NIEUWS- EN AANKONDIGINGSBLAD VAN DE STAD EN 'T ARRONDISSEMENT AALST.
Donderdag 25 December 1890 10 centiemen per nummer
45sle Jaar N° 2525.
Kerstfeest.
DE ALBIGENZER
God en de Maatschappij
DE DENDERBODE.
ARONNEMENTPRUS I
Jit blad verschijnt den Woensdag en Zaterdag van iedere week, onder
dagteekening van den volgenden dag De prijs ervan is 6 frank 's jaars
fr. 3,25 voor res maanden fr. 1,75 voor drij maanden, voorop te betalen.
De inschrijving eindigt met 31 December
Men schrijft in bij C. VAN DE PUTTË-GOOSSENS, Korte-Zoutstraat,
N° 31 en m alle Postkantoren des lands.
ANNONCENPRIJS I
Per drukregel, Gewone 15 centiemen Reklamen, fr. 1,00 Vonnissen op
3" bladzijde 50 centiemen. Dikwijls te herhalen bekendmakingen bij
accoord. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd.
Heeren notarissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk tegen den
dijnsdag en vrijdagavond. De onkosten der kwitantiën door de Post
ontvangen, zijn ten laste van den schuldenaar.
Culqoe t
AELST, 24 DECEJIBEli IS90
Politiek overzicht.
Keizer Wilhelm en de school. In al
les legt de jonge duitsche keizer eene
eigenaardigheid aan den dag, die meer
en meer de aandacht op hem roept.
Sprekende over den godsdienst, zegde
Wilhelm in zijne laatste redevoering aan
de leden der schoolcommissie
a Naar ik vernomen heb, heeft het u
verwonderd dat ik, in mijne openings
rede, niet van den Godsdienst heb ge
sproken.
Mijnheeren, ik dacht dat mijne wijze
van beschouwen van den godsdienst
't is te zeggen van de betrekking van
iedere man tot God zich zoo klaar aan
ieders oog vertoonde, dat zelfs de minste
man uit het volk haar kende
Natuurlijk, als koning van Pruisen
en als hoold mijner kerk, zal ik er op
waken dat het godsdienstige gevoel en
het kristendom in de.school worden ont
wikkeld, en ik zal dit als mijnen heilig-
sten plicht aanschouwen.
Dat de school de Kerk eere en hoog
schatte en dat, van haren kant, de kerk
de schoot ter hulp kome dan zullen wij
in slaat zijn, de jeugd op te leiden, ge
lijkvormig aan de noodwendigheden van
het moderne leven.
Wij leven in eenen tijd van over
gang en vooruit treden in eene nieuwe
eeuw, ging de keizer voort, en van ouds
is het een voorrecht van mijn stamhuis
geweest, van ouds, meen ik, hebben
mijne voorouders bewezen, dat zij, den
drang des tijds gevoelend, wisten voor
uit te zien, naar hetgeen komen zou zoo
zijn zij aan de spits der beweging geble
ven, welke zij besloten waren te leiden
en op nieuwe wegen te brengen.
Ik geloof ook te hebben waargeno
men, waarheen de nieuwe geest en
waarheen de ten einde loopende eeuw
streeft en ik ben vast besloten, gelijk ik
het was bij het aanvallen der sociale
hervormingen, ook nu ten aanzien van
de opleiding van ons jong geslacht de
wegen te bewandelen, welke wij onge
twijfeld bewandelen moeten; want de
den wij het niet, dan zouden wij binnen
twintig jaren, daartoe gedwongen worden.
Daarom zal het vooru allen een ge
voel van bij/ondere voldoening en vreugde
zijn, dat gij het geweest zijt, die uilver
koren waart om. de eerste grondslagen
voor onze nieuwe richting vast te stellen
om met mij samen te werken en met mij
de nieuwe wegen te openen, waarlangs
wij onze jeugd willen leiden en ik ben
stellig overtuigd dat de zegen en de weu-
schen van duizenden moeders zullen
neerdalen op het hoold van ieder uwer,
die hier gezeten heeft.
Ik zonder daarvan niemand uil
noch zij die voor mijne denkbeilden ge
werkt hebben, noch zij, die, vaarwel
zeggende aan veel waarnaar zij lot hier
toe meenden met recht te mogen stre -
ver, ernstige offers hebben gebracht.
Hun allen dank ik mogen de offers,
welke zij gebracht hebben, hun later de
voldoening geven, dal ook zij lot dezen
arbeid belangrijk hebben meêgewerkt.
