NIEUWS- EN AANKONDIGINGSBLAD VAN OE STAD EN 'T ARRONDISSEMENT AALST. LAMBHECHT Donderdag 7 Maart 1889, 10 centiemen per nummer. 43ste Jaar, N° 2342. ABONNEMENTPRIJS ANNONCENPRIJS Politiek overzicht. DE DENDERBODE. Jit blad verschijnt den Woensdag en Zaterdag van iedere week, onder dagteekening van den volgenden dag. De prijs ervan is 6 frank 's jaars r. 3,25 voor zes maanden fr. 1,75 voor drij maanden, voorop te betalen. De inschrijving eindigt met 31 December. Men schrijft in bij C. VAN DE PUTTË-GOOSSENS, Lange-Zoutslraat, N° 10, nabij de Groote Markt, en m alle Postkantoren des lands. Per drukregel, Gewone 15 centiemen Reklamen, tr. 1,00 Vonnissen op 3' bladzijde 50 centiemen. Dikwijls te herhalen bekendmakingen bij accoord. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd. Heeren notarissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk tegen den dijnsdag en vrijdag avond.De onkosten der kwitantiën door de Post ontvangen, zijn ten laste van den schuldenaar. Calque Snaai 4I I.ST, O MAART 1889 HENRICUS-CAROLUS Doktor in Godgeleerdheid, door de bermhertigheid Gods en de genade van den H. Apostelijken Stoel, BISSCHOP VA\ GENT. Aan de geestelijkheid en geloovigen van Ons Bisdom, zaligheid en zegen in Onzen Heer Jezus-Christus. Zeer beminde Broeders, Hoewel het gedurig en ten allen tijde Onze plicht is, u ailen in het Geloof ten beste te onderwijzen, en u op allerhande manieren tot het oefenen der deugd op te wekken, zijn Wij nogians daartoe zonderling gehouden bij het begin van de Vasten, aie bet Paasehfeest voorgaat. Paschen, de feestdag der feestdagen, waarop men Christus verrij/enis viert, den grondsieen van ons Geloof, onze Hoop en onze Liefde, wordt, uit hoofde zijner zonderlinge verhevenheid er. hei ligheid, door onze moeder de H. Kerk met eene bijzondere zorg omringd. Zij heeft aan dien feestdag de jaarlijksche Biecht en Communie, waartoe zij al hare kinderen op doodzonde verplicht, willen verbinden en tevens heeft zij ook een veertigdaagsch Vasten, dat zij door de schoone kerkelijke diensten der Goede Week veredelt, willen instellen, om ons allen tol het ontvangen van die HH. Sa cramenten en tot het vierenvan Christus' verrijzenis allerbest te bereiden. Hieruit vloeit rechtstreeks hoe Wij, gesteld om in den naam der H. Kerk te prediken en te werken, den plicht hebben u, vóór dezen heiligen tijd van bereiding te her inneren, wat eenieder van u te doen lieeft om aan het verzoek der H. Kerk onze Moeder te voldoen, en om volgens die. heilige leiding zijne zaligheid te ver zekeren. Het onderwerp van dezen herderlijken brief, die de eerste is, welke Wij 't geluk hebben u met den vasientijd toetesturen, zullen wij i.iet ver gaan zoeken. De ver maning, die de H.Kerk u door het vasten metterdaad voorstelt, zullen Wij u met woorden ver klaren, en Wij zullen u de baan aanwijzen die te volgen is om die vermaning te onderhouden, i^u, die ver maning, welke is zij Bij het begin van de Vasien drukt ze de H. Kerk uit in de mis van Asschewoensdag zij zegt daar, met den profeet Joël, tot al hare kinderen die het H. Doopsel hebben ontvangen en door dit Sacrament op delijst harer leden geschreven zijn Convertimini ad Domi num Drum vestrum, quia benignus el misericors bekeert u tot den Heer uwen God, want hij is goed en bermherlig. (1) II. Deze uitnoodiging doet zij eerst tot die leden, welke ergst ziek zijn, namelijk tot hen die, na hun doopsel, en na eene katholieke opvoeding ontvangen te heb ben, hun Geloof hebben verzaakt en thans leven als waren ergeen God en godsdienst als ware de mensch onder godsdienstig opzicht geheel onalhankelijK. Het gees telijk leven is in hen zwaar aangetast; en dus van wege de H.Kerk, die als eene goede Moeder al hare kinderen bemint,en hare zorg vermeerden naarmatedathunne noodwendigheden grooter zijn, verdienen zij eeue bij -ondere liefde en genegenheid. Het is met die liefde en die genegenheid dat Wij nu onze woorden tot hen sturen