Donderdag 3 Juni 1902 5 centiemen per nummer 56ste Jaar 5681 Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan van de Stad en t Arrondissement van Aalst TE VREDE GODSDIENST HUISGEZIN- EIGENDOM VADERLAND, TAAL VRIJHEID HET PORTRET Weg met de kloosters De Meulenaars of Meikevers. Land- en Tuinbouw. DE DENDERBODE Dit blad verschijnt den Woensdag en Zaterdag van iedere week onder dagtee- kemng van den volgenden dag. De prijs ervan is tweemaal ter week voor de Stad 5 frankmet den Post verzonden 6 frank 's jaars, fr. 3-25 voor zes maanden fr. 1-75 voor drij maanden, voorop te 'betalen. - De inschrijving eindigt met 31 December. De onkosten der kwittantiën door de Post ont vangen zyn ten laste van den schuldenaar. Men schrijft in bij C. Van de Putte-Goossens, Korte Zoutstraat, N' 31, en in alle Postkantoren des Lands. CUIQUE SLUM. Per drukregel. Gewone 15 centiemenReklamen fr. 1-00Vonnissen op 3"e bladzijde 50 centiemen. Dikwijls te herhalen bekendmakingen bij accoord. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd. Heeren Nota rissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk tegen den dijnsdag en yrijdag in den voormiddag. Voor de advertentiën uit vreemde landen zich te wenden ten bureele van dit blad. Aalst, 4 Juni 1902. Gelukkig de mensch die te vrede is in den staat waarin de Voorzienigheid hem heeft geplaatst Gelukkig hij die vol geloof, vol hoop, vol liefde zijne blikken naar den hemel wendt, in de overtuiging dat deze aarde maar een ballingschap is, dat de bestem ming van den mensch hooger klimt dan dees tranendal. Maar driemaal gelukkig is de arbeider die het oor niet leent aan hen die hem door hunne dwaze leerstelsels en ijdele beloften verleiden willen, die de ontevre denheid in zijne ziel blazen, want een on tevreden arbeider is waarlijk een ongeluk kig schepsel. Dikwerf beeldt de arbeider zich in dat hij ongelukkig is. 't Is waarheid, niet altijd zijn de mid delen toereikend om vrouw en kinderen datgene te verschaffen wat zij behoeven. Maar wij vragen het Zullen geklaag en gemor over de bestaande toestanden in onze samenleving en namelijk over de ongelijke verdeeling der aardsche goe deren wel eenige beternis aanvoeren Hebben al de artikels, al de redevoe ringen van de roode en groene socialisten over dat onderwerp, wel ooit een half centje voordeel aan de arbeiders ge bracht En nu, is er steeds te vredenheid te vinden bij hen, die, rijkelijk van de aardsche goederen bedeeld, zich in over vloed kunnen baden Bij velen doet bezit van rijkdom, de zucht naar nog meer overvloed ontwaken. Zij zijn ontevreden Neen, 't is niet in de huizen der rijken, dat men de ware tevredenheid ontmoet. Neen, 't is niet bij hen die voor den dag van morgen niet te vreezen hebben, dat de ware rust des gemoeds te vinden is.... Hoe gelukkig de werkman die na vol brachte wekelijksche taak, met blij ge moed het eerlijk verdiende loon aan zijne gade afgeeft en in de oogen van haar en zijner kinders vreugde leest O zalig uurtje dat gesleten wordt aan den huiselijken haard welverdiende rust die de arbeider zich gunt na trouw vol brachte plicht Gij, liberalen, gij roode socialisten, gij, groene volksfoppers en andere volksver leiders, weet ge wat ge den arbeider ont neemt, gij die hem tegen God en meester, tegen wet en recht doet opstaan Gij ontrukt hem alles, èn zijn geloof èn zijnen God. En wat geeft gij hem in de plaats vo's're^it niets ten zij eenige holklinkende volzinnen. De arbeider vraagt liefde en gij ont ruktze hem ja, gij poogt de kiemen