DES MOORDENAARS voor de Vasten. Woelingen voor Z. A.S. Overlijden. g£ Gustaaf-Petrus Bosteels Van tak op tak- Z gen door de ordeminnende menschen af gekeurd en slechts toegejuicht door haat- a volle zielen, gelijk de groene chefs en I kerels met gaten in hun leerzen, die alles maar bijtreden in 't wolk zij 't middel zien orn zich te wreken of de hoop van in I troebel waterken te kunnen visschen. Immers de menschen redeneeren De roode en groene socialisten en zekere j blauwen roepen gedurig dat de meerder- heid des volks het Z. A. S. wil. Maar als de meerderheid des volks waarlijk het Z. A. S- wil waarom dan de kiezingen van Mei niet afgewacht wan- neer die meerderheid haren wil uitdruk- ken kan Waarom geen drij maanden gewacht, in plaats van woelingen of re- volutie te verwekken die niet anders dan be schadelijk kunnen zijn aan handel en nij- d£ verheid, aan de algemeenc welvaart Ze i zullen dan het Z. A. S. hebben zonder f botsingen als ze toch de meerderheid uit- maken. 01 Zoo redeneeren alle rustminnende va- w' derlanders. w' 't Is in den naam der stoffelijke belangen dat men het volk trócht te verleiden. Toonen wij aan het volk dat de godsdienst zoowel de beloften heeft van den tijd als van de eeuwigheid. Laatons aan de vólkskinderen een onderwijs en eene op voeding geven, die ze voor den levenstijd wel wapenen voorzien wij alleszins van het noodige de werkende jeugd steunen wij al de instellingen welke de opbeuring der lagere klas zullen te wege brengen en niets hebben wjj van de toekomst te vreezen. Het hedendaagsche tempeest zal, even als zoovele andere, over gaan en de eeuwenoude Christenboom zal in kracht gewonnen hebben Overigens willen Wij hier aanstonds bijvoegen dat de opbeuring der lagere klas tenemaal overeenkomt met den geest van het Evangelie. Indien het God is, onzen Vader, Jesus-Christus, onzen Broe der, die wij in den naaste beminnen in dien wij waarlijk onzen naasten gelijk ons zeiven beminnen, dan zullen wij ge lukkig zijn aan allen zonder onderschei ding, zooveel welstand en achting moge lijk, te verschaffen. Hoe meer de maat schappij als eene moeder zal zijn voor al hare kinderen, hoe christelijker zij zal wezen. Zeker is het eene alleruitzinnigste hersenschim aan iedereen dezelfde plaats te geven aan het levensmaal. Maar het is geen hersenschim te willen dat eenieder er plaats vinde, wel te verstaan volgens zijnen rang. Men heeft gezegd dat elke dwaalleer eenige waarheid bevat, 't Is die gedeeltelijke waarheid welke onze groote en heilige Paus heeft doen op merken in de hedendaagsche dwaalleer, wanneer hij met buitengewone rucht baarheid zijnen onsterfelijken wereld- brief over den Toestand der Werklieden heeft uitgegeven. Hij heeft die terug geëischt voor het Evangelie; hij heeft ze voor alle oogen op den kandelaar der Kerk doen schitteren.'Men kan het niet genoeg herhalen. De opbeuring der klei nen en der armen is een allerchrislelijksl gedacht. Wachten wij ons wel het ons te laten ontvreemden. De kreetMisereor super turbam, met de menigte heb Ik medelijden, zal steeds de kreet der Kerk, evenals die van haren goddelijken Stich ter, blijven. Daarom ook zal het volk altoos tot de Kerk terugkeeren. Eenigen tijd kan het zich wel laten verleiden. Het zou wel eens beginnen te gelooven aan de komst van eenen nieuwen Messias. Maar vroeg of laat herneemt de waarheid toch altijd haar recht. Het teleurgestelde volk her kent zijne dwali! g het komt tot Jesus- Christus weder, het zegt Hem, gelijk eer tijds Petrus Heer, tot wien zouden wij gaan Gij hebt het woord des levens. Twee beginselen