om hen te verzoeken op hun einde en op het toekomende te willen denken, aan dachtig te willen zien of/.ij in de waarheid zijn. en dan den weg, dien de wijsheid hun aanduidt, te willen inslaan. Is deze vermaning inderdaad niet hunne zorgvuldigste aandacht weerdig 't Geldt hier hun eeuwig welzijn, hun eeuwig ge luk. Indien zij zich bedriegen, zijn zij voor altijd bedrogen en zulks tol hun eeuwig ongeluk. Het vraagstuk van het bestaan van God, van den waren Godsdienst, is geene onverschillige zaak, geen voorwerp van vrije op<oeking, gelijk er duizenden op aarde zijn. O l het valt bier te weten, of wij eenen God, eenen Vader hebben, die ons geschapen heeft, en van wien wij afhangen, of dien niet hebben of er eene eeuwig beid is die den dood volgt, ofwel of hel bestaan van den mensch in het graf einde neemt of er dus te zorgen is voor een ander leven, ofwel of geheel ons geluk hier op aarde te vinden is. Niet willen onderzoeken of men eenen vader heelt of niet, en zich niet bekom meren mei de eer die men hem verschul digd zou wezen, is toch wel tegen de rechte rede en het geweien te werk gaan, en verdient, van wege dien vader, die zou bestaan, de strengste straffen. En ver zuimen nauwkeurig te onderzoeken en wel te weten, of wij enkel hier op aarde eenigen tijd moeten verblijven, en daarna geheel verbaan, ofwel of wij eeuwig zullen blijven bestaan, stemt toch zeker niet meer met de wijsheid overeen. Een vooiv.ichiig man op aarde zal nazien, hoever hij met zijn geld, werk en handel kan geraken, en volgens het te bereiken einde zal hij alles schikken, om alle on geluk te vei mijden en 't grootste geluk te gemetenen wie net met zoude doen, die wierd ongetwijfeld als een onberaden mensch aanzien. Welken naam zou men dus niet moeten geven aan hen die ver achten het loekomende in te zien, en zóó te werk te gaan, als kon hunne onver schilligheid deeeuwigheid,den Godsdienst en God doen verdwijnen O zeker is er iets dat ome aandachtigheid weerdig is, 't is toch wel het bestaan van eenen God, van Wien wij geheel afhankelijk zijn, en de onsterfelijkheid onzer ziel, die eeuwig gelukkig of ongelukkig moet worden. Is er een God, 't is in Hem, den gever en den oorprong van alles, dat het waar ge luk te vinden is, en Zijn eeredienst is de weg tot dat geluk. Hebben wij deeeuwig heid te verwachten, 't is uiterste dwaas heid niet te werken om ze gelukkig te maken. En gij, die afgedwaald zijt van het katho liek Geloof en in de ongodsdienstigheid leeft, zoekt gij genoeg naar de waarheid, hebt gij die recht'innige begeerte om de waarheid te kennen, en, de/.e kennende, ze te omhelzen Het middel om zulke begeerie te bewij zen, hebt gij in handen indien gij wezen lijk bereid zijt om de waarheid te aanvaarden (gelijk eenieder, om redelijk te wezen, gesteld moet zijn) dan behoort gij zooveel pogingen te doen om de katholieke leering te doorgronden en te ontleden, als gij er doet om ze te bestrij den. Maar is deze gelijkheid in uwe handelwijze te vinden Welke zorg, om de katholieke leering en alles wat haar aangaat aan te randen en zelfs om haar toe te schrijven wal haar niet toekomt welke vlijt om in de natuurlijke kennis sen alles na te vorschen,teu einde tegen spraak aan te wijzen tusschen Weten schap en Geloofwelk streven en werken om in de oude historieboeken w:ipens te vinden tegen onze katholieken leerstuk ken Niets laat men overlet als het maar eeuigszins kan dienen, om den oorlog tegen ons Geloof te voeren. U vragen, of gij zoo veel doet om de redenen, die voor ons Geloof gelden, te kennen en te door gronden, als gij doet om dit Geloof aan te randen, dat durven Wij niet iedereen weet dat het zoo niet is maar doet gij toch wel iets om er de waarheid van te ontdekken, en lot de oprechte oplossing der vraagstukken te geraken O, deze gesteltenis alleen moet u doen vreezen zij toont dal gij de waarheid niet uit ter herte zoekt,, dat uw doelwit niet de waarheid is, maar 't gene gij als