=4 IS' n ei tt zij c ooi' all >CHE ■Hinge Zondag Juli 1901 5 centiemen per nummer o;l'lc Jaar 5i>90 Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan van de Stad en 't Arrondissement van Aalst GODSDIENST, HUISGEZIN, EIGENDOM. VADERLAND, TAAL, VRIJHEID. ten Het recht van Eigendom. HET SPOOK t alif Vrijdenkers en Onderwijs. Internationaal Congres ff Elk soldaat voor zijn lot Uit blad verschijnt den Woensdag en Zaterdag van iedere week, ofide- iagteekening van den volgenden dag. De prijs ervan is tweemaal ter week voor de Stad 5 frank; met de Post verzonden 6 frank 's jaars, fr. 3-25 voor zei maanden; fr. 1-75 voor drij maanden, voorop te betalen. De inschrijving aindigt met 31 December. De onkosten der kwitantiën door de Po«t ont vangen zijn ten laste van den schuldenaar Men schrijft in bij O. Van de Putte-Goossens, Korte Zoutstraat, N. 31, en in alle Postkantoren des Lands Cuique Huum. Per drukregel. Gewone 15 centiemen HekUmen fr. 1,1)0; Vonnisse cp •V bladzijde 50 centiemen Dikwijls te herhalen bekendmakingen bh accoord. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd. fteeren notarissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk legen den dijnsdag en vrijdag in den voormiddag. Voor de advertentiën uit vreemde landen zicb t# wenden ten Bureele van dit blad u-oond eneeshee eidingen ïitmuntg zllen (ij van den •ijlen odde- ioud. prijs iard- Aalst, 20 Juli 1901. Het recht van eigendom wordt tegenwoor dig van alle kanten aangevallen. De socios van alle kleur betwisten zijne rechtma tigheid de zoogezegde christen demo- kraten ondermijnen voor hetoogenblik het is de eerste stap tot zijne loochening zijn grondbeginsel. Heeds hadden de I beeren Daens een zijner uitingen betwist. M, De Backer kon niet achteruit blijven bij heeft dus ook in dit concert zijne aau- j matigende stem laten hooreu en beweerd dat het recht van eigendom niet steunt op natuurrecht maar voorvloeit uit de noodzakelijkheid der maatschappelijke inrichting. Het privatief bezit zegt bij, in K. R. van 30 Juni, of recht op per- i soonlijken eigendom spruit dus niet uit s persoonlijk recht of ook niet op de s inprenting van dit recht in 't hert der menschen 't natuurrecht neen, het eigendomsrecht wordt enlcel door H na- tuurrecht bekrachtigd als de alleen mogelijke ordening der sameleving. Wij kunnen maar niet begrijpen wat M. De Backer aanzet zoo moedwillig als valsch de wezenlijke grondslagen van het I recht van persoonlijken eigendom to be twisten en te ondermynen. Graag aanzien de Daensisten den wereldbrief van Paus Leo XIII van 15 Mei 1891 als hun vaan del, maar zelfs als hun programma. Waarom heeft M. Do Backer dien brief niet herlezen, bijzonder daar hij de ver waandheid heeft zich uitsluitend op de leeringon der H. Kerk te steunen? Op ziju minste mag men hem dus van lichtzinnigheid beschuldigen. Wij willen zijn geheugen opfrisscheu en geven daar om, voor wij de vraag op onze beurt be spreken, wat de groote Paus over recht van eigendom schrijft. Men zal in onze aanhalingen iu volle letters, uitdrukkelijk kunnen lezen dat recht van eigendom als grondslag 't natuurrecht heeft, wat door M. De Backer wordt betwist. Geven wij de Encycliek het woord - Wat echter zwaarder weegt, het door de socialisten aanbevolen geneesmiddel is blijkbaar iu strijd met de rechtvaar- digheid, want het recht van bezit - van bijzonderen eigendom is den mensch van natuurwege geschon- - ken. Hier, evenals in meer andere dingen, treedt het wezenlijk onder- scheid in het licht, de* er bestaat tus- schen mensch en dier. Het dier is niet zijn eigen meester, maar wordt geleid door het tweevoudig instinkt zijner natuur. Eenerzijds treedt dit instinkt op, om het dier in zijne ver- richtingen te beschermen, zijne krach» ten naar behooren te doen ontwikkelen, het te brengen tot de daden die voor ziju eigen behoud noodig zijn. Ander- zijds werkt het om het dier zijne soort te doen voortplanten. Dit dubbel doel echter bereikt liet gemakkelijk door het gebruik der zaken, die het rondom zich in zyn bereik vindt verder dan deze grens kan ook het dier niet, daar het alleen boheerscht wordt door de zinnen en door op zich zeiven staande zinue- lijke indrukken. Geheel anders is de natuur van den mensch. In hem bevindt zich het dierlijk wezen in zijne volheid, in zijne volko- menheid, en zoo bezit hij, zekerlijk niet 1 minder dan welk dier ook, het vermo- gen van zinnelijk genot. Maar de dierlijke natuur, hoe vol maakt men ze ook in een dier veron derstellen wil, is er zoo ver van af dat zij de menschelijke natuur omvatten zou, dat zij, veel lager dan deze, ge schikt is om aan haar onderworpen te worden en haar dienstbaar te zijn. Wat den mensch adelt en hem tot zijne eigene waardigheid verheft, dat is de redelijke geest deze deelt hem zijn karakter als mensch meê en scheidt hem in geheel zijn wezen af van het dier. Maar juist omdat de mensch nu met verstand begaafd is, eijn de goe deren der aarde hem niet enkel ten n gebruike gegeven, gelijk aan de dieren, maar hij heeft een persoon- lijk recht op bezit met enkel van die dingen welke door liet verbruik ver- loren gaan; maar ook van dezulke die, na gebezigd te zijnblijven bestaan. Dit wordt nog duidelijker, wanneer wij de natuur van den mensch nader betrachten. - Daar de mensch, met zijn denken, i ontelbare voorwerpen omvat, uit de tegenwoordige dingen tot de toekom stige besluit en meester is van zijne i haudelingen, zoo bepaalt bij in af- haukelijkheid vau de eeuwige wetten en ondergeschikt aan de Alwijze Voor zienigheid Gods zich zeiven naar vrije beschikking daarom ligt het in zijuo macht, uit de verschillende din gen die keuze te doen, welke hij tot zijn eigen welziju, niet enkel voor het tegenwoordige, maar ook voor de toe komsthet meest dienstig acht. Hieruit volgt dat hel recht op per soonlijk grondbezit bestaan moeter moeten rechten kunnon verworven worden, niet alleen op den eigendom van hetgeou door den bodem wordt voortgebracht, maar ook op dien van den bodem zeiven. Wat immers den mensch een veilig voortbestaan van ziju eigen levensonderhoud in de toe komst kan waarborgen, dat alleen is de grond met zijne voortbrengingskracht. Voor den mensch heeft elke dag zijne noodwendigheden vandaag be vredigd, vragen zij morgeu eene nieuwe bevrediging. De natuur behoort der halve den mensch eene blijvende, nooit Chetivynd-Park. 29" vervolg. feiil id au is ei igdl En ik ben de markies van Chetwynd. Zijt gij Tempest, de groote reiziger ik ken uw naam sedert lang; wie in Engeland zou niet van u gehoord hebben. Ik heb uwe wer ken gelezen en ben u gevolgd in do wilder nissen, waarin voor u geen Engelscbman doordrong. n Chetwynd sprak met oprechtheid, dit deed den reiziger goed. Zij praatteu samen over hunne reizen en maakten verder kennis dauma ging Tempest naar beneden om te zien of zijne koffers goed geborgou waren. Beide mannen zagen elkander niet voor den avoud weêr. De nacht kwum oen donker, stormachtige nacht. Toch zat Chetwynd nog altijd op hot dek, cn blikte iu do schuiiuendo golven. Het is oen wilde nacht, hoorde hij de stem vau Tempest naast hem zeggeu. Ik begrijp niet hoe de reizigers kuunen slapen, ik zie gaarne het strijden en wordeu der ele menten. n En ik heb iu den laatsten tijd zooveel j strijd in mijn leven gehad, dat ik naar rust R verlang, zei Chetwynd. I" Hebt gij ook leed gehad n vroeg de heer Tempest. Wie zou er geen hebben Vijftien maan den geleden verloor ik mijne vrouw. Is uwe vrouw gestorven n vroeg de natuuronderzoeker. u Ja zij is dood. Hebt gij niet gehoord, dat ik zei, dat ik ze verloren heli Ja, maar wij verliezon ook somwylen onze vrouwen zonder dat zij sterven. Dit nu is met mij het geval. Het was haar verlies hetwelk mij maakte, hetgeen ik ben Tem pest, de