zijn in strijd, de Liefde en do ikzucht. Tegen de christelijke, be schaving, die door de Liefde bezield is, komt het Materialismus op, dat uit de ikzucht ontstaat. De nieuwgezinden, wel is waar, beroepen zich op de wederzijd- sche belangen, maar om des te beter eigenbelang te doen zegenpralen. De uit slag van den strijd is niet twijfelachtig. Het Christianismus heeft reeds zijne proe ven doorstaan. Het heeft ongetwijfeld niet alles gegeven wat men er van ver wachten kon. Maar dat is niet bij gebrek aan macht en vruchtbaarheid, 't Is dat men zijne werking belemmert't is dat zij een zoo hardnekkigen tegenstand vindt in onze bcdorvene natuur, waarvan de ikzucht, Wij hebben het reeds gezegd, juist den grond uitmaakt. Wij staan hier voor het eeuwig geheim der menschelijke vrijheid, welke maar al te dikwijls het reddingsmiddel verstoet. Maar onder al dat worstelen zet de Liefde hare werking immer voort. Zij is gelijk aan de gist waarvan het Evangelie spreekt en die het gansche deeg doet opgaan. Prachtig is haar werk, schitterend is de uitslag. Zij is als de zon der zedelijke wereld. Kwame die zon uit te gaan dan zou men weten wat men verloren heeft. Niet te min, er zijn ongeduldigen, ondankbaren gekomen, die aan de Kerk verweten heb ben onmachtig te zijn. Hetgeen men u niet gewillig gegeven heeft, zeggen zij aan het volk, dat zal het geweld veroveren. Afgunst, haat en geweld hitsen zij op. En zoo laten zy de ikzucht los. Maar eens dat de ikzucht los is gelaten, waar zal zij blijven stilstaan Nooit wordt zij straffe loos ontketend. De klassenstrijd brengt noodlottig den menschenstrijd teweeg. Gewoon tegen alles wat boven haar is op te willen, zal de ikzucht wat rond haar is insgelijks aanvallen. Al wie met dezen uit het volk die verleid zijn in be trekking is, bemerkt het met angst en schrik. Tusschen de werklieden zelfs heerscheu nu haat en nijd. Van hen mag letterlijk gezegd worden de menscli is een wolf voor den meusch. Zoo ware het ook in gansch de maatschappij, kwamen de nieuwe gedachten er te overheerschen. De ikzucht kan niets stichten zij kan slechts afbreken. Op de ikzucht bouwen is niet alleenlijk op het zand bouwen 't is bouwen op eenen vuurkolk. De uitbers- ting zal zich niet laten wachten. Het kan niet anders of het huis zal weldra over zijne inwoners instorten. De Liefde zal het laatste woord hebben en het Christianismus met haar. Ver baasten wij, Z. B. B., dien zegepraal Ziet hoe zij eikanderen beminnen, riepen de Joden en de Heidenen uit bij het schouwspel der Liefde welke van de eerste christenen slechts één hert en ééne ziel maakte! En in groot getal gingen zij zich bij hen aansluiten. De Liefde heeft den weg der waarheid gebaand, zij is de voor bode geweest van het Evangelie. Zij over wint alles, niets kan haar wederstaan. De Liefde is God zelf aan 't werk. Hij alleen kan in ons hert de eigenliefde bedwingen Dat worden de menschen wel gewaar. Zij beredeneren dat wel altijd niet maar zij hebben het innig gevoelen dat een Gods dienst van Liefde geen menschelijke Godsdienst is. Zooveel verkleefdheid, zeggen zij, zooveel zelfsopoffering, zoo veel heldenmoed kan van den mcnsch niet komen. Deus ecce Deus God is daar En de wederspannigsten zelf zijn ver overd. Dezelfde oorzaak zal steeds hetzelfde uitwerksel hebben. Wat men in de eerste eeuw gezien heeft, dat heeft men gezien in alle eeuwen. De twintigste eeuw zal het op hare beurt zien. De menschen zijn niet veranderd en de Liefde niet verkoeld. Mijne broeders, zeggen Wij u met den H. Joannes, beminnen wij niet met woorden en met de tong, maar