w Zondag 5 November 1899 5 centiemen per nummer. 54ste Jaar 3414 Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan van de Stad en 't Arrondissement van Aalst Pensioenkwestie. De Moordenaari I De Hel. GODSDIENST, HUISGEZIN, EIGENDOM. VADERLAND, TAAL, VRIJHEID. LANDBOUW. nP T? V üit Je I ZONDAGRUST. DE DENDERBODE Dit blad verschijnt den Woensdag en Zaterdag van iedere week, onder dagteekening van den volgenden dag. De prijs ervan is tweemaal ter week voor de Stad 5 frankmet de Post verzonden 6 frank 's jaars, fr. 3-25 voor zes maanden; fr. 1-75 voor drij maanden, voorop te betalen. De inschrijving eindigt met 31 December. De onkosten der kwitantiëa door de Post ont vangen zijn ten laste van den schuldenaar. Men schrijft in bij C. Van de Putte-Goossens, Korte Zoutstraat, N. 31, en in alle Postkantoren des Lands. Cuique suum. Per drukregel, Gewone 15 centiemen Reklamen fr. 1,00; Vonnissw «.p 3" bladzijde 50 centiemen Dikwijls te herhalen bekendmakingen bij accoord. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd. Heeren notarissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk tegen den dijnsdag en vrijdag in den voormiddag. Voor de advertentiën uit vreemde landen zich te wenden ten Bureele van dit blad. Aalst, 4 November 1899. Die vraag van uiterst belang blijft immer aan hot orde van den dag en voortdurend houden do dagbladeu er zich meè bezig. Wij moeten het niet meer herbalen, zij verdient ook ieders aan dacht. Men kent daarover hot gedacht onzer groenen. Zij willen iedereen peu- sioeneeren met bot geld van den Staal. Dat is gemakkelijk om voorstellen maar om uitvoeren, dat is wat anders. Pen sioeneeren vraagt geld cn van waar zou het vandaan komen. Onze groenen zeggen het niet en om rodeu 1 Misschien als de chefs in de Kamers zullen zitten dat zij alsdan het manna zullen kunnen doen regenen, dat zij als dan het tooverstokje zullen aanduiden waarmede, lijk bij Foitcnatusbeurze, de koffers van den Staat kunnen gevuld worden. Het is een al te gcroakkolyk steléel alles aan den Staat vragen. Dat laat hun toe, cu dat is de reden waarom zij met hun pensioeueeren zoo boog oploopen, de werklieden op te ruien en bij hun te lokken. Zie ne keer, als men arme drommel is, zou men bij dezen niet stormend loopen die u in den ouden dag, van uw zestigste jaar af, een rustgeld beloven, groot genoog om ge makkelijk en zonder zorg in den hoek van deu haard uw baardbranderken onop houdend te doen veunzen, Dat gedacht hebben de groenen bij hunne confraters de rooden gehaald. Die Jans zijn immers verplicht om te meest te beloven om de werklieden bij hun te trekken of te houden I rentboekje. Zoo iets zou overal moeten bestaan want men weet dat vele werk lieden goed zijn gezind maar dat zij het niet over de moeite kunnen brengenden eersten stap te doen. De werkman moet zijn aandeel bij brengen, dat zegt de gezonde rede. Het rustgeld mag geen premie zijn aan vad sigheid en luiaardij. Voor de toekomst is de peusioenkwestie voor een groot deel reeds opgelost. Hoc- velen inderdaad zijn er niet die reeds op de lijfrentkas zijn ingeschreven. Reeds lang heeft Denderbode het gedacht ver dedigd dat er spaarbonden in de school moesten gesticht worden en dat, dank aan den ouderwijzer, de geest van spareu onder de jeugd en vandaar onder het volk moest doordringen. Met genoegen mogen wij vaststellen dat dit gedacht grootelijks wordt bijgetreden en in voege gesteld. Vele onderwijzers hebben zich geslacht offerd en zich de moeite getroost die spaarbonden in te voeren. Zij hebben meer gedaan voor het geluk der werklieden, voor den voorspoed van het land dan de grootsten wetgever ooit voor het welzijn van het volk heeft ver richt. By zijne intrede in de school krijgt in menige stad het werkmanskind een lijf- Blijft immer de gordiaansche knoop de overgangsmaatregel. Over eenige we ken las ik in