natuurvorscher. Indien ik haar niet verloren had, ware ik beden de gelukkigste aller Eugelschen - O ik aanbad haar, giug hij op droevige» toon voort, zij was wel arm, maar van goede familie. Na eeuigen tijd verkeerd te hebben, trouwden wij. Mijne hartochtelijke liefde beantwoordde zij, wel is waar, zeer koel, doch ik hoopte op de toe komst dwaas die ik was. üp zekeren avond wy waren reeds drie jaren getrouwd kwam ik t' huis vau eene lange reis, ik kwam nau de deur van het salon, waar ik hoorde spieken. Ik luisterde en hoorde mijne vrouw zeggen, dat haar vader haar gedwongen had mij te huwen, doch dat ze mij verafschuwde, dat mijue liefde haar een gruwel was, dat ze weuBchte dood te zijn en van mij verlost te worden. Dat alles moest ik hooren ik werd woedend. Ik zag in, dat de valsche troqw my ""-in om myn geld getrouwd had, ik vatte uit to putten brou ter voldoening aan de noodwendigheden aan te wijzen en zulk eene bron kan slechts de grond zijn met de gaven die er onophoudelijk door wordeu voortgebracht. - Er is dan ook geene reden te vinden waarom de Staat zich dan met de alge- - meeoe zorg voor allen zou belasten. De i mensch toch is immers ouder dan de - Staat, en bij bezat het recht tot in- standhouding van zyn lichamelijk be- staan vóór en aleer er van een Staat kon sprake zijn. - Dat verder God de Heer de aarde ten gebruike heeft gegeven aan het geheel.) menschdom, is geenzins in tegenspraak met den byzonderen eigendom, a Immers God heeft de aarde aan bet menschdom overgelaten, niet in dien zin als zouden allen, zonder onder scheid, meester over die aarde zijn - maar in zoover als Hij zelf aan geen - eokelen mensch een byzonder deel ervan ten bezit heefc aangewezen,maar veeleer aau de vlijt der menschen en - aan de wetgeving der volkeren de afba- kening en verdeeling van den bijzon deren eigendom hoeft overgelaten. Overigens, hoezeer ook onder de enkelen verdeeld, houdt de aarde niet op de gemeenschap ten dienste te staan; immers, er is geen mensch ter wereld - die niet van de voortbrengsels dei- aarde loeft. Wie zonder bezit is, heeft. daartoe beschikking over zijnen arbeid, en men kan zeggen dat alle bronnen van bestaan ten laatste zijn terug te brengen tot de bewerking van den - grond of tot den arbeid in een of ander vak, welks loou ten slotte van niet elders dan van do vrucht der aarde komt en met de vrucht der aarde ge ruild wordt. Hieruit blijkt wederom dat - eigenbezit teenenmaal een eisch is der natuurwet. De aarde ver- schaft, en wel iu grooten overvloed, alles wat tot de instandhouding en vol- makiug van het aardsche bestaan noo- dig is, maar zij kau niet uit zicbzelve geven, dit wil zeggen zonder bearbeid - te worden en verzorgd door den mensch. Wendt nu de mensch tot het bewerken en vruchtbaar maken van den grond zijn lichaam en geestes- n krachten aan, dan verkrygt hij daar- doorjuistdeu eigendom over het ge- deelte, dat door hom werd bewerkt by heefc er om zoo te zeggen, don stem- pel opgedrukt vau zijn eigen zeiven. Ten volle rechtmatig moet derhalve heeten, dat dit gedeelte van den grond zijn eigendom en zijn recht erop onaan- tastbaar blijve. Die aanhaling is de uitdrukkelijke veroordeeling vauM. De Backer's ziens wijze. Zonderling mag het heeten dat hij niet beter dien wereldbrief kent die bij als ziju leidschrifc aanziet als zijn pro gramma uitroept. Op andere punten komen wij ten gepaste tijdö, terug. De zaak is de moeite weerd de grondslag der samenleving is inderdaad in kwestie en wordt door M. De Backer ondermijnd. De stevigheid van het gebouw moet er noodzakelijker wijze door lijden. Op Sixendag hielden te Leuven de vrij denkers een Congres. Het onzijdig of beter het ongodsdienstig onderwijs stond aan het hoofd van het dagorde. De vrijmetselarij viert hare razernij in Frankrijk bot tegen de kloosterlingen die daar het christen onderwijs geven. Men verbiedt hun samen in een klooster te wonen, eigeudommen te bezitten, het volk kosteloos te onderwijzen, arme zieken en ziünöloozen te verzorgen en dit alles uit haat tegen den Catholieken Godsdienst. Hier zullen de vrijmetselaars, wanneer zij den piiester niet kunnen uit de school bouden, ouderwijzers en leerlingen tegen hem opstoken, wanorde onder die lessen zoeken te stichten en alzoo trachten hem het uitoefenen van zijn ambt, voor wat het geven van de godsdienstlessen aan gaat, onmogelijk te maken. Iu de groote steden waar vele onder wijzers in do vrijmetselaarslogie zijn inge lijfd zal uit helsch werk deels gelukken, doch in kleinere steden en op den buiten, zullen ouders en meesters nog meer op hunne hoede zijn tegen deze volksbeder vers. Nu het groot deel van de onderwijzers koimen de noodzakelijkheid van den Godsdienst, zij weten dat hij niet alleen noodig is voor het andere leven of voor bet behoud van orde in de samenleving maar dat hij het beste middel is in de school om niet alleen eene goede opvoe ding maar een goed onderwijs te geven. De Godsdienst is het beste wat er bestaat om de kinderen te overtuigen tot orde, werkzaamheid, gehoorzaamheid, tucht eu alles wat er in de school noodig is. Dit weten onze onderwyzers eu daarom mo gen wij nog altijd zeggen -Zij zullen haar niet hebben, de schoone ziel van 't kind.n Vergadering der linkerzijden. Woeusdag morgend hielden de liberale on socialistische liukcrzijden eene verga dering. Men had het weer over het vrouwen- stemrecht, dat door de liberalen als een politiek gevaar werd beschouwd. Geen beslissing werd genomen. Er werd besloten, eene bestendige pro- pagande in te richten voor het A. S. der mannen en een comiteit te gelasten met de inrichting daarvan. Dit comiteit bevat 6 liberalen en 6 so cialisten. 't voornemen, haar dan ook niet langer door mijn aanwezigheid te martelen. Ik giug heen, zonder haar te zien, schreef haar een brief, waarin ik haar zeide, dat ik alles wist en dat zy van dit oogenblik vrij was. Sedert heb ik de trouwelooze niet meer gezion. Nu keer ik naar Engeland terug om haar graf te zien of een blik te werpen in haar golaat, zoo nog leeft. Ik zal mij echter niet bekend ma ken. Doch niet meer om haar te zien keer ik weêr, maar om een anderen heiligen plicht te vervullen, dien ik te lang verwaarloosd heb. Bemiot gij nwe rronw nog n vroeg Chetwynd. Neeu, met mijne achtiug stierf ook mijne liefde voor haar. Zij bedroog mij, toen zij zeide mij to bemionen, zij had een valsch hart, haatte eu verafschuwde mij. Gij ziet dus, mijn lord, dat het beter is eene vrouw door den dood te verliezen, zooals gij. Lord Chetwynd zocht de hand van den ge leerde en drukte ze innig. üwe smart is grooter dan de mijne, B iprak hij. Laten wij vrienden wezen. Gij zyt nlleen in de wereld, sta mij toe voor u meer te zijn dan een vreemdeling. Nooit zag ik een man, die my op het eerste gezicht zoo aantrok. n Het zij zoo, ofschoon een levensmoede man, gelyk ik geen passende vriend voor u is. Gy zijt nog jong, lord mettertijd zult gij learen uwo smart met gelatenheid te dragen. ij Uw geluk is niet door eene trouweloose hand der kleine burgerij te Namen. De volgende omzendbrief is uitge zonden Een tweede Internationaal Congres der Kleine Burgerij moest in 1900 te Bern (Zwitserland) vergaderen. Verschillige om standigheden hebben de uitvoering van dit ontwerp belet. Wij hebben dus het Congres tot dit jaar uitgesteld, en het zal op 15 en 16 September aanstaande te Namen gehouden worden, aan de Kursaal vau de Maas, onder het voorzitterschap van M. L. De Bruyn, gewezen micister, Volksvertegenwoordiger. De Vcreeniging voor studie en verdedi ging der belangen van de Kleine Burgerij heeft met de inrichting gelast 't Namen- t> ,rau het Syndicaat der Reizigers, Bedienden, Handelaars en Bazen. Dit Comiteit heeft zich verschei dene personen toegevoegd, wier keuze een stellig bewijs is dat de strekking van het Congres hoofdzakelijk wetenschappelijk, huishoudkundig en maatschappelijk is, zonder het minste politiek doel. Van nu af is het beslist, de werkzaam heden in vier afdeeliugen te schikken, en ziehier breedvoerig welke vragen iedere afdeelingzal bespreken. 