Donderdag 13 Februari 1902 5 centiemen per nummer Jaar 3649
Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan van de Stad en 't Arrondissement van Aalst
GODSDIENST HUISGEZIN, EIGENDOM
VADERLAND. TAAL, VRIJHEID
Antonius
STILLEMANS,
DE DENDERBODE.
Dit blad verschynt den Woensdag en Zaterdag van iedere week onder dagtee-
kening van den volgenden dag. De prys ervan is tweemaal ter week voor
de Stad 5 frank met den Post verzonden 6 frank 's jaars, fr. 3-25 voor zes
maanden fr. 1-75 voor dry maanden, voorop te betalen. De inschrijving
eindigt met 31 December. De onkosten der kwittantiën door de Post ont
vangen zijn ten laste van den schuldenaar.
Men schrijft in bij C. Van de Putte-Goossens, Korte Zoutstraat, N» 31,
en in alle Postkantoren des Lands.
CUIQUE SL'UM,
Per drukregel. Gewone 15 centiemenReklamen fr. 1-00Vonnissen op
3de bladzijde 50 centiemen Dikwijls te herhalen bekendmakingen by accoord
Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd. Heeren Nota
rissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk tegen den dijnsdag en vrydag
in den voormiddag.
Voor de advertentiën uit vreemde landen zich te wenden ten bureele van
dit blad.
Aalst, 12 Februari 1902.
door de bermhertigheid Gods en de
genade van den H. Apostelijken Stoel,
HIHMCIIttn VAM GEKT,
Huisprelaat van Z. H. den Paus,
en Assistent aan den Pauselijken
Troon,
Aan de geestelijkheid en geloovigen van
ons Bisdom, zaligheid en zegen in Onzen
Heer Jesus-Cliristus.
o
Zeer Beminde Broeders,
Wij hebben vroeger begonnen u te
onderhouden, ter gelegenheid van de
Vasten, over de drie goddelijke deugden,
welke om zoo te zeggen de grond zijn
van het Christianismus. Het Geloof, de
Hoop en de Liefde maken den drievoudj-
gen band uit die ons met God vereenigt
Zij zijn het beginsel onzer zaligheid en de
wortel van het kristelijk leven, dat de
noodzakelijke voorwaarde der zaligheid
is. Reeds hebben Wij u over deze drie
•deugden gesproken, maar de Liefde eene
te veel omvattende stof zijnde, om geheel
en gansch in ééns behandeld te worden,
hebben Wij Ons moeten vergenoegen met
er het eerste bestanddeel van te onderzoe
ken, namelijk de Liefde tot God. Dit jaar
zullen Wij er het tweede van nagaan, 'tis
te zeggen, de Liefde tot den naaste.
Moge God onzer allen geest verlichten
en hert raken Mogen wij, beter dan
ooit, de Liefde leeren kennen, beminnen
en oefenen Zij is immers de koningin
der deugden, de hoofddeugd van den
Godsdienst.
De Liefde, zooals Wij ze nu verstaan, is
hier in gelegen dat wij den naaste bemin
nen als ons zeiven, uit liefde tot God. Zij
is dus niet enkel die natuurlijke onderlinge
genegenheid, welke ons aanzei in 's ande-
rens zaken belang te stellen, vooral wan
neer hij lijdt die aangeboreno. welwil
lendheid, welke ieder rechtschapen mensch
zijns gelijken toedraagt. Dat gevoelen is
zeer loffelijk. Maar de Liefde verheft zich
hooger. Zij moet als goddelijke deugd
God alleen tol voorwerp hebben. Zij
vloeit uit de Liefde tot God zelve.Zij doet
ons den naaste beminnen uit Liefde tot
God.
Wat is er billijker, Z. B. B., wat is er
redelijker God is de algemeene Vader
der groote menschenfamilie Alle men-
schen zijn zijne kinderen. Zulk is niet
alleenlijk waar in eenen wijden en ont
leenden zin, maar in den strengen zin van
het woord. liet Geloof leert ons inder
daad, dat, als God ons heeft geschapen,
Hij ons niet in onzen rang van schepselen
en dienaars gelaten heeft. Hij heeft ons
tot zijne kinderen aangenomen. En aan
gezien niets natuurlijker is dan dat dc
kinderen deel hebben in het geluk huns
vaders, is het bezit van het goddelijk
geluk, te weten, de vreugde en de glorie
des Hemels, ons voorbereid Hij is dan
wel onze Vader en wij moeten Hem als
Vader beminnen. Maar besluit de liefde
des vaders in zich de liefde der kinderen
niet Beschouwt hij hen niet als iets van
zich zeiven Indien wij hem beminnen,
zullen wij ze niet insgelijks beminnen,
aangezien hij er in herleeft Ondervragen
wij onze reden en ons hert. Die dubbele
liefde kan niet verdeeld worden.
't Is hetgeen Jesus-Christus met zooveel
gepastheid antwoordde aan zijne vijanden
die beweerden God tot Vader te hebben
Geenszins, zegde Hij hun, want alsdan
zoudet gijook Mij,zijnen Zoon,beminnen.
Ook, en dat hebt gij misschien tot.
biertoe niet genoeg opgemerkt, Z. B. B.,
maken de Liefde tot God en de Liefde tot
den naaste maar eene enkele en zelfde
deugd uit. Want de deugden worden
onderscheiden door hun voorwerp, en
het is God zelf dien wij, door de goddelijke
deugd der Liefde, in den naaste beminnen.
Mijn God, zeggen wij alle dagen in ons
akte van Liefde, ik bemin U omdat Gij
het opperste Goed zijt, dat is, voor U
eigen zclven, en ik bemin mijnen even
naaste uit Liefde tot U. Zoude men beter
kunnen uitdrukken dat die dubbele Liefde
slechts ééne uitmaakt
Daarom is het dat Jesus-Christus ant
woordde aan dezen die Hem vroegen
welke het voornaamste gebod was van de
"Wet Gij zult den Heer, uwen God be
minnen uit geheel uw hart, uit gansch
uwe ziel en uit al uwe kracht. Maar er is
een tweede, dat aan het eerste gelijk is
gij zult uwen naaste beminnen als u
zelven. Het is alsof Hij gezegd had er
zijn er twee en het eene is zoo gewichtig
als het ander want indien men er wel
ingaat, komen zij op hetzelfde uit.
Die grondwaarheid heefl onze Zaligma
ker wonderwel en met eene treffende
kracht uitgedrukt in deze gedenkwaardige
woorden Al wat gij aan den minste der
mijnen zult gedaan hebben, dat zult gij
aan mij zelven gedaan hebben. Mij zult
gij helpen, als gij hem helpen zult op
mij zal het ongelijk vallen, dat gij hem
zult toebrengen.
Op die woorden is de schoone en hert-
roerende leering der kerkvaders got-teund.
dat Jesus-Christus zedelijk legen woordig
is in de ongelukkigen even als Hij wezen
lijk tegenwoordig is in het II. Sacrament
des Altaars. Zij zijn, zoo als men zegt. de
lijdende ledematen des Heeren. Hen ver
kwikken is Hem verkwikken, hen ver-
stooten of verwaarloozen is Ilem verstoo-
ten of verwaarloozen. Jesus neemt de
plaats in der ongelukkigenen die plaats
vervanging is niet willekeurig, maar
allernatuurlijkst. Zij is overeenkomstig
met de zaak zelve, vermits het God is
welken de Liefde in den naaste beoogt en
zoekt.
Hoe troostend is die leering, Z. B. B.
Welk wonderbaar middel verschaft zij
ons niet om aan God de dankbaarheid
welke wij Hem schuldig zijn te bewijzen.