dier goddelijke deugd in zijne ziel te ver- dooven. Gij, blauwen, rooden en groenen, zijt de schuld dat zoovele arbeiders op onze dagen weerbarstig zijn, tegen wet en recht opstaandat velen geen gelooi meer stellen in eenen eeuwigen Rechter, dc be looning hierna verwerpen en geene liefde tot den Godsdienst meer bezitten. Gij hebt hem alles ontnomen wat den arme heeft het Geloof en de Hoop zijn alles voor den mensch. DOOR 8TRAN1IERO. Voor de Revolutie stond daar een fraai kasteel op die hoogte, sprak ik op de bouwvallen wijzend. Zijt gij daar toen ten tijde ooit ingeweest ik bedoel, toen het nog bewoond werd door zijne vroe gere heeren Daar zij geen antwoord gaf, voegde ik er hoffelijk bij Gij moet toen heel jong geweest zijn. Zoo jong, dat ik mij niets daarvan herinner, gromde zij norsch, en haar pak opnemend, ging zij mijn oom te gemoet. Ik slaagde niet beter bij den Abbé Lam bert, noch bij het landvolk, bij wie ik dienaangaande narichten trachtte in te winnen. Op zekeren dag echter, als ik inde schaduw voor de kerk stond, richtte een boerenjongen mijne aandacht op de olmen en zeide niet blijkbare voldoening Hebt gij ooit schooner boomen dan deze twee gezien, mijnheer Zoo recht slank en zoo vol bladeren Men heeft mij gezegd, dat zij in geheel Pro- En nu vrienden, willen wij krachtdadig meèwerken tot bestrijding der kwaal onzer tijden, tot heil en voorspoed onzer zoo beroerde samenleving, geven wij den arbeider LIEFDE en wij zullen weder liefde inoogsten. Ziet in den arbeider uwen medebroe der, mensch als gij, kind van God als g'j- Helpt hem, droogt de tranen af van hen die vveenen, versterkt dezen die lijden in ziekten en tegenspoed... Op die voorwaarden alleen zult ge onze kwijnende samenleving nieuwe levens krachten schenken dan zult ge zalven waar is geslagen, genezen waar is verwond geworden. Geachte lezers, gij begrijpt het de christelijke liefde alleen kan de samen leving hervormen en redden Een der strijdkreten van het verstandige liberalism vóór de kiezing zegt Het Han delsblad was Weg met de kloosters Het ideaal der mannen, die hun orde woord in de Logegaan halen, is natuurlijk wat er omgaat in Frankrijk. Het recht van vereenigingende vrijheid bestaan immers alleen voor de geuzen en voor de logebroeders Het land heeft de mannen van Weg met de kloosters een klinkend ant woord gegeven. Ha, heeft het kiezerskorps geantwoord aan die onverdraagzame kleppers, ha, gij wilt het land zuiveren van de kloosters, van die toevluchtsoorden, die openstaan vence, en zelfs nog veel verder, hun ge lijke niet hebben, n Zij schijnen niet heel oud te zijn, antwoordde ik, omhoog ziende naar de saamgevlochten takken, die daar boven een ondoordringbaar bladerendak vorm den. O, wat dat betreft, hernam de jongen, gij weet toch wel, hoeveel jaren er voorbij zijn, sedert die boomen geplant en gedoopt zijn. Gedoopt Wat meent gij was mijne vraag. Ja, mijnheer, gedoopt want die daar wordt mijnheer de Markies genoemd en deze mijnheer de Baron. En waarom, jongen vroeg ik weder. Ja, waarom, antwoordde hij schouderophalend, als wilde hij zeggen Wien kan dat nu iets schelen Ik heb nooit gehoord waarom het is zoo lang geleden, dat ik denk, dat nie mand dit weet. TWEEDE HOOFDSTUK. Een bezoek van een schoolmakker mijns ooms. Ik heb reeds gezegd, dat er in het salon van mijnen oom eene schilderij hing, die zonderling op mijne verbeel ding werkte. Zij bevond zich tegenover een ouden spiegel, welken het eigen was voor alle lijden en alle ellende ha, gij wilt hel land zuiveren