1. Vereeniging en beroepsonderwijs De vakvereeuigingen van aankoop, van verkoop en van bewerktuiging; do samen werkende maatschappijen de groote ma gazijnen en bazars bet beroeps- en han delsonderwijs. 2. Crediet. Te bekomen crediet Banken en ouderlingen bijstand. Goed- koope woningen. Te geven crediet ge- reede betaling, afslagzegels, enz. 1'a belastingen en rechterlijke vraag stukken. De patenten, zegels op aan- plakbrieveu, baukroeten proceskosteo, kostelooze raadpleging, gerechtelyke in richting handelsrechtbanken, enz. •4. Nijverheidswetgeving. Arbeids ongevallen openbare verkoopiugen van me uwe waren afverkoopen rondleur- derij oneerlijke mededinging werk- eu nij verheidsraJeu goedemannenraden Zondagrust. De redenaars en verslaggevers kunnen naar keuze eene der twee nationale talen gebruiken. Wij verzoeken u dringend ons uwe bij- trediog vóór den 1 Augusti te laten ge worden, en er hij te voegen welke punten gy verlangt op de dagorde te brengen, en welke verslagen gij ons zoudt willen Toor- lezeu. Alle verslagen moeten ous toekomen voor den 15 Augusti, ten einde gedrukt te kunnen worden. Alle bijtredingen en meèJeelingeu moe ten gezonden worden aan den algemeeneu secretaiis, Kruisstraat, 30, Namen. De inschrijvingsprijs voor het congres is gesteld op 3 fr. per persoon, zonder de documenten, en op 6 frank met de docu menten, te weten een afdruksel van het algemeen stenographisch verslag en van de gedrukte verslagen. (Het stenographisch verslag van het congres van Antwerpen, een boekdeel in 8° van 730 bladz. kost in ken handel 10 fr.) De bytrelers kunnen daarenboven goedkoop afzonderlijke af druksels der verslagen bekomen. Hot congres is van nu af verzekerd van de hoogste beschermingen en van de krachtigste ondersteuniog. Een groot ge tal kringen en geleerden van den vreemde hebben ook hunne medewerking beloofd. jg» (Remedie tegen den zonneslag) KV wordt heden door groene Pie ge- eisch t. In 1887 dacht groene Pie er gansch an ders over. Op 31 Juli schreef hij Elk gedwongen soldaat is elk slaaf is elk huishouden afgebeuld. Niemand gedwongen soldaat, is de Vrijheid voor elk, de weerdigheid, het eiode van die eerlooze en barbaarsche lotmgsdagen, de ontsmetting der ka- zern.- En dat durft zich als een man van princiepen voorstellen Wat ajuin I gestoord, gij kuut hertrouwen en een deel van uw verloren geluk terug winnen. Gy zyt nog te jong om te wanhopen. n Den volgenden dag helderde het weder op en de boot liep op den bestemden ty'd de ha ven van Marseille binnen. Lord Chetwynd en de heer Tempest be- trokkeu hetzelfde hotel, samen reisden zij naar Engeland en namen weder hun intrek in één logement. Eer lord Chetwynd den vol genden morgen opgestaan was, waren de hoeren Sunders en Gilbert Monk reeds aange komen, en werden by den markies toege laten. Ik ontving gisteren uw telegram uit Pa rijs, lord, n zei Sanders en snelde hierheen. De heer Monk was in Chetwynds-park en kwam mede. De tijding uwer terugkomst heeft in het graafskap eene buitengewone 7reugde verwekt. n Men heeft u zeer gemist, Chetwynd, zei Monk lachende. De boeren wilden u eene feestelijke ontvangst bereiden, doch San ders gaf niet toe, omdat hij wist, dat u dit onaangenaam was. n Ik zal vandaag nog met u terugkeeren, de markies bedaard. Ik heb een vriend in Genua opgedaan, dien ik overreden wil, moe te gaau. Het is nu tien uur ik zal bij hem gaan. n Hij verontschuldigde zich en ging naar de kamer van Tempest. Deze zat aan zyn tontbijt met tal van ga. zetten op tafel, wier inhoud hij gretig ver slond. Toen Chetwynd binnentrad