Zondag 13 Januari 1895. 5 centiemen per nummer. 19*,e Jaar 2946. Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan van de Stad en des Arrondissements Aalst GODSDIENST, HUISGEZIN, EIGENDOM. VADERLAND, TAAL, VRIJHEID. SENAAT. DE GOUDEN PENNING De kleine nering. Landbouw. DE DENDERBODE Dit blad verschijnt den Woensdag en Zaterdag van iedere week, onder dagteekening van den volgenden dag. De prijs ervan is tweemaal ter week voor de Stad 5 frankmet de Post verzonden 6 frank 's jaars, fr. 3-25 voor zes maanden; fr. 1-75 voor drij maanden voorop te betalen. De inschrijving eindigt met 34 December. De onkosten der kwitantiën door de Post ont vangen zijn len laste van den schuldenaar. Men schrijft in bij C. Van de Putte-Goossens, Korte Zoutstraat, N. 31, en in alle Postkantoren des Land. Cuique suum Per drukregel, Gewone 15 centiemen Reklamen fr. 1,00; Vonnissen op 3e bladzijde 50 centiemen. Dikwijls te herhalen bekendmakingen bij accoord. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd. Heeren notarissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk tegen den dijnsdag en vrijdag in den voormiddag. Voor de advertentiën uit vreemde landen zich te wénden ten Bureele van dit blad. AnlHt, den IS.Inn. 189JJ. EEDEVOERING uitgesproken door den heer K. VAN VRECKEM de achtbare Senator onzes Arron dissements, in zitting van 28 De cember 1894. M. VAN VRECKEM. Een woord over den tabak. Gelijk gij bet komt te liooren, onze achtbare collega, M. de baron de Sormon de Volsberghe, maakt een verschil tus- schen de groote en de kleine planterijën. Hij stelt een bijzonder belang in de groote in deze die meer dan een half hektaar beslaan. Maar, in het Arrondissement Aalst, waarvan hij gesproken beeft en dat ik hier meer persoonlijk vertegenwoordig, is de tabakteelt zeer straf verbrokkeld en zeer zelden bereiken onze planterijen zulke groote oppervlakten. Het zal dus niemand verwonderen dat ik mij stel onder een ander oogpunt dan mijn achtbaren collega en dat ik, voor het oogeublik, de afschaffing vraag van de rechten op den inlandacfien tabak. Niet, Mijnheeren, dat ik deze afschaf fing aanzie als een zeker middel om de tabakteelt in onze streek meer winstge vend to maken ik geloof dat de uitslag onzeker ismaar, hetgeen onbetwistbaar is en wat wij willen,'tis dat onze planters niet meer zullen gekweld worden en zich niet meer zullen moeten beklagen over alle slacb van plagerijen waaraan zy nu blootgesteld zyn en ook over een groot tydverlies. Merkt wel op, Mijnheeren, er is zooveel tijd noodig om 300 planten als om er 10 of 15 duizend over te geveu. En, het is jaar- lyksch niet één maal, maar twee en drie maal dat men zich moet naar het bureel begeven van den Ontvanger om zich in regel te stellen tegenover den fiskus. Het kwellend karakter der wet is gekend door iedereen die in het midden woont der landbouwers die zich toeleggen op deze bijzondere teelt. De tabakkwestie besproken zijnde, be- stadig ik dat wij eindelijk gaan verkrij gen, hetgeen wii sedert zoo lang vragen en hervragen, t is te zeggen, de vermin dering der grondlasten. Sedert lange jaren reeds hebben wij bewezen dat het noodzakelijk is recht- veerdiger te zijn in de verdeeling der lasten en ik herinner mij nog altijd het aangrijpend tafereel dat de achtbare heer Legrand ons eens beschreef nopens de eigendommen der hospitiën van Bergen. Niets zou beter kuunen bewijzen hoe noodzakelijk het is de grondlasten te verminderen. De achtbare minister heeft ons gezegd dat hij zeer waarschijnlijk, na de kadas trale verdeeliug, de belasting zal kunnen verminderen van 7 a 5 per honderd maar zal het daar eene wezenlijke ver mindering zijn, zal men, onder eenen andereu vorm, dezelfde som niet vragen aan den grond Moest het zoo zijn, de rechtveerdigheid der verdeeling zou niet hersteld zijn, want de mobilaire weerden zouden