, dezer dagen te Parijs gehouden, eene rede voering uit te spreken tegen het onzij dig staatsonderwijs, 't welk, aldaar even als hier te lande, tegen den wi' van de overgroote meerderheid der familievaders, door de wet wordt voor geschreven maar aldaar ook oneindi ge verdeeldheid heeft gezaaid. Het voornaamste deel der redevoe ring van den weisprekenden redenaar 't deze betrekkelijk't onzijdig onderwijs, vindt wonderwel zijne toepassing in ons land. Wij willen dus aan onze geërde lezers laten oordeelen hoe meesterlijk de heer de Belcastel dit onderwijs afschildert. Luistert Landgenoten Ik hoor zeggen onze school is onzijdig zij kan geen 't minste kwaad doen Zij is onzijdig, zegt gij Ja, even gelijk de muren van eene. gevangenis, die van bun eigen noch deugd noch ondeugd bezitten, maar die de levenslucht onderscheppen en aldus de levensbronnen vergiftigen. Zij is onzijdig zegt gij Ja, even als de dwaalsterre, die voor de zon kruipt, en haar licht voor de aarde beneemt. Zij is onzijdig Even als de levenslooze kogel, die tot binnen toe in 't herte dringt, en er de levensbewegingen stille legt. Want de onzijdigheid dJtkr zijnde, waar alles moet leven wezen, is de dood. Gij ziet dus klaar, dal men, met God uit de school te verbannen, liet heilige recht komt schenden dat het kind heeft om zijn verstandig en vrij wezen door vrijen adem te voeden en in 't leven te behouden. iMen verstikt liern onder den domper der onzijdigheid. Het eerste recht immers van het kind is het recht tot de waar heid, Even als zijne oog gemaakt is voor liet licht en niet voor de duisternissen waar de spoken voorbijgaan even als geheel zijn lichaamgestel geschikt is tot het voedsel hetwelk zijn leven onderhoudt en niet tot het vergif dat hem ter dood brengt, zoo ook is zijne ziel geschapen, niet voor de valschheid die hem bedriegt, maar voor de waarheid, die het voedsel, het licht en leven is van zijne concientie. Welnu, de stralen der waarheid, die de mensch minst missen kan, zijn het licht die hem verlichten nopens zijn bestaan, zijnen Novelle van A. V. BULTYNCK. «0»— Overgenomen uit de Belgische Illustratie. 2® Vervolg. Toen kwam mijn vader, die bij mijme tehuiskomst afwezig was, de kamer der ziekte binnen. Ik liep naar hem toe en wilde hem omhelzen, maar lang zaam weerde hij mij van zich af, bedekte zich het gelaat mei de beide handen en snikte O mijn kind Kunt gij liet mij ooit vergeven dal ik uwe moeder en u aldus in hel ongeluk geslort heb Helaas, niets dan eene overdrevene liefde tot u bei den dreef mij tot dit uiterste. Ik kon er mij niet aan gewennen, de twee wezens, die ik het meest op aarde beminde, tot eenen slaat gebracht te zien die harer niet waardig was. Ik dacht u geschapen om naast de rijkslcn in pracht en weelde te schitteren Daarom spande ik eene uiterste poging in om de verlorene fortuin terug te winnen, daarom waagde ik niet alleen heigeen mij nog toebehoorde, maar mijne eer, die ook de uwe en die uwer moeder was; mijn vroeger geluk gaf mij dien moed en ziedaar, thans waar mijne roekeloosheid 11 gebracht heeft. 0, mijne Maria, ik ben wel plichlig Een tranenvloed vergezelde die woorden. Toen kon ik het niet langer meer volhouden. Zwijg, vader, riep ik uit, laat ons aan die zaken niet lan ger denken. Wat God ons ontnomen heeft, kun Hij oas nog terugschenken. Kom, lieve vader, droog uwe tranen, die treurige toneelen omstellen moe der te zeer laat ons die niet meer vernieuwen en den Heere bidden opdat zij spoedig moge herstellen. Dan zullen wij nog gelukkige dagen beleven. Maar mijne arme moeder herstelde niet meer. Dagelijks namen hare krachten meer en meer af. Hel verdriet had baar te lang reeds ondermijnd en oorsprong en zijne bestemming. En, wat is dit al te samen anders, tenzij de wetenschap van God Wal baat liet hem immers alle ijdele we tenschappen te bezitten, indien gij hem geen woord zegt over de noodzakelijke weten schap, indien gij hem het Oppersche Goed dat hem roept en het leven aan den overkant van 't graf, of zijn eeuwig vaderland gedoken houdt i> Welnu, dit opperste goed is Gods oneindig heid '1 kind heeft recht op God, en indien gij hem verdoken houdt, gij begaateene rooverijten zijnen opzichte, en van allederooverijen zeker wel, de meest barbaarsche en de hatelijkste a De onzijdige school schendt dus de wezen lijkste reclnen van het kind. Zij treedt ook met de voeten de heilige rechten van God op de menschelijke maat schappij. De zoogenoemde onzijdigheid is een een voudig woord zonder beteekenis, of beter de godloochening onder het masker van ditwoord verdoken. God inderdaad is hetgene Hij eigenlijk is, ol wel Hij is niet. Indien Hij beslaat, zoo is Hij noodzakelijk onverdeelbaar en onafscheidbaar van zijne eigendommen Hij is het Wezen zon der einde uit hooide van zijnen naluur Hij heeft alles geschapen, Hij bewaart alles, ver vult alles, bestiert alles. Hij is de steun en de onmisbare ziel van alle bestaande dingen. De sloftelijke en zedelijke wereld, de slaat kunde en de wijsbegeerte, liet versland van de mensch met alle zijne gedachten, zijn hert met zijne gevoelens van haat en van lielde, alles valt onder de heerschappij van God Gij hebt schoon de eindelooze uitgestrekt heidvan het luchtruim te ondervragen, al uwe gedachten en gevoelens le doorsnuisleren, overal vindt gij God, die u overheerscht, u omvat, op u de overhand heeft- Gij zijtom zoo te zeggen versmoord in den onmeetbare» oceaan van Zijn licht en vernietigd in Zijne macht zonder palen. Gij kunt hem riiet loo chenen onder een opzicht, zonder Hem te looclienep onder alle opzichten en daarom, wanneer gij, de scliool binnentredende zegt God is hier niet, willen ol niet, gij spreekt de grooiste der godslasteringen uit, te weten God bestaat niet En zietdaar waarom de onzijdige school niets anders is dan eene godloochende school, zietdaar ook waarom, onder het doorschij nende masker van onzijdigheid, de revolutie op haar aangezicht het wachtwoord geschre ven draagt Ooi log nan God En dkkr ook is het laatste woord van de ongelukswet op liet onderwijs. Die wet is ingeblazen door den haat tegen God, welken hel onuitwischbare merk- teeken is van de revolutie Dus, onze wet van '1879 die de Onzij digheid onder opzicht van godsdien stig onderwijs uitroept,'tis eenewetdie de laatste schok was al le hevig geweest. Nauwe lijks had ik acht dageu aan hare bedsponde ge waakt, toen zij den laatslen adem uitblies. U zeg gen, mejulfer, wat oneindige smart ik bij die >ijnlijke scheiding heb uitgestaan, is mij onmoge- ijk. Nauwelijk had ik de kracht om de dierbare doode naar hare laatste rustplaats te vergezellen en och wilde ik haar dit laatste blijk van liefde geven, want het getal der vrienden, die haar de grafstede volgden, was klein. Toen ik weer te huis kwam, was alles ledig, alles doodsch rondom mij, eene koude huivering liep mij door al de leden, ik zeeg machteloos op eenen stoel neer en wist verder niet wal er rondom mij gebeurde. En vader Arme, ongelukkige vader! Het denk beeld, dat hij de oorzaak was van den dood zijner geliefde echtgenoole, was hem zoo onverdragelijk, dat hij in de oogeu van al wie hem naderde, zijn vonnis scheen le lezen Vooral mij ontvluchtte hij overal waar hij kon. Uren lang zat hij sprakeloos met de oogen op hetzelfde voorwerp gevestigd. Weldra deden zich alle de voorteekens op van die verschrikkelijke