waarheid will dot n doorgaan. En is de waarheid toch zoo moeilijk om vinden 1 Kost het zooveel arbeid om te weten of er eenen God bestaat, die alles geschapen heeft, en of onze ziel onsterfelijk is. Is er /elfs wel middel zich daarin te bedriegen, als men van goeden wil is Degenen, die hedendaags God en de onsterfelijkheid der ziel loochenen zijn verdeeld in twee klassen. De eenen loochenen rechtstreeks en uitdrukkelijk het beslaan van God, 't is te zeggen, liet bestaan \au een oneindig volmaakt wezen, dat van niets gemaakt heeft alles wat er bestaat. De anderen integendeel loochenen God niet rechtstreeks, maat', zeggen zij, wij hebben geen verstand genoeg om Hem te kennen, en bijgevolg moeten wij ons aan 't bestaan van Cod en aan den godsdieusl niet gelegen laten wij mogen ons gedragen als ware er geen God, en ons enkel met de zienlijke en tastbare zaken bezig houden. Is nu het een of het ander dezer leer stelsels door eenige gegronde reden bevestigd Die het beslaan van God rechtstreeks en uitdrukkelijk loochenen, moeten toch reden kunnen geven van het bestaan der wereld, der levenlonze stoffen van de aarde en van hel firmament, der hoornen, der dieren en der menschen. Deze allen bestaan door hen zeiven niet, zij veran deren en zij eindigen zij hebben dus eene oorzaak die hen tot stand hoeft ge bracht. Zoo redeneeren alle menschen, geleerd en ongeleerd, groot en klein, alle dagen aan alles wat er geschiedt, aan alles wat er hier bestaat schrijft men eene oorzaak toe. Niemand zal denken dat een huis. een wagen,een ijzeren weg. een kleed of eenigê anuero van zich zeiven uit de lucht is gevallen, of uit den grond is opgestaan maar eenieder is overtuigd en ziet met de grootste klaarheid, dat deze dingen eene oor/.aak hebben, dat iemand ze gemaakt heeft. En indien elke oor/aak der aarde haren oorsprong heeft en van iemand ge maakt is, zal dan de geheele aarde, die zoowel verandert als ieder van hare dee- len, zonder oorsprong zijn Zekerlijk neen zij heeft ook haren oorsprong en 't is hier dat men God tegenkomt, den eersten oorsprong van alles. Doch dien God willen zij volstrekt ver mijden, de goddeloo/en; en waidoen zij? In plaats van God, een oneindig verstan dig we/en dat alles kent en weet, stellen zij de stotjes der aarde, die door hunne natuurlijke beweging, door hunne kracht om zich weder ijds aan te trekken of te verstooten, alles zouden gevormd heb ben levenloo/e wezens, boomen, dieren en menschen Dat zeggen 'ij maar is zulke uitlegging van 't bestaan der wereld weerdig van eenen redelijken mensch Moest iemand beweren dat al de gebou wen van eene stad of van een dorp, in den loop der eeuwen, door de natuurlijke beweging van de stofjes der aarde ge vormd zijn, dat die stoljes de muren, de deuren, de meubels, de uurwerken ge maakt hebben wat zou men van zulk ge>egde denken En wat men als onge rijmd. als uitzinnig aanziet, om den oor sprong van eenige kleine voorwerpen uit te leggen, zal men het als gegrond aan nemen om reden te geven van al de won derheden die men op de aarde aantreft, van het leven der planten, dieren en menschen Geen mensch kan dat leven met zijne handen voortbrengen, en die stofjes zouden het kunnen Daarenboven die stofjes der aarde, va waar zijn 'ij Bestaan zij door hun eigen Maar ware het zoo,/ij konden geene verandering on dergaan wat uit /ijn eigen bjstaat is nood akelijk, en wat nood/akelijk is ver andert op geene wijze.Door eigene natuur maakt twee en twee vier uit, en dat verandert niet, en zoo, alles wat uit zijne natuur bestaal, blijft, blijft altijd en blijft onveranderlijk. Edoch, waarom daar in die stofjes der aarde de reden van alles gaan zoeken Is liet eene zoo groote eer, enkel van die stoljes voort te komen 't Is geene eer, voorzeker, maar de oor/aak dezer handel wij e is, dat men geen oneindig redelijk wezen, geenen God wil erken nen, om er niet ie moeten aan gehoor zamen. Daarom schrijft men den oor sprong van alles toe aan redeloo e stof jes, om geenen Schepper, geenen Heer, geenen Bestierder van Hemet en aarde te hebben, wien men onderwerping ver schuldigdis, en om aboo onafhankelijk te zijn in hel geweten en zijn eigen mees ter te wezen, 't Is de bekoring, welke de duivel in 't paradijs voorstelde: oeritis sicut dii, gij zeiven zult als goden zijn, die gedurig nog den mensch aanspoort om God te loochenen, en zich /elven in Gods plants te stellen. Dit bekennen zelfs de goddelooen -, zij aarzelen niet uit drukkelijk te zeggen alle kwaad, alle dwingelandij komt van God Zulks is waar voor hen die de gehoorzaamheid, de on derwerping als kwaad aanzien, en het geiuk van den mensch in de volstrekte onafhankelijkheid, in zich zeiven God te maken, stellen. Wat de onsterfelijkheid onzer ziel be treft, is zij min klaar De goddeloozen geven zich veel moeite om ze aan te ran den, zij spannen alle middelen in om ze vrijmoedig te kunnen loochenen doch wat zij ook doen, zij kunnen de overtui ging van het bestaan onzer onsterfelijke ziel niet doen wankelen eenieder aan vaardt natuurlijk het toekomende leven, en niemand is er die zonder vrees het toekomende aanschouwt, en wézenlijk denkt dat het graf den geheelen mensch verslindt. En geen wonder men zegge wat men wil om te bewijzen dat er in den mensch niets meer is dan in de dieren, dat hij Van de dieren enkel door eenen graad meer volmaaktheid verschilt, en, gelijk /ij geheel uit stof bestaat niemand kan het toch aannemen niet meer dan men zou kunnen aanvaarden, dat de zon, die wij voor onze oogen zien, niet zou bestaan. En inderdaad de gees- ziel schitteren in onze oogen niet min klaar dan hel zonnelicht, dat wij dage lijks aanschouwen. Wie ziet niet aan de gedachten die wij hebben en aan de woorden die ze uitdrukken aan de besluiten die wij, niet uit dwang, maar uit vrije verkiezing nemen, en uit de handelwijze die erop volgt, dal er in den mensch eene kracht is welke in de dieren niet is, eene kracht welke van die der dieren zooveel verschilt, als onze ge dachten en taal van de hunne verschillen, en als onze wil en handelwijze' vati de bunnen onderscheiden zijn eene kracht, die van dezelfde natuur is als hare uit werkselen 't is te zeggen, als onze gedachten, woorden, vrije wil en han delwijze eene kracht, die bijgevolg onstoffelijk of geestelijk is, want onze denkbeelden, woorden en vrije werken drukken iets gansoh onstoffelijks of gees telijks uiteene kracht, die levens ook onsterfelijk is, aangezien alleen het stof felijke en hetgene van het stoffelijke geheel afhangt, ontbindelijk of sterlelijk is. Deze zoo klare waarheid hebben de eeuwen gezien en aanschouwd, en daar om hebben zij allen aanvaard dat de ziel van den mensch onsterfelijk is, en dat er een ander leven bestaat, waar het loon gegeven aan het goed en de straf aan het kwaad. Noch bespotting, noch aanran ding heeft deze overtuiging ooit meer kunnen verduisteren, dan eene wolk de zon eu de sterren kan uitdooven. Na deze korte en eenvoudige bewijzen, zien wij ook, hoe onredelijk de leering is dergenen die beweren.dat ons verstand ontoereikend is om God en tiet toeko mende leven met zekerneid te kennen, en dat men daarom die vraagstukken behoort te verzuimen. Maar eerst en vooral bestaat er in de natuur van den redelijken mensch eene bestendige en als onwedersiaanhare drift naar de oplossing van die hoogst belang rijke vraagstukken. Sedert eeuwi-n en eeuwen hebben sommige lichizinnigen of ontmoedigden aan de menschen den raad gegeven, zich niet meer op te hou den met die punten, die, volgens hen, niet kunnen opgelost worden en wat zien wij De eeuwen volgen de eene op de andere en. in alle tijden ziet men, on veranderlijk, den geest van den mensch, van den geleerdsten lot den eenvoudig ste, naar die vraagstukken gelrokken, de noodzakelijkheid ondergaan er een ant woord op te hebben. (Vervolgt) Schikkingen voor den Vasten. I. Krachtens een pauselijke verleening staan Wij toe liet gebruik van vleesch op de Zondagen, Maandagen, Dinsdagen eu Donderdagen van elke ^eek te beginnen van den eersten Donderdag van de Vasten, tot den Dinsdag na Palmzondag roedebegrepen. II. Wij gebieden aan degenen, die gebruik zullen maken van dit oorlof, zich maar ééns daags, behalve den Zondag, met vleescli te spijzen, en zich altijd op de/elfde maaltijd, den zondag zelf niet uitgenomen, te onthouden vanallerhande slach van visch, sohelpvisch of anderen. III. Wij staan toe het gebruik van boter en van allerlei soort van zuivel, gedurende geheel de Vasten ter uitzon dering van den Asschewoensdag, en den Goeden vrijdag. IV. Wij staan toe eieren te eten alle dagen,uitgenomen den Asschewoensdag, dc drie Quatertemperdagen, en de drie laatste dagen van de Goedeweek de Zondagen verscheidene malen (hetgeen ook al de andere dagen geoorloofd is aan degenen die van het vasien ontslagen of er niet toe gehouden zijn), maar op al de dagen ééns, en dit alleen op het noen maal en geenzins in de collatie. Dit moet ook onderhouden worden op aide andere vastendagen door het jaar. Voor de dagen nochtans op welke het zuivel toegelaten is, staan Wij toe een weinig eieren te gebruiken in het berei den van andere spijzen. V De geloovigen, die zich niet zullen bedienen van de vergunning van vleesch te et en op die dagen op welke het gebruik daarvan geoorloofd is zullen op de ge* melde dagen, in het middagmaal alléén vleeschsop mogen gebruiken. ...J uviuwi aan ai VJIIZC UIUCCS*- nen, op eiken dag dat zij van de dipensa- lie van vleesch te eten, in dezen Bevel- brief verleend, zullen gebruik maken, driemaal te lezen het Onze Vader, en driemaal het Wees gegroet, en eens de akten van geloof, Doop, Liefde en Be rouw. zij zullen zich nochtans van deze verplichting kunnen ontslaan met eene aalmoes te storten, volgens hunne god vruchtigheid en hun vermogen, in den Vastenblok van hunne parochiekerk. Deze aalmoes, die verplichtend is voor al dege nen die de vooigeschrevene gebeden niet onderhouden, zal tot goede werken besteed worden, volgens ons advies en de gebruiken van dit Bisdom. VIL Aangezien de militairen van allen graad, hunne huisvrouwen, kinderen en dienstboden, alsook de andere personen dadelijk in militairen dienst, aan Ons geestelijk rechtsgebied onderworpen zijn, en dat hun slaat eene bijzondere toege vendheid van Onzen kant vereischt, slaan Wij hun toe, bij vermeerdering van dispensatie, het gebruik van vleesch op al de dagen van het jaar. uitgenomen den Goedenvrijdagop welken dag zij zich zullen moeten schikken naar de andere geloovigen. Vermits de gendarmen en de douaniers, in dadelijken dienst, dezelfde toegevendheid vereischen, ter oorzake van den lastigen arbeid waartoe /ij gehouden zijn, zou bij dage als bij naclile, stellen Wij hen gelijk aan de militairen, alsook de bedienden van den ijzeren weg, die dadelijk in dienst zijn op de treins. VIIII. Krachtens pauselijke ver- leening, staan wij Onze diocesanen toe, voor één jaar, vleesch te eleu op de zaterdagen, die geene vastendagen zijn, en wakkeren hen aan, om dit te vergoe den door goede werken en aalmoezen. IX. En ingezien de groote duurte der boter, dispenseeren Wij voor een jaar in liet gebruik van afgesmolten vet, in plaats van boter, alle dagen waarop liet zuivel toegelaten is. De Internationale. Naar men te Berlijn verneemt, zal erin Den Haag eene voorloopige konferencie plaats hebben betreffende het opgeriehte internationale werkliedencongres. Deze voorbereidende konferencie, waaraan gedelegeerden uit Frankrijk, Engeland, Belgiè, Nederland en Duitscli- land zullen deelnemen, .ou liet werk zijn van de socialistische partij in Duitsch- land, en ten doel hebben eeue vereeni- ging tol stand te biengeir tusschen de in twee partijen gesplitste fransche socialisten. Door de duitsche socialisten worden Beh 1 en Liebknecht afgeveerdigd.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Denderbode | 1889 | | pagina 1