van die scholen, waar duizenden en duizenden kinderen van onze geestelijken een solied christen onderwijs ontvangen ha, gij hebt het gemunt tegen onze kloosteizusters, tegen onze gasthuisnonnen, tegen onze priesters, tegen al die verkleefde vrienden der armen, der nedcrigen, der lijdenden en der onterfden. Welnu, mijnhceren, gij vergeet dat ontelbare familiën in ons land het als een eeretitel beschouwen, hunne zonen en dochters te hebben geschonken en aan God, voor den dienst der zieken en be- hoeftigen, in diezelfde kloosters, die gij wilt sluiten en verjagen. Gij vergeet dat de kloosters de beste apostels leveren voor heiwerk der bescha- ving, dat eens aan België de rijkste bezit ting uit Afrika zal geven. Het zijn onze zonen en dochters, die gij bedreigt met verbanning, welke gij wilt op de straat werpen, aan dewelke gij een recht wilt ontzeggen, door de grond wet gewaarborgd, kortom, die gij als paria's of misdadigers wilt stellen buiten de wet.,.. Wacht tot de kiezingen Welnu, het antwoord der bevolking zal de geuzen èn Logega^ten lang op de maag liggen. In steê van een ministerie van kleine Waldeck-Rousseau's zullen zij eene machtige catholieke regeering voor zich hebben en in steê van eene meerderheid van logeknechten eene compacte groep van 96 katholieke gekozenen. Papenvreten is een lastig tijdverdrijf, jongens die spijs verteert niet gemak kelijk en ge kent ook het spreekwoord Celui qui mange du Pape, en meurt De schoone Mei die, dit jaar, tot in de laatste dagen zooveel van haar heeft doen klagen, is ook nadeelig geweest voor de meulenaars of meikevers die nauwelijks sedert eenige dagen verschenen zijn. Die meikever draagt in de Vlaamsche streken menigvuldige namen zooals meikever, meulenaar en ook al, om het gerul of geronk dat hij al vliegen maakt rulle, ronker, averulle, averonker, eike- ronker, gelijk hij ook daarom in het Spaansch abejarron en in 't Deensch OLDENBORRE heet. De jongens, zegt Debo in zijn Idioti- kon, onderscheiden onder de meulenaars i° de bakkers die witte vlerken hebben, 20 de bakkerinnen, wier vlerken min of akelig groene kleur te geven aan de ongelukkige gezichten, die daarin weer kaatsten. Daar stonden op den schoor steen insgelijks sèvres-porseleinen kopjes versierd met boogjes en krulletjes, echte juweeltjes, waarin Marian onmeedoogend zwavelstokjes plaatste. Ik weet niet, hoe ik aan de gedachte kwam, dat de schil derij, de spiegel en de kopjes alle afkoms tig waren van hetzelfde huis, en dat de persoon, voorgesteld door de schilderij, dikwijls zichzelf aanschouwd had in den spiegel en met de koralen lippen de ran den dier aardige kopjes had aangeraakt. Toen dit eenmaal in mijnen geest vast stond, maakte eene brandende nieuws gierigheid om meer van die zaak te weten zich van mij meester en bouwde ik daarop alle mogelijke hersenschimmige, dwaze vermoedens, waard de bladzijden van een roman te vullen. Het zoude gemakkelijk genoeg geweest zijn, door mij rechtstreeks tot mijnen oom te wenden, de zaak op te helderen; doch ik kon het niet van mij verkrijgen hem daarover te spreken; zoo bang was ik om mijne onverklaarbare belangstel ling in deze aangelegenheid te verraden. Op zekeren dag evenwel als wij aan tafel zaten, kreeg ik eensklaps moed en, naar den spiegel ziende, riep ik met geveinsden lach uit Och, waarde oom, wat is dat toch een grappige spiegel Hij doet de ge^ meer wit zijn, 3° de koningen, die een weinig rood zijn, en 40 de zeeroovers, die geheel rood zijn. In tegenstelling met de andere kevers die