Donderdag 24 Juni 1897. 5 centiemen per nummer. S2,te Jaar 3170. Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan van de Stad en 't Arrondissement Aalst. GODSDIENST, HUISGEZIN, EIGENDOM. VADERLAND, TAAL, VRIJHEID. Een die er zijne buik vol van beeft. Nieuw schandaal. De vijand van 't volk. na: DE DENDERBODE. Dit blad verschijnt den Woensdag en Zaterdag van iedere week, onder dagteekening van den volgenden dag. De prijs ervan is tweemaal ter week voorde Stad 3 frank; met de Post verzonden 6 frank 's jaars, fr. 3-2o voor zes maanden; fr. 4-75 voor drij maanden, voorop te betalevi. De inschrijving eindigt met 31 December. De onkosten der kwitantiën door de Post ont vangen zijn ten laste van den schuldenaar. Men schrijft in bij C. Van de Putte-Goossens, Korte Zoutstraat, N. 31, en in alle Postkantoren des Land. Cuique Per drukregel. Gewone 15 centiemen Reklamen fr. 1,00; Vonnissen op 34 bladzijde 50 centiemen. Dikwijls te herhalen bekendmakingen bij accoord. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd. Heeren notarissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk tegen den dijnsdag en vrijdag in den voormiddag. Voor de advertentiën uit vreemde landen zich te wenden ten Bureele van dit blad. Aalst, 23 Juni 1897. Ch.Delfossr> is bijgevoegde socialistische gemeenteraadsheer van Brussel en schrijft in bet socialisten blad van Namen La Bataiïïe genoemd. Delfosse werd uit de partij gesloten omdat bij in genoemd blad de waarheid durfde schrijven. Wij vinden thans in La Bataille weer een artikeltje van hem, dat weerd is on der de oogen onzer lezers te worden ge bracht. Ziehier wat hij schrijft «Orer drij jaar, na den prachtigen Hptocht ten voordeele van het algemeen stemrecht, na het opmaken van 't schoon economisch programma, dan wanneer de kieszegepralende pogingen der socialisten kwamen bekronen, ontsprong een kreet Tan verlichting aan aller borsten de toe komst scheen nelder en schitterend, het doel kwam nader zoodat men het met den Tinger kon raken,de verlossing was nabij. Over drij jaar 1 Wat is er gedaan Helaas, bekennen wij het. we zijn ten achter op het jaar 1894 de beloften zijn niet gehouden, de mannen waarin de werklieden hun vertrouwen hadden ge steld zijn beneden hunne taak geweest, de uitgelatenheid over de zege is hun dood geweest. Van al de edelmoedige ge dachten, van al de vrijheidsgezinde strek kingen, is bij de meesten nog slechts het gevoel van behouding; dat nieuw ras van menschen, waarvan Henri Heine sprak, dat wil genieten en zich verzadigen, is opgestaan. «In drij jaar, heeft de socialistische partij het schouwspel geleverd van eene mstetene partij, vol misbruiken en on- nehtveerdigheden; in zake van begunsti ging, van ikzucht, van onverschilligheid, heeft zij aan de burgerpartijen niets meer te benijden. Het programma wordt ver geten, met de voeten getreden, volgens de omstandigheden uitgelegd. De volks vertegenwoordigers, dc leden van den al- «meenen raad, de machtige beheerders der coöperatieven vormen een brooder schap van onderlinge bewondering en verdediging. Ia die eertijds zoo fiere partij, isergeene plaats meer voor de onafhan- kelnken en de oprechten de berekenaars en de slimme besturen alles. i> Do zonen der burgerij hebben het vergift des vervals medegebracht, zij hebben de zwakken en de vreosachtigen bedorven en de macht van het geld, zelfs bij de socialisten, heeft over de grondbe ginselen gezegepraald. De getrouwen, die HET den moed hadden protest aan te teekenen, werden uitgesloten of voor naïeven uitge scholden, en de zonen der milliouuairs behandelen onder de toejuichingen der onwetenden hen, die den eerbied voor de socialistische overleveringen bewaar den, als belachelijke lieden. Zoo spreekt een gewezen hoofdman der socialisten en die nog socialist is; hij spreekt dus met volle kennis van zaken. Geenc princiepen meer bij de rooden het geld gaat boven alles. Ieder socialist