altijd vrij blijven van deze eerste belasting. De voorgestelde middelen bereiken alleenlijk de renten en het inkomeD, verschaft dooi de onroerende goederen, zal eene tweede maal geslagen worden. Wat wij bijzon derlijk vragen, is meer gelijkheid voor de belasting. Wij vragen dat het roerend goed voor een evenredig aandeel de open bare uitgaven onderhoude. Het is bijna 20 jaar geleden dat ik do vermindering vroeg der kosten en bijzon derlijk de vermindering der formaliteiten die gepaard gaan met de licitalie of ver- kooping der goederen van minderjarigen. Het is van weinig belang zal men zeggen maar, voor de landelijke bevolking is bet allergewichtigst, omdat men daar de kleine eigenaars vindt die er veel belang in hebben formaliteiten te zien verdwij nen die voorschreven werden om de zwak ken te beschermen maar op eeneD geheel anderen uitslag uitloopen. Tijdens de herziening van ons koop- handelstrak-taat met Frankrijk en Duitschland, hadden wij een inkomrecht gevraagd op de hop maar, verdedigers van deze bijzondere teelt, wij waren te weinig in getal, in de Kamers, om onze interesten te doen zegepralen en, overi gens, men deed ons eene opwerping waar niet veel op te antwoorden viel't is te zeggen dat onze machtige buren, en bij zonderlijk Dnitschland, hoegenaamd niet wilden hooren van vermindering van tol rechten in België. Men zegde ook dat bet vruchteloos was het invoeren der duitscho hop te belet ten dat deze, van betere boedanigheid dan de onze, slechts gebruikt werd voor bijzondere behoeftén en de onze geene na- deelige concurrentie kon bijbrengen hoe boog het tolrecht was of niet, men zou altijd de Duitsche hop bezigen voor het maken van zekere bieren. Ongeluk kiglijk de daadzaken zijn deze gezegdens komen tegenspreken en, dees jaar, zien wij de duitsche hop, van gemeene hoeda nigheid, onze hopmarkten overstroomen ea de vermindering van prijs helpen ver oorzaken van onze inlandscne produkteu. Nog eenige jaren moeten wij dien toe stond lijden uit oorzake van onze interna tionale verbonden. 1* Vervolg. Eindelijk bad ik mijne nieuwsgierigheid ten volle bevredigd cn was juist voornemens den Wulfric van het Museum weder op xijne plaats in de kas te leggen (mijn eigeu exemplaar had ik reeds in den aak), toen eensklaps, ik begrijp niet hoe den penning mij uit de hand slibberde en op den vloer van het Museum viel. In eenen oogwenk was hij weggerold, uil het ge zicht verdwenen, en ik stond ontsteld en verslagen in het midden der galerij. Maar niet lang. In het volgende oogenblik reeds had ik Mactavisch lot mij geroepen, en nadat bij op mijn verzoek de kast had gesloten, begonnen wy op handen en voeten de geheele lengte en breedte der zaal te doorzoeken. Te vergeefs. Hoe effen het terrein wezen mocht, was, van het eene eind der zaal tot het andere, geen spoor van den vermisten penning te ontdekken. Ten leste gaf ik het op en leunde uitgeput tegen den rand van eene der glazen kastr.u het koude zweet pcrelde mij op het voorhoofd Doe verder maar geene moeite, Mactavish, n Ik steun niet op de rechten der marga rine. Ze moeten er komen, het gouverne ment bekent het. Voor wat aangaat de fabrikatie in België, het is eene kwestie die ik aanbeveel aan de bijzondere aan dacht van den heer minister. Dikwijls, tijdens den kiesstrijd, heb ik hooren zeggenen herhalen, dat er nooit iets gedaan werd voor den landbouw. Wel God 1 moest men al de maatrege len opnoemen die sedert 10 jaar genomen werden om den Landbouw op te beuren, het zou ellenlang zijn. Voor de hop, bij voorbeeld, men zal niet loochenen dat het gouvernement, door het onderwijs, door geldelijke aanmoedigingsmiddelen, door bet onder het volk bekend maken en zelfs kosteloos uitdeelen van sommige werktui gen, enz., de hoppeteelt niet bevoordee- ligd en veel bijgebracht heeft tot verbe tering van onze produkten. Zoo