ziekte welke men krankzinnigheid noemt. Reeds herkende hij in mij zijn kind niet meer. Eene nieuwe scheiding, even pijnlijk als die waarvan mijn hart reeds bloedde, stond mij to wachten. Onmeedoogende menschen legden mij inlusschen den loesland, waarin ik mij bevond, in al zijne afgiijsselijke naaktheid, voorcogen. Ons huis, onze meubelen, alles wat ons niet alleen tot gemak en weelde, (maar zelfs tot bet onmisbaarste gebruik had gediend, zag ik voor mijne oogen aan den meestbiedende verkoopen Daarna werd, op zekeren morgen, mijn arme vader uit mijne armen gerukt en in een gesloten rijtuig naar een geslicht voor krankzinnigen overgebracht. Hij liet zich als een kind behandelen en sprak tol mij geen woord, wierp mij zelfs geen blik tot afscheid loc. Nu bevond ik mij gansch alleen in de wereld, ik die nog geene zorg gekend had cn niet wist wal het zeggen wil zelf voor zijn bestaan te moeien zorgen. En niets bleef mij over dan de krachten van een rechtstreeks de wezenlijke rechten ran hetonnoozele enweêrlooze kind krenkt 't is eene wet die de heiligste rechten van God miskent of onder de voeten trapt, 't is eene wet die 't bestaan der Godheid loochent, 't is eene godver- loochenende wet En zulk eene helsche, zulk eene gods- lasterende wet is het die de liberale ministers ons tegen wil en dank willen opdringen .fa, en 't is om ons die verderfelijke, die goddelooze wet te kunnen opdringen, om onzen tegen stand eindelijk te verijdelen, dat men op oogenblik weêral eens-vijf en twintig; millioen niciiwcbolas- t in gen uit onze zakken klopt Wat zijn de beige n toch verbasterd!... Vroeger, ja,vóór 1830, zouden de belgen dit alles zonder geweldige tegenspraak niet aangenomen hebben. Het belgi- sche bloed zouzonder twijfel gestroomd hebben.... Doch heden zijn wij wijzer gewordenwij willen nu onzen lijd afwachten.... Ja, wij zullen wachten lot dat de eerste kiezing ons zal de gele genheid geven ons te wreken; ja, wan neerwij de handlangers der helsche logiën 't bewind zullen uit de handen rukken 't welk zij reeds al te lang tot ongeluk van land en volk in handen gehouden hebben HH. HH. de Bisschoppen van België hebben in een wijdloopig schrift geprotesteerd bij den President en de leden van den Senaat, tegen de afschaffing van den vrijdom, die in zake van militie verleend werd aan de leerlingen in de godsgeieerdheid en wijsbegeerte. De wet van 3 juni 1870, welke den vrijdom onderwierp aan de voorwaarden van niet ge fortuneerd te zijn, en het voorrecht ontnam aan de leerlingen welke de leergangen der diocesane seminariën niet volgden, had reeds reklamen doen omslaan. De inkrimpingen brengen groote hinderpalen toe aan de rekru- leering der geestelijkheid en zij waren de ont kenning van eer. grondbegin, dat altijd door alle christene wetgevingen, van Konstamijn af, in eere was gehouden. Het nieuwe omwerp verergerd nogdien toe stand en miskent ten hoogste de noodwendig heden en de rechten van het catholicismus. Van daar dan ook dat de bisschoppen zich richten lot den Senaat, in de hoop dat hij deze wet niet zal bekrachtigen. Het is onbetwistbaar dat de militaire loop baan strijdt met het voorbereiden lot deri gees telijken stand. Of heeft minister Pirmez zelf niet gezegd, dat liet verblijf in de kazernen eene slechte voorbereiding is tot den geeste lijken slaat?Eris tusschen die twee standen eene totale onverenigbaarheid. Hij, die een tijd lang soldaat is geweest, zal moeielijk een goed priester zijn (zitting 1870). Zeker is de plaatsvervanging geen middel om de hinderpalen te vermijden, die zich op doen immers komen er geestelijken uit alle standen, dan toch is het zeker dat helgrootste getal uit het volk komt. Het iseene der gloriën van de kerk, dezelfde zending van opoffering te geven aan den zoon van den werkman gelijk aan den afstammeling der groote geslachten Wie ziet niet in dat van dit oogenblik af, vele roepingen zullen verloren gaan door het vooruitzicht van den gedwongen soldaten dienst .'Geene middels hebbende om hunnen zoon vrij te koopen, zullen vele ouders weige ren de voorbereidende studiën te laten doen, niettegenstaande de groote genegenheid welke hunne kinderen voor den geestelijken stand laten blijken. Ieder jaar zal die wet eene vermindering in de rangen van het geestelijk personeel doen ontslaan, en te slotte zal hel onmogelijk wor den den dienst der parochiën aan te vullen. Dit resultaat ligt misschien in den wensch van zekere tegenkanters, die door den haat tegen de Kerk worden aangedreven maar dit kan het geval niet zijn met de Staatsmannen, welke het maatschappelijk belang van den godsdienst beseffen. Het kan niet zijn bij ware volksvrienden, die weten dat de voornaamste troost van den arme en ongelukkige in den godsdienst gelegen is bij de verdedigers der orde, die begrijpen dat de godsdienst de eenige macht is om de ont erfden dezer wereld hun lot te doen dragen bij de mannen met geweten, die den eerendienst welken zij God verschuldigd zijn niet verloo chend hebben bij hen, die oprechtelijk aan de nationale grondwet verkleefd zijn. Toen deze de vrijheid van den calhoüeken eeredienst dekreteerde, begreep zij daarin de vrijheid van rekruteering zijner bedienaars. De eeredienst vraagt immers priestersen aanhan gers, zooals het den geest is van het leger opperhoofden en soldaten te hebben Dat was ook het gedacht van het Nationaal Congres, en het werd in 1869 herhaald door M. De Brouckere, die zegde dat, als men dien vrijdom had willen afschaffen in het Congres, dit niet zou aangenomen zijn geworden. Zelfs maakte het Congres de priesters en de leerlin gen die zich tot den geestelijken staat voorbe reiden, vrij van de burgerwacht. Die vrijlating, en dal heelt men in de Kamer doorslaande bewezen, stellen geen voorrecht daar en kwetst hoegenaamd de gelijkheid der Belgen niet, zoo min als wanneer men minis ters, gouverneurs, leden der deputatiën vrij stelt van de wet op den jury. De vrijdom van 30 ol' 60 studenten brengt geen nadeel toe aan het leger maar dat kleine cijfer maakt binnen kort den dienst der parochiën onmogelijk. zeventienjarig meisje zonder ondervinding en een naam, waar de schandvlek van het bankroet op kleefde Niet wetende waarheen mijne schreden te wen den, voerde mijne eerste beweging mij naar het graf mijner moeder. Daar liet ik den vrijen loop aan mijne tranen, en schreide tot den Hemel dat Hij zich eener arme verlatene weeze zou ODtfermen. Na daar jlang gebeden en geweend te hebben, voelde ik mij eenigszins gesterkt en stond (op. Maar waar zou ik mij thans heen begeven Toen herin nerde ik mij den naam van eenen ouden vriend mijns vaders en aanstonds ging ik zijne woning op zoeken. Hij ontving mij vriendetijk en vroeg medelijdend naar mijnen toestand. Toen ik hem alles gezegd had, nam hij mij bij de hand en zegde Troost u, mijn kind, ik zal trachten voor u tc zorgen. De opvoeding welke gij genoten hebt, zal u wellicht de gelegenheid bezorgen om eerlijk uw brood le ver dienen. Inlusschen zult gij in mijne woning ver blijven lot dat ik eene geschikte plaats voor u ge vonden heb. Ik aanvaarde dit aanbod met de grootste dankbaarheid en was gedurende den lijd, welken ik in het huis van den vriend mijns vaders verbleef, het voorwerp der teederste zorgen. Had ik daar maar kunnen blijven maar neen, zooveel kon ik van den braven man mei verlangen. Weldra herstelden mijne krachten en op zekeren dag kwam mijn weldoener mij melden dat de plaats, .welke hij voor mij gezocht had, gevonden was Gij treedt, zegde hij mij, in dienst van den heer P. le II. in Weslvlaanderen, als onderwijzeres zijner kinderen. Ik hoop dat gij u van die laak naar behooren zult kunnen kwijten. Overigens, M. P is een deftig man, bij wicn gij u ongetwijfeld wel zult bevinden en zoo hel anders ware, verzoek ik u mij dit aanstonds le laten weten. Ik bedankte hartelijk mijnen weldoener voor zijne belangstelling in het lol der arme weeze en vertrok. Ongaarne scheide ik van hem en zijn huisgezin, die mij reeds dierbaar geworden waren en een droevigen blik van afscheid wierp ik op de geboor testad, waar ik zoo gelukkig do dagen mijner kindsheid had gesleten en waar ik thans hel graf eener moeder en een armen krankzinnigen vader achterliet. Allengskens nochtans rees eene flauwe hoop in mijnen boezem en durfde ik droomen dal er nog schoone dagen voor mij weggelegd waren. Arme vriendin, sprak Elisa, met tranen van medelijden ia de oogen, wat moet gij verschikke- lijk geleden hebben Het verwondert, mij, hoe gij de kracht vondl om op uwen jeugdigen ouderdom onder zoovele rampen niet le bezwijken. Ook zou ik er ongetwijfeld onder bezweken zijn, mejuffer, hadden de gevoelens, welke mij dc goede jzusters in de kostschool hebben ingeplant, mij niet aangedreven om moed te putten in de ver troostingen van de godsdienst, die in dergelijke gevallen alleen in staat zijn den mensch le onder steunen. Dagelijks bad ik vurig om hulp en troost van den hemel af Te smeeken en telkens, na mijn gebed geëindigd te hebben, scheen het mij toe alsof de slem mijner goede moeder mij van Hut den hemel toeriep)Schep moed, Maria en gedenk dat gij leven moet voor uwen vader, die u nog eens gansch genezen zal teruggeschonken worden. En voedt gij waarlijk die hoop, Maria Ja, mejufler. Voor mijn vertrek heb ik den vriend mijns vaders gesmeekt, dat hij mij van tijd tot tijd nieuws van den armen krankzinnige zou schrijven. De eerste brieven, welke ik daarover ontving, gaven mij weinig hoop, doch later.... Later kreegt ge betere lijdingen over zijnen toestand Goddank, mejuffer, doch laat mij tol mijn verhaalterugkeeren Bij den heer P. aangekomen, trad ik aanstonds in mijne nieuwe bediening Het huisgezin beslond, behalve den meester des huizes, uit zijne vrouw cn drie kinderen, een meisje van twaalf, een van zes en een knaapje van tien jaren. De heer P. was een dier gunstelingen van het lot, die uit den nederigen Als de geestelijkheid de schuld jegens db nationale verdediging niet betaalt, dan betaalt zij die in het gasthuis, in de gevangenis 't is de priester, die bij den soldaat, in de hospitalen en in gezelschap der nonnen, de afwezige la- milie vervangt en hem alle zorgen loewijdt,en, indien ooit wat God verhoede liet vader land overrompeld werd door den vijand, zou den de priester en de Zuster van Liefde naar hel slagveld snellen, om er de gekwetsten te verzorgen, en de wonden des lichaams, gelijk de wonden der ziel te zalven. HH. HII. hopen dat deze beschouwingen den maatregel zullen doen verwerpen, die zulke noodlottige gevolgen na zich slepen zou. DE OPVOEDING DER VROUW. Dezer dagen ontving de II. Vader de onder wijzeressen en de leerlingen van het romeinsche klooster van het H. Hart. In antwoord op het hem aangeboden adres, hield Z. H. eene tref fende toespraak, de volgende zinsneden bevat tende in verband met de christene opvoeding der vrouw In onze dagen, zoo sprak Leo XIII, is het zeer wenschelijk, dat de weldaad der christe lijke opvoeding zich mildelijk uitstrekke over de jeugdige meisjes, zoowel van den hoogsten als van den neierigsten maatschappelijken stand. In de plannen der voorzienigheid is de vrouw bestemd, voor het menschelijk huisgezin eene zeer machtige hulp te zijn om het goede te doen maar om zich tot zulk een hoog ambt te verheffen, is het noodig dat eene gezonde, wijze opvoeding vroegtijdig haren geest en haar hart vormt. Opgevoed naar dc beginselen van den katholieken godsdienst, die alleen hare ware rechten terug gegeven en ze op haar eerestandpunt hersteld heeft, zal de vrouw in de familie de verstandige moeder zijn, de steun en de veiligheid van haar huis in de maatschappij zal zij het voorbeeld wezen door het woord, door de weldoende en ge duldige liefde, de vruchtbare ingeefster van de deugdzame en heilige werken. Waar inte gendeel hare opvoeding gescheiden wordt van de leeringen van het Evangelie, zal de vrouw eene noodlottige gelegenheid van bederf en ondergang zijn in het huisgezin en voor de familie, in de maatschappij. Daarom willen de zonnen der duisternissen tol eiken prijs, dat de opvoeding der meisjes niet meer bezield worde volgens de grondre gels en de leerlingen van den katholieken godsdienst en dat. zij niet meer onderworpen zij aan de moederlijke waakzaamheid der Kerk. Daarom streven zij er naar, door be drieglijke leeringen, in haar gemoed de ijdel- heid op te wekken, en er een gevoel van onverschilligheid in neer te leggen voor het geloof van Jesus-Cliristus en van afkeer voor de heilige en strenge wetten van zijne zeden leer. Gij ziet hieruit, beminde dochters, 'net groot gewicht dei christelijke opvoeding en werkmansstand (hij was vroeger metser geweest) zoo hoog geklommen was dat hij thans in het bezit was eener aanzienlijke fortuin. Van de zeden en gewoonten uit hoogeren stand maakte hij weinig werk hij was gewoon te zeggen dal men geene schitterende opvoeding noodig had om door de we reld te geraken en wees daarbij met zekeren hoog moed op zijn eigen Zijne woning was, buiten een paar rijk gemeubelde zalen, die zonderling hij de overige plaatsen afstaken, het evenbeeld van de boerenwoningen der streek. Ook hij stond aan het hoofd van de grooiste boerderij van den omtrek en in zijn huis krielde het van dienstboden van beide geslachten, die gemeenzaam met dc overige leden des huisgezms, lot zelfs met de kioderen omgin gen. Dit huis, waar ik thans mijne dagen zou over brengen, bevond zich verre van alle verkeer met beschaafde menschen, op een groot uur afstand van het naaste dorp, en de landerijen welke M P. bebouwde, waren langs alle kanten door bosschen omringd. Weldra won ik de genegenheid van M. P., en daar hij, benevens zijne boerderij, ook een uitge- breiden houthandel dreef, kwam mijne vaardigheid in liet schrijven hem wondergoed te pas en tot zijn groot genoegen voegde ik bij mijne bediening van onderwijzeres nog die van kantoorbediende. Zijne vrouw was mij echter minder vriendelijk. Zij was van een buitengewoon trolsch karakter cn had hoegenaamd geeno opvoeding genoten, hetgeen haar bijna op denzelfden voet stelde met hare dienst boden, met welke zij, ofschoon niet aldijd vriende lijk, toch zeer gemeenzaam omging. Een gevoel van afgunst maakte zich van haar meester, wanneer zij bemerkte dal ik, die, volgens hare uitdrukking, minder dan niets was in de wereld, er in gelukte de ruwe wezens die mij omringden, een soort van eerbied af te dwingen, en dat ik hen niet toeliet mij zoo ,vrij aan le spreken als zij hel dagelijks met haar deden. Zij besloot zich daarover te wreken en het middel, dat zij daartoe gebruikte, moest onfeil baar gelukken. Wordt voortgezet.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Denderbode | 1883 | | pagina 1