stond hij op eu verzocht hem te gaan zitten. Mijn stiefbroeder en miju opzichter zyn mij reeds tegemoat gereisd, zei Chetwynd na de gewone begroeting, u Heden verwacht meu mij reeds op het slot en ik kom u ver zoeken om mij te vergezellen. Mijn huis staat voor u oj.en en het zal mij genoegen doen, u tot gast te hebbsn, zoolang gij verkiest. De geleerde schudde het hoofd. Ik zou dat gaarne doen, n zei hydoch ik kan niet. Ik heb een heiligen plicht te ver vullen, dit heb ik u reeds gezegd. Ik kwam alleen naar Londen, omdat dit in mijn weg ligt en vertrek heden avond nog om eene ge vaarvolle zeereis te ondernemen, die ik niet langer uitstellen kan. Misschien kom ik wel eens bij u, doch nu loopen onze wegen uit elkaar. God zegene u Hij stond op en greep lord Chetwynds hand. Zij namen hartelijk afscheid en Chet wynd keerde bij zijne vrienden terug, waarna hij^sposdig uit Louden vertrok. De heer Tempest ging weer aan tafel zitten en nam de gazet ter hand. Plotseling gaf hy een luiden gil en liet het blad vallen. Hoedood n fluisterde hy, dood 1 n Hij nam de gazet en las nog eeus Vreeselijk ongeluk op zee. Wij vernemen dat het schip Wawe River, de eigenaar heer Dunnalle te Glasgow, den tienden vau verleden maand met man en muis vergaan is. De Stinkvisch. Io sommige rivie ren van Bntsch Noord-Amerika komt een soort van stinkvisch voor, die zoo rijk is aan olie (of vet en traan), dat hij gedroog- den toestand als keers of fakkel kan wor den gebruikt. Zulk een gedroogde visch wordt, als mea licht noodig heefc, met den steert naar boven in een klomp leem gestoien of in een gespleten stuk hout vastgeklemd. Wanneer men hem aan- b-an,dtLb'J (la'JeIÜk en gestadig, terwy zyn hcht sterker is dan van eene vette keers. Het liefst gebruikt men deu stinkvisch als fakkel in de open lucht, omdat men dan geen last heefc van deu dikken rook, dien hij verspreidt. De visch wordt om zijne lichtgevende eigenschap pen op zoo hoogen prijs geschat dat de bewoners van de streken, waar hij eevan- gen wordt, daarmede een voordeeligen ruilhandel drijven met de bewoners van minder begunstigde streken. IQ zekere tijden van het jaar zwemt de stinkvisch uit de zee in ontzaglijke hoeveelheden de rivieren op en wordt dan gemakkelijk gevangen in fuiken van mandewerk. Ge durende de twee of drie weken, waarin de vangst plaats heeft, dient hij veel als voedingsmiddel. Voor aandoening der longen is die olie een even heilzaam, maar veel smakelijker middel dan lever traan. Do schooner met oen tweede schip, Ailsio genaamd, geraakten door een storm ran den weg. Ailsie werd zeer gehavend en an kerde te St. Kilda. Den 9 der vorige maand verlieten beide vaartuigen St. Kilda om naar Glasgow te stevenen en op Wave River was de heer David Gwellan en echtgenoot*. Den tienden werden beide schepen door een vreeselyken storm geteisterd, die op den Oceaan veel schade aanrichtte. De Waver River n zonk met man en muis en de Ailsie» kon de ongelukkigen niet ter hulp komen. De kapitein der Wave River laat eene vrouw met vijf .kinderen aohter het «chip was verzekerd. De gezondheid van den heer David Gwellan was reeds lang geschokt en hy was op reis naar Schotland om een genees heer te raadplegen. Het ongelukkig paar laat geen kinderen na, want hunne gehuwde aan genomen dochter, Bernice Gwellan, is een jaar geleden gestorven. De arme bewoners van St-Kilda zulleu de edele echtelieden be treuren, want zij verliezen hunne weldoeners. De heer Tempest staarde lang op de laatste zinnen. Dood n zuchtte hij. Bernice is dood de Gweilans ook. Ik heb le lang gewacht en mijne plicht niet vervuld nu is het te laat. Nooit zal ik haar meer zien, nooit eenen kus meer op hare wangen kunnen drukken 0 Bernice mijn arm kind Nu sta ik alleen op de wereld, ik heb geen kind meer (Wordt voortgezet.)

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Denderbode | 1901 | | pagina 1