gewoonlijk in een jaargetijde of hoogstens in een jaar geheel en al tot volkomene kevers ontwikkelen, heeft de meikever drie jaar noodig voor zijne ont wikkeling. Rond Mei komt de meulenaar als vol maakte kever uit de aarde gekropen en onmiddelijk begint de voorttecling. Het wijfken zoekt eenen lichten, droogen onbegroeiden en bezonnigden grond om hare eiers te leggen. De best gemeste lan den staan haar meest aan. Op eene diepte van omtrent twintig centimeters legt zij een twintigtal eiers nevens clkanderen, bedekt ze met aarde en herbegint wat ver der haar moederlijk werk. De eiers hebben de grootte van een kempzaad, zijn lang rond en geluwachtig wit. Na omtrent dertig dagen worden er worms uitgeboren die men masker of larve noemt zij blijven te zamen tot op het einde van den winter en leven met den mest en de rottende planten. Te lente, scheiden zij van een en blijven onder den grond tot einde Juli van het tweede jaar, zij booren gangen en leven met de wortels van allerlei planten en boomen. Hoe grooter zij worden hoe gulziger ook, en de schade die zij veroor zaken is zeer groot. Ondertusschen ver anderen zij ook meermalen van huid. Tegen den winter kruipen zij wederom dieper in den grond (40 tot 5o centime ters) om met de volgende lente wederom naar de wortels op te klimmen en hun vernielingswerk te herbeginnen. Als zij hunne volle grootte hebben, dat is na goed twee jaar, houden zij op van eten en kruipen dieper in den grond, waar zij een kamerken maken dat bestreken is met eene lilachtige stof dat uit hunnen mond vloeit. Daar veranderen zij in nymfen of poppen, blijven aldus drij of vier weken en worden eindelijk kevers maar zij zijn week en krachteloos en blijven nog om trent acht maanden in hun kamerken tot rond Februari, wanneer zij wederom hoogerop beginnen te kruipen. Die reize duurt omtrent twee maanden en intus- schentijd versterkt de kever en verharden de vlerken. In April of Mei tot in Juni komen de kevers te voorschijn en gaan aan 'l vliegen somtijds na eenen lang- durigen zomer ziet men eene tweede ver schijning in October. Een meikever kan van twee tot drie maanden leven zijne voeding vindt hij op de boomen maar zijne eetzucht is klein en de schade die hij veroorzaakt niet aanzienlijk. Na Mei en Juni ziet men er weinig: maar ook de kinderen en de vogels hebben er bij vrechten van kant gemaakt. Bovendien eens in Juni worden zij door de kinders zichten er uitzien als waren zij van groene was gemaakt. Maar het is niettemin een zeer fraai meubel, gaf Dom Gèrusac ten ant woord, de lijst is, zooals gij ziet, van ebbenhout, ingelegd met zilver en paar lemoer. Het is jammer, dat het bovenste gedeelte er ongelukkig afgeslagen is. Ik vermoed, dat het familiewapen met de dragers en het helmsieraad daarop gebei teld waren. Ik trof ze aan bij een uitdra ger te D., zoo ook de schilderij, die daar over hangt en deze Sèvres porceleinen kopjes, alles te midden van stukken oud ijzer. Dom Gèrusac had rondgekeken naar de zaken waarover hij sprak, en naar het portret wijzend, zeide hij En die lijst, Frederik, is ook fraai, vindt gij niet Dat portret, sprak ik met vuur, o, zonder twijfel Hemel, neen, het portret niet riep hij uit, het is half uitgewischt en heel slecht geschilderd maar de lijst is werkelijk zeer schoon. Ik denk er over ze eerstdaags te laten reinigen en op te knap pen en dan zal ik dc plaat aan Marian geven. Die kan ze dan in hare slaapkamer aan den muur spijkeren, naast de prent van den wandelenden Jood. Deze woorden deden mij huiveren