Hij heeft ons met zijne weldaden, zoowel
in de orde der natuur als in de orde der
gratie, overladen. Hij heeft ons voor den
Hemel geschapen, en toen wij dien ver
loren hadden heeft Hij ons zijnen eenigen
Zoon gezonden om ons het middel te
geven hem terug te bekomen. Jesus-
Christus is mensch geworden om voor
ons te kunnen lijden en sterven Om onze
zaligheid nog meer te verzekeren heeft
Hij de Kerk ingesteld, welke Hij, ten
koste van zijn Bloed, met die weergalooze
bronnen van gratie en leven heeft ven ijkt,
die wij Sacramenten noemen. Hoe Hem
dit alles vergelden Wat vermogen wij,
kranke schepselen, voor dien almogenden
God Hij is boven onze weldaden Wij
vergissen ons, Z. B. B.. Wij kunnen veel
voor God, aangezien wij veel voor zijne
kinderen kunnen. Immers in hen herleeft
Hij. Beminnen wij die, maken wij ze
gelukkig. Zoo zullen wij Ilem beminnen
en Hem gelukkig maken. Gij zoudl mij
villen liefde voor liefde wedergeven,zegt
ons Jesus-Christus, en gij die mij alles
verschuldigd zijt, zoudt willen dat Ik u
ook iets verschuldigd ware. Nu daartoe
geef Ik u een middel. Ik neem op mijne
rekening al hetgenegij voor de menschen,
mijne broeders en de uwe, zult doen. Zij
vertegenwoordigen mij. Mij zult gij ver
plichten met hen te verplichten Al wat
gij voor den minste der mijnen zult doen,
voor mij is het dat gij het zult doen.
Owat zoele gedachte, Z. B. B., welke
eer en welk geluk voor ons, dat God,
onze Vader, dat Jesus-Christus, onze
Broeder, zich geweerdigen onze weldaden
te aanvaarden. Is dit niet in staat ons
eene grenzelooze liefdadigheid in te boe
zemen
Welke zijn nu de gevolgen dier leering?
Aangezien het God is dien wij in de
menschen beminnen, moeten wij ze allen
beminnen, niemand uitgezonderd. Allen
zijn zijne kinderen, allen zijn onze naast-
bestaanden, onze broeders door den alge-
meenen band van dit goddelijk verwant
schap. Deze alleen is onze naaste niet
meer wien de dood in de vijandschap Gods
getroffen hoeft en voor altijd van zijne
familie afgescheiden. De Liefde moet zich
dus uitstrekken tot allej menschen, niet
alleen lot onze vriendemen bloedverwan
ten, maar ook tot de onbekenden en de
vreemdelingen. Aan de ongelukkigen zal
zij den voorkeur geven want God lijdt in
hen en het zal hem tweemaal beminnen
zijn zijne smerten te leenigen en zijne
tranen te droogen. De kwaden zelf zal de
Liefde niet verlaten. Is er eene grootere
en beweeningsweerdige ramp dan de
zonde? 't Is Jesus-Christus, ten anderen,
die als gekwetst en verminkt is in die
ellendigen. Hoe dienstwillig zal zij hem
in dien uilersten nood niet ter hulpe
komen! Die liefdevolle geneesheer onzer
zielen heeft ons zelf het voorbeeld gege
ven. Niet de gezonden, maar wel de
zieken is Hij komen opzoeken. Tot onze
vijanden toe zal de Libfde niet buiten
sluiten Wat kwaad zij ons ook gedaan
hebben of nog doen, blijven zij toch altijd
de kinderen van God. Wij moeten hun
vergeven om wille van hunnen Vader.
Hem zelven zou onze wraak gaan treffen.
Bemerkt het wel, Z B. B., het vergeven
van het onrecht, het beminnen onzer
vijanden is der broederlijke Liefde onaf
scheidbaar eigen. Ongetwijfeld mogen wij
onze rechten doen gelden en bet kwaad
doen straffen en bedwingen. Doch dat
mogen wij nooit uit persoonlijke wraak
lust, maar enkel om deugd en goede orde
voor te staan. Jesus-Christus gebiedt ons
het kwaad met goed te loonen Hebt uwe
vijanden lief, zegt Hij doet wel aan die
u hatenen bidt voor hen die u vervolgen
en lasteren, opdat gij de kinderen moogt
zijn van uwen Vader die in den Hemel is,
die zijne zon doet opgaan over goeden en
kwaden, en regenen doet over rechtvaar
digen en onrechtvaardige». En zulk is
niet alleen eene raadgeving, 't is een
gebod. Hij komt er dikwijls op weder,
't is de strenge voprwaarde zijner berm
hertigheid. Hij heeft ons alle dagen leeren
zeggen: Vergeef ons onze schulden,gelijk
wij vergeven onze schuldenaren.
