Donderdag 18 Mei 1899 5 centiemen per nummer. 54- Jaar 5366 Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan van de Stad en 't Arrondissement van Aalst. GODSDIENST, HUISGEZIN, EIGENDOM. VADERLAND, TAAL, VRIJHEID. Aan wie de schuld LANDBOUW. EEN GELUKKIG SCHOT. Eene goede les. Drie schandalen. DE DENDERBODE Dit blad Yerichijnt den Woensdag en Zaterdag van iedere week, onder dagteekening van den volgenden dag. De prijs ervan is tweemaal ter week voor de Stad 5 frank; met de Post verzonden 6 frank 's jaars, fr. 3-25 voor zes maanden; fr. 1-75 voor drij maanden, voorop te betalen. De inschrijving eindigt met 31 December. De onkosten der kwitantiën door de Post ont vangen zijn ten laste van den schuldenaar Men schrijft in bij C. Van de Putte-Goossens, Korte Zoutstraat, N. 31, en in alle Postkantoren des Land. Cuique luum. Per drukregel. Gewone 1» «entiemen Reklamen fr. 1,00; Vonnisse «p 3C bladzijde 50 centiemen. Dikwijls te herhalen bekendmakingen l>$ accoord, Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd. Heeren notarissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk tegen dee dijnsaag en vrijdag in den voormiddag. Voor de advertentiën uit vreemde landen zieh te wenden ten Bureel* van dit blad. Aalst, 17 Mei 1899. In eene vergadering van Gentsche roode socialisten liet men hittere klachten hoe ren over het altijd toenemende verderf onder de jeugd te Gent. Vooruit vat die klachten saam als volgt Met treurnis werd er bestatigd dat de jeugd ontaardt. De adultenscholen worden niet genoeg bezocht, jongelieden en jonge meisjes loopen verloren talrijke jongens ziet men werkeloos langs de straten slenteren, aan verval en ondeugd ten prooi. In do fabrieken wordt er onder de jeugd meer over vechten dan over verede lend vermaak gesproken. Velen zelfs stellen er eene eer in geslepene messen in den zak te hebben. In sommige wijken is men niet vrij 's avonds langs de straten te gaan. In openbare plaatsen, in verfcoonin- gen en orgelhuizen, boort men de ontuch- tigste uitdrukkingen en jongelingen span nen alles in om alle gemeenheden uit te halen. Menigmaal ismen beschaamd voor schandaligheden, daar uitgebracht. Dat schrijft Vooruit en 't is wel de waarheid.... Maar.... aan wie de schuld Die vraag wacht Vooruit zich wel te beantwoorden Ja, aan wie de schuld Aan u, liberalen en socialisten, aan de godverloocbeuaars cn godsdiensthaters van allen kaliber, kleur en vorm. Jaren lang hebt ge, liberalen en socia listen, het volk met God en zijn gebod, met Godsdienst en Priesters, met deugd en godsvrucht leeren den spot drijven Jaren lang hebt go aan 'tvolk voorge houden dat de mensch hier op aarde zijne driften moet voldoen, dat er na de dood geene belooning van het goede en geenc bestraffing van het kwade te vreezen is; Jaren lang hebt ge het liberaal ongods dienstig onderwijs verspreid, de officieele scholen in kweek nesten van roode socia listen veranderd... en socialisten zijn god verloochenaars. Godsdiensthater, mannen die alles wat den godsdienst raakt als bedrog, dweeperij, kwezelarij en gekke superstitie houden... Zonder Godsdienst moet de mensch on vermijdelijk alle gevoel van eer en zede lijkheid verliezen. Wanneer men den mensch van den weg der kerk afleidt dan brengt men hem onvermijdelijk op de baan van 't zedebederf en der volbren ging zijner toomelooze driften en kwade neigingen. En dan komt men aanklagen, gelijk Vooruit, dat de jeugd in 't verderf is gestort, dat jongens en meisjes een slecht spoor volgen. Aan u, liberalen en socialisten, de schuld, gij zijt de grootste plichtigen, maar ook uwe verantwoordelijkheid voor God en de menschen is oneindig 1 Hooi, men weet het, dampt of doomt als het eenigen t\jd opeengetascht blijft liggen. Zweeten, heet men dat. Het zweeten kau zoo verre gaan dat er brand van voort komt. 't Bestaat een eenvoudig middel om het hooi gemakkelijk te doen zweeten en gezond te houden. Als er een voer hooi op den tasch of op den opper is, men bestrooi 't met wat zout, ruim een pond of wat moer. Hooi wordt er ook smakelijker meê. Verders is er nog een goede middel als men het hooi tascht. Men laat in den hooistapel eene opening door eene nog al hooge mand in bet midden te plaatsen als men tascht. Achter elke laag trekt men de mande een eindeken hooger op. Achter korte dagen zullen er dampen uit die opening komen gelijk uit eeue schouw; 'l is het zweet dat langs de opening ont last wordt. 's Winters zal het hooi frisch, droog en gezond zijn en de beesten zullen het geern eten. Tentoonstelling te Hasselt De Landbouwmaatschappij van Limburg zal, te Hasselt, iu Juni 1900, eene geweste lijke tentoonstelling inrichten, bevattende dieren,landbouwgereedschappen en voort brengselen Het programma hecLt een aanzienlijk belang aan de landbouwwetenschap en onderwijs, en van nu af, wordt een oproep gedaan aan de ingenieurs en landbouw kundigen, die zich proefondervindelijk bezich houden met wasdom, ontleding van den grond, meststoffen en voeding. De gestichten van middelbaar- en lager onderwijs zullen de werken hunner leer lingen kunnen vertoonen, do leeraars en onderwijzers de uitslagen hunner opzoe kingen cn studiën. De landbouwmaatschappijen en syndi- katen, die zich in het land zoo zeer uit breiden zullen geroepen worden om hun nut te doen uitschijnen en ons hunne werkingsmiddelen te doen kennen. Premiën in geld, medalies en diplomas zullen aan de meest verdienstelijke ten- toonstellers toegereikt worden. Medegedeeld. W VERVOLG. VI. DE KAART. Spoedig lieht langs bier I riep Julius, nadat hij, door de boeren vergezeld, omtrent een uur ver van de dorpsherberg verwijderd was, en plotseling met den voet tegen een schuins over den weg liggend voorwerp stiet. De fakkeldrager naderde en by den schijn der vlam zag men daar een der ongelukkigen onbezield liggen. Men kon hem onmogelijk opnemen als eene ijsschol was hij aan de sneeuw vastge- vrozen. Steeds bet spoor, welke de bloote voeten der Franschen in den sneeuw gedrukt haddeD, volgende, wendden zij zieh naar het woud, hetwelk slechts honderd schreden van daar verwijderd was. Op weg daarheen stiet men nog op eenige lijken, doch aan den zoom van het wond trof men nog drie levenden aan, die door nu heen en weêr te loopen, en dan weêr door zich dicht aan elkander te sluiten, zich zoo warm mogelijk gehoudon hadden. Bij het zicht der boeren namen deze onge lukkigen, door schrik bevangen, de vlucht. Julius riep hun woorden van troost toe en stelde hen gerust. Toen zij den goeden Beier- schen officier herkenden, die hen in de her berg gevoed had, zonken zij voor zijne voeten, omarmden, met hunne van koude bevende handen zijne knieën, en weenden van aandoe ning. Julius sloot hen in zijne armen en zuchtte luid met hen. Toen wierp hij zijnen mantel den naast hem staanden soldaat om, de boeren kleedden de anderen en daarop ging men terng naar de herberg. Uit een medelijdend gevoel, nam de officier eeno andere richting, om het lijden der onge lukkigen door het gezicht der op den sneeuw verBtevene gezellen niet te vermeerderen. Toen de boeren zagen hoe pijnlijk het gaan in de sneenw de ongelnkkigen viel, namen zij hen op den schouder en droegen hen voort. O God, welk eene weldaad voor deze armen, zich weder in deze warme herberg te bevin den, waar men hen doorwarmde kleederen aantrok en hun Boep