wel in daden en waarheid. Dat elkeen zie wat hij dan kan, dat hij edelmoedig de hand aan het werk s'a, dat de Liefde midden ons als meesteres heersche De afge- dwaalden zullen in groot getal terug komen de geschiedenis zal eene nieuwe zegepraal der Kerk aanstippen en de twintigste eeuw zal aan Christus zijn. Na hetgeen Wij gezegd hebben van den heilzamen invloed der Liefde en van de gezegende vruchten die zij draagt op de aarde en in het tegenwoordig leven, moe ten Wij nog in korte woorden u zeggen, Z. B. B hoe zij ons het eeuwig geluk verzekert in den Hemel. Men heeft het u dikwijls doen bemer ken, en men kan er niet genoeg op steunen, dat het aan het oefenen der Liefde meer dan van welke andere deugd ook is dat de Zaligmaker het hemelsch geluk heeft gehecht. Herinnert u,Z. B B. hoe Hij ons het laatste oordeel voorstelt en wat vonnis 1-Iij er zal strijken Komt. de gebenedijden mijns Vaders, zal Hij zeggen tot dezen die aan zijne rechterzijde zullen staan, bezit het koninkrijk, dat voor u bereid is van de grondvesting der wereld af. Want ik had honger, en gij gaaft mij te eten ik had dorst, en gij gaaft mij te drinken ik was een vrcein deling en gij naamt mij op: ik was naakt, en gij bedektet mijkrank en gij bezocht mij ik was in de gevangenis, en gij kwaamt tot mij... Voorwaar, zeg ik u zooveel gij dit aan één van deze mijne geringste broeders gedaan hebt, deedt gij het aan mij. Is het niet te verwonderen, Z B. B., van den oppersten Rechter slechts eenige werken van liefdadigheid te hooren noemen als oorzaak van het eeuwig geh.k zijner uitverkorenen Hij spreekt met als van deze werken, deze werken alleen looft hij, hij doet er alles van afhangen, de hemel en de hel. Waar om, Z- B- B.. Ontslaan die werken ons van de andere geboden Neen, maar zij behelzen of veronderstellen er het vol brengen van. Ontslaat de liefde tot den evenmensch ons van de liefde tot God Neen, maar de liefde tot den evenmensch, gij hebt het begrepen, zal maar waar en rechtzinnig zijn indien ze uit die bron afdaalt. Zal de hemel het loon niet zijn der andere ehristene deugden Hij zal het wezen, twijfelt er geenszins aan maar daar de Liefde de Koningin is der deug den, is het billijk dat op den laatsten dag, zij haar allen vertegenwoordige. Er zijn nog andere reden waarom de Zaligmaker, op dien plechtigen stond, alléén van do werken van bermhertigheid spreekt. De bermhertigheid. het redmiddel zijnde van alle zonden, volgens dit woord: Doet de almoes en alles zal voor u zuiver zijn, zoo zijn ook allo zonden om zoo te zeggen besloten in het gebrek aan berm hertigheid en dusvolgens, hetgeen den zondaar ten laatste in zijn verderf stoot, hetgeen hem eindelijk tot de hel veroor deelt, is, van door het verzuimen der werken van bermhertigheid, het genees middel zijner kwaal te hebben verstoeten. Dit is niet alles, Z. B. B., daar het eeuwig rijk waarvan de Zaligmaker, op den laatsten dag zijne uitverkorenen zal in bezit stellen, ons uit bermhertigheid aangeboden wordt, zoo is het billijk dat die overgroote hermhertigheid van God ons geschonken worde ten prijze van de bermhertigheid welke wij zeiven zullen uitgeoefend hebben, gelijk het geschreven staat Zalig zijn de bermhertigen want zij zullen bermhertigheid verwerven. Eindelijk, aangezien voor ons de berm- hertigheden Gods boven al zijne werken uitschijnen, zoo behoort het dat het met de bermhertigheden van den mensch ook weze, en dat zij, in het laatste oordeel, geloofd worden als de uitmunlendste zijner werken, en als deze die ons met God de meeste gelijkenis geven Weest bennhertig, zegt