Z. M. gaf hier nu lezing van een arti
kel uit den Hannoverichen Courierdat
zeer wel 's keizers denkbeelden weer
geeft, in wat betreft de rol van de school
in het Staatsleven en hare bestrijding
van alle revolutionnaire grondbegitise
len.
Wilhelm betuigde zijnen dank aan den
schrijver van dit artikel, die hem zoo
goed begrepen heeft en besloot aldus
zijne rede
Als ik nu kort samenvat, zou ik, al
vorens te sluiten, nog van een andere
leus van mijn stamhuis wille i spreken,
waaraan lieden door een uitstekend lid
der conferentie herrinnerd is Suum
cuique, dat wil zeggen, ieder het zijne»
en met allen hetzelfde.
Daarna nu streven wij juist hier in
deze vergadering, ook door hetgeen gij
heden besloten hebt. Tot dusver heeft,
als ik het zoo zeggen mag, de weg geloo-
pen van de Thermopylen over Cannae
naar Rossbach terug naar Mantinae en
de Thermopylen. Ik gelold dat-'dif een
juister weg is, en dien moeten wij met
onze jeugd bewandelen.
In andere woorden de keizer wil de
jeugd eerst leeren hoe het vadertari'd édn
en groot geworden is, om dan te leeren
wat er in de oudheid is gebeurd.
Vroeger deed men het tegenoverge
stelde.
Heden viert de Kerk de vreugdevolle
verjaring van de geboorte van den Ver
losser der wereld.
Geen feest wellicht is er dat de katho
liek met eene meer zalige aandoening te
gemoet ziet.
In de kringen der ongeloovigen of on
verschilligen in zake van Godsdienst zei
ven, komt de naam van Kerstmis dikwijls
over de lippen.
Maar terwijl de katholiek dat leest met
geluk begroet, blijtt de ongeloovige van
alh- voldoening beroofd bij het naderen
van dien blijden dag.
Wij dan, aan wie dat feest zoo duur
baar is,moeten uit die jaarlijksche vie
ring veel nut trachten te trekken.
Over haast negentien honderd jaren
was die kribbe van Bethelem eene leer
rijke school, arm en rijk kon er leeren,en
wat zij toen geweest, is zij nog heden
en zal zij immer blijven.
De lessen, die er ons stilzwijgend over
negentien eeuwen gegeven werden, kwa
men van de eeuwige Wijsheid, van een
God Mensch en zijn gevolglijk van het
opperste gezag.
Zij zijn te menigvuldig, die lessen,om
ze allen aan te slippen.
Roepen wij de aandacht op de eene of
andere.
De door de fortuin begunstigden lee
ren, in die rots van Judea, waarin de
Verhaal uit de XIIIe eeuw,
door H. W. FRANK.
13e vervolg.
Markies, zeidr. de baron, twist en twee-
d, „cht heeft nu lang genoeg tussclicn ons bestaan»
aan u van er een vreedzaam einde te stellen.
Wilt gij mijne dochter tot bruid voor Amaury.
Ik zal gelukkig zijn ze beiden te zegenen.
Simon mij dunkt, schertste de nbt, dat
mijne kleine lieve Elvira een zoo looze vogel ge
worden is om bij het eerste gezicht van den ridder
te beminnen. Deze dwaasheid gebeurt maar al te
dikwijls. Maar baar vader zou moeten weten, dat
in zulke ernstige zaak men met haast niet ma.; te
werk gaan. Dat men eerst Amaury uit zijn weinig
aangenaam verblijf hale.
De abt had niet gedaan met spreken, wanneer
er tusschcn de krijgsknechten op den koer eene
bewaging ontstond en verwarde uitroepingen in
Redder der wereld, dat het geluk niet in
bezitting of in het genot ervan moet ge
steld worden.
In die kribbe van Bethlehem krijgt de
belioetiige een zalig begrip van zijne
armoede daar immers, op dien naakten
bodem, waarop Hij heeft willen rusten
die alles uit den niet heeft gesproken en
wien bijgevolg alles toebehoort, heeft de
armoede opgehouden eene schande te
wezen.
Ten tijde van de geboorte van den
Verlosser ontbrak het niet aan armoede,
m-iar aan de vereering der armen ont
brak het algemeen.
Maar sederi dien roemrijken nacht van
over negentien eeuwen is de armoede
veredeld, en in hoogachting, in liefde ge
komen.
Telt. als gij kunt, de rijken, die sederi
het christendom aan hunne goederen
verzaakt hebben, of aan de armen uitge
deeld om zelfs zich door beloften te ver
binden gansch hun leien in armoede
door te brengen.