wil kapitalist worden, 't is dan gelijk door welke middelen. Onbaatzuchtigheid is sinds lang uit het socialistisch woordenboek geschrapt. Wie de waarheid durft zeggen, wordt uit do partij gebannen. Vraagt het aan Delfosse, aan Bracck- man, aan Pol Do Witte, aan zooveel an deren En het is dan de socialiste partij die de wereld gaat veranderen in een aardsch paradijs. Het Volk van Gent, deelt een artikel meê dat wij overnemen, een artikel zoo duidelijk dat alle opmerking overbodig wordt. Wie nog eenig eergevoel bezit, zal zijne verontweerdiging Diet kunnen intoo- men. Ziehier het artikel Zegt, lezers, kent gij, menschelijker wijze gesproken, iets heiligéf"'TfftïrdtrKè#de fSBBer moeder voor haar kina Kent gij iets bew.en- derensweerdiger dan die gehechtheid van het moederhart aan den telg harer smarten Kent gij iets grooter, iets verhevener, iets eerbiedweerdiger dan die band welke door de natuur is gesmeed tusschen het kind en degene die hem het leven heeft geschonken Het woord moeder alleen is eene omvatting van alle edele gevoelens, eene omvatting van liefde en opoffering. Welnu, dat woord moet volgens de sociali stische leering uit onze taal worden geban nen, die liefde moet vergruisd, verkracht, miskend worden. Gisteren stond er in den propagandapen- ning van VooruitHet gebod Gij zult urne ouders liefhebben is eene dwaasheid, 0.10 fr. Voor 10 centiemen drukt het socialistisch blad dos zulke afschuwelijke slechtheid. En dat de roode propaganda zich niet alleen met woorden tevreden houdt in die schanda lige verbeesting, is deze week bewezen door het volgende feit, voorgevallen in een cité, buiten de Dampoort te Gent. Daar ligt een gehuwd man van 27 jaren doodelijk ziek. Hij had in zijne jeugd eene ordentelijke werkmansopvoedlng ontvangen van brave deftige ouders. Op 20jarigen leeftijd getrouwd met eene jonge vrouw van allereerbaarste en aller braafste familie, maar die in het huis harer ouders niet meer was, kwam hij in eene om geving van ongodsdienstigheid en socialism wonderlijke avonturen van eenen 52e vervolg. Wat is er toch met mij gebeurd vroeg ik haar. O, heel veel. Gij zijt bewusteloos geweest wn het oogenblik af, waarop gij uit de sloep gehaald werd. De sloep... de sloep O ja, nu herin ner ik het mij. Hoe lang is dat al geleden -Het is nu vrijdag nacht. Gij werd woens dag nacht, omstreeks dit uur, uit uw gevaar lijkentoestand gered. Hoe laat is het Bijna drie uren. Het waait verschrikke lijk en het schip wordt heftig door den wind heen en weer geslingerd. Terwijl ik hier neer kniel, moest ik God danken, dat gij weer hier fijt. Het is al lang stormachtig geweest, maar niet zooals nu. Brigatock Brigstock, mompelde ik. Ja, dat is zijn naam. Hij is mijn moordenaar, ofschoon ik nog leef. Dat is nu al de tweede maal sedert ik Engeland verlaten heb. Zou het hem voor de derde maal mislukken Die duivel mij in zulk weer teu spel der golven laten Waarvoor, waarvoor Wees nu bedaard Gij zijt behoudeu fij hebben or spijt van. Ik barstte in snikken nit, waarop zij mij i hand streelde. Heilige God riep ik uit. Welk een vreese- lijken tijd hebben zij mij doen door leven Het was alles het bedrijf van uwe vrien din Alice Perry, zegde zij. Niet dat het uit kwaadwilligheid geschiedde, maar het was blinde haat tegen mij Neen, neen, tegen Brigstock en de zijnen. O ja, zegde ik glimlachende, na herin- ;r ik mij. Maar wat ik bedoelde, weet ik niet meer, op dat oogenblik raakte mijn hoofd verward. De Beeltenis van Kate verdween voor mijn blik ik trachtte te spreken, haar te zien, mijne gedachten te verzamelen, maar viel zooals zij mij later vertelde met een diepen zncht in slaap. Kate stond voor den spiegel en bracht heur haar in orde. Toen ik wakker werd, noemde ik haar naam, en toen vertelde zij dat het negen uren was en dat Brigstock al tweemaal aangeklopt had, ora te weten of ik wakker was en hoe het met mij ging. Maar hebben zij geen