echter waagde ik het niet mij het voor werp mijner romantieke vereering te maar weinig gezocht, doordien het valsch gedacht onder hen heerscht dat de meule naar alsdan venijnig wordt. Doordien de meikever drie jaar noodig heeft om geheel te ontwikkelen ziet men zelden dat zij in groote menigte twee jaren rekenwijs verschijnen. Als er een jaar veel meulenaars ge weest hebben dan duurt het gewoonlijk drie jaar vooraleer zij wederom in groote menigte verschijnen en alzoo gaat het voort van drie tot driejaar. Zooals wij hooger zeiden zoekt het meikeverinneken eenen zachten en wel omgeploegden of omgespitten grond om zijn eiertjes te leggen en zoo geschied het dat de meikevers meest te vinden zijn in de best bebouwde landstreken. De landbouwers helpen dus tot het vermenigvuldigen der meikevers, maar zij helpen er nog meer toe als zij de vogels helpen vernielen bijzonderlijk de mus schen die de ergste vijanden zijn van de meikevers. Het moorddadig musschenras. Oorlog aan hetzelve. Destijds be spraken wij de schaè welke de musch aan tuin-en landbouw, moesteelt, enz., be rokkent. Wij zegden dat de musch mag uitge roeid worden, daar zij veel meer schaè dan nut doet. Sommigen deelden niet ten volle onze meening. Reeds hebben vele jonge musschen het nest verlaten en de oude hebben al voor de tweede maal eieren. Een pijnlijk feit moesten wij bestatigen op het kasteel der Club Fraternel, tus- schen Borsbeek en Bouchout. Deze club, welke voor leus heeft Vermaak en liefda digheid, houdt daar haar zomerverblijf. De strijdzuchtige musschen schijnen deze leus niet te deelen, of anders gezegd, niet te willen verstaan, want ziehier wat gebeurd is De voorzitter, M. G. Van Thillo, had ter bescherming, in de hooge perenboo- men meezenhuisjes gehangen. Weldra zagen wij er de pimpel-en zwartekopmees in woning kiezen. Onze pimpelmees had reeds 12 jongs- kens en het verwekte lust.duizende keeren de oudjes te zien heen en weer vliegen, om hunne jongskens met insekten te spijzen. Dit konden de musschen niet lijden, dat vermaak, die liefde voor de oude en jongs vogeltjes, en ook voor kinderen en groote menschen, was te overdrevendaar moest door de musch paal en perk aan gesteld worden. Het koppel musschen was dan zoo boos dat zij de 12 jonskens, tusschen schenken. Ik besloot het lijdzaam aan te zien, dat het in de handen van Marian overging, in de hoop het zoo mogelijk van haar te koopen. Inttisschen ontving mijn oom een brief, die hem met vreugde vervulde en zijn rustige kleine huishouding geheel over hoop zette. Een hoog personage, een aan zienlijk diplomaat, Markies de Champan- bert, Fransch gezant aan een buiten- landsch Hof, had Dom Gèrusac geschre ven 0111 hem te melden, dat, daar hij op reis naar de plaats zijner bestemming Toulon moest passeeren, hij een weinig van zijnen weg zou afwijken om hem een bezoek te brengen en hunne oude vriend schap te hernieuwen. Mijn oom riep aanstonds Marian en deelde haar het nieuws mede, dat hij had ontvangen. Laat ieder aan het werk gaan, /oegde hij er bij. Zeg dat Babelon de blauwe slaapkamer in orde brengt en houd gij u met de keuken bezig. Mijnheer de Champanbert zal morgen hier zijn. Alles moet op tijd gereed zijn. Gij zult', ik ben er van overtuigd, bijzondere zorg besteden aan het diner. Ik zal mijn best doen, was het lakoniek antwoord van Marian, en zon der verdere aanduidingen af te wachten, keerde zij naar de keuken terug. (Wordt voortgezet.)

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Denderbode | 1902 | | pagina 1