Ook tijdens de geboorte van den Ver
losser ontbrak hei niet aan nederige be
dieningen, welke in de maatschappij
moesten verricht worden.
Maar aan de hoogachting van nederige
ambten school liet te kort.
Edoch na die diepe vernedering, die
de God Mensch heeft willen ondergaan
hij zijne intrede in de wereld,is de verne
dering met liefde omhelst.
Wie is in staal de opsomming te doen
van hoogst aanzienlijke menscheti, door
geboorte of betrekking, die hunne eer-
betrekkingen hebben verlaten, hunne
waardigheden neêrgelegd om vrijwillig
op zich te nemen, hun leven lang, de t e-
derigste bedieningen in het een of ander
klooster te verrichten.
Vrede den menschen die van goeden
wil zijn, zoo klonk het bij de geboorte
van deri Heiland over Betlehem's velden.
Elkeen kent de hooge waarde van den
vrede, want zonder vrede is er geen ge
luk.
Geen wonder dat Godes gezanten ron
dom de grot van Judea dien vredewenscb
lieten hooren.
Wie echter ook het doel wil bereiken,
moei ingsgelijks ook middelen aanwen
den.
Welke zijn nu de groote middelen om
den vrede, den grondslag van alle geluk
te bezitten.
Om een kort antwoord te geven, kun
nen wij zeggen Onderhoudt de gebo
den van God en van de H. Kerk.
Moge gedurende den nabijzijnden
sehooiien nacht van Kerstmis, wanneer
in den tempel des Heeren, stralend van
lichtglans, onder die heilige gewelven
het lied der engelen zal weèrgalmen, een
welluidend echo trillen in hel geheugen
en in het hart van hen die ue leer van
den Verlosser vier wereld belijden, mo
gen zij allen die Goddelijke leer bemin
nen en zich beijveren om overeenkomstig
die leer hun gedrag te regelen.
H. Nobody.
De zestiende eeuw bestreed hel catho
licismus, de achttiende het christendom,
de strijd, die thans de wereld beweegt, is
de bedekte en openbare strijd tegen God.
Hoe ongerijmd het heidendom ook was,
het huldigde altijd nog eene bovenaard-
sche machi, het oefende immer nog zeke
ren godsdienst. De dwaling van het
heidendom bestond hierin, dat het als
God vereerd-1 wat God niet washet
Godsbegrip werd niet verworpen. Er is
geen volk zoo beschaafd of zoo ruw,
schreef een Rometnscli wijsgeer, dal,
al verkeere het in onwemeniieid aan-
gaande den God. dier; het behoort te
vereeren, niet weet dat het althans een
God vereeren moet.
Onze negentiende eeuw tracht God bui
ten de maatschappij te sluiten, alle ge
dachte aan het Opperwezen uil den geest
en het hart van hel volk te verbannen, en
huldigt in naam der vooruitgang volle
atheismus in de wetten en de samenle
ving,
De moderne weienschap heeft ons hare
leer blootgelegd. De meusch is, volgens
haar, onafhankelijk van God, onafhanke
lijk ook van zijnen evenmensch. De
maatschappij spruit niet uil de wetten
der natuur; haar bestaan is een willekeu
rig leit. Geen macht, geen gezag, geen
recht van te gebieden, geene verplichting
van te gehoorzamen. Alle onderdanigheid
is vernedering, gehoorzaamheid slaver
nij. Treurige verblindheid van een ramp
zalig ongeloof, in dit opzicht zelfs weg
zinkend beneden het ergste heidendom
Wee aan de maatschappij, die God mis
kent, die Hem wegstoot uit haar midden!
Alsof niet de mensch, waar hij zijn wet
tigen Opperheer afzweert, aanstonds de
ongelukkige slaaf wordt van eigen en
vreemde dwingelandij, alsof de wereld
ongestraft haren Heer en Meester ver
loochent Si Dieu n'existait pas, il fau-
drait l'inventer zoo verzekerde een
maal een der vaders van liet moderne
ongeloof, die begreep hoezeer het geloof
aan God noodzakelijk is tot instandhou
ding van het gezag, tot welzijn der maat
schappelijke orde.
Wij hebben onze wetten Maar wie zal,
wie kan die wetten onderhouden, als zij
niet bekrachtigd zijn door liet goddelijk
gezag, als /ij niet verplichten in geweten?
Indien men de macht er. het gezag van
God ontkent, dan zijn alle menschelijke
wetten i\iets meer dan de wil ^an den
sterke tegenover den zwakke, de hoer
schappij van den mensch over den
mensch, onderdrukking, ellendige slaver
nij. Ziet gij den mer.scb aan wien men
met de gedachte aan God ook het besef
aan plicht en recht ontnomen heelt, zijne
handen uitsteken naar het goed en het le
ven van zijnen naaste Hij wordt terug
houden door de brutale kracht der wet,
met geweld tot gehoorzaamheid gedwon
gen, of als een redeloos dier, dat men
onschadelijk maken moet opgesloten in
een hok. Alle gezag komt van God, zoo
leert ons het geloof, en in eiken mensch
met gezag omkleed, erkennen wij Gods
rle eetzaal weerklonken, Raymond trad snel Lin
nen, cn meldde dat twee onbekenden, vermoeid
cn afgemat door eenen nachtelijken rit, dringend
vroegen om onmiddellijk den heer van Roqucmar
te spreken.
Men brenge zc binnen, antwoordde dc abt,
terwijl dc ridders verbaasde blikken wisselden.
Hunne nieuwsgierigheid was lievig geprikkeld,
maar zij hadden den tijd niet om vele gissingen tc
maken, de vreemdelingen weldra binnenkomende.
De erne was van groote gestalte en scheeneen
krijgsman te zijn, de andere was klein, zonder
haard, zijn hoofd bedekt met eene kaproen. Wan
neer de eerste den markies aan dc zijde van den
baron gezeten zag, bleef hij verwonderd staan,
terwijl zijn makker den wijden mantel afwierp
cn weenend voor de voeten van den baron
viel.
Elvira, riep deze opspringend.
Mijn vader
Dc verwondering steeg ten top, waaneer dc
andere vreemdeling zijne vermomming afwierp
cn het gelaal van den ouden Roger vertoonde.
Eene straat van hoop helderde dc wezenstrekken
van den markies op.
Roger, waar is Amaury T riep hij.
De oude dienair sloeg de oogen ten gron
de.
De oenc vraag volgde dc andere op, wanneer dc
abt aan Raymond gebood cenigc ververschingcn
voor dc nieuwe reizigers op te brengen, want
deze waren uitgeput. Zij deden eer aan ta
fel.
Maar, Elvira, hoc is liet mogelijk dat gij het
kasteel verlaten hebt
Mijn vader, hel verblijf te Roquemar wierd
mij te schrikkelijk.
Het hoofd van den baron brandde.
Verschrikkelijk riep hij uit, verschrikkelijk
zegt ge En wie was het die aan dc dochter van
den baron van Roquemar schuldigen eerbied wei
geren dorst V
De diaak Aymard. Maar om Gods wil, va.
der, laat mij met rust, Gij waart slechts twee dugen
vertrokken, wanneer een bediende van den mees
ter het bevel bracht, van uwen zegel voorzien,
welk aan Rayiiald bet bestier van de burgt ontnam
om h. t aan Aymard te geven.
Wie was die man
Een geestelijke, welken ik reeds meermalen
op het kasteel boodschappen voor den meester
heb zien brengen.
Maar die man is bij mijne lieden, men hale
hem 1
Hij meende gisteren te ontsnappen, bemerk
te, een der ridders, maar omdat zijn gaan en ko
men mij verdacht voorkwamen, heb ik hem
doen bewaken. Ik zal bem naai' hier brengen.
Dc ridder verliet dc zaal en Elvira ging
voort.
't In bezit van dit bevel, gedroeg Aymard
zich als de meester op Roquemar. Dc wachten
en alle bedieningen werden aan de bedienden
toevertrouwd, welke bij op het kasteel gebracht
had, de onzen met wantrouwen bejegend, en Rny-
nald zorgvuldig bewaakt, daarbij vermeerderde
liet aantal Albigcuzcrs dagelijks.
De aankomst van den ridder met den gedaag
den bode cn cenige krijgsknechten onderbrak bet
meisje. Do Albigenzer, welke aan den ridder eerst
tegenstand geboden had, trad fier tot voor den ba
ron en zeide hom op trotschcn toon
Mcssirc, 't is aizoo niet genoea dat gij incl de
vervloekte monikkcu samenspant, welke aan dit
land alle onheilen bcrokki ml hebben, de bode
van mijnen en uwen meester moeten nog door
uwe knechten in gevangenschap gehouden wor
den.
vertegenwoordiger. Met eerbied buigen
wij bet hoofd, de overtuiging onzer
plich'matige onderdanigheid daalt neer
tot in het diepste van ons hart, be-
heerscht onze gedachten en onze aandoe
ningen, verbiedt ons zelfs de begeerte
van het kwaad, en veredelt den mensch
inhei streven naar het goede. Elke zede
lijke wet is voor den geloovige eene wer
kelijke gedragslijn die men in geweten
niet mag overtreden.