hande lende beeft het, ik moet het bekennen, onze interesten beter bewerkt dan het zou gedaan hebben door bet stellen van in voerrechten. Is 't ook niet aan de tusschenkomst der regecring dat wij de uitbreiding te danken hebben der samenwerkende mei- kerijen Deze maatschappijen, gesticht met het oog op het vervaardigen der bó- ter bij middel van verbeterde werktuigen, i maken goede zaken, ik mag er van spre- j ken met kennis van zaken. Hunne pro- j dukten zijn niet onderworpen aan vermin- deringeu van prijs gelijk de boter gemaakt op de pachthoven volgens het oud stelsel. Dut de landbouwers zich dus met mal kanderen vi rstaan, dat zij wat meer be wijzen geven van wederzijdacbe trouw, dat zij samen werken zij zullen het zich niet beklagen. Zij zullen dan veel gemak- kclijker kop houden tegen de uitzinnige concurrentie der margarine, in afwach ting der beschermiuiddelen die men van alle kanten vraagt. militianen en ziehier de uitslagen door de officieelo statiestiek opgegeven Militianen niet kunnende lezen noch schrijven, 22,216 Militianen kunnende enkel lezen 6,214 Militianen kunnende enkel lezen en schrijven 55,624 Totaal 84,054 Dus een groot getal dier jonge lieden zouden geenen brief aan zijn adres kun nen brengen, daar zij volstrekt niet kun nen lezen en meer dan 25 per honderd kenneu de eerste beginselen der reken kunde niet. Men zal moeten bekennen dat zulks, als uitslag, zeer mager is. pelde ik wanhopig, helding is verloren, en wy zullen het nooit terugvinden. Mactavish zag mij bedaard aan. In dat geval, mijnheer, antwoordde hij op vas ten toon, moet ik volgens het reglement van het Museum den bestuurder roepen. Hij legde zijne hand met onbehoorlijke kracht, maar op strikt ambtelijke wijze op mijnen rechterschouder. Toen floot h|j. Het spijt my u op deze wijze te moeten behan delen, mijnheer, ging hy, zich verontschuldigend, voort, maar volgens het reglement mag ik u niet los laten. voor de bestuurder er mij verlof toe geeft. Een ander oppasser beantwoordde zijn gefluit. Roep den bestuurder, zegde Mactavish rustig. Een penning vermist. Een oogenblik later was deze ter plaatse. Toen Mactavish hem vertelde dat ik den gouden Wulfric van Mercia had laten vallen, schudde bij bedenkelijk het hoofd. Dat is een Icelijk geval, mynheer Fait, zegde hij treuiig. Een eenig exemplaar, /ooals gy weet, en een der kostbaarste in onze geheele uitgebreide angelsak- sikscbe verzameling. Kan er ergens een muizenhol zijn riep ik in myn wanhoop, de eene of andere plek, waar hij inge rold kan zijn cn voor bet oogenblik verbuigen liggen De bestuurder liet zich aaustonds op handen voeten neder, lichtte behoedzaam alle matten op doorzocht zorgvuldig den geheelen vloer der zaal. Doch te vergeefs. Bijkans een uur bracht bij zoekende Het verplichtend onderwijs in Frankrijk. Men leest in het blad La Croix In 1881, kondigde men het wereldlijk onderwij k af; eene wet van 1882 maakte het verplichtend. Sinds dien hebben wij miljoenen voor dit zoogenaamd kosteloos onderwijs uit gegeven. Ook zouden wij. opzichtens de versprei- ding der geleerdheid, eenen wonderbaren uitslag moeten bestatigen. Daar is evenwel niets van{ In dit op zicht, gelijk in al ander heelt de school- j wet een volkomen fiasco gemaakt. Om ons hiervan te overtuigen, is het genoeg eenen oogslag te werpen op het verslag van de aanwerving des legers, j welk onlangs bekend gemaakt werd voor het jaar 1893. Volgens dit stuk, heeft men de geleerd heid kunnen onderzoeken van 331,525 door, gedurende welken tijd Mactavish geen enkel oogenblik mijnen schouder losliet. Ten laatste gaf de bestuurder zijne nasporingen op en kwam naar mij toe. Het spijt mij uitermate, mijnheer Fait. zegde hij op de b< leeldste wijze, maar volgens het reglement van het Museum ben ik genoodzaakt u te onderzoeken, of u in hechtenis te doen nemen. i)e