Woensdag 13 Augusti 1900 5 centiemen per nummer. 349le Jaar 5494 Loochenen en zwijgen BID MN Ui SCHOUT w Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan van de Stad en 't Arrondissement van Aalst GODSDIENST, HUISGEZIN, EIGENDOM. VADERLAND, TAAL, VRIJHEID. D E Het gevaar van den bliksem. DE DENDERBODE. Dit blad verschijnt den Woensdag en Zaterdag van iedere week, onder dagteekening van den volgenden dag. De prijs ervan is tweemaal ter week voor de Stad 5 frank; met de Post verzonden 6 frank 's jaars, fr. 3-25 voor zes maanden; fr. 1-75 voor drij maanden, voorop te betalen. De inschrijving eindigt met 31 December. De onkosten der kwitantiën door de Post ont vangen zijn ten laste van den schuldenaar Men schrijft in bij C. Van de Putte-Goossens, Korte Zoutstraat, N. 31, en in alle Postkantoren des Lands. Cu I que guum. Per drukregel, Gewone 15 centiemen Reklamen fr. 1,00; Vonnisse op 3* bladzijde 50 centiemen. Dikwijls te herhalen bekendmakingen bij accoord. - Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd. öeeren notarissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk tegen deD dijnsdag en vrijdag in den voormiddag. Voor de advertentiën uit vreemde landen zich te wenden ten Bureele van dit blad. Aalst, 14 Augusti 1900. Toen de armtierige in een ander kleed wierd gestoken hadden wij ons verstout eens te vragen naar zijne geloofsbelijde nis. Wij hadden gaarne geweten of hij, lijk vroeger, frank weg godloochenend zou geweest zijn, welk zijne gedachten waren over God, ziel, toekomstig leven en an dere zaken die een rechtzinnig man rechtuit bekent Die kloeke moedige haas dorst niet antwoorden. Hij had zich immers voorgenomen eeni- ge eenvoudige zielen om den tuin te lei den en daarom dorst of mocht hij niet zeggen wat hem op het hart drukte. Hij zette, hij de rechtzinnige een masker op. Altijd huichelen is moeilijk en toch komt de natuur boven 1 Dit hebben wij in zijn nummer van 15 Juli kunnen vaststellen. Het masker wordt weggeworpen en de onwetenden van vroe ger zijn nu eensklaps kloeke, verlichte j mannen geworden Wat er toch bij de geuzen mogelyk is Dendergalm schrijft Het bovenna tuurlijke bestaat niet en kan niet be staan of er zou geene natuur meer wezen. Dus God bestaat nietmeer zelfs Hij kan niet bestaan, Hij is onmogelijk I De mensch heeft dus ook geene ziel en cr bestaat geen toekomstig leven. Wat dit laatste punt betreft, is het niet ilechts meer gevolgtrekking wij vinden in hetzelfde nummer stellige bevestigin gen. Op de eerste bladz. vinden wij het De klerikalen goochelen met den ttuwigen hemel en hel waarvan zij niets loeten en waarover zij niet kunnen beshik- ken, gelyk de roode bonzen (de socia listen) goochelen met den aardschen hemel die zij weten niet te kunnen schenken. Dus er is geen hemel of hel, geen toe komstig leven. Zie dat heeft du toch het voordeel stout en frank te zijn gespro ken. Wij hadden tot hiertoe immer on dervonden dat Dendergalm een paling was die u uit de hand glibberde of wilde glibberen liever, wanneer men dacht hem vast te hebben. Hij krijgt den moed zijner overtuiging en die alleen is eerbaar die zulke kracht bezit. Zwijgen wat men denkt als men plicht heeft te spreken is eeue lafheid en moet iedereen loodzwaar op het hert drukken. Eindelijk heeft onze armtierige toch ook eens het gevoel beleefd van recht zinnig zijn. E IV! A R L I T T (NA VERTELD Hij bemerkte dat niethij was niet verle gen. Hy bleef aan de deur staan en zegde als tot zijne verontschuldiging Het is niet mijne bedoeling, de nitbers- ting van het onweer af te wachten ik mag niet bang zijn voor het nat worden, want het is zeer wel mogelijk dat ik, zooals ik hier ben, reeds het volgende oogenblik naar bui ten moet gaan. Ik zoek een jong meisje, eene barmhartige zuster, die mij