In plaats van God heeft men eeu ande
re bewaakster aangesteld der maatschap
pelijke orde de eer. In de benaming van
een eerlijk man vindt men de hoogste
uitdrukking, de type der moderne zede
lijkheid. De eer, of liever nog het punt
van eer is de laatste steun der tegen
woordige maatschappij. Wal beteekent
de eer zonder geweten Wat is zij voor
het ruwe, onbeschaafde volk Wat zelfs,
in veel gevallen, voor den meest verfijn
den stand Wie weet niet hoeveel
schelmstukken .men bedrijven kan zonder
op le houden een eerlijk man te zijn De
eer zonder God is een menschelijke
deugd, of minder nog, de laatste schijn,
de flauwe schaduw eer.er deugd in den
verwoesten tempel van de menschheid
zonder God. Hebt gij nooit aan den boord
van een water een ouden boom zien
staan De stam is opengespleten, het
hout is verteerd door den lijd, alleen de
schors leeft nog. Zoolang cr nog een
wortel krachtig genoeg is het levendma
kend sap uil den grond op te trekken,
versiert hij ook nog alle jaren zijn ouden
kruin met weelderig groen zooals in de
dagen zijner jeugd. Dat is het beeld van
een vervallen volk dat buiten God zijn
laatste zedelijken steun zoekt in hel punt
van eer. De boom is aangetast, het hout
verteerd door het ongeloof, de verrotting
is van binnen, alleen de schors blijft nog
met eenige wortels in den ouden christe-
lijken grond die vol is van vruchtbaar
sap voor het leven der natiën. Blijft er
nog eenig begrip van deugd in de maat
schappij die door godsdienstloosheid is
verkankerd, helaas! liet zijn de laatste
stralen van het eenmaal glanzend geloof,
het treurige bewijs van geknakte groot
heid, van ontaarden adeldom.
Onze verlichte, ongodsdienstige eeuw
meent toch nog een redmiddel gevonden te
hebben in de wetenschap.En in waarheid,
dewelenschap heeftde laatstejarenopalle
mogelijk gebied ongelooflijke vorderingen
gemaakt. Maar hebben de kennissen veel
Dijgedragen tot liet verbeteren der maat
schappelijke orde Is de mate van zede-
lijkheig ook gestegen met het onderwijs?
is de gevorderde handel en nijverheid,
de kunst, de wetenschap bij machte ge
weest de opbruisende driften te onder
drukken Om zich van het tegenoverge
stelde te overtuigen, is hel genoeg de sta
tistiek der misdaden en veroordeelingen
van de laatste jaren na te gaan, of ge
makkelijker nog de schelmstukken op te
tellen, die ons dagelijks in vele gazetten
worden opgedischt onder den titel van
faits divers
En waar ligt de oorzaak van het steeds
toenemend kwaad In de verontzedelij-
Donkcr rood steeg op het gelaat van den baron
bij die onbeschaamde aanspraak, hij bedwong zijne
opwellende gramschap.
- Zwijg, zeide hij op scherpen toon, antwoord
op mijne vragen. Wie heeft dit bevel uitgevaar
digd. Welk gij naar 't kasteel van Roquemar ge
bracht hebt
Welk bevel vroeg de geestelijke met ge
kunstelde koenheid.
Hoor, zeide de baron met eene kalmte,
welke den Albigenzer deed sidderen, ofwel geeft
gij een bevredigend antwoord op mijne vraag, of.
wel hangt gij binnen eenige stonden aan eenen
boom builen bet klooster,
Met at dc inspanning van zijnen laatsten moed,
antwoordde dc geestelijke dat bij hem niet ver
stond. De baron wenkte met de band, de krijgs
knechten grepen den geestelijke vast om hem weg
te leiden. Op den drempel van dc deur gekomen
zijnde, veiloor bij zijnen moed cn vroeg of men
bem de vrijheid zoude verlecncn, indien hij alles
bekende. Hij zegde alsdan dat dc meester door de
troepen van Siun n van Leicester verslagen was,
eu dat bij hetzelfde waande over den baron van
Roquemar, van wien hij geene tijding ruser ont
vangen had.
(Wordt voortgezet.)