panning kan hier of daar tusschen uwe kleeren zyn geraakt, niet waar 7 Ongetwyfeld zult gij er de voorkeur aan geveo, al uwe zakken, zoowel als de plooien uwer kleeren door ray te lafëïTonderzoeken. Het was een vreeselijke toestand. Ik kon het niet langer uithouden. Mynheer Harhourne, zegde ik, terwijl het koude zweet my «ver het geheele lichaam uitbrak, ik moet u de waarheid zeggen. Ik heb een dubbel van den gouden penning hier vandaag meégehracht, om het met een exemplaar van het Museum te vergelyken, dat heb ik op het oogenblik in mynen vestzak. De hestuurder zag my met eenen blik van ongcloo- vig meólijden aan. Myn weerde heer, antwoordde hij zacht, dat is inderdaad een allerongelukkigst geval, maar ik vrees dat ik u zal moeten verzoeken my het dubbel, waarvan gij spreekt, te laten zien. Bevend haalde ik het uit mynen zak en reikte hel hem zouder een woord te spieken toe. De bestuurder beschouwde het een oogenblik stilzwijgendtoen zegde hy langzaam, op eenen toon, waaruit het diepste De grootste bekommernis van dezen tijd schijnt te wezen Het leven voor den werkman zoo goed koop mogelijk te ma ken 't brood, specerijen, kftedingen, alles moet tegen verminderde prijzen ver kocht worden. Te dien einde sticht men coöperatieven, naamlooze maatschap pijen, grandioose bazars. Iudien al die voorzorgen, al die maatregelen alleenlijk genomen werden om den toestand te ver beteren van de ongelukkigen, zonder nadeel vo,or mpnige neringdoeners, die hun stieltje of kleine handel op eene eerbare wijze trachten uittevoereu oni in do be hoeften hunner familie te voorzien, dan zouden wij die instellingen met vreugde mogeu begroeten. Maar ongelukkiglijk de ongehoorde concurrentie, die de samen werkende maatschappijen, tegen den kleinen handel voert, moet eene econo mische omwenteling voor gevolg hebben. Hoe willen die oütelbare winkeliers en stieldoeners opkomen tegen die veree- nigingen welke over groote kapitalen beschikken en door krachtdadige onder steuning geholpen worden Eh wel Al deze personen, die voor zeker de liefdadige genegenheid waardig zijn, benevens en zoo wel dan al andere werklieden, worden heden in bun bestaau bedreigd en de socialisten, do vernielers der huidige maatschappij rekenen dat de kleine neringdoener weldra, door den nood gedwongen, in hunne klauwen val len zal. Wanneer broodbakkers, schoenmakers, kleermakers, schrijnwerkers en alle win keliers tot den bedelzak zullen gebracht zijn, mag men thans de lot verbetering van den werkman verhopen Zal men thans een goedkoop leven verwezenlijkt zien Het tegenoverge stelde zal ongetwijfeld voorkomen. Het verdwijnen van de kleine amhachters zou eene ware volksramp te weeg brengen het bestaan van de burgerij, meestendeels oprecht eerlijk en werkzaam, is den bes ten band tusschen do hoogo en laage meilijden sprakMijnheer Fait, het spijt mij, genood zaakt te zijn u tegen te spreken. Dit is ons eigen exemplaar. Het geheele Museum draaide met my in het rond en eer ik verder iets vernam, viel ik in zwijm. Toen ik tot myzelzen kwam, zag ik my in gezel schap van den bestuurder in diens kamer gezeten, terwijl een policieagenl zich rustig op den achter grond hield. Zoodra ik geheel tot bcwustzyn gekomen was, wenkte de bestuurder den politieagent, dat hy de kamer zou verlaten en dwong my daarop vriendelyk een weinig brandewyn met sodawater tc drinken. Mijnheer Fait, zegde hy meilydend, na eeno pijnlijke stilte, gij zyt nog zeer jong en hadt naar ik geloof, tot mi toe een onberispelijk gedrag. Het zou my gro >t verdriet doen, als ik tot uiterste maatrege- ltn moest overgaan. Ik weet, hoe ver de begeeite eer zcld/aain muntstuk te bezitten eenen kenner, bloot- gesteld aan buiieugewone bekoring, brengen kan. Ik j voor my, twijfel er geen oogenblik aan, of gy hebt werkelijk by ongeluk dezen penning luteu vallen -. gij hebt u gebukt met het eerlyke voornemen hem op te rapen eu op zyne plaats te leggen, toen het toeval u influisterde, hoe gemakkelijk het zijn zou hem op te nemen cn in den zak te steken gij hebt onwillekeu rig aan deze booze ingeving gehoor gegeven, en op het oogenblik dat ik de zaal binnentrad, gevoeldet gy j reeds diep berouw over het gebeurde, j Uwe geheele houding zegde my dat. Toch besloot ik standen. Vernielt die burgerij en gij zult de laatste omwenteling verhaasten. Dit zoo droevig vooruitzicht is aan de socialisten niet onbekend en juist daarom stellen zij alles in 't werk om in hunne helscbe plannen te gelukken. Het inrichten van hunne samenwer kende maatschappijen heeft meer tot doel de verplettering, de verdwijning der klei ne deftige burgerij, dan ae verbetering des lots van den werkman. Hun inzicht is van eenen onmetelijken en onverdra- gelijken afstand te brengen tusschen ar men en rijken en bij de eersten eenen hevigen haat tegen de laatsten te ver wekken. Moeten wij thans niet trachten dees noodlottig gevolg te vermijden? Moeten wij de gefopten zijn van het spel der socialisten Moeten wij ous werkvolk, onze medeburgers aanraden zich van het noodwendige te voorzien bij de samen werkende maatschappijen, of moeten wij beantwoorden aan alle diergelijke oproe pen, zooals wij er deze week in de straten van Antwei pen op groote plakkaarten kou den lezen Medeburgers koopt uw brood bij bakkers die ook moeten werken voor vrouw en kinderen, gunt uwe penuingen aan geene samenwerkende maatschap pijen Wij laten de beslissing over aan de zoogezegde economisten van onzen tijd eu aan de beoordeeling onzer medeburgers. liet Inkuilen, Boerkens, mijne beste vrienden, gij hebt al wel hooren spreken van het inkuilen, en wellicht hebt gij alreeds hier of daar zien inkuilen. De eenen zijn er voor, de anderen zijn er tegen. Velen zeggen daar is tc veel verlies op, eene ker krimpt op eenen kruiwagen. Dat is waar dat het vermindert in omvang, maar daarom is er juist nog geen verlies een bundel hooi maakt ook een grootere hoop als hij licht openligt, dan wanneer hij vaste toegebouden is. Wat zeggen dc mannen van de wetenschap over het verlies bij 't inkuilen VMeuschen ik en ben niet genegen om zonder onder zoek iets aan- of afteraden. Daar zijn van de landbouwgeleerdeu, die alle nieuwig heden zouder omzien aanprijzen, en ze doen meer kwaad dan goed. Dit zegt De Marbaix, lioogleoraar te Leuven Wij zyn, golooven wij, van de eersten in België die ingekuild hebben, en wij aarzelen niet te zeggen dat wij een ander stelsel van inkuiliug, iukuiliug n zouder gisting, bestoud er eene, zouden verkiezen om de groene voeders te be- jj waren. Door de gisting veranderen het n zetmeel en het suiker, allerbeste voed n stoffen,m alcohol, melkzuur,azijnzuur, u het voorstel van den twijfel te geven, cn ik zocht den geheelen vloer over... Zooals gy weet vond ik niets.... M. Fait, ik kan u onmogelyk met hardheid behandelen. Ik begrijp de bekoring, waaraan gy bloot stond, ik gevoel uwen angst, uw berouw. Mijnheer, ik wil u nog eene kans geven. Indien gij uwe woorden van daar straks wi't herroepen en bekennen, dat dc penning, dieu ik in uwen zak vond en inderdaad, zooals gij weet het exemplaar is van het Museum, zal ik aanstonds den konstabel weg zenden, en nimmer met iemand een woord over de geheele zaak spreken. Ik wil u niet in I et ongeluk storten, maar ik laat mij ook met met eene on waarheid afschepen. Overdenk de zaak nog ceus goed: wilt gij blyven volharden by dit ongelooflijk en on- waarschyniyk verhaal? Hoe verschrikt en ongesteld ik was, kon ik toch niet andei's dan dankbaarheid gevo- len voor de wel willendheid, waarmeê de bestuurder my behandelde. De tranen sprongen my in de oogen. M. Harhourne, riep ik ontroerd, gy zyt zeer goed, zeer edelmoedig. Maar werkelyk gy vergist u. Wat ik u