de Rechter zelf, gelijk uw Vader bennhertig is. Danken wij God, Z. B B.. dat Hij ons in de Liefde en in de werken die zij doet ontstaan, dit weergaloos middel van zalig heid heeft gegeven Laat ons het naar waarde schatten en er alle nut uit trek ken 1 SCHIKKING KW Ingevolge de bijzondere macht welke Wij van den Heiligen Stoel ontvangen hebben, vergunnen Wij. gedurende de aanstaande Vasten, de volgende dispensa tion of toelatingen I. Het is toegelaten boter en zuivel te gebruiken alle dagen van de Vasten, II. Het is toegelaten eieren te eten alle dagen, uitgenomen op Asch Woensdag en Góeden-Vrijdag. Degenen die verplicht zijn te vasten, mogen buiten de Zondagen, maar eenmaal daags eieren eten, te weten op den voornaamsten maaltijd, en niet op de collatie en zulks moeten zij ook onderhouden op de andere vastendagen van het jaar. Op al de dagen van de Vas ten, is het toegelaten eieren te gebruiken tot liet bereiden van andere spijzen. III. Wij staan het gebruik van vleesch toe. op den Zondag, Maandag, Dinsdag, Donderdag en Zaterdag van iedere week, uitgenomen op den Zaterdag van Quater temper (22 Februarif en den Zaterdag der Goede Week. Degenen die vorplicht zijn te vasten, mogen buiten de Zondagen, maar eenmaal daags vleesch eten, te we ten, op den voornaamsten maaltijd, en niet op de collatie en dit geldt ook voor vlocschsoep en jeugd. IV. Hel is verboden, zelfs aan degenen die mogen vleesch eten, vleesch en visch te eten op één en denzelfden maaltijd, niet alle dagen van de veertigdaagsche Vasten, de Zondagen inbegrepen, maar ook alle andere vastendagen van het jaar. V. Men is verplicht drijmaal te lezen den Vaderons en den Wees-gegroet, en eens de akten van Geloof, Hoop, Liefde en Berouw if.deren dag dat men van bovengemelde dispensatie van vleesch te eten, gebruik zal maken. Men zal zich nogtans van deze ver plichting kunnen ontslaan, met eene aal moes, ieder volgens zijne middelen en godvruchtigheid, in den offerblok van den Vasten te storten. Deze aalmoes, die verplichtend is voor allen die de voorge- schrevene gebeden niet onderhouden, zal tot goede werken besteed worden, vol gens nis advies en de gebruiken van dit Bisdom. VI. Aan de militairen van allen graad, aan hunne huisvrouwen, kinderen en dienstboden, alsook aan de andere perso nen die dadelijk in militairen dienst zijn, staan wij het gebruik van vleesch toe op alle dagen van het jaar, uitgenomen op Goeden Vrijdag. Met de militairen stellen wij gelijk de gendarmen, de douaniers, de commissa rissen en bedienden van politie die in werkelijken dienst zijn de bedienden welke in dienst zijn op de treinen van den ijzerenweg en op de trams, alsmede de in dienst zijnde postboden en bedienden der accijnsen. VII. Wij meenen aan de goloovigen vans Ons Bisdom wederom te moeten her inneren, dat de Vastendagen, buiten de veertigdaagsche Vasten, zijn de Woens dagen Vrijdagen en Zaterdagen van Qua tertemper de Vigiliedagen vóór Sinksen, vóór de plechtigheid van de HH. Petrus en Paulus, vóór Onze-Lieve-Vrouw He melvaart, Allerheiligen en Kerstmis en dan nog, dal het al de Vrijdagen van hei jaar verboden is vleesch te eten, behalve den Vrijdag, waarop Kerstmis zou vallen. VIII. Ingezien de tijdsomstandigheden, en ingevolge de bijzondere macht, Ons verleend door Zijne Heiligheid den Paus van Rome, laten Wij toe aan al Onze dio- cesanen, dit jaar, vleesch te eten, zelfs meermalen daags, op Sint-Marcusdag en op de Kruisdagen. Om dezelfde beweegredenen en inge volge dezelfde macht, vergunnen Wij ins gelijks aan al Onze diocesanen, tot aan de Vasten van het