gisteren dit ver band heeft gelegd by wees naar zijne rech terhand. Mijnheer de Bchout zegt dat het meisje weg is, weg voor goed is dat waar, jufvrouw Franz Is zij weg Zij ontweek zijn doordringenden oogslag en antwoordde weifelend Hare hulp was niet meer noodig. Gij zelf hebt immers eene plaats vervangster voor haar Wij hebben dus in die twee aanhalin gen eene uitdrukkelijke loochening van het bestaan van het bovennatuurlijke, in ander woorden van God, en van den hemel en hel in ander woorden van een toe komstig leven. Daarmeê wordt alle godsdienstig ge dacht, allen godsdienst alle geloof en be lijdenis onmogelijk Wat is de mensch in zulke leerstelsels P Dendergalm zal conséquent zyn met zijn eigen en als hij God loochent zal hij ook de ziel een enkele geest loochenen moeten. Dus zou de mensch een eenvoudig stoffelijk wezen zijn, juist nel lijk een dier een graad meer verschillend maar zonder wezenlijk onderscheid. Die aanhalingen zullen wij bewaren en dagen de heeren Dendergalmers uit die punten toe te lichten indien onze gevolg trekkingen niet juist waren. Zij zullen echter zwijgen omdat zij eene groote on voorzichtigheid hebben begaan wij zul len echter hun den mood openprangen wy zullen ze dwingen die twee aanhalin gen te verloochenen lijk weleer zij derge lijke zaken onder den drang onzer arti kelen hebben moeten loochenen Oh I zij zijn zoo moedig de arme Aal- stersche geuzen Met zulke armtierige beweegreden wil len zij het socialism bekampen want een der artikels waaruit wij bovenstaande hebben geknipt, is tegen de roode Ma- rianneszonen gericht. Zij zullen het vol brengen met de menschen zoo alle hoop op beternis te ontnemen. Het volk wil zulken kost Diet, het keert het gezicht af omdat het volk gewoond is logiek te blij ven. Dat Dendergalm eens op het vol gende antwoordt en dat hy alsdan op God en hemel schelde. P. Lerou* schrijft Daar er op deze aarde niets meer is als stoffelijke zaken, als stoffelijke goederen, goud- en mesthoopen, geef my mijn aandeel in dit goud, in dien mesthoop, heeft alle be zield en levend wezen het recht te zeggen n Uw aandeel is n gegeven, antwoordt het spook der tegenwoordige samenleving. l)it aandeel is onrechtveerdig, de verdee ling is slecht gedaan, zegt de man op zijne beurt. n Maar gij waart er eertijds wel meê te vreden 1 Eertijds was er een God in den hemel, paradijs te winnen, eene hel te vreezen. Er was op aarde eene maatschappij, en ik had er mijn aandeel van want, was ik onder daan, ik had de rechten van den onderdaan, het recht te gehoorzamen zonder mij te ontee- ren. Mijn meester beveelde my niet zonder recht in name van zijne ik- en hebzucht. Zijne macht kwam van God, die de ongelijkheid op deze aarde toelaat. Wy hadden dezelfde zedeleer, denzelfden godsdienst, dezelfde En toen is zij gegaan, zonder zich te herinneren, dat zy een gegeven woord had in te lossen Zij zegde gisteren Ik kom mor gen terug, om naar de wond te zien. Gij moet weten, dat dit voor mij zoo goed als een man nenwoord was, zoo onwankelbaar als een evangelie. Welnu, ik heb geduldig gewacht. Ik heb uren lang in de namiddagbitte naar bniten gezien, hopende, dat het meisje in haar werkpak en met den doek om het hoofd, den hoek van het bosch om zoo komen. Ik heb het verband niet aangeraakt, omdat ik bang was, dat het los kon gaan en ik my de berisping der barmhartige Samaritaansche op den hals kon halen. Nu is zy weg, de wijde wereld in, alsof de wind haar voor altijd heeft weggevaagd, zegt de schout wat zal ik beginnen Sta my toe, dat ik het verpande woord inlos, zegde zij, de hand naar zijne rechter hand uitstekende terwyl een verlegen, byna glimlachende oogslag langs zijn aangezicht gleed hij vertrok geen spier. Vriendelijk bedankt, antwoordde hy terugwijkende. Dat kan ik niet