verhaalde is volkomen waar. Ik kocht den penning te Lichfield, en hy is niet in alle opzichten gelijk aan het exemplaar van het Museum. Hy is dichter aan den rand afgesneden, en er is eene duidelijk zichtbare plooi aan de keerzyde, juist onder de W van Wul fric. De bestuurder zweeg een oogeublik en zag my met onderzoekenden blik aan. n uuttelooze of misschien schadelijke stoffen. Cours de Zootechnie, p. 230. Maar daar zijn toch voordeelen aan ook de rapen kunnen vervriezen, en dan ligt het daar al met 'nen keer en 't is een sukkeling zonder eind of grond om de beertjes eten te bezorgen het valt. in de beurs te schieten om beesteneten te koopen, en bij gebrek van eten moet men de beestjes uit de handen smijten. Soms mislukken de rapen, en 't is dezelf de historie als ge in den zomer niets inge kuild hebt. Het gebeurt wel eens dat het weêr tegengaat als ge uwen toemaat maait. Gij hebt bij voordeelige jaren op het voorjaar soms zooveel klavers dat gy er geenen weg met kunt. Gij hebt uwe beetenbladeren die gij ineens niet ver- voederen kunt. En daarom, liever dan dat te laten ver loren gaan, zou ik inkuilen. Van dees jaar, bijvoorbeeld, is er overvloed van rapen geweest. Ik prijs de landbouwers die eenige karren rapen hebben inge kuild het is een goed appelken tegen den dorst. Inkuilen is juist geen lastig werk men schiet op eene drooge plaats ecuen put van omtrent eenen meter diep, twee me ters breed en lang genoeg om al het voe der te bevatten. Op den bodem strooit men kaf en dan legt men het voeder met. lagen van 15 centimeters in. Men zal voorop het voeder in stukken snijden of het in den put met de spade verdeden. Iedere laag moet goed vastgelegd worden, om de lucht af te weren, Als men boven den grond is, zet men verhoogsels met planken en men legt voort in tot op ze kere hoogte. De hoop wordt met kaf be strooid en met eene laag grond van 0,60 tot 0,70 m. dik, bezet. Na eenige dagen is de hoop veel gezakt men zal dan zorgen de openingen goed te. sluiten en het regenwater loop te geven met den hoop rugvormig te leggen. Het ingekuilde voeder ondergaat alsdan ver- schillige gistingen. By goede inkuiling heeft de alcoholgisting de bovenhand, en het voeder heeft eenen aaugenamen geut en eenen goeden smaak. Men kan inleggen Maïs, rapen, bee tenbladeren mot pulp, slecht gras, ook toemaat, als meu slecht weder treft om hem te hooien. Men kan het voeder ook in mijten zet ten. Men doet dit gewoonlijk voor de maïs alleen. Men kan het nochtans voeder ook doen. De maïs wordt bij lagen gelegd. Hy ligt met zijne koppen beurtelings naar buiten en naar binnen. Do mijt mag 3 tot 3,5 meters hoog ziju. Om het voeder to pressen legt men op de mijt eene laag grond, steenon of tounen met water opge vuld, of men gebruikt bijzondere stelsels voor pressing. Het ingekuild voeder is byzonder goed voor melk-en vetbeesten. A !s meu he heeft, moet men io het begin vim den winter nooit in eens van eene groene eene droge voeding overgaan. Heb' :''j eeD mes vror ;»i. .een op een- - deen, antwc ander. Zyt gy Volkon. -Zal ik doen nemen Hy stak i. haalde tot myi. voorscliyn, waa heel niet aan ba. beide zijden van e«i lee. e .-.bede. Het nas alsof myn hart eensklaps stilstond. Dat is volkomen voldoende. Mynheer Fait, vo, de bestuurder ernstig voort. Hadt gij ge. rgd, dat de penning vi it Museutn kleiner was denk beeldige penning, dan zou uw beweren nog eenlgen schijn van naarheid gehad hrbben. Thans is he tegenovergestelde het geval. Gij hebt uwe toevlucht genomen tot eene lage, onweerdige leugen. Dit schan delijk bedrog verzwaart uwe schuld. Gy hebt met opzet eon kostbaren penning geschonden, ten einde b.-in een ander aanzien te geven. Wat kon ik antwoorden Ik aarzelde cn stamelde jammerlijk. Wêrit vterigetti.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Denderbode | 1895 | | pagina 1