toekomend jaar, vleesch te eten, zelfs meermalen daags, op al de Zaterdagen van het jaar die geene vastendagen zijn. Ten einde te voldoen aan het verlangen van den H. Vader, moeten wij de goloo vigen die van deze toelating zouden ge bruik maken, aanwakkeren om daarvoor andere goede werken te doen, en bijzon derlijk het gebod van het vasten en van het vleeschderven stiptelijk te onderhou den. IX. Wij laten toe, gebruik te maken van afgesmolten vet in plaats van boter alle dagen van het jaar, behalve op Asch- Woensdag en Goeden Vrijdag. Deze Herderlijke Brief en schikkingen voor de Vasten zullen van den predik stoel afgelezen worden in de kerken, openbare kapellen, geestelijke gemeenten en colleges van ons bisdom. Zij zullen daar gedurende geheel de Vasten, volgens gewoonte, te lezen hangen. Gegeven te Gent, onder Onze handtee- kening, Onzen zegel en de tegenteeliening van Onzen Secretaris, den 3 Februari 1902. t ANTONIUS, Bisschop van Gent. Op bevel van Zijne Hoogweerdigheid den Bisschop, A. De Meester. Kan. Secret. Gister dijnsdag zijn te Brussel de woe lingen begonnen door gezel Vandervelde, kamerlid, op eene meetingaangekondigd. De overheden met de bewaking der open bare rustgelast, hadden dan ook de noodige maatregelen genomen. De speciale korp sen en linietroepon der Burgerwacht waren opgeroepen en hebben het onzijdig gebied afgezet. Een aantal socialisten, 1.50 volgens Le XX® SiÈci.E - en 200 volgens u Le Patriote met de roode vod aan 't hoofd, de Marseillaise en andere revolution- naire geroepen huilende, poogden op het onzijdig gebied te dringen doch werden door de Politie en de Burgerwacht terug gedreven, 't Waren meestal snotneuzen en oud veroordeelden. Hiér en daar had eene schermutseling plaats. In de straten die naar 't onzijdig gebied lijden en die bewaakt werden door een enkel politie agent viel men hem aan en mishandelde hem. 150 a 200 man tegen een enkel ayent, wat moedige jantjes toch Ver scheidene agenten zijn verwond gewor den. De roode bende is dan eindelijk al zingend en huilend naar 't volkshuis afge zakt alwaar eene meeting werd gehouden. Des avonds heerschte er geene andere woeling dan deze door de vastenavond zotten verwekt. De Burgewachten zijn in 't algemeen verbitterd tegen de roode manifestanten die de schuld zijn dat ze in dienst zijn ge roepen geworden en zij zoo, niet alleen aan hunne handelszaken en bezigheden worden ontrokken, maar ook de viering van den vastenavond missen.Talrijke Bur gerwachten hebben zich aangeboden om dienst te doen zonder dat ze werden op geroepen. Algemeen worden die roode betoogin- DE ZOOIV naar het Engelsch. 61,u vervolg. Joe voelde rijn hart bijna etilataan, toen de policieagent hem aldus aansprak; hij begreep dat ontkennen nutteloos en dat de tyd geko men was dat ofwel hy. ofwel zijn vader moest lijden; hy gaf derhalve neen antwoord, maar volgde atil den agent, die hem den arm vast hield en een rytuig bestelde. Hij gebood Joa in ts stijgen en volgde hem, terwyl hij den koetsier beval naar het policieboreel te rijden. XXXIII. Zoodra de onderzoeksrechter van den agent vernam, wie door hem gevangen genomen was, waarschuwde hij eerst onzen vriend, dat bij beter zon doen met alles te verzwijgen, wat hem iu moeilijkheden zon kunnen bren gen an vroeg hem toen, ofzyu naam Joseph Roshbrook was. Job antwoordde dat dit zoo was. Hebt gij iets te zeggen wat mij zon knnnen beletten n wegens beschuldiging van moord in de gevangenis te zetten vroeg de rechter. Niets, dan dat ik onschuldig ben, sprak Joe. Ik heb al sedert zeven jaren een bevel van aanhonding tegen hem. maar hij ont snapte mij toen, bemerkte de agent. Hij waa toen nog maar een joDgen. Hij moet nog maar een kind zijn ge weest, te oordeelen naar zijn tegenwoordig niterlijk, bemerkte de rechter, terwijl hij het aanhoudingsmandaat schreef. Ik herinner mij de zaak zeer wel. De agent ontving het mandaat en binnen een half unr was Joa opgesloten tnsscben achnrken van allerlei soort. Zijn bloed ver stijfde toen hij zich binnen die dikke mnren zag opgesloten, en zoodra de cipier hem ver laten had, huiverde hij en bedekte zijn gelaat met de handen. Zijn grootste smart was, wel is waar, de overtuiging zijner onschuld, maar sla hij zich te binnen bracht, hoe gelukkig ei: voorspoe dig hij in den laatsten tijd geweest waa, als hij aan Emma en aan al die achoone vooruit zichten en bljjde verwaentingen dacht, die na ten gronde lagen, is het niet te verwonderen dat bij voor het oogenblik in zijne stille een zaamheid in tranen losbrak. Aan wie zon hij kennis geven van zijnen toestand Helaas, het zon spoedig bekend wezen en zon niet iedereen, zelfs Emma, terugdeinzen voor eenen gewaanden moorde naar Neen, één waa er, die dit niet zon doen, ééne, op wier trouw hij kon rokenen Mary zou hem niet verlateD, zelfs nu niet hij zon haar schrijven en haar zijnen toestand mededeelen. Toen Job eenmaal dit plan gevormd had, vroeg bij papier en inkt aan den cipier, toen deze een paar uren later in zijne cel kwam zien. Hi) Bchreef aau Mary, verhaalde haar in eenige woorden het geval en dat hij den volgenden morgen naar Exeter zon overge bracht worden om zijn geding af te wachten. Hij verzocht baar, zoo het mogelijk was. hem daar te komen bezoeken. Hij gaf den cipier een gnintje. met verzoek den blief te willen bezorgen. Ik zal er voor zorgen, jonge heer, ant woordde de man. Weet gij wel, dat nw geval een der vreemdste is, welke ooit tot mijne kennis gekomen zyn vervolgde bij; wij heb ben er onder elkander over gesproken het eerste bevel tot uwe aanhondiug was reels ■neer dan acht jaren geleden gemaakt, en, als men n aanziet, zou men zeggen dat gij niet onder zijt dan zeventien of achttien. Ik ben nochtans onder, antwoordde Joa; ik ben twee en twintig. Dan zeg dit aan niemand anders, en ik wil 'iet vergeten. Bedenk dat jeugd veel af doet in het gerechtshof zij zullen zien dat gij nog een kind waart, toen de moord is ge pleegd want ik veronderstel uit de getui genis dat hieraan niet valt te twijfelen en uw hals is er niet mede gemoeid, daar kunt ge zeker van zijn. Ge zult over het water moeten, dat is alles. Mary ontving den brief reals den volgen den dag en waa vol wanhoop over deszelfs in bond. Zy zat er nog over te weenen, terwijl haar werk op den grond gevallen was, toen lady Austin de kamer binnentrad. Wat scheelt er aan, Mary vroeg zij. Ik heb eenen brief van mijnen broeder gekregen mevrouw, antwoordde Mary. Hij is in de diepste ellende en ik verzoek n onmid- deiyk naar hem toe te mogen gaan. Uw broeder, Mary In welke moeilijk heid beviudt hij zich Mary antwoordde niet, maar begon luider te weenen. Als nw broeder in nood is, zal ik u ze kerlijk niet weigeren naar hem toe te gaan gij moet rnjj ten minste vertellen wat het ia, hoe zon ik n anders kunnen helpen of goeden langdurige ziekelijkheid in den nog jeug- ee digen ouderdom van 51 jaren, godvruchtig jn overleden den heer da Oudrechter-plaatsvervangeraan de Recht- st: bank van Koophandel onzer stad, Voor- zilter der catholieke Sterrekensvrienden. m. De heer Bosteels was een man van st; vrome ehristene overtuiging, een moedige ve kampioen voor de catholieke zaak ook