Donderdag 22 Januari 1905 3 centiemen per nummer. 56stc Jaar 5775 Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan van de Stad en t Arrondissement van Aalst De lof van Vlaanderen. Maria Van Brabant GODSDIENST, HUISGEZIN, EIGENDOM VADERLAND, TAAL, VRIJHEID. De wet "Woeste. Waartoe de paters dienen. DE DENDERBODE. Dit blad verschijnt den Woensdag en Zaterdag van iedere week onder dagtee- kening van den volgenden dag. De prijs ervan istweemaal ter week voor de Stad 5 frank met den Post verzonden 6 frank 's jaars, fr. 3-25 voor zes maanden fr. 1-75 voor dry maanden, voorop te betalen. De inschrijving eindigt met 31 December. - De onkosten der kwittantiën door de Post ont- vangen zyn ten laste van den schuldenaar. Men schrijft in by C. Van de Putte-Goossens, Korte Zoutstraat, N' 31. en in alle Postkantoren des Lands. Per drukregel. Gewone 15 centiemenReklamen fr. 1-00Vonnissen op 3** bladzijde 50 centiemen. Dikwijls te herhalen bekendmakingen bij accoord. - Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd. Heeren Nota rissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk tegen den dijnsdag en vrijdag in den voormiddag. Voor de advertentiën uit vreemde landen zich te wenden ten bureele van CHIQUE 8UUM. Aalst, 21 Januari igo3. Reeds eeuwen is Vlaanderen getrouw gebleven aan ons H. Catholiek Geloof. Noch de leerstelsels der geuzen, noch de droombeelden der roode socialisten, noch de fopperij der groene socialisten vinden eenig krediet bij de Vlamen. En dat kunnen ze niet verkroppen onze tegen strevers. Neen dat kur.nen ze de Vlamin gen niet vergeven. In hun toorn schilderen zij de Vlaam- sche bevolkingen gedurig af als een bru taal en dom achterlijk ras. Doch de Vlamingen spotten met die blauwe, roode m groene kattencolère. Wij voorzeggen het Heden nog min dan vrot ger zult ge lukken in uwe pogin- gen. Wij moeten er bij voegen dat er toch hier en daar een liberaal wordt aangetrof fen, welke niet aarzelt de waarheid te hul digen en df n Vlaming lof toe te zwaaien wanneer hij hem verdient. Een voornaam liberaal, M. J. Cau ^er- lier, schreef in zijn onlangs verschenen werk 't volgende Nu vijftig jaar geleden, bevonden zich beide Vlaanderen, in België, in eenen uiterst bekrompen toestand. Van 1840 tot 1856 overtroffen de geboorten jaarlijks de overlijdens slechts met ij* per 1000 inwo ners, maar de uitwijking ontroofde nog jaarlijks 3/» per 1000, zoodat de bevolking met 'Isper rooo verminderde, 't zij 2 l/t per 100 na 10 jaar Zij verkeerden dus in eenen toestand, die erger was dan die van Frankiijk hedendaags, want die vermin dering zou voor ons land op rojaar een verlies van 950,000 inwoners uitmaken. Anderzijds is de grond van Vlaanderen niet overal vruchtbaarhij heeft noch minerale rijkdommen, noch steenkoolmij nen, noch ijzermijnen, noch zilver-, noch loodmijnen, noch groeven van kostbaar marmer. De bevolking scheen dus de uiterste grens van dichtheid bereikt te hebben, die de grond voeden kon, en men kon zich overtuigen dat zij langza merhand zou verminderen, naarmate de vooruitgang der beschaving hare behoef ten zou vermeerderen. i) Doch op die eenigszins arme grond woont een krachtig en manlijk volk, dat den arbeid niet vreest. Het heeft de voort brengingskracht van zijnen grond door intensieve teelt vermeerderd; geene groote nijverheid kunnende inrichten, heeft het alle middelmatige nijverheden ingevoerd. Over de grondstoffen niet beschikkende, heeft het die uit alle hoeken der wereld doen komen, de katoenen uit Amerika, het leder uit La Plata, de caoutchouc en het ivoor uit Afrika, en 't vertiendubbelt er de weerde van door ecne schrandere bewerking. Het beschikt niet over de zon van het Zuiden, maar het overdekt hon derdtallen hectaren met broeihuizen, waarin het in alle jaargetijden de zeld zaamste bloemen der verzengde lucht streek, de lekere perzikken en druiven kweekt, die het vervolgens over gansch Europa verspreidt. En deze nijverige bedrijvigheid, wel ke zich ontwikkelt tot in de kleine steden enz-lfs in dorpen, vei spreidt natuur.ijk den welstand op den buiten en laat dit moedig volk toe jaarlijks in getal aan te groeiën. Van tienjarental tot tienjarental heb ben en de vruchtbaarheid en 't getal ge boorten zich vermeerderd, terwijl de sterften en de uitwijking verminderden. Van */4 per 1000 in 1846-1856 is het ver schil tusschen geboorten en overlijdt ns ten gunste der eersten thans tot 12 per 1000 gestegen in 1895-1898, en de bevol king bereikt eene dichtheid van 2g3 in woners per vierk. kilometer, wat voor Frankrijk op zijn huidig grondgebied 157 millioen zou uitmaken, met eenen jaar- lijkschen aangroei van 1,900,000 inwo ners En Vlaanderen wordt door M. Cauder- lier aan Frankrijk voorgesteld als een voorbeeld weerdig om nagevolgd te wor den. Wat denken de belagers der Vlamingen er van Historlek-Dramatiek verhaal. Brussel, 17 Januari igo3. 't Schijnt van nu af zeker, dat het wets ontwerp op de onderdrukking van zede- looze liedjes en voordrachten, door den Senaat zal gewijzigd worden en dus naar de Kamer zal moeten terugkeeren. De rechterzij van den Senaat heeft erin toegestemd, evenals het gouvernement. Maar van nu af zal de meerderheid alles in 'l weik stellen, om de aanneming eener nieuwe formuul te bespoedigen, opdat de wet nog in dezen zittijd kunne gestemd worden. Het ongeluk is dat de formuul niet gevonden werd de commissie van den Senaat zoekt ze met iever, alsof zij de op lossing van een raadsel zocht. Een oogenblik heeft men gemeend, dat de opstel, door M. de Lantsheere voor gesteld redevoeringen, hebbende rechtstreeks de onzedelijkheid voor doel.» aller bijtre ling ging verwerven maar hij heeft geen genade gevonden, noch voor den minister Van den Heuvel, noch voor den senateur-verslaggever, M. Braun. Men heeft daaruit besloten dat er nog diende gezocht te worden en de commis sie is uiteengegaan tot Dijnsdag. In alle geval moet de Senaat er deze week mee gedaan maken, want de Kamer herneemt hare zittingen den 27 Januari en heeft dus haar lokaal noodig. Links heeft men plezier omdat de wet aldus onafgedaan blijft. En weet ge waarom Wegens eene zeer kinderachtige reden, die men niet zou vermoeden bij die ernstige senateurs. Nu zal M. Woeste ten minstede vol doening niet hebben, zegde een dezer kwaajongens met grijze haren, zijne wet te zien stemmen, zooals hij ze heeft op gesteld. Indien de senateurs beter den grooten christen kenden, die M. Woeste is, zou den zij weten dat zijne eenige bezorgd heid is, zijn land voor de verontzedelij king te bewaren en voldoening van eigen liefde zeer ver van zijn gedacht is, daar hij enkel het edel doel voor oogen houdt. Maar M. Woeste heeft gezegd dat de ware moraal de christen moraal is: zie daar wal vrijdenkers en vrijmetselaars hem niet vergeven. Mijns inziens heeft de achtbare afge vaardigde van Aalst met oprechtheid ge sproken, en zou hij vooroordeelen van ongeloovige rechtsgeleerden heeft ge raakt, is het hunne schuld en niet de zijne. Corr. Handelsblad. M. Francotte, minister van arbeid, voerde zaterdag avond het woord op het banket der aannemers te Vervicrs. Hij zegde onder andere Ik ben gelukkig mij hier, in mijne ge boortestreek. te bevinden tusschen man nen, wier arbeid het land vereert. Ik zal het als een plicht oordeelen, de door u hier behandelde werkzaamheden, aan mijne collegas de ministers aan te be velen. Bij deze beloften voeg ik ook de belof ten, die ik gedaan heb aan de stad Luik voor hare tentoonstelling. De minister sprak nog over de wet op de arbeidsongevallen, die eene wet is van sociale bevrediging en die, de belangen der arbeiders waarborgen, die de patroons niet benadeelt. 6" vervolg. Neen, neen, pater, ik ga sterven het brandt hier in mijne borst. Er is daar vuur in niemand kan het blusschen. Aan Ons Heer moet ik denken Ons Heer wacht mij, hij roept mij... Zie,zie... engelen komen mij afhalen. Ons Lieve Vrouwken steekt hare armen tot mij uit... Het is daar zoo schoon. Maar ik zou willen hier blijven, voor mijn vader, voor mijne motder, voor mijne broerkes. Mijn kind, zoo antwoordde de mon nik, ©ns Heer verbiedt u niet het leven te betreuren maar Hij vraagt dat gij u zou- det onderwerpen. Pater, sprak het kind, zich oprich tende... Mij onderwerpen 1... Het lijden aanvaarden, de dood, in 't begin van mijn leven.'t Is zoo hard... Ons Heer aan zijn kruis, ja... Maar die blauwe hemel is zoo schoon. Ik wierd toch zoo bemind 1 Pater, vraag een mirakel aan Ons Heer, ik wil leven, leven Ikzaljdat doen, lief kind,antwoordde de monnik, maar ik moet u nog iets an ders aanbevelen. Wat is het Lief kind, gij denkt dat men u heeft willen vermoorden Ja. ja, pater, de geneesheer zegt het ook. Indien dat waar is, dan moet gij vergiffenis schenken en met een barmhar tig hart tot God gaan. —Vergiffenis Maar ik wil genezen De nacht van 't graf verschrikt mij...Ver giffenis schenken aan den man die mij doet lijden, en doet sterven, die mij gaat scheiden van alles wat ik bemin Neen, neen, dat kan ik niet, pater en na mijne dood, de droefheid en de wanhoop van vader, van moeder, van mijne broerkes: van allen die ik bemin. Neen... Ik... u Lief kind, zegde hij, de Heer schonk vergiffenis aan den Goeden Moordenaar Het kind zag op, starlings, overwoog en sprak Vader, zou Ons Heer mij verstoo ten,indien ik weigerde Hem na te volgen Kind, niets dat haat, