t
40ste Jaar.
Zondag3 Juli I88S.
iV° 202S.
IJZEREN WEG. VERTREKUREN UIT AELST NAAR
VERTREKUREN UIT DE VOLGENDE STATIËN
Wat 't liberalismus wil.
Godsdienstvrijheid bij '1 leger.
SchooWerwoesting.
De statistiek van den landbouw.
Het feest der Spoorwegen.
DE DENDER-BODE.
ABONNEMENTPRIJS6 FRANKS 'S JAARS. De inschrijving eindigt met 31 December.
ANNONCENPR1JS, per drukregel: Gewone 20 cent. Reklamen fr. 1,00. Vonnissen op 3*® bladz.50 cent.
Dendermonde. 4-56 6-36 8-45 11-09 3-07 4-35 6-45 9-48
Lokeren. 4-56 6-36 8-45 41-09 3-07 4-35 6-45 9-48
Mechelen. 4-561 6-361 7-30d 8-12d Exp. 1®2® 3®kl. 8-451
12-OOd l2-39d Exp. 1*2® 3®kl. 2-51d 3-071 6-45/
9-48.1 10-08(1 Exp. 1® 2* 3® kl.
Vntw. 4-56t 6-361 7-30d 8-lïdExp. 3 kl. 8-451 12-39dExp.
1® 2® 3® kl. 2-51 d 3-07/ 5-58d 6-451 9-481
10-08d Exp. 1® 2® 3® kl.
Brussel, langs Denderleeuw. 4 25 7-30 0-00 8-12 E 3 kl.
9-20 10-25 dir. 12-00 12-39 E3 kl. 2-51 4-3:> E 3® kl
5-18 des zond.) 5-58 en 8-49 direct 9-19 10-18 E 3 kl.
Leuven, Thienen, Luik, Vervie'rs 4-25d 4-5616-36/8-12d
E 3 kl. 8-451 (l-OOd 9-09(1 12-OOd 12-39(1 Exp.1®2"3®
kl. 2-51d 5-58d 849d direct 9-19d 10-08 E3 kl.
(1) Nota. De letter 1 beteekent langs Termonde en de
Gent, (5-00's vrijd 7 -04 dir. 7-55 E 3 kl. 8-45 9-41
12-21 12-40 0-00 dir. 3-08 3-37 E 3kl. 6-03 6-39
8.49 9-38 10-32 Exp 3 kl. en des zondags 12-39
Brugge, OosteDde. 7-55 Exp. 3 kl. 9-41 12-21
12-40 0-00 dir. 3 08 E 1® 2® 3® kl. 6-38 8.49
Doornyk, Houscron, Kortryk, Ryssel (langs Gend) 8-47
12-21 12-40 3-08 3-37 Exp. 6-03 6-39
Doorn. Mouse. Kortryk, Ryss. (langs Al*) 5-55 8-12 E.
3 klas lol Denderleeuw 12-00 2-51 5-58
jlmove, Geeraerdsbergen, Lessen, Atb 5-55 7-30 8-12E.3 kl.
tot Denderl. 12-00 2-51 5-58 9-16
Bergen, Quiévrain 5-55 8-12 E. tot Denderl. 12-002-51 5-58
Enghien Braine, Manage, Charleroi, Namen langs Geeraerds
bergen 5-55 12-00 2-51 0-00 5-58
Herzele, Sottegem, Nederbrakel en Ronsse, langs Erpe-
Meire. 5.03 7.35 12.15 2.10 6.03
Moorsel.Opwyck, Mechelen,Antwerpen 5,05 9,11 3,21 6,07
letter d langs Denderleeuw.
Unique Saam.
«AAR AELST DIT
Ath 6.48 10.24 1.18 4.06 7.57 9.15
Antw. 5.15 6,29 9,13 9.53 10.50 E. 1* 2® 3® kl. 12-22
3-07 E. 1°2®3® kl. 4.15 5.54 6.50 8-25 E. 1® 2® 3® kl.
Brussel 6.20 direct 7.18 E3kl. 7.31 9.00 11.08
11.55 1-56 3.00 E 3 kl. 4.43 5.58dir. 7.19 8-10 dir.
8 40 9.52 E. 3 kl. des zondags 11.46
Dendermonde 4-10 'szaterd. 7.07 9.41 11.37 2.29
5.28 8.26 9.14.
Geeraerdsbergen 7.27 11.05 2.00 4.50 8.39 9.51
Gent 6 35 7.39 E 3 kl. 8.18 9.43 11.07 12.31 E 3kl.
1.55 4 04 (4.39 's zondags) 5.05 8.11 dir. 8.23 9.45 E 3 kl.
Lessen 7.09 10.45 1.42 4.29 8.24 9.35
Lokeren 6.33 8.43 10.55 1.44 4.38 7.55 8.40
Ninove 7.65 11.33 2.28 5.18 9.07 10.19
Oostende 6.04 6.19E.3 kl. 9.04 10.50 11.56 en 2.43 E 3 kl.
5.31 dir. 6.05
UIT Gent naar
Moortzeele, Sottegem, Geeraerdb., Enghien, Brain#-
le-Corate 5.52 8.12E 8.52 11.18 2.20 5.46 6.59
UIT GEERAIRBSBBRCKN' NAAR
Maria-Lierde, Sottegem, Moortzeele en Gent, 5.15 vrydj
7.24 8.35 dir. 9.54 11.58 4.48 5.50 E 8.51
uit Dbndrrlbeuw NAAR
Haeltert, Burst, Herzele, Soileg. Audenaerde, Anaegem
Kortryk, 6.03 0.00 9.00 12.55 6.11 7.20 direct.
uit Sottegem langs denderleeuw naar
Aelst, (5.38 's Zaterd.) 7.50 12.06 1.28 5.00 7.51
Uit Sottegem langs Erpe-Meire. (5.38 *s zaterd.) 8.60
12,50 3.07 4.46 9.20
Uit Ronsse langs Nederbrakel, Sottegem, Herzele en
Erpe-Meire 7.10 12.00 3.40 8.12.
uit Antwerpen (zuid) naar Opwyck, Metrsei ei
Aelst: 5,45 10,04 4,17 7,12
AELST, l JULI 188S.
Het liberalismus onzer dagen wil de Kerk en
den Staat dusdanig scheiden dat zij met elkan
der geen gemeens meer hebben.
Wat beoogt het hierdoor
Den ondergang van onze hedendaagsche
kristene samenleving.
Geen volk immers kan bestaan zonder gods
dienst.
De godsdienst is de ziel van de samenleving.
Bij den mensch zijn de ziel en het lichaam
onderscheiden, vereenigd, maar niet geschei
den. De scheiding van ziel en lichaam veroor
zaakt de dood bij den mensch zoo ook is de
samenleving met ondergang bedreigd indien
men er in gelukt den godsdienst in alles tegen
te werken en de Kerk en hare dienaren te
verdrukken.
De tusschenkomst der Geestelijkheid in
'l onderwijs en de opvoeding der jeugdige
geslachten is geen voorrecht aan de Kerk
toegekend, maar slechts eene waarborg van
behoud voor de samenleving. Eene zedeleer
zonder geloofspunten, zonder bekrachtiging
na dit leven, slaat gelijk aan eene justicie
zonder rechtbanken. Wat men ook uitvinde
of uitdenke, geen volk kan zonder godsdienst
opgevoed woeden. Indien de mensch in de
waarheden des Geloots niet. onderwezen
worde, zal hij nooit zijne tijdelijke noch zijne
eeuwige bestemming kennen. Zoodra men de
kristene of godsdienstige leerstelsels uit het
volksonderwijs zal verbannen hebben, zul en
de Staten de gendarmerie' moeten verdubbelen
en nieuwe gevangenissen bouwen. Menigvul
dige voorbeelden hebben dit reeds bewezen.
Maar, hoor ik vragen, hoe komt het dat eene
godsdienstige opvoeding, soms liberalen, ra-
dikalen, vrijdenkers, schelmen en booswich
ten voortbrengt
Om dit te begrijpen moet men aanmerken
dat elke mensch meer dan eene soort van
opvoeding ontvangtde eerste wordt hem
in familie gegevende tweede in de scholen
van allen aard, en de derde in de wereld
waarin hij leeft. Ongetwijfeld is het gods
dienstig onderwijs de grondslag van alle
volksgeluk in de samenleving. Maar indien de
familie onkristelijk en onzedelijk is, indien de
lucht der maatschappij inde welke de jonge
mensch zich beweegt, bedorven is wie moet
zich dan verwonderen dal de schoolopvoeding
geene goede vruchten voortbrengt?... Wie
weel niet dat de goddelooze philosofen der
19* eeuw eene godsdienstige opvoeding ge
noten hebben
Het bewijst dat de scholen alleen alles niet
kunnen doen voor het goede, zoo lang er
slechte gazetten, verpestende boeken en prin
ten en zedelooze gezangen onder 't volk zullen
verspreid worden.
Laat ons dus vlijtig werken en zwoegen
opdat den godsdienst in 't onderwijs behouden
worde en aldus de huidige krisiene samen
leving van eenen gewissen ondergang bevrijd
blijve
tOB
2® Veryolg.
Elberg was geheel betooverd door het lieve kind,
dal, als hel voor hem zat of stond, niet alleen zijne
kleinste bedoelingen scheen te raden, maar in hem
slechts gedachten van eene wonder schoone gestalte
opwekte. Hij schetste, toekende en schilderde haar
in alle mogelijke houdingen. Somwijlen vreesde hij
haar te vermoeien, doch als hij haar deze vrees te
kennen gaf, schudde zij met een betooverd lachje en
een nadrukkelijk Nooit het hoofd. Zoo werkte hij
dan voort en redekavelde soms met haar, maar kon
ook wel eens een uur lang eeH zwijgen in acht
nemen, dat zij nooit trachtte af te breken.
Eiudelijk nadat de troep ten vijfden male zijne
onherroepelijk laatste voorstelling gegeven had,
pakten de kunstenmakers toch hun armzalig boeltje
op, om hunne omzwervingen te vervolgen. Zoo deed
ook Elberg onder menig zwaren zucht nam hij zijn
ranseltje, haalde den wandelstok uil den hoek en
sloeg den weg naar Parijs in, waar hij op dit tijdstip
zijne werkplaats had. De tijd zijner zomerreis was
om en hij keerde in zijn kwarlier Beaujon terug, om
er rustig de vruchten van te plukken.
Zijn weg leidde hem door bosschen,—door een
deel van de woudstreken, waarin hij Edmée voor
't eerst ontmoet M seboon in tegenovergestelde
De zoo dr.uk besprokene kwestie der soldaten
welke uit vrijen wil, aan de processie van M-
Loup ie Namen hebben deelgenomen, werd
deze week door generaal Merjay, afgeveerdigde
van Brussel, in de Kamergebracht. De achtbare
afgeveerdigde wenschte inlichtingen te beko
men over het feit en bijzonderlijk over de straf
die deze soldaten liadden ingeloopen.
Generaal Pontus, minister van oorlog ver
klaarde dal de soldaat welke aan eene proces
sie deelneemt geene strafbare daad begaat....
Hieraan heelt nooit iemand metgezondoordeel
begaafd een enkel oogenblik getwijfeld. De
soldaat zoowel als de eerste burger des lands
heelt recht op eene volkomene godsdienstvrij
heid. Alle de Belgen zijn gelijk voor de wet,
zegt onze grondwet, en verder roept die zelfde
grondwet ook de godsdienstvrijheid uit. Hem
dus de godsdienstvrijheid ontzeggen ware eene
schending der grondwet.
Dus als de soldaat zooveel recht op gods
dienstvrijheid heeft, als 'tis gelijk wie, dan
mag hij vrij deelnemen aan alle de oefeningen
en ceremoniën van zijnen godsdienst. Waarom
als hij het H. Misoffer mag bijwonen, zou hij
dan ook aan de processie geen deel mogen
nemen
't Was dus eigenlijk niet, zoo verklaarde de
achtbare minister van oorlog, omdat zij aan de
processie hadderrdeelgenomen dal de soldaten
gestraft werden.
Maar waarom was het dan?... Omdat zij
hunne policie-muts in de Kerk hadden achter
gelaten en blootshoofd ter straat waren ver
schenen. Verder zou een der soldaten van den
naam eens officiers hebben misbruik gemaakt
om zijne kameraden aan te zetten aan de pro
cessie deel te nemen... En door dit alles hadden
de soldaten de militaire reglementen miskend
of geschonden....
De achtbare minister van oorlog is van ge
voelen dat men beterzou gedaan hebben, geene
straf toe te passen, maar hij keurde de handel
wijze van kapitein Vander Meeren toch niet af.
't Is mogelijk dat kapitein Vander Meeren de
militaire reglementen stiptelijk heeft toege
past.... Doch wat ons hoogst wonderbaar
schijnt, 't is dat men nu juist eene schending
van het reglement op 't dragen van 't uniform
vindt, in 't eenvoudig feit van een soldaat die
blootshoofd aan eene processie deelneemt
welke slechts de voortzetting was van eene
kerkelijke plechtigheid welke hij van den be
ginne af bijwoonde.
Hoeveel schendingen van dien aard, besta-
tigt men dagelijks niet
Immers als het reglement is geschonden om
dat een soldaat zijne policie-muts heeft achter
gelaten en blootshoofd ter straat gaat, wordt
dit reglement dan voorzeker ook miskend
wanneer men soldaten in kavalkaden, in stoe
ten, in maskaraden en in de schouwburgen als
figuranten gebruikt en hen soms eenen hoogst
verlagenden rol doet spelen En als onze
soldaten bij de officieren, als wachvrouw of
schuurster. ja zelfs als kindermeid in den vol
len zin des woords dienen, als men ze in bur-
gerskleedij met het kindje van M. den officier
ziet ter straat loopen. is het militaire uniform
dan niet geschonden, is 't reglement dan niet
miskend geworden Zeggen wij het rond uit
de soldalen, wat men ook zeggen moge, wer
den eenvoudig gestraft omdat zij een flam
beeuw in de processie hebben gedragen. De
opgegevene redenen zijn niet aannemelijk.
Voor ons is bet kwetsend voor het militaire
uniform, onze soldaten als echte polichinellen
in schouwburgen, in maskaraden en in stoeten
te zien paraderen en ze als kindermeiden te
gebruiken, terwijl blootshoofd in eene pro
cessie gaan geen ander gevolg kan hebben dan
't leger in aanzien en in weerde le doen aan
groeien in de oogen der overgroote meerder
heid van 't Belgische volk 't welk, ondanks
alle de listen en lagen in de helsche logie-
kr och ten verzind en gesmeed, toch gods
dienstig en katholiek is gebleven
Gansche beken krokodillentranen worden
dagelijks door de eerlijke liberale sclirij-
velaars, (die nooit liegen durven) gestort over
de zoogezegde schoolverwoesting die sedert
de onderwijswet van 1884, heerscht. Kon men
hen gelooven, dan zou 't openbaar onderwijs
zoo goed als vernietigd zijn in ons land.
De waarheid is dat de liberale schrijvelaars,
volgens oude gewoonten liegen en bedriegen
en 'i volk pogen om den tuin te leiden.
Men raadplege de statistieken en men zal er
weldra de overtuiging van hebben.
Uit de sehoolstatistiek blijkt dat, sedert de
wet van 1884. negen honderd gemeentescholen
zijn afgeschaft geworden door den vrijen wil
der gemeentebesturen.
Die negen honderd gemeentescholen werden
door geene of zeer weinige leerlingen bijge
woond.
Maar van den anderen kant werden er 1400
vrije scholen, ook door den vrije wil der ge
meentebesturen aangenomen. En in die vrije
scholen is 't onderwijs ten minste zoo goed
als 't niet beter is, dan in de afgeschafte.
Men telt nu van beden af reeds 500 open
bare scholen meer dan vroeger, en wat't be-
zonderste is, 't is dat die 1400 aangenomene
scholen aan Land, Steden en Gemeenten vele
duizenden en duizenden franks min zullen
kosten dan de afgeschafte 900 scholen die
geene leerlingen hadden.
En men beweere niet dat die aangenomene
scholen geene waarborgen opleveren zij zijn
even als de officieele scholen aan de toezicht
van den Slaat onderworpen.
Doch niet tegenstaande, zullen de liberale
penneknechten voortgaan met beken krokodil
lentranen te storten over de schoolverwoesting
in ons Land die, gelijk men ziet, in 't geheel
niet bestaal.
Nu 't volk kent die tranen en spot met de
liberalen die hiermeê hunnen tijd slijten
Verdeeling der kuituren.
De kadastrale uitgestrektheid van Belgie is
2,945,715 hectaren, waarvan 2,811,168 hect
aren schatplichtig zijn. Volgens de optelling
van 1880 zijn er van die uitgestrektheid
2,704,956 hectaren voor den landbouw ge
bruikt, te weten gewone kuituren, 1,983,570
hectaren; bosschen, 489,422 hectaren; onbe
bouwde landen, 231,963 hectaren.
De grond voor den landbouw gebruikt beliep
in 1846 tot 2,603,036 hectaren; in 1856 tot
2,663,754 hectaren en in 1880 tot 2,704.957
hectaren.
Betrekkelijk 't jaar 1866, tijdstip der laatste
optelling, heeft het domein van den landbouw
eene vermeerdering verkregen van 41,202
hectarenbetrekkelijk het jaar 1846, tijdstip
der eerste optelling, is die vermeerdering
101,920 hectaren.
De uitgestrektheid van den geëxploiteerden
grond is diensvolgens gedurende de 34 leste
jaren met 3000 hectaren jaarlijks vermeerderd.
Sedert 1846, hebben de kuituren talrijke
veranderingen ondergaan. Wij zullen ons be
palen met vast te stellen dat er tegenwoordig
eene merkelijke vermindering is in de kuituur
van graan en bloemgewassen, die in 1866,
667,155 hectaren besloegen en in 1880 maar
584,663.
Langs den anderen kant is eene sterke ver
meerdering in de kuituur van de suikerbeet,
de voederplanten, de weiden en de aardappe
len welke van 18,075, 28,807, 468,614 en
171,388 heclaren die zij in 1876 besloegen,
gekomen zijn tot 32,627, 36,153, 185,778 en
199,357 hectaren.
Bosschen en Wouden.
De optelling der bosschen en wouden ge
schiedde in 1846, 1866 en 1880. Dewijl echte
redenen hadden doen veronderstellen dat er
in de twee eerste optellingen onnauwkeurig
heden geslopen waren, zijn er voor de wer
kingen in 1880 bijzondere maatregelen geno
men het bestuur der boschlanden werd zelf
gelast de boschbeschouwing te doen, en voor
de eerste maal nam het bestuur juiste inlich
tingen over den aard, de waarde en de op
brengst van de bosschen.
De uitgestrektheid der boschlanden die in
1846 tot 485,666 heclaren beliep, was in 1866
tot 434,596 verminderd, het. is le zeggen dat er
eene vermindering gebeurd is van 51,070
hectaren, zonder dat eene zienlijke oorzaak
dit kon uitleggen.
Bestaat deze vermindering wezenlijk en is
zij het gevolg der ontginningen die zouden
kunnen gedaan geweest zijn, ofwel zijn er
onnauwkeurigheden in de optelling geslopen?
Het is zeer moeilijk eene juiste rekening van
dien toestand te geven.
Wat er van weze, de optelling van 1880 die
men als juist aanziet, geeft aan de boschlanden
eene uitgestrektheid van 489,425 hectaren.
Landbouwers.
De optelling der landbouwbevolking had
sedert 1846 nooit meer plaats gehad. Zij bevat
de leden der familiën die bij de landbouwwer-
ken gebruikt worden, de huurknechten en de
bestendige werklieden.
Indien men bij het cijfer der landbouwers de
werklieden rekent die gebruikt worden bij den
hofbouw en de boomkweekerij, alsmede de
inwoners die, zonder zich met de landelijke
werken bezig te houden, toch door hun beroep
aan het werk van den landbouw verbonden
zijn, zooals laudbouwkundigen en boomkwee
kers, dan zouden er volgens de optelling van
1880 in Belgie 1,879,500 personen zijn, het
derde der bevolking, die bij de veldwerken
belang hebben.
Sedert eenige dagen zijn in de bureelen van
het uitvoerend comiteit, dat voor het inrichten
van de vijftigste verjaring der belgische spoor
wegen ingesteld is, de plans en teekeningen
tentoongesteld van den historischen stoet,
welke in augusli aanstaande de straten van
Brussel zal doorkruisen.
De stoet heeft voor doel, de geschiedenis
van de vervoermiddelen, in de verschillige tijk
vakken onzer geschiedenis, aanschouwelijk
voor te steHen en we zullen er dan ook eene
vluchtige en oppervlakkige beschrijving van
geven.
Het allergorische beeld der fortuiQ opent
den stoet onder de schaduw eener groote kar
tel, met brusselsche en belgische vaandels
versierd, en opgevolgd door een muziekkorps
in historisch of allergorisch kostuum.'
Daarop volgt eene eindelooze reeks kartels,
de metalen of de metaalnijverheid voorstellen
de, waarna de eerste groep te voorschijn
treedt.
Deze bestaat uit nervische ruiters, op hunne
oude hoorns blazende, en de eerewacht vor
mende rondom eenen wagen, waarop een
nervisch opperhoofd met zijne vrouw en de
zijnen plaats nemen.
De wagen wordt getrokken door zes ossen,
en verbeeldt het oude scandinaafsche voertuig,
welke met zijne helder schitterende kleuren
een heerlijk effekt maken zal.
De ruiters gekleed in boeren of wolvenhui
den, met sandalen aan de voeten, breede lee-
ren riemen om de beenen, den ijzerenhelm op
het hoofd, en versierd met veeren van roofvo
gels, zullen instrumenten gebruiken, opzette
lijk gemaakt volgens de opgaven van M. Mahil-
lon, konservateur van het museum der mu
ziekschool.
Eene volgende groep verbeeldt hel ro-
meinsch tijdvak, met zijne reis- en strijdwa
gens waarvoor oude mozaiëken en beeldhouw
werken ons de modellen gelaten hebben.
Daerop volgen de merowingische en fran-
kische tijdvakken. Mannen in de kostumen
dier tijden verbeelden het vervoer bij middel
van dragers. Zij zullen namelijk het invoeren
der eerste draagbaar voorstellen. Achter dezen
komt het vervoer per muilezel.
Het eerste vervoer te water zal in de groep
der Nerviers voorgesteld zijn, door een over
groot vlot op wielen, waaropeen aantal krijgs
lieden hunne hut en hun drijvend kamp opge
slagen hebben.
De volgende groep verbeeldt de vervoermid
delen uit den tijd der Kruisvaarders, de voer
tuigen waarop de krijgslieden hunne wapens,
harnassen, schilden, helmen enz., plaatsen.
Dan volgen het leenroerig tijdvak, dat der
gemeenten, ruiters met hunne kaproenen,
nauwsluitende kleederen, enz.
Te midden eener volgende groep een met
leder overdekte wagen, waarin de heeren,
omringd van hunne pages, wapenknechten en
dienstlieden reisden.
Hierop volgen de draagkoetsen der prinsen
van het huis van Burgondië, eene bark van de
XVI eeuw en daarna het schitterend tijdvak
van Keizer Karei.
Eene draagkoets, gevoerd door twee muil
dieren rijk met pluimen, pompoenen en andere
schoonheden opgesierd, zal bijzonder uitschit
teren.
Een wagen, de Hanze voorstellende, zal
den schillerenden handelsrijkdom vao Ant-
was dan een kind en een speeltuig, en dat eene zeke
re verantwoordelijkheid ten aanzien der zorg voor
haar en bare toekomst op hem rustte Zij had sedert
zij bij hem was op eene voor hem onbegrijpelijke
wijze lezen en schrijven geleerd. Toen hij eensin
de woonkamer kwam, vond hij Edmée met een boek
op de knieën zitten, waarin zij met een zeer ernstig
gezicht studeerde.
Wat leest ge daar, kind vroeg hij onverschil
lig-
Zij gaf hem het boek.
Waar hebt gij dat van daan gebaald T Maar gij
begrijpt het zeker niet eens
Zij schudde bet boold.
Weet ge wat, kind Als gij voortaan eens een
boek leest, dan moet gij mij dat vooraf laten zien.
Begrijpt ge kleiDe
Elberg schoof zijn stoel bij, stak zijne pijp aan en
ging zwijgend op eeo baDkje aan hare voeten zitten.
Edmèe's oogën waren wijd open en vol ernstig na
denken. Een paar malen zag zij bedeesd tol hem op,
doch, haar blik niet beantwoord ziende, sloeg zij de
oogen weer neder.
Gij zijt toch niet boos op mij vroeg zij eindo-
lijk.
Op u, kind Neen, zeker niet.
't Is dat ik nergens zoo bang voor ben, als dat gij
boos op mij wordt. Ik heb op de heele wereld maar
één wensch u genoegen te geven. Als ik dat niet
kan, dan ben ik ongelukkig.
'l Was een vreemd gevoel, half pijnigend, half
streeleDd, dat Elberg bij deze woorden doortintelde.
Hij streelde baar glanzig haar, kuste baar op 't voor
hoofd, en verzonk toen weer in eeo nog dieper
nadenken. (Vlaamsche School.)
Wordt voortgeut,
richting. Aanvankelijk dacht hij alleen aan haar,
weemoedig, vol medelijden en onder velerlei bespie
gelingen over het vermoedelijk toekomstig levenslot
eener zoo zeldzaam rijk begaafde, en in zulke om
standigheden verplaatste Datuur. Langzamerhand
echter verkreeg toen weder de kunstenaar iD hem
het overwicht Hij dacht aan de stukken, welke hij
schilderen en in dewelke hij dezen of genen irek,
deze of gene beweging en uitdrukking, welke hij aan
haar waargenomen en opgevangen had, met voor-
treffelelijke werking zou kunnen aanbrengen. Hij
haalde zijn schetsboek voor den dag, on ging onder
't langzaam voorlvvandelen nog eens één voor één de
menigvuldige studiën van haar na, waarmede dat
was opgevuld. Eensklaps ritselde hel nevens hem in
'l kreupelhout hij zag op en voor hem stond het
levende origineel, sidderonde en de groote oogen op
hem gericht, met eenen blik die tegelijk vrees, be-
schoomheid, eene ernstige bede en liefelijke verle
genheid uitdrukte.
Gij hier, Edmée
Haar adem was zwaar en kort, hare stem nauwe
lijks hoorbaar..Eerst toen zij eenige woorden gespro
ken had, kreeg die hare kracht terug.
Ja, heer, ik ben hel, zeide zij. Laat mij met u gaan,
waarheen 't ook zij ik wil uwe dienstmeid zijn,
ik wil alles voor u doen. Wees maar niet boos op
mij ik kan niet langer bij die menschon blijven
de oude mishandelde mij nog erger dan ooit, omdat
zo weet dal ik bij u gelukkig was en gij met zooveel
goedheid hebt behandeld. O, laat mij met u meegaan
om Godswil, neem mij meé
Maar kind, uwe moeder.... Ik heb geen recht
om u van haar weg te nemen.
Het is mijne moeder niet't is enkel mijne stief
moeder, en pijn vader is dood, Ik hoor iepand toe,
ik heb niemand die zich om mij [bekommert, ik heb
geen thuis en geen dak. Wat ik voor die menschen
doen mag, ze schimpen en vloeken maar en slagen
mij als ik niet alles volbreng wat ze mij opleggen.
O neem mij mee stoot mij niet terug
Elbergs besluiteloosheid was geweken hij greep
hare kleine, sidderende hand, en nam haar mede
Toen zij de naaste stad naderde gaf bij haar geld en
gelastte haar om in eenen bazar le gaan, en zich eene
betamelijke kleeding te koopen vervolgens bracht
hij haar naar eon afgelegen klein logement en nam
daar zijnen intrek, om haarrusl, versterking en gele
genheid totj het in orde brengen harer kleeding te
verschaffen, wat thans haar eerste werk moest zijn.
Binnen een half uur kwam zij weder beneden elk
spoor van vermoeienis en gemoedsbeweging was
geweken, bareeenvoudigekleeding stond haar zuiver
goed en net, haar wild haar was sierlijk gescheiden
en omzoomde in twee breede, glanzige vlechten haar
lief gezichtje, haar wezen teekende zulk eene innige
blijdschap en diep gevoelde erkentelijkheid, dat
Elberg baar onbeschrijfelijk tot haar voordeel veran
derd vond. Hij was zelf recht trotsch en gelukkig.
Ha, zijt ge daar, kleine riep hij. Me dunkt, ge
ziet er allerliefst uit.
Zij stond voor hem, glimlachtte, zette zich in
postuur, zooals kinderen doen, als men hunne nieu
we kleedereu bewondert, en liet vervolgens een
korten, belderklinkenden lach van zelfvoldoening
booren.
Ge zijt dus nu gelukkig Edmèe
0, heer...! Zij greep zijn hand en overdekte die
met kussen.
De tranen kwamen Elberg in de oogen hij drukte
haar aan zijne borst, liet zijne kin op haar voorhoofd
rusten, en zeide op eenen toon van diepe en toch
kalme aandoening Edmée, ik weet niet of ik goed
deed, toen ik u meenam, maar in allen gevalle is dat
nu gebeurd. Mijn kind, geef mij nooit reden om te
gelooven dat ik daarmede verkeerd of maar enkel
onverstandig gedaan heb, en ik wil dan met Gods
hulp mijn leven lang een vader en beschermer voor
u zijn
Zij wierp zich rond zijDen hals en omvatte hem
lang en zwijgend, en hij bespeurde voor de eerste
maal hoe zoel het is, eene zoodanige gemeenschap
te hebben, op zulke liefde, op zooveel betrouwen en
dankbaarheid van een ander menschelijk wezen aan
spraak le hebben, veel zoeter dan al het droome-
rig omkeer der fantasie met de schimmen van oude
helden en heldinnen.
Eenige dagen later zat Frans Elberg weder in zijne
werkplaats. Als vroeger schilderde en droomde,
droomde en schilderde hij doch als het gezeldschap
der schimmen niet meer voldoende was om zijn hart
en zijn hoofd aan te vullen, dan rees hij uil zijne
droomerijeD op en ging in bet woonkamertje achter
zijne werkplaats, welks deur en ramen op een klei
nen hof uilkwamen en hier stak hij, des winters bij
bet vlammend haardvuur, des zomers onder het klei
ne glazendak voor de deur, die met wilde rozen en
booge slingerplanten bedekt was, zijBe pijp weder
aen en luisterde, half droomend, naar bet eenvoudi
ge, kinderlijke en toch eigenaardig verstandige ge
babbel van Edmée, die allerlei kleinigheden voor hem
te doen bad, of op een bankje aan zijne voeten zat,
en dikwijls door opmerkingen en aanmerkingen van
eene treffende waarheid verbaasde.
Langzamerhand begon Elberg minder le droomen
en meer en meer te denken, en bield zich meer met
zijne jonge pleegdochter bezig. Edmée was nu 15
jaar oud hi] begreep dat zij iets meer geworden