Ziedaar de liefde. Z. B. B., verstaat gy
nu waarom Wij ze de hoofddeugd van
het Christianismus noemen De Kerk is
de groote familie van God, waarvan alle
menschen geroepen zijn deel te maken.
Nu, de voorname deugd der familie is de
Liefde, aangezien zij er de band van is en
de ziel. Ook heeft Jesus-Christus die als
kenmerk der christenen gegeven Men
zal u erkennen voor mijne leerlingen aan
dit toeken dat gij clkanderen zult bemin
nen. Hij heeft er het voorwerp van een
nieuw gebod van gemaakt welk het jood-
sche volk tot dan toe onbekwaam was
geweest te hegrijpen. Dit gebod heeft Hij
bij uitmuntendheid het zijne genoemd,
welk Hij op de aarde komen brengen is
en wiens onderhouden Hem het nauwst
aan het hert ligt. Zijn leven lang heeft
Hij het ons door zijne lessen en voorbeel
den ingeprint. Zijne Apostelen, de voort
zetters van zijn werk die zijn gedacht
zoo wel kenden, kwamen gedurig op de
broederlijke Liefde terug. Haar geeft de
H. Paulus den voorrang, telkens dal. hij
aan de eerste christenen het kwijten
hunner plichten voorhoudt. Stelt de
Liefde hoven alles, schrijft hij aan de
Colossiers, de Liefde, die de band is der
volmaaktheid. De H. Joannes, oud ge
worden zijnde, ging zooverre dat hij van
niets anders in zijne onderrichtingen
meer sprak, want, zeide hij aan dezen
die hem daarover hunne verwondering
betuigden, het is het groot gebod van den
Meester.
Laat Ons ook, Z.B. B., alsuitvoeder
van Christus' wil, als opvolger der Apos
telen en erfgenaam hunner zending, u op
Onze beurt smcckcn aan dc I.iefde in uw
leven de plaats te geven welke haar toe
komt. Vergeet het nooit, onmogelijk
kunt gij God beminnen, tenzij gij uwen
naaste bemint. Wacht u wel van die val-
sche godvruchtigheid, van die zelfzuch
tige en schrale godvruchtighced waarin
de goede werken, de gebeden en de gods
dienstige oefeningen, voor zooveel het
van u afhangt, niet zouden vergezellen.
God kan er geen behagen in nemen. Niet
ieder die zegt Heer, Heer, zal ingaan
in het Rijk der Hemelen, maar wie den
wil doet mijns Vaders. En wat is de wil
zijns Vaders ten zij dat wij elkander be
minnen Weest gedachtig, zeggen Wij u
met den H. Paulus, dat gij de Liefde be
oefent en milde giften uitdeelt; want door
zulke offers wint men God, talibus enim
hostiis promeretur Deus. Overwegen
wij eindelijk dit strenge woord van den
H. Joannes Hij liegt, die beweert God
te beminnen, zonder zijnen broeder te
beminnen. En uit vrees ons zelven hierin
te vergissen, laat ons nu zien, na het be
ginsel der Liefde doorgrond te hebben,
welke er de oefening en de maat van zijn.
Gij zult uwen naaste beminnen, zegt de
Zaligmaker, gelijk u zelven. Bewonde
renswaardige regel, Z. B. B., die zoo
redelijk als vruchtbaar is. Onze naaste is
even als wij het kind van God. Zijne
natuur, zijne bestemming zijn de onze.