Klókke Roeland Dat men beginne met het stelsel van M. Roevens toe te passen eu dau zal er toch iets ge beuren. Dat stelsel is het volgende De mannen van 55 jaar eu ouder. Voor hen moet iets verricht worden. Zij hebben, om eoo te neggen, de gelegenheid niet gehad voor hunnen ouden dag te zorgen. Doen wij hier den heer Roevens opmer- ken dat de lijfrentkas sedert 35 jaar be- staatpensioen trekken was niet aan het orde van deu dag. Met 7 milliocn franks kan men iets aanvangen. Daauuedc kau meu tegen 100 fr. per hoofd 70,000 werklieden, eenen per honderd inwoners ter hulpe komen. Ziedaar de vreugde den mood om te leven, meer onderlinge liefde in 70 duizend huisgezinnen. In eene gemeente van 1400 inwouers zouden dus 14 gepensioeneerde ouder lingen zijn. n Ziedaar een overgangsmaatregel der wet die omniddelijk in geheel België in toepassing komt, en overal eene onbe- schlijfelijke vreugde uit dankbare harten zal doen opwellen. M. Roevens die niet weinig eigenliefde in het uiteenzetten van zyu eigen (sic) stelsel ten toon spreidt want hij spreekt er gedurig van - mijne gedach ten van mijne eigene denkbeelden en - hij waant zich sterk genoeg om ze flink te weerleggen toont terzolfdertijd ook een kinderlijke eenvoud. Men moet weinig het volk kennen, er weinig meè omgegaan hebben, om te dur ven denken dat zulke overgangsmaatregel zooveel vreugde uit dankbare harten zou doen opwellen. Zelfs wanneer men de natuur, ik wil zeggen het hart van ons volk, aan zyn eigen overliet, dat meu er zorgvuldig de visschers in troebel water van vei wijderd hield, dan nog betwijfel ik sterk deu uitslag die or M. Roevens van verwacht. De zucht naar meer is in onze tegenwoor dige maatschappij te zeer doorgedrongen, te diep ingeworteld om zich met eene aalmoes te vredeu te stellen van wege deugeue die zij als hun Voorzienigheid ik spreek van den Staat hebben leeren aanzien. Vergeten wij niet wat tempeest van afgunst over ons land zou losbeisten wan neer zulke overgangsmaatregel zou toege past worden. Welke kreet van favoritisme on kozijutjeswinkcl zou opstijgen 1 Voegt daarbij dat overal de vijandelijke partijen op elkander loeren gereed om de driften van het volk op te ruien en, ten prijzo van welke droeve middelen, oen oogenblikkelijke overwinning te bohalen. Herinner u toch eeus de oorlog, de schan dalige strijd voor het druppelken in 1890 Gij zoudt ze zien schreeuweu onze rooden en groeneu go zoudt ze zieu een oproep doen op de driften van het volk, go zoudt ze hooi en tieren Waarom is die gepen- sioeneerd cn gij niet en tot do gepen- sioeueerden zouden zij zeggen Gij hebt hebt te veel om te sterven eu te weiuig om te leven stemt voor ons en wij geven het dubbel Ik beklaag de partij die zulke maat regel invoeren zou. Hierover meer nog. Voedering WIE IS NAAR HET HOOGDUITSCH van E Dl AR D WAGNER. 87,u VERVOLG. Moord Wie kan zeggen dat men haar vermoord heeft Men zal er op zweren dat het een ongeluk ia en de markies zal een pro ces, krijgen, dewijl hij geene balustrade aan den rand des afgronds liet maken. Er zal aan haar geen teeken te vinden zijn, hoe zij den dood gevonden heeft. Ik ben te slnw, Jan, dan dat ik iets onvoorzichtigs zou doen. Ik zal de zaak ten uitvoer brengen en do helft der belooning opstrijken. Hebzucht was een hoofdkaraktertrek van Filip Piron. Als gij hem van nacht niet Bohuw ge maakt hadt, Jan, ging Filip voort, zou hij nog op het terras verschijnen, om zijne doch ter weder te zien. Kom, wy zullen buiten op loer gaan liggen. Zy giugeu weder naar buiten. Rochiiieu had zich dicht achter hen gehou- Raapkoek De raapkoeken mogen niet in water ge weekt worden want indien men de koe ken ia het water oplost, dau ontwikkelt zich daarin eene eigenaardige vluchtige olie, welke de dieren tegenspant, zoodat zij dikwijls, alleen door honger gedreven, het voeder tot zich nemen, wat bij eenigs- zius