aannemen. Het verband blijft zooals het is, tot ik mijne lieve geneeskundige hulp gevonden heb. Ik heb n al gezegd, dat ik haar achterna wil gaan en vertrouw, dat gij menschlievend ge noeg zyn zult, om mij eene vingerwijzing te geven, hoe ik haar machtig kan worden. hoop. I; naam dier zedeleer, in naam van dien godsdienst was dienen mijn aandeel, bevelen was het zijne. n Maar dienen was aan God gehoorzamen, en mijnen beschermer met mijne genegenheid op deze aarde vergelden. Ten anderen, was ik zijn onderhoorige in de wereldlyke maat schappij, ik was mijn gezel in de geestelijke, die men de Eerk noemt. En deze Kerk was maar het voorhof en het beeld der ware Kerk, der hemelBche. Ik verdroeg om verdiensten in te zamelen, ik leed om het eeuwige geluk te bekomen n Ik had het gebed, ik had de H. Sacra menten, het leedwezen en de vergiffenis van nen God. Dit alles heb ik verloren want hebt mij geleerd dat er geen paradijs te hoopen is, geene Kerk meer bestond. Ik weet zelfs niet of er een God is. Du9 wil ik mijn aandeel op de wereld. i» Gy hebt alles tot gond en mest gemaakt van beiden wil ik mijn deel. Gij hebt mij het paradijs in den hemel ontnomen, ik wil het op deze aarde.... n Dat is logiek. Inderdaad, als er geen an der leven bestaat, die de ongelijkheden van het tegenwoordige vergoedt, waarom ben ik meer tot werken gedwongen dan mijnen ry- ken gebuur, die zijne dagen in braspartijen, en in slemperijen doorbrengt Waarom mag hij in overvloed leven en moet ik door ellende en gebrek vergaan Is de arbeid voor hem dan geene wet der natuur Hij ia machtig! Maar is de macht dan het recht en zal ik ook recht hebben wanneer ik eens machtig ben (1) Machteloos zal de armtierige zich kron kelen lyk een paling op den rooster (1) Lees Louis VeuillotDialogues socia listm, La Lcgalité. bL 291-310. De storm en het fruit. Een brief wisselaar schryft aan Het Handelsblad, dat de peer- en appelsoorten met lange stelen het minst zijn gevallen en onder deze nog wel het minst die met lange, dunne stelen. Vruchten met dikke, stijve stelen kunnen minder aan de windvlagen weêrstaan ofwel de vruchten worden aan de vruchtbeurzen onthecht, ofwel breken de stelen. De volgende, en die in alle tuinen en boomgaarden zouden moeten staan, heb ben allerbest weêrstaan. Schier geene vruchten, niettegenstaande de takken tot brekens toe zijD beladen, zijn gevallen. Ze zyn Beurré Amanlis, Beurré Oiffard, Marie Louise, Louise Bonne d'Avran- ches, Capillac, sint Michielspeer, dc Ca- lebase Box, Beurré Durandean, Soldat Labour ear, Bronze d'Enghien en Con- stiller a la cour. Deze laatste staande op de hooge hoornen in volle wind wil, niet tegenstaande overvloedige dracht, niets lossen en dan nog eene goede nieuwe soort, die alle jaren te veel draagt des trois fibres meer vruchten dau bladeren, maar geen enkele is gevallen. - Neen, dat zal ik nooit, viel zy hem barsch in de rede en keerde zich af. Maar dat is hard en onchristelijk en hatelijk partijdig Wat heeft de vreemde be delaar op het ziekbed boven mij voor, dat hy zoo zorgzaam verpleegd wordt, terwijl gij mij de inlichting weigert, die mij genezing moet brengen. Zy werd bleek en duwde, zonder dat men het hooren kon, de deur dicht, die tot hiertoe slechts op eene spleet gestaan had. Ja, een bedelaar, zegde zy met tranen in de oogeu, een mensch, wien niet eens het kussen toebehoort, waarop zijn hoofd in zijn doodelijke ziekte gerust heeft. Het ia bitter, de zee te zyn overgesto ken, duizenden moeiten en gevaren getrot seerd te hebben, om gond te verwerven en eindelijk ter dood toe uitgeput, arm als Job, op den dorpel van het ouderlyke dak ineen te zakken.... Hij heeft daar ginder willen wer ken en sparen voor zyne moeder. Hij wist, dat er een dag zou komen waarop zij uit glans en oomfort zou