f mogen wij te recht zijn zoo vroegtijdig 1 de afsterven als een waar verlies en, zeggen va wij het, als een bijna onherstelbaar ver- te lies aanschouwen. Talrijke diensten be- wees hij, onder alle opzichten, aan de I leden der Sterrekensvrienden en meer anderen zij die in nood verkeerden ver- lieten hem nooit ongetroost en daarom 111 ook wordt zijn afsterven algemeen be- weend. In het privaat leven was de eerzame 1*.10 overleden een waar toonbeeld van chris- teiie echtgenoot en vader en een toegene- 1 01 gen vriend voor zijne familieleden, heken- w den en werklieden. Laat ons hopen dat hij reeds van den Allerhoogste de bclooning heeft ontvan- le gen voorbehouden aan hen welke, hier op aarde, een christen en deugdrijk leven i hebben geleid. Moge die troostvolle hoop het hartzeer verzachten zijner naastbe- staanden. De plechtige Lijkdienst gevolgd van de 20 Begrafenis zal gecelebreerd worden ter St-Marlinuskerk morgen Donderdag 13 Februari om 10 uren. Vergadering ten zil sterf huize om 9 3/4 uren. dn EENE GOÉDE OPMERKING. M. J? Arthur Verhaegen heeft in zijne redevoe- ring ter Volkskamer eene goede opmer- ge king gemaakt, die nogmaals aantoont hoe i logiek do socialisten zijn in hunne eischen. f m De socialisten van Gent namelijk, heb- j hen in hunne coöperatieven geen stem-j rQ recht, indien zij geene bijdrage betalen j ta van fr. 1.25 en een vast recht van 10 fr. w Daar houden zij dus het zuiver alge- or meen stemrecht huiten. Maar waar het1 Staatszaken geldt, ho, dan moet iedereen j meestemmen De oorzaak is dat zij in de coöperatie-1 ven baas zijn en in de Staatszaken nog met. I Eens dat zij daar meesier zijn, zullen zij liet A. S. ook wel afschaffen, juist V gelijk in coöperatieven. m DE VROUWEN VAN FRANKRIJK. - ai De vrouwen van Frankrijk, de ehristene 11( vrouwen, zijn nu ook voor goed in het m strijdperk getreden, zij gaan het hunne j Z( bijdragen om socialism en ontchristening te bestrijden en het vaderland te redden. Een oproep is gedaan geworden tot de di Fransche damen, en die oproep is kort en e< krachtig en vol beteekenis. b De vrouwen die den oproep ondertee- zt kenden zijn gravin de la Rochefoucauld, te gravin de Chabrillan, priuses de Croy, 1 P: baronnes de laCaze.markgraviii deCroix, gravin de Dufort, gravin de Francque- j( ville, madame de la Bretonnière, gravinj. des Isnard en andere. z\ In dien oproep staat er te lezen .- e, Frankrijk doorworstelt slechte dagen. jj, raad geven Ia het zeer erg n - Hij zit in de gevangenis, mevrouw. g Voor schulden, deuk ik. Neen, mevrouw; beschuldigd van eenen moord, waaraan hij onschuldig is. g Eenen moord riep lady Austin en on- t< schuldig Waarom, wanneer en waar had deze moord plaats n Vele jaren geleden, toen hij nog maar S een kind was. Hoe vreemd dacht lady Austin, terwjjl a zij naar adem hijgend in eenen stoel zonk maar waar, Mary In Devonshire, mevrouw te Grassfnrd. g Lady Austin viel bewusteloos op den grond. Mary, ten uiterst verbaasd, ijlde haar ter hulp en gelukte er in, na eeDe poos, haar weder bij keunii te brengen en naar de sofa n te g'-leidon. Gedurende eenigen tijd bleef lady Austin met haar gelaat in de kussens ver borgen, terwijl Mary over haar leunde. Ein delijk zag lady Austin op, en met haar hoofd op Mary's arm leuneude, sprak zy op plech tigen toon Mary, bedrieg mij niet ik weet zeker, dat die jonge man nw broeder niet is. Ant woord mij. - Hij is mijn broeder niet, mevrouw, C maar ik bemin hem als zoodanig; antwoordde Mary. Wordt voortgezet*

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Denderbode | 1902 | | pagina 2