groote hoeveelheden maag- en darm ontsteking veroorzaken kao, en soms bij kociëa een onaangenamen smaak aan melk en boter geeft. Raadzaam is het daarom, raapkoek aan kleine stukjes, ter grootte eener noot, gebroken, droog aan het rundvee te ge ven. Men kan den fijngemaakten koek over ander voeder beeu strooien. In het alcalische speeksel en den doorgaans even zoo terug werkenden inhoud derpeus, heeft geene ontwikkeling van genoemde vluchtige olie plaats. Nu de tijd van het koekvoederen weêr aangebroken is, meen den wij bovenstaanden raad nog eens tc moeten geven, daar bet nog op veel plaat sen de gewoonte is, raapkoek te weeken. gekeurd hebben, dat de hoogere geeste lijken want, op dit plechtig uur, moet men elks verantwoordelijkheid vaststellen die het wetsoutwerp hebben voorge staan, dat de leden der geestelijkheid die hunnen invloed hebben gebruikt om het te doen aannemen en om de verontruste gewetens gerust testellen, weieons bloe dige tranen zullen storten bij 't zien van al de puinen rond hen opeengehoopt. (Zeerwel, rechts Toen, verleden Vrijdag, de stemming van artikel 1 outbaald werd door de toe juichingen vauwege do Brusselscho af vaardiging, heli ik gemeend de doodsklok te hooren kli-ppou ja, de doodsklok der katholieke partij. (Herha-ildc toejuichin gen, rechts.) Er zal geen katholieke partij meer ziju er zullen maar groepen meer zijn, kotterijeu zonder verband noch macht 't is er meê gedaan met de katholieke politiek Wij zullen eene ongelukswet hebben die al de sferen van de katholieko bedrijvigheid zal treffen. Weldra zal de dweepzucht haar werk hernemen. Men zal beginnen met het lager ouderwijs te outchristcnen I En dau zal men de klach ten der katholieken hooren opstijgeu. Maar in plaats van die bewonderenswaar dige opwelling van allen, welke men voorheen tegen de wet van 1879 zag ont- i staan, vrees ik sterk dat het volk op het gekerm zal antwoorden 't is uwe schuld, 5 gij hebt het gewild I (Herhaalde goed- i keuringrechts.) jj Welnu die ongelukswet zal ik niet 1 stemmen eu maar één ding spijt mij, 't is jl dat ik geen tien stemmen Leb om er tien- 2 maal tegeu te stemmen I Levendige goed- ji keuring op dezelfde banlcen.) Jto J-i V rede voering terVolkskamcr, zitting van 31 October 11. door den heer Reynaort, van Kortrijk uit gesproken, knippen wij 't volgende vol gens 't beknopt verslag. Gij, catholieke voorstaanders der E. V., overweegt I De heer Reynaerfc. Doch ik heb ougelijk nog te willen redeneeren de stemmen zijn geteld Dio dwaze daad, die zelfmoord van eeno partij, welke aan den vijand het onschendbaar pand van de christelijke overleveringen des lands zal afstaan, de ongehoorde misdaad die tevens een aanslag en een verraad is, zal ge pleegd worden De eenen zullen ze lucht hartig begaan, de anderen zullen de wet stemmen met een gebroken hart I Ik zeg dat zij, die de wet zullen goed- I Hopteelt De Belgische hop betaalt bij deu invoer in Duilschland een tolrecht van 14 mark of fr. 17,50 per 100 kilogr. terwijl de Duitsche hop vrij van alle recht in ons land mag ingevoerd worden. In 1902 moet ons handelstraktaat met Duitschlaud vernieuwd worden. Do recht- veerdigheid eischt dat onze Belgiscge hop- kweekers op gclijkeu voet gesteld wor den met huune Duitsche mededingers, i. a. w. dat de Duitsche hop 't zelfde tol recht bij den invoer io België zal beta len dan de Belgische hop by den invoer in Duitscbland. Wij roepen er van nu af de aandacht op in van onze achtbare Senators eu Volks vertegenwoordigers. De Gazette van Merchtem deelde on langs mèe dat de hopkweekers dier streek eene petitie naar de kamers gaan sturen eene wet vragende die de brouwers zal verplichten, hop in hot bier te koken in steê vau al dio prutsen van scheikun- dige stoffen, dio ons goed Vlaamsch bior bederven cn ons lijf vergiftigen. Hopkweekers der Aelsterscho streek, wat denkt gy er van?... Ware het niet goed 't voorbeeld der Brabanders na te volgen den en hoorde nu en dan gedeelten van hun gesprek. Hy verborg zich in eenen hoek, wachtende op de dingen die komen zouden. Zijne nieuwsgierigheid was zeer gespannen. Wees nu stil en spreek geen woord, Jan, zegde Filip, toen zy zich op ocne veile plaats hadden nedergezet. Als hij zich nog eenmaal laat zien, zal hij ons niet ontloopen. Toen Sofie weêr tot haar zelve kwam, lag haar vader over haar heeugebogen, in eenen angst, te groot om in woorden te kunnen wor den beschreven. Zy herkende hem, niette genstaande zijn gekleurd gezicht eu haar. Zij stamelde zacht zijnen naam en sloot dan we der de oogen. De pogingen haars vaders, om haar tot het bewustzijn terug te brengen, gelukten. Vader duisterde zij, en hare blauwe oogen zagen bevreesd in 't rond. Vader zijt gij het werkelijk Ik ben het, Sofie. Zeg mij, waar gij ge wond zijt. Ik vind geene gebroken ledematen, noch gevaarlijke kneuzingen. Zijt gij iuwen- dig gekwetst Adem eeus diep, mijn kind, Soiie gehoorzaamde en ademde lang en diep zonder pijn. Ik denk dat ik Blechts oonige lichte kneuzingen heb, zegde zij. Ik herinner mij nu alles, iemand slingerde mij in den afgrond. Ik dacht dat ik zeker zou sterven. Hoe hebt gij my gered Ik zou knunen gelooven dat ik dood ben en wij ons in «ene andere wereld n wederom zag zij verwouderd om bevinden zich heen. Zy lag op een bed van zachte matrassen en dekens. Rondom haar ware kale muren, zon der venster en zonder zichtbare opening, die frissche lucht toeliet. De kleine ruimte werd door eene aan de munr hangende lantaarn verlicht. Eeno ruwe houten bank, eene soort gelijke tafel en eenen leunstoel waren al de meubelen ran het ouderaardsch vertrek. Eon ij paar aan don munr bevestigde bakken waren jj met allerlei soort van levensmiddelen gevuld, ■j Sofie beschouwde deze dingen en zag dan f haren vader aan. Zijn edel gelaat was uitgeteerd en had eone .1 kommervolle uitdrukking. Ilij scheen in den i laatsteu tijd met armoede gekampt te hebbon i en door te groote ontroering geschokt te zijn. Zijne oogen blauw als saphyr, lagen diep in het hoofd, en zijn voorhoofd was gerimpeld, iets wat zij vroeger nooit gad opgemerkt, ij Zy luisterde opmerkzaam, toen hy ver- 'j haalde hoe hij haar gered had. Zij beproefde ij op te staan, maar viel, zwak als een kiud. i weêr in haar kussen terug haar hoofd gloei- !de en haar teeder lichaam beefde. Waar zyn wy vroeg zij, In het altaarkabinet, antwoordde haar vader. Ik voerde u hierheen, dewijl ik niet j wist, waarheen ik u andere brengen zou. Ik heb mij reeds sedert veertien dagen hier ver- i borgen gehouden. Lig stil Sofie, gy hebt «ene Daar is geene Hel I Wie zegt «lat Zijn het brave en deugdzame menschen? Neon, alle dezen vreezen de Hel, en daarom trachten zij braaf en deugdzaam hun leveu over te brengen om de ver schrikkelijke Hel te vermijden. Zijn het geleerde menschen Volstrekt niet. 't kau gebeuren, dat sommige menschen zeer ervaren misschien ia het eon of ander vak der menschelijke wetenschap hooveerdig en stoutmoedig het geloofspunt der hel in twijfel trekken. Doch dan doen zij het enkel met den mond, want zij ziju geenszins over hun gezegde overtuigd. In de zaken van 't Geloof zijn zij doorgaans zoer onwetend, eu niet ééns hebben zij het groot boek der eindbestemmiog des raeuschen bestu deer. Wie loochent de Hel Het zijn menschen, die meer dau wij dezelve vreezen, en in hun hert weuschen dat er geene bestonde. Zij leven er maar op aan hun gedrag is der Helle weerdig. Om hunne levenswijs te verrechtvecrdigen zouden zij willen dat er geene Hel ware; doch daarom bestaat zij niet min. Daar is eone Hel. Dat heeft ons God zelf veropenbaard dat heeft Christus, de zoon Gods, uitdruk kelijk geleerd; dat staat op mecigvuldige plaatsen in de heilige Evangeliën beves tigd. Wie dat loochent, zal evenals de rijke-vrek iudo Hel wordeu begraven. Daar is oeue Hel. Wat De koningeu der aarde hebben gevangenissen om hunne weerspannige onderdanen to straffen; en God do koning van het heelal, zougeenen kerker hebben voor de overtreders zijner wetten eu do beleedigers Zijner Majesteit Gelijk de dief «loor het menschelijk gerecht govangeu eu gekerkerd wordt, zoo zal de booze onverhoeds door Gods rechtveerdigheid getroffen ia de eeuwige gevangenis worden opgesloten. Gelijk het uitzinnig zou zijn voor deu misdadiger, te zeggeu dat er geene ge vangenis is oven uitzinnig is het voor deu booze, te zeggen dat er geene Hel is. mijne plaats, daar ik, lijdend aan het flerccijn, mij niet bewegen kon. Oamid- delijk daarop komt de brave horder terug binuon eu zegt Mijnheer, wil ik u eens voor goed en voor altijd van dat ding af helpen gij zult er in eens van ontslagen zijn, indieu gij stipt mijn raad volgen wilt. Neem alle dagen zoo omtrent 15 grammen ruwe ajuin. Deze plant bezit de eigenschap de zouten op te lossen, in de waterorgaueu die do oorzaken zijn van het flerecijn. Gy kunt dit geneesmiddel uemen hoe, waarof wanneer gij verkiest, met brood, met vleesch, bij uw middag maal, onverschillig dit alles, maar de hoofdzaak is dat de ajuin ruio moet zijn. Sedert dien tijd neem ik alle dagen eene kleine saus met ajuin, na hem fijn gesneden te hebben voeg ik or mostaard, olie en azijn bij, en dit gaat er in, als een brief in de briefbus, zegt hij zoo, het is voor mij eeno lekkeroij. Nu, ieder is vrij van te doen en te laten, zegt hij, maar sinds dien tijd heb ik zelfs geene vermaning van het florecijn moer gehad. En inderdaad, zogt Catrien, over eenige jaren sprak ik eens met een doc tor welke 45 jaren lang als doctor i vu t Trapisten-abdij van Achel gepratikeord, had, en ik herinner mij nog dat hy my zegde dat hij op al dien tijd geen eakel jichtlijder in de bevolkte abdij waarge nomen had De Trapisten hebben zeker een uiterst matig leven, maar ook gebrui ken ze in hun matig regiem veel ruwe ajuin. Is 't nu de matigheid zelve of wel het gebruik vau die ruw plant, welke do Trapisten van die kwaal bovrijdde. Dit valt te zien, toch is het middel eenvoudig geuoeg om er eeue proeve vau te nemen. Middel tegen rhumatism en flere- cyn. Dat de rbeumatismlijders eu flerecynisteu do laatste bovenal, bij tijds nog al wat moeten doorstaan, dit lijdt geene kwestie, co dan zegt men hen voor allen troost, dat het een hoereuziokte is uu daar zijn ze wel meè, terwijl niemand beu helpen kan. Een zekere mijnheer Sander, schrijft donderdag uit Amster dam aan de Patriots, dat hij een aller beste middel weet, om die kwaal te voor komen, en hij spreekt uit eigeu onder vinding. Daarbij haalt hij deze historie aan: Zekeren dag kreeg ik bezoek van den heer pastoor van Oud Vroenhoven dicht bij Maestricht mijne vrouw bracht hem bij zijn vertrek tot aau de deur iu kleine wonde aan het hoofd, die ik verbinden moet. Hy bracht kond water, waschte de wonde af, en verbond haai- met eenen zakdoek. Toen dit geschied was, ging hij naar eenen bak, schonk een glas wijn in en bracht het by Sofie die het met smauk uitdronk en zich er door gesterkt gevoelde. Zij kon nog niet op staan en lag kalm op haar bed, de oogen lief devol op haren vader gerieht. Als gij mij niet gevonden hadt, vador, zegde zij plotseling, zon ik bij het vooruit stekende pant afgestort zijn en was dan zeker verloren geweest. De man, die er my in slingerde, was ongetwijfeld Filip l'iron. Hoe wonderlijk, dat gij mijnen Bchrecuw hoórdet en mij kwaamt redden. lederen nacht ben ik op het terras ge weest, in de hoop er u aan to treffen, Sofie. Dikwijls kwam ik vroeger, en dikwijls ook later, maar ik kon u niet voor heden avond vinden. Ik begon reeds te vreezen dat gij het slot verlaten hadt. Ik ben drie dagen afwezig geweest, voor eeue reis naar Parijs met mevrouw Bartn.oux. Maar zeg mij, vador, waar ha&ldet gij dit bed en deze levensmiddelen üp eenen nacht versehalte ik mij toe gang op het kasteel, door een bij toeval niet gesloteu venster. Ik sloop in eeue logeerka mer eu nam daar de dekens ik ging voor de tweede maal terug en haalde de matrasseu. Den volgenden nacht bracht ik, door middel van datzelfde venster, waarop inen niet scheen te letteneen bezoek aan de spijskamer en den kelder om mij van spijs en drank te voor zien. De dagen heb ik hier, de naehten bui ten doorgebracht. Op den gezelschapsavond, toen de ruïnen verlicht waren bevond ik mij inde kapel- Ik zag en hoorde mijne.... me vrouw Mixtome, hoewel zij mijne tegenwoor digheid niet vermoed kan hebben. En mijnheer Lepage znchtte diep. Sofie drukte liefdevol zijne hand. Ter neer geslagen en bekommerd zag hij er uit, als man dio den beker des lijdens tot aan den bodem gelodigd heeft, en nu nog slechts op den verlossing brengenden dood wacht. Eenige minuten lang beerschte er eene diepe stilte in het ouderaardseh vertrek, dan vroeg mijnheer Lepage Waar is mevronw Eugenie nn Te Parijs, vader, antwoordde Sofie zacht; zij zal de volgende week naar Montfa;on te- rugkeeren. Eu August Bartineux? Is hij ook iD Parijs? Ja vader. H\j vergezelt haar altijd, en als zy naar Montfafon terugkeert, zal hij Charlemont komen. Zal het huwelijk spoedig plaats hebben Binnen eene maand, zegde mevronw Bartineux. Maar geloof mij, vader, mevronw Eugenie bemint hein niet, zij heeft het mij Het is waar, dat zy er aan denkt dionstdoende Apotheker Zondag 5 No vember 1899, Mr Callebaut, Boter markt. Echt schandalig. Wij lezen in den Veurnaar Nauwelijks schijut het liberalism hier iu Veuroe, dank aau de medehulp vau eenige flauwhertigo en misnoegde catholiekeu, wederom het hoofd boven water to krijgen, of onze stad wordt hot tooneel van schandelijke feiteu, die ons een voorsmaak zijn van hetgeen ons te wachten staat, indien ooit eene liberale meerderheid op hot stadhuis komt zetelen. Te midden den nacht na de kiezing, hebben eenige wisje-wasjes aan verschei dene huizeu goddciooze streken uitgeme ten, waarover ieder deftig man schande spreekt. Zij trok keu door de straten, onder het zingen van litaniën en hot bidden van len paternoster, en voor oenige huizen ging het zoo verre, dat zij neerknielden en het sacrificie der Mis nabootsten. 't Is noodig dat daar spoedig einde aan komo. hem te tronwen, hem beloofd heeft zijne vrouw te worden, maar onder voorwaarde dat hij uwen naam rechtvaardigt en den moor denaar mijns ooms aan het gerecht overlevert. Ik weet het. Ik vernam het uit haren eigen mond. Zij bemint my nog, Sofie, zy heeft nooit aan mij getwijfeld en nooit opge houden mij te bemiDnen. Ik hoorde, dat zij dit tot Augaet Bartineux zegde. Ik hoorde haar verklaren, dat zjj gaarno mijn lot wilde deelen, dat zij voor mij, vaderland, eer en allee prijs geven wilde, dat onze scheiding niet op haren aandrang geachiedde en dat zy met vreugde mij iu mijue ballingschap ge volgd zou hebben. Maar zij kon niet. Onver gelijkelijke liefde, die rijkdom, eer en alles, wat de wereld verblindt, wil opofferen O, Sofie, wij hebben eene groote font begaan met naar Frankrijk te komen I Als ik wist dat Eugenie boos was en mij haatte, zon ik myn lot beter kannen dragen dan nn. Ik beminde haar zoozeer, dat ik mijne ziekelijke ja- loerschheid verdragen kon, zoolang ik haar gelukkig waande maar te weten, dat zij mjj bemint, dat onze scheiding haar smart ver oorzaakt, dat zy om mij heeft geweend, dat zij om mij slapelooze nachten en bange dagen doorleefde, dat zij, evenals ik, geledon heeft, o, mijn God, dat kan ik niet verdragen, i Waarom werd ik zoo smadelijk miskend Waarom moet ik voor de misdaad van een ander boeten (Wordt voortgezet)

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Denderbode | 1899 | | pagina 1