voorzette. Reeds echter had de koude hen zoodanig bevangeu, dat zij weldra hevige pijnen gevoelden en niet wisten hoo zij liggen zouden. Zij hadden toch zooveel geleden, dat, toen de morgend aanbrak, reeds een hunner in de armen van den officier zijne ziel vol geloof hoop aan God gegeven had. De twee anderen lagen in hevige koorts. Wie der oudren raadjversmaadt Die beklaagt het zich te laat. Het zedenbederf is den dag van heden zoo wijd uitgebreid, dat men menige jon geling do plaag zit oer ouders noemen mag. Het losbandig leven van velen en hun verkeer met slechte makkers, zooals zij zelve zijn, leidt ze in den doolhof, en doet ze soms hard boeten voor het mis kennen hunner kinderplichten en der zorgen die de ouders hun toedroegen. Zwieren en loopen is hun ambacht Werken Foei dat en doen ze niet. Plezier maken, drinken cu schinken, hen overleveren aan alle baldadigheden, dit is hun leefregel. Het natuurlijk govolg van zulk gedrag is, voor deze die er ben aan plichtig maken het verlies van hunne eer en ach ting, en verder de armoede en meest al tijd het gevang. Hetgeen aan zulke bedorvene en mis leide jongelieden een meer zedelijk uit werksel zou hebben dan eeuige dagen, zelfs eenige maanden gevaDg, ware eene gebeurtenis zooals deze die hier volgt en voorgevallen is aan twee jonge gasten, de genaamden O... en V... van Kortrijk. O..., van wien men niets goeds kon krijgen, kwam zijne moeder te verliezen. De ouders eenige middelen bezittende, eischte hij zijn wcezcgeld, dat tot iOOO fr. beliep, en verliet het vaderlijk huis. Nu was hij rijk, nu had hij het noodige om zijne driften te voldoen en van dit oogenblik af was het drinken en zwieren zonder einde. Het scheen dat het geld niet zou kunnen opgemaakt worden. Na eenige dagen te Rijsel overgebracht te hebben, kwam hij naar Belgeuland terug en vond er een makker die hem dienst willig voorstelde het geld te helpen op maken. Zij ontwierpen een reis naar Duïnkerke en van daar trokken zij de zee over, recht naar Londen. Wat belieft er u Daar wierden hunne schellingen rap gewisseld en na weinige dagen stonden zy zoDder geld. Wat gedaan? Een Antwerpenaar raadde hun zich op een schip te verhuren. Zij zouden hooge loon bekomen, en alzoo de verkwiste som gedeeltelijk terugwinnen. Zoo gezeid zoo gedaan. Zij namen dienst op eenen Russischen drijmaster die de reis naar Archangel doen moest; zij zou den 25 fr. per maand bekomen boven den kost. Eens in zee ondervonden zij, maar te laat, wat zij gedaan hadden. Het ruw leven der zeelieden niet gewoon zijnde, bezweken zij bijna van honger, koude en afgematheid. Bij het minste verzuimen van hunne plichten, wierden zij wreede- lijk mishandeld: Zij waren immers bij de lieden van den knout. Eens dorst O... het mastenwerk niet verrichten cn weigerde. Slecht kwam hij or van af, en zijne weigering wierd beant woord door eene reeks knoutslagen, dio 't bloed in zijne leerzen deed stroomen. Geerne of niet was hij gedwongen te wer ken cu deed het uit nood. Wat kregen zij tot voedsel 's Morgens koffij of beter suikereisap, een pekelha ring versch uit de ton met een zeebe schuit, waarover een zwaar geladen wagen bad mogen loopen zonder het te breken, zoo hard was het. Na het beschuit eene halve uur in hunnen koffij geweekt te hebben konden zij het eten, maar dan was het nog van... rekke de slckke. Des Middags, allerbeste klas van Ameri- caansch vleesch, dat van een uur verre te rieken was, zoo walgelijk was het. Des avonds was het de herhaling van 't geen zij 's morgens kregen. Vermoeid van 't work van den dag, konden zij nauwelijks een oog toedoen, door het groot getal ratten die, zonder verlof te vragen, katje-duik speelden op hun legerstede. Het getal van dat kna gende gespuis was zoo groot, dat, wanneer zij 's nachts de wacht waren op het dek, het geen wonder was, eene bende van 50 ratten bijeen te zien. Eu wat voor ratten,? Zoo iets als kleine konijnen. Dank u voor zulk gezelschap. Op die wijze kwamen zij te Archangel toe, en verbleven er 20 dagen, de tijd om eene lading hout te nemen en kwamen naar Engeland terug, te Southampton havenende,na in de Noordzee eenen tien- daagschen storm ondergaan te hebben, welken hun vaartuig, dat een zeilschip was, aan de woeste baren overliet. Na drij maanden op het schip verble ven te hebbeD, kwamen zij er van, bijna zoo arm als of zij vertrokken waren, want boven de mishandelingen, de vermoeie nissen en den angst die zij onderstaan hadden, wierden zij nog, bij het betalen hunner huur, deerlijk gefopt. Met het weinig gold dat zij kregeD, kwamen zij naar Belgeuland terug, zwerende bij hoog en bij leeg, nooit meer als matroos op zee te gaan. Mocht deze les, voor wier echtheid wij instaan, hun nuttig zijn geweest en ze van gedrag doen veranderen hebben. Gazette van Kortrijk). Leon Peltzer zal, volgens loopende geruchten,binnen kort in vrijheid komen. In allo geval,M. Lejeune, Staatsminister, die zijn advocaat was, geeft den moed niet op. Peltzer zou zich onmiddellijk in het buitenland begeven. Men leest in het Journal de Bruxelles dat er drie anti-clerikale schandalen binnen de veertien dagen in de omgeving van Brussel hebben plaats gebad een radicale raadsheer van Elsene werd tot zes maanden gevangenis veroordeeld voor aanslag op de zeden een raadsheer van St-Gillis, op eeno anti-clericale lijst ge kozen, heeft dergelijke veroordeeling op- geloopen voor aftruggelarij; een officieele schoolmeester, eeu groote papenvreter, is op dezen oogenblik beschuldigd van de misdaad van Jette; bij is door het gerecht aangehouden en in zijne functiën opge schorst door de gemeente Overheid. De anti-clericalen hebben die schan dalen zorgvuldig voor hunne lezers ver borgen. De Réforme poogt zelfs den on- dorwijzer te verontschuldigen, zeggende dat hij een déprimé, eenen hersenlooze eenen anémié bloedloozo was. Le Peuple spreekt geen woord over de misdaad van Jette. Zou do onderwyzer soms deel maken van een afdeeling van La Maison du Peuple V Zwijgen is dus onverbeterlijk, zegt het Handelsblad Maar als een Broeder der Christelijke Leering maar alleenlijk be schuldigd wordt, zelfs zonder d6n min sten grond dan, o dan breken al de helhonden los. Integendeel, als dergelijke feiten in hun kamp bewezen worden, of zoo goed als bewezen zijn, zwijgen zij stil en het is tien tegen eeu te verwedde, dat zij al doen wat mogelijk is om den plichtige uit de klissen te halen. De Réforme en Vooruit zijn heel sterk of heel onbeschaamd, in dergelijke wit- wasscherijen. MEI. Spreuken. Wanneer het op Meidag regent. Zijn de kersen niet gezegend. Is Mei koel en nat, Volle schuur en vat. Een droge Mei, een klaaggeschrei, Eene koele Mei, maakt het landvolk blij. Voor nachtvorst zijt ge niet beschermd, Tot dat Sint-Servaas zi$h ontfermt. Indien mot Servaas geen rijm is te zien, Zoo zal ook Bonifaas geen sneeuw ons biên. Is Urbanus zonder regen. Dan volgt er oen jaar van zegen. Het onweêr iu do dagen van Mei, Doet de rogge bloeien in de hei. Zingt de leeuwrik hoog in de lucht, Wees dan voor regen niet beducht. Zingt de vink reeds vroeg in den morgend. Voor regen zal zij dan wel zorgen. i hier niet te vinden en sedert eenige weken ontbrak ook in dit afge legen dorp een zielverzorger, hij was bij eenen omloop omgekomen of met opzet, of bij toe- fj val, kon Julius niet juist te weten komen, alleen