anderen kapitein Neen. Do man, dien zij gestolen hebben, weet niet van zeevaartkunde af. Niets hoegenaamd Hij noemde zich tweede stuurman toen hij aun boord kwam, en men achtte het zeker dat hij met de zeevaartkunde bekend was daarop Bloten zij den ongelukkige op, evenals en liet zich gedurende de zeven verloopen jaren zoover brengen dat hij thans inge lijfd is bij de roode partij en misschien ook in den socialistiBchen vrijdenkershond. Nu, zooals gezegd, die man ligt doodelijk ziek, en zijne moeder, zulks van vreemde men schen vernomen hebbende, ging er heen om haar kind toch nog eens te zien voor het ster ven zou, en hem haren moederlijken zegen te geven. Zij komt aan de deur en klopt tot twee maal toe eindelijk wordt boven een venster geopend en een vrouwenkop verschijnt, welke niet die der schoondochter is. Wa komde gij hier doen klinkt het barsch. Mijn zoon bezoeken, is het antwoord. Uw zoon heeft geen zaken met u en toe is het venster. Pas op, madame, roepen de gebuurvrou- wen tot de ontstelde moeder, 't is de drapeau, de pleiterigge (pleitster). Wie is dat Wel, die den drapeau draagt van Vooruit Vol ontzetting vraagt de moeder zich af wat dat wijf te stellen heeft met haar bezoek aan haren stervenden zoon. Maar zij wil de zen zien en houdt vol bij hare eischen, aan zijn bed toegelaten te worden. Daar verschijnt de schoondochter en voor alle antwoord op hare smeekingen krijgt zij een paar scheld woorden naar net hoofd, die te eerloos zijn om hier neergeschreven te worden. Weenend en biddend blijft de ongelukkige aandringen te vergeefs. Ileel de gebuurte staat buiten, en terwijl de eenen meelijden hebben met de moeder en het gedrag der wijven daarbinnen schandvlek ken, zijn_er ook anderen, de ongelukkigeu die haar bespotten en beleedigend toeschreeuwen: geleerd door Vooruit. Er was konBult van geneesheereu in huis, en wanneer dezen na afgedane taak buiten komen, wendt de moeder zich handenwrin gend tot hen opdat zij haar bij haren zoon zouden brengen maar de mannen der weten schap kunnen er volgens de wet niets aan doen en gaan met tranen in de oogen heen, verontweerdigd over de smart aldus eene moeder aangedaan. Deze geeft het nog niet op en blijft aan dringen. Eindelijk wordt de deur geopend en het wijf, door de gebuurvrouwen den dra peau n genaamd, verschijnt met de schoon dochter achter haar. De moeder wil binnen gaan, maar het wijf vat baarbij de borst en stomt haai' achteruitweer wil zij vooruit dringen, roepend en weenend om haar kind de schoondochter zelve pakt haar aan en duwt haar met een paar grove scheldwoorden terug. Edoch, daar de deur nu openstaat, heeft de zieke daarbinnen de stem zijner moeder her kend en van nit zijn bed roept hij tot haar Moeder moeder kom moeder kom Zij weent en smeekt en huilt snikkend. Hoort gij niet hoort gij niet dat hij mij roept mijn zoon mijn kind A... (hier de naam van den zieke.) Niets te doen do socialistische wijven blij- >n grof en onverbiddelijk. Gij zoudt hem overhalen, zegt de dra peau n er zijn orders gegeven dat er niemand mag bijkomen Maar gij, eene vreemde, zijt er wel bij, dus krijt de moeder van wie zijn die orders Van Vooruit, klinkt het barsche ant woord. De moeder is als verplet, vernietigd en terwijl bidt, smeekt en huilt de zieke om haar, zijne moeder. Dat tooneel heeft langen tijd geduurd, en de ongelukkige vrouw kan niet meer met eene laatste inspanning verheft zij de stem roept naar biunen A....! mijn zoon mijn kind ik geef u de benedictie Watte benedictie Er valt hier niet te benedictiën bijt de drapeau n haar toe en zij gaat met do schoondochter binnen en werpt de deur toe voor de moeder, die afge mat en verteerd door smart is moeten huis waarts keereu. Vreeselijk Ontzettend Onmenschelijk Wie is de pliehtige Ja, wie is ae pliehtige Het socialism Het ongeloofDe vrijden kerij Maar wee hen die tot zulke schreeu wende schandaad leidenWee u, socialistische leiders