neêrgestooten worden in den hittereten nood, en toen hij meende, dat het nog tyd was, om dit te verhoeden, heeft hij zich van haar los gescheurd. Een ander zou met het mislukken zijner plannen voor de zijnen wellicht voor altijd verdwenen zijn dat heeft by niet kunnen doen het verlan gen naar de onde vrouw heeft hem als een Menigvuldige en voortgezette meteoro logische waarnemingen hebben aange toond, dat in de laatste tientallen van jaren de electrische ontladingen veelvul- diger en heviger voorkomen dan in den aanvang en het midden dezer eeuw ge schiedde. Een der oorzaken van dit toe nemende gevaar, wordt gevormd door de talrijke telegraaf- en telefoongeleidingeD, evenals door de draden der electrische tramwegen. Op welke groote afstanden telegraafdraden als bliksemafleiders kun nen werken, bewees een merkweeroig geval in een Russisch stadje. Een tele- graafbeambte, die bezig was met het repareeren der geleiding, werd door een electrischen schok dood geslagen, ofschoon er geen onweêr in de lucht was eerst later kwam aan het licht, dat op hetzelfde oogenblik boven eene zeer verwijderde plaats, een hevig onweer gewoed had. Wie zich te midden eener groote menigte bevindt, terwijl er een onweêr in de nabijheid losbarst, verkeert in een groot gevaar dikwijls leest men, dat scholen en kerken door den bliksem getroffen worden en men moet aannemen dat de uitwaseming eener talrijke menschen- massa in bedoelde ruimten eene zekere aantrekkingskracht uitoefent. Om zich tegen het gevaar te beschutten bestaat in vele streken onder de platte landbouwers de gewoonte om in den heerd een vuur van groen hout en vochtige bladeren te stoken, hetgeen groote rook wolken afgeeftdit gebruik is dikwijls als een dwaas bijgeloof bespot, en veel meDschen koesteren zelfs de overtuiging, dat het heerdvuur den bliksem aautrckt, zoodat menige overheid het gebod uitge- veerdigd heeft, om bij naderend onweêr vuren uit te dooven. In den laatsten tijd evenwel hebben wetenschappelijke onderzoekingen aan het licht gebracht, dat juist dit beschimpte volksgebruik de ware manier was. Het is uitgemaakt, dat elk op aarde ontstoken vuur, en iu 't by- zonder iedere schouw, langzaam maar zeker als een electrische ontlader werkt. Duidelyk voor deze waarheid spreken do cijfers der statistiek eene samenstel ling van den statistikus Hellman gaf het verrassende resultaat, dat in gelijke tijd ruimten, in Slees-Holstein, door het inslaan van den bliksem op duizend bui tengewoon groote of afgezonderd staande gebouwen, 6,3 kerken en 8,5 windmolens getroffen werden, terwijl op duizend fabriekscbouwen slechts 0,3 gevallen waren aan te wijzen van bliksemslag. Men neemt in het algemeen aan, dat de bliksemafleiders de beste bescherming aaubieden dit is echter eerst dan het geval, wanneer do geheele aauleg op elk punt goed is, dat hij eene rechtstrceksche afleiding van de electrische straal naar de aarde bewerkstelligtwordt de leiding door eene zwakke plaats onderbroken, dan waarborgt het toestel geen beschut- ting daarom is eeD jaarlyksch weten schappelijk onderzoek naar de deugde lijkheid hoogst noodig maar hoe dik wijls wordt dezo voorzorgsmaatregel niet verzuimd In het algemeen wordt veron dersteld, dat de vurige straal, die uit de wolken schiet, een geheel willekeurige baan beschrijft, doch het staat vast, na lange waarnemingon, dat men in groote bosschen nauw begrensde plaatsen aan treft, die door den bliksem met voorliefde bezocht worden. Dat bewijzen op die plaatsen de vele bladerlooze boomen en beschadigingen van de stammen. Er zijn in sommige streken huizen, waar de bliksem trots alle voorzorgsmaat regelen, telkens weêr inslaat, in zulke gevallen oefent ongetwijfeld de onder grond een groote aantrekkingskracht uit en grondwater, verborgen bronnen of