vernam hij dat de geestelijke, uit christengevoel en plichtbesef zich tegen bar- baarsche handelwijzen verzetteden, doodelijk gewond, neergezegen was. De meeste boeren beminden den officier, en zij die voor zulk een gevoel onvatbaar wa ren, beoogden ten minste geen vijandelijk in zicht meer tegen hem noch tegen zijne mede gezellen. Ook wilde de jood de drie Saksers, zooals hij ze noemde, zoolang in zijn hnis verbergen, als het bun beviel, doch de twee Franschen werden in een ander huis gebracht, dewijl het den jood, volgens zijn zeggen aan plaats ontbrak. Zoo verliep er eene week, en de vluchte lingen, die gedurende deze week in tamelijk groot aantal in hot dorp kwamen, werden allen voor geld geepijsd en trokken dan tel kens weder ongehinderd voort. Bij een dezer hoopen voegden zich ook de door Julius geredde Franschen zij waren tamelijk hersteld en twijfelden of de vriende lijke stemming der boeren van duur zou zyu. Hartelijk ontroerd, namen zij van de drie Beierschen afscheid, schreven hnnnen naam in hun dagboek, en terwijl zij hun dankbaar een herhaald vaarwel toeriepen, wenschten zij niets vuriger dan hen eens gelnkkig weêr te zien. Ook de gezondheid van Theodoor herstelde van dag tot dag de ongestoorde rust deed hom ongemeon goed maagdruppelen, eiken morgend en avond genomen, versterkten hem, cn daar de jood tegen ruime betuling, voor krachtige soep en wildbraad zorgde, herstelde hij spoedig en herwon hy zijne vroegere jeugdige krachten. Reeds eenige dagen had Johun gezegd dat het tijd werd dou reisstok weder op te nemen, Dooh Jnlius vreesde den vijand weêr in han den te vallen, en besloot daarom eene gunstige gelegenheid af te wachten. Eens dat Julius zich weêr op deze wijze uitte, zeide Johan Uw plan is wel goed en ik zon biermede ook instemmen, zoo het goud ons niet ging ontbreken want zoolang wij de hebzucht van den jood bevredigen en den kleinsten dienst welken hij ons bewijst met goud kun nen betalen, hebben wij zeker weinig te vree zen. Doch is het luatste goudstuk uit de beurs verdwenen, dan zal alles veranderen. Echter raad ik, vervolgde de oude soldaat, de grootste voorzorg aan wij moeten hei melijk het huis van den jood verlaten. Om welke reden vroeg Julius. Omdat de jood gretig naar ons geld, ons eenige boeren nazenden kon, om onB in het boschomte brengen. Ei, verban toch eindelijk zulken arg waan, nit uw anders zoo mildelijk hart I zeide de officier, terwijl hij hst voorhoofd rim pelde. Gij hebt u zelve gedurende ons opont houd hier, genoegzaam overtuigd over de getrouwheid dezer lieden. O, mijnheer, lachte de oude krijger, gy denkt te goed en zijt te edel, om deze men schen in hunne onbarmhartige slechtheid te doorgrondenik begrijp waarlijk niet hoe gij, toen die schurken elkaar sloogen, die kostbare druppelen der Russin aan zoo een paar schelmen verbruiken kondet, na gezien te hebben met welke ongelooflijke barbaarsch- heid die halve wilden onze dood vermoeide krijgers behandelden. Wat de toegenegenheid dezer lompaards betreft, zij deden alles alleen voor het good, maar geenszins nit liefde tot ons. O mijn vriend, uw haat vervoert u, zeide Julius juist door weldaden gelukte het my toen de wilde inborsten te temmen. Herinner u eens levendig dien schrikkelyken nacht Droegen diezelfde lieden de Franschen niet vol deelneming op hunne armen naar ds herberg terug, waar zij hen, een paar uren vroeger, buiten gestooten hadden. Werd, sedert dien naoht niet elk soldaat die in het dorp aankwam, gespijsd, en kon hij dan niet verwarmd en ongehinderd verder trekken (Wordt voortgezet).

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Denderbode | 1899 | | pagina 1