niet aan u, socialistisch volk, want gij wilt zulke afschuwelijkheden niet Wee u ellendige volksverdervers De vloek eener weenenae moeder ruBt op u en zal u in het slijk van uw verpestend werk doen versmachten De menschheid veroordeelt u Zij zal u uit horen schoot bannen Een bessem om die vuiligheid uit de maat schappij ta koeren Een geesel om ze er uit te jagen N. B. Het verhaal van bovenstaande feit is ons door de ongelukkigs "moeder zelf gedaan, die op aanraden van eeuige vrienden naar ons bureel gekomen is, voegt Het Volk er bij. Toen ik nog een knaap was, vermaakte k mij dikwijls met visscken in de Mark, eene kleine rivier, die voorbij 't oude slot der Graven van Hoogstraeten stroomt, hetwelk thans tot bedelaarsgesticht dient. De brugwachter was ons telkenmale behulpzaam bij het optrekken van het net. Hij deed het met zulke bereidwillig heid, dat wij besloten hem eene beloo- nicg te schenken. Wij hadden gehoord, dat al de bede laars razend zijn naar genever; in onze jeugdige onervarenheid kwamen wij over een onzen vriend een flesch - beste - te schenken. Een onzer stopte hem die in de hand wij allen dachten dat wij 'den man zouden doen jubelen. Hii cam echter de flesch aan, bekeek ze goed, sloeg ze tegen eenen paal der brug aan stukken, en zegde Iiadde dat goed niet bestaan, mannen, ik ware nooit hier geweest, even min als de negen tienden der ongelukki- gen, die gij hier in hun grijs pak ziet roudloopeu. zij n opgesloten hebben. Maar toen zij hem verzochten het bestuur op zich te nemen, deelde hij hun mede, dat hij een zeilenmaker was en nooit had leoreu lezen en schrijven. Toen zij mij zag lachen, barstte zij zelf in een hartelijk gelach uit. Als zeilenmaker fungeerde hij natuurlijk als tweede stuurman op den Bchoener, zegde ik. Hoe is het verder met hem gegaan. Hij is nu als matroos werkzaam. Ik heb u sedert woensdag nacht verpleegd en weet weinig, wat er op het schip voorvalt. Hebben zij het schip voort laten gaan Niet sedert woensdag morgend. Maar ik kon aan het trillen van het licht in de kajuit zien, dat het nu toch voortging, en het kompas wees aan dat de richting nu Zuid oostelijk was. Ik zal een ontbijt voor u gaan halen, zegde Kate, terwijl zij haren hoed opzette, die op tafel lag. Wie was die vronw, die zelfmoord ge pleegd heeft Een meisje, Mary Lonney geheeten. O, wat een verschrikkelijke nacht was dat Zij sliep in de nabijheid van juffrouw Cobes. Drie lagen er in eene kooi, juffrouw Lonney was de middelste. Beiden werden met haar bloed bedekt, en haar geschreeuw was verschrikke lijk en zoo ook haar voorkomen, toen de lan taarn was aangestoken en wij ze in haar nachtgewaad zagen. Waarom heeft het meisje zich zelf ge dood Men zegt dat zij krankzinnig was. Er zijn daarover verschillende verhalen in om loop. Een daarvan is, dat zij geëngageerd was. Haar aanstaande man verliet haar niet alleen, maar beroofde haar ook, en toen be sloot zij het land te verlaten. Het was een meisje met een peinzend, somber gezicht en met de schranderste oogen, die ik ooit heb izien. Zij huiverde, nam een sjaal van de matras en verliet de kajuit. Er was eone vastbera denheid in al hare manieren, eone beslistheid in hare woorden, die mij zeer goed beviel. Zij was een meisje, dacht ik, dat de bezwaren des levens moodig onder de oogen moeBt zien, en ik was haar dankbaar, dat zij zich met mijne verpleging had belast. Ik lag Btil, nadenkende over de verschrik kelijke dagen en nachten, die ik in de sloep had doorgebracht en over de wijze, waarop ik mij nu tegenover Brigstock en de bemanning zou gedragen, iugeval zij mij weer met het bevel over het schip mochten belasten. Toen Kate terugkwam, werd zy gevolgd doorGon- ger, die een ontbijt voor mij meebracht. Ik zag den kerel norsch aan, maar zegde niets. Ook hij sloeg mij van terzijde gade en ging heen, nadat hij het blad op de tafel had neer gezet. Ik vertelde aan Kate, dat die kerel geen