De rechten welke er uit voortspruiten
zijn hem met ons gemeen. Wat ons lijden
doet, doet hem lijden. Wat ons gelukkig
maakt, maakt hem gelukkig. Ik moet
hem dus behandelen, gelijk men mij be
handelen moet. En hoe wel zal hij zich
van dien regel bevinden Ach hij zal
niet meer klagen, zoo wij dien regel
volgen, van niet bemind te worden. Wij
beminnen ons eigen maar al te veel,
helaasDe eigenliefde is als de grond
onzer bedorvene natuur en het beletsel
der Liefde. Maar nu wordt zij hare mede
werkster, vermits zij er voortaan de
maat van wezen zal. Ja, bewonderens
waardige regel, Z. B. B., welke wij nooit
genoeg zouden kunnen doorgrondèn.
Ik moet den naaste beminnen gelijk
mij zelven. Ik mag hem dus geen kwaad
doen nog wenschen dat ik zelf met rede
niet zou willen lijden. Hier is geenc spraak
van het schenden zijner eigenlijke rech
ten. Zijn leven, zijne gezondheid, de ge
heelheid zijnor ledematen, de heiligheid
zijner haarstede, zijner goederen, zijne
eer en faam staan onder de bescherming
der reehtveerdighcid. De Liefde is de vol
trekking der rechtveerdigheid, die haar
voorgaat. I-Iare werking strekt veel ver
der. Enkele gevoelens koesteren van min
achting of afkeer, die aan anderen mede-
deelen. op eene kwetsende wijze spreken
of handelen, de gewone betuigingen der
kristelijke welwillendheid weigeren
dal alles is haar tegenstrijdig. Over dat
alles zou ik met rede klagen, indien ik
het lijden moest, dat alles is mij dus ver
boden. Denken wij er genoeg aan, Z. B.
B., en komt een ernstig onderzoek van
geweten hier niet van pas
Ik moet den naaste beminnen gelijk
mij zelven. Ik zal hem dus, even als aan
mij zelven, alle geluk wenschen. Ik zal
hom ook, zooveel ik kan al de voordeelen
verschaffen welke ik hem met rede zou
mogen vragen, indien wy in elkanders
plaats waren. Ik zeg met rede. Ieder
mensch inderdaad is door de Voorzienig
heid aangesteld als de eerste bewaarder
zijner persoonlijke belangen. Het is dus
redelijk dat hij ze eerst en vooral beher-
tige. Het welzijn van den mensch en der
samenleving vereischen dat. Maar de
Liefde legt hem den plicht op de belan
gen zijns naasten te bevorderon telkens
hij het kan zonder de zijne te krenken.
Het is door de lichaamlijke en geeste
lijke werken van bermhertigheid dat hij
dien plicht vervult. De eerste voorzien is
de lichamelijke noodwendigheden. Zij
komen, mag men zeggen, uit op de aal
moes, waarvan zij. volgens de verschei
denheid van tijden en plaatsen, de ver
schillende vormen zijn.
Maar tot hoever, vraagt men dikwijls,
de verplichting der aalmoes Wij kunnen
hier, Z. B. B., die vraag metal de nauw
keurigheid der godgeleerdheid niet beant
woorden. Het is ten andere zeer moeilijk
diensaangaande algemeeneen vaste rege
len te geven. Wij zullen Ons bepalen bij
deze sinds altijd onophoudende leering
der Kerk, dat wij veel min de bezitters
zyn dan de bewaarders van onze goede
ren. Rijken, gy zijt de schatbewaarders
van God, die de armen aan uwe zorgen
heeft toevertrouwd. Uw overvloed is hun
aandeel. Ziedaar het door de Voorzienig
heid geschikte tegenwicht van het onver
mijdelijk verschil van fortuin. Maakt dus
gebruik, gij moogt het, van uwe rijk
dommen om volgens uwen stand te leven.
Het verschil der standen vloeit uit de
natuur zelf der zaken, en God kan niet
anders dan het bekrachtigen. Zorgt ook,
gij moogt het nog, voor de toekomst
uwer kinderen. Het is de strenge plicht
der ouders. Maar vergeet niet dat gij die
twee dingen niet te ver moogt drijven.
Anders zou er geen overvloed meer zijn
en het plan der Voorzienigheid ware
gemist.
Wilt gij, te dien opzichte, den geest
van het Christianismus kennen Aan
schouwt de beginnende Kerk. Ge weet
het, Z B. B., de goederen waren er ia
gemeenschap. Men kende noch armen
noch rijken. Allen waren broeders, allen
vermengd in eene gemeenzame gelijkheid
voor Christus. Zeker dat die toestand
maar van korten duur kon zijn. Met de
vermenigvuldiging der geloovigen en de
verspreiding van Christus' leer moest hij
noodzakelijk ophouden. Maar God heeft
gewild dat dit ideaal altijd verwezentlijkt
bleve in het kloosterleven, om ons te
herinneren dat, willen wij onzen familie
geest behouden, wij altyd naar een ander
slach van goederengemeenzaamheid moe
ten trachten, dank aan dewelke de over
vloed der eenen den anderen tot het noo-
dige diene. Dat zegt genoeg dat die ge
schonken overvloed toch van een zeker
belang moet zijn. Maar is het wel noodig
hierop aan te dringen Raadplegen wy
ons geloof en ons hart. 't Is God, 't is
Jesus-Christus, die uit onze aalmoezen
voordeelen trekken. Mogen wij vrekkig
zijn
Maar er zijn ook geestelijke werken
van bermhertigheid. Het zijn de belang
rijkste. Zij overtreffen de eerste zooveel
als de ziel het lichaam, en de eeuwigheid
den tijd te boven gaan.
Dikwijls nochtans zijn zij de gemakke
lijkste. De naaste helpen met onze raad
gevingen en onze gebeden, hem troosten
en aanmoedigen in zijne beproevingen,
hem trachten weer te brengen tot God en
plicht, met geduld en vergiffenis den haat
en de onrechtveerdigheid verdragen, kan
iedereen dat niet Hoe dikwijls gebeurt
het niet dat wij onmachtig zijn de won
den des lichaams te verplegen en nochtans
die der ziel kunnen lieden Een woord,
een gebaar, een glimlach is soms vol
doende. Erbarming, Z B. B.. met de
lichamelijke smarten Wat is het gebrek
aan brood benevens honger en dorst naar
een vriendelijk woord Geven wij dat
woord Kan men armer en meer te be
klagen zijn dan de zondaar Het ver
dwaald schaap is in gevaar door den wolf
verscheurd te wordennemen wij het op
onze schouderen, dragen wij het naar den
schaapstal weder De verloren zoon is
tot op den boord van zijn ongeluk afge
dwaald reiken wij hem de hand toe,
nrongen wij hem naar het huis en inde
armen zijns vaders terug
Wij zijn gelukkig, Z. B. B., in al de
plaatsen van Ons godsdienstig bisdom
menige werken, onder de weldoende stra
len der christelijke liefde te zien groeien
en bloeien, die lichaam en ziel tegelijk
voordeelig zijn. Armen en zieken worden
bezorgd en getroostweezen en ouder
lingen gehorberg en verzorgd kindsch-
heid en jeugd worden onderwezen, be
schermd en tot volherding gesteund
maatschappijen van onderlingen bijstand
en lijfrentkassen worden vermenigvul
digd. Wij loven en danken God er over
en Wij nemen deze gelegenheid te baat
om hier openbaarlijk Onze diepe en vurige
dankbaarheid uit te drukken aan allen
die er zich met zooveel edelmoedigheid
als welslagen op toeleggen. Al die wer
ken liggen Ons even nauw aan het hert en
Wij kunnen ze allen, zooveel zij zijn,
niet genoeg aanbevelen aan de geldelijke
en persoonlijke medewerking Onzer dio-
cesanen. Er zijn er nochtans eenige, die
aan dc tegenwoordige omstandigheden
een buitengewoon belang ontleenen, en
dus eene bijzondere melding vereischen
onze scholen, onze patroonschappen, al
onze inrichtingen die voor doel hebben
rechtstreeks de godsdienstige en maat
schappelijke belangen te verdedigen en
vooruit te zetten. Hier geldt het dringend
alle lichamelijk en geestelijk welzijn. De
Kerk en de maatschappij doorworstelen
eene vreeselijke crisis. Zij zullen er zege
vierend uitkomen, indien die werken hun-
non zaligen invloed blijven uitbreiden»