ertslagen, vormen de oorzaak het is meermalen voorgekomen dat door bliksem in ertsenhoudend gesteente, taaiaderen werden blootgelegd. gejaagde naar huis gedreven, en nu moet hij hier, geen duizend stappen van haar ziekbed verwijderd, gedwongen verblijf houden. Is hij het, op wiens terugkomst de schout hoopt viel M. Markus met ingehouden adem haar in de rede. Zij boog zwijgend en bevestigend het hoofd. Hij gevoelde zich diep getroffen. Dat was dus de Naborb Nog pas geleden had de oude man in zijne hoogdravende illusie zich en op zijn zoon, regeerenden bij de gratie van het gond genoemd hij was trotsch op syn u magnifiek programma n geweest, dat met het Californische goud eensklaps eene woes, teny in een soort van Luilekkerland herschep pen zou. En al mocht men onderstellen, dat de onverbeterlijke bluffer zelf niet te vaat aan zijne stoute verwachtingen geloofde, het was toch hartroerend, te weten, dat de landlooper met zynen bij de politie verdachten baard, wien hij een aalmoes en een stuk brood had laten geven, zyn eigen vleesch en bloed, zyn pracht van een jongen geweest was. En te midden van det familie-drama stond een meisje, moedig en verstandig, zich als het ware in de vijandelijke lansen werpende, na die met krachtige armen omvat te hebben. Zij had alles op zich genomen, het drukkende juk van barden arbeid, de zorg voor het da- gelykach brood, de verpleging van twee hulp behoevende ouden en nu lag er hier nog Vorstelijk huweUjk. Eene ont moeting Tijdens zyn laatste verblijf te Possenhofen was prins Albert met zyne verloofde en de familie dezer laatste een uitstapke in de bergen gaan doen. Op het middaguur hield men stil aan eene herberg waar men een eetmaal be stelde. Aan eene naburige tafel zateu twee -jdere personen, die gedurig het vorste lijk gezelschap, dat zich fel amuseerde, in 't oog hadden. De twee gingen eindelijk henen en kort nadien kwam de meid by Princes Elisabeth eene doos afgeven met eenen envelop. Met voorzichtigheid werd het eene en hot andere geopend. De envelop bevatte een briefje luidend Van wege eene Belgische dame en het dooske eenige heerlijke perzikken. De hospes werd ondervraagd over de herkomst van de doos en nu bleek het dat de twee klanten, die zoo even de zaal hadden verlateu inwoners van Brus sel waren M. Leclercq, broêr van den rechter der rechtbank van eersten aanleg en zijne echtgenoote. Zij werden op verzoek van prins Albert ingehaald en terug geleid. De kennismaking was allerhartelijkst. Wanneer M. en Mev. Leclercq te Brussel terugkeeren zullen zy, als dank betuiging, de photografies der vorstelijke verloofden vinden. een, wiens terugkeer zy verbergen moest slechts ter sluiks had zij tot hem kunnen gaan. Met hoeveel angst moest zij 's nachts de hoeve verlaten hebben, om hier te waken En by dit liefdewerk was zy door Jufvrouw Griebel gezien en onbarmhartig veroordeeld gewor den Hij zag haar met gebogen hoofd aan de deur staan en had hare knieën wel willen omvatten. Maar op dit oogenblik moeet hy sterk zijn en de Btorm in zyn binnenste be dwingen zij was met recht verbitterd en beleedigd, de miskende gouvernante een enkel driftig gebaar zon hem verder dan ooit van het vurig verlangde doel verwyderen, dat zegde haar geheele houding. Zal uw neef iu leven bly ven vroeg hy, terwijl hy zijne stem en uitdrukking met alle macht beheerschte. God dank, ja. De geneesheer, die zoo even is weggereden, heeft hem buiten gevaar verklaard. Gisteren avond vreesde hy het ergste, het dkluuum had een kritisch karakter aangenomen. Dat was dus het gemompel in den hoek geweest, en van den braven Thuringer en geneesheer had de bespottelijke jaloezie een Ziguenerhoofdman gemaakt. (Wordt voortgezet).

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Denderbode | 1900 | | pagina 1