enkel woord tegen mij gesproken had Voor vele jaren bevond zich te Hoog straeten een marmersteker. Hij was van. Doornik geboortig, en ongeveer vijftig jaren oud. Voor den bestuurder bad hij een tafelblad gemaakt, op do heerlijkste wyze met een festoen van bloemenen vruchten afgeboord. Do bestuurder, die hem dikwijls, tijdens zijn werk, gezel schap kwam houden, zegde hem eens, toen het bijna geëindigd was, op uiterst strengen toon Gij verdient waarlijk zweepslagen 1 Wat, een man die gezond is als gij, cn zulken sciioonen stiel kent, bevindt zich hier 1 Schaamt gij u niet Ik beken, mijnheer de Bestuurder, antwoordde de man eerbiodig, dat ik misdaan heb. Doch, ware ik vrij, zoo zoude ik mij stellig deftig gedragen. Gij belooft het mij Op mijn woord 1 n De bestuurder deed eone aankondiging in een Brusselsch dagblad plaatsen. Er kwam eene vraag tot inlichting men wilde eene proef van het werk des mar merstekers zien. Deze zond een papier- drukker op, waarin een insekt was uitge werkt. Onmiddellijk werd geantwoord dat de maker daarvan aanvaard was, mits tien frank per dag. De bestuurder verkreeg van het Staats bestuur de invrijheidstelling van ziinen beschermeling. Hij gaf hem een zondags pak en een werkmansplunje ten ge schenke, daar de man schier zonder klee- ren op het gesticht was aangekomen. Daarbij schonk hij hom vijf en twintig frank, en liet niet na hem de wijsste ver maningen te geven, en de hoop uit te drukken hem nooit meer weer te zien. Blij als oen vogel verliet onze man het gesticht. Hij begaf zich te voet naar Ant werpen. Daar ontmoette bij oude mak kers. Men trad eene kroeg binueu nau welijks had de kunstenaar want dien naam verdiende hij den genever ge proefd, of al zijne goede voornemens gin gen te loor. Hij zwolg het rampzalig gift met onverzaadbare teugen in. Zijne ongeluksmakkcrs dronken mede, niet alleen het geld werd verteerd, ook do kleederen werden verkochtde ongeluk kige was aldra dooddronken, men wierp hem op dc straat als er goene winst meer op te strijken viel. De policie vond hem dos nachts, zoodat hii nauwelijks zijnen roes uitgeslapen had, als hij zich terug in het Bedelaarsgesticht bevond.De bestuur der sprak hem verontweerdigd toe «Nu hebt gij al mijoe deelnoming verbeurd Voortaan is uwe plaats ie den molen. Eu zoo kwam het dat ik dezen man dik wijls gezien heb, terwijl hij met dertig zijner lotgenooten, op dien akeligen ocn- toonigen stap, welke hen op galeiboeven deed gelijken, in het schemerdonker rondging, om het graan voor het gesticht te malen. [Gazette van Diest). gedurende al den tijd, dien ik opgesloten ge zeten had. Ik was het, zegde zijmeer dan Alice Perry, die u van den blaam gezuiverd heb, welke op u rustte, maar op eene wijze, die, vrees ik, niot in uwen smaak zal vallen. Ik begrijp u niet. Welnu, antwoordde zij, ofschoon ik hoorde, dat de mannen u opgesloten hadden, kon ik toch niet te weten komen, waarom'dit geschied was. Juffrouw Cobes weigerde eene verklaring daarvan te geven. Het gerucht liep dat zij u opgesloten hadden, omdat gij aan oenige vrouwen onderricht gaaft in het behan delen van oen schip. Dit bevreemde mij, en ik zegde tegen Brigstock, dat ik het hard vond, dat gij opgesloten waart, alleen omdat gij een gedeelte der meisje wat afleiding gegeven hadt. Hij antwoordde mij zoo kort af, dat ik besloot, niet meer daarover te spreken, niet vermoedende, wat er verder met u zou gebeu ren. Wij zaten aan het ontbijt, toen het luik gesloten werd. Juffrouw Cobes had vooraf het licht opgestokon. Zoo zaten wy weder opge sloten, en enkele van de vrouwen verkeerden in hevigen angst. Het was dan ook vreeselijk, opgesloten te worden, in een schip, dat geen kapitein had en geheel in de macht van eenige mannen, die ieder oogenblik het masker kon den afwerpen en schurkenstreken uithalen. (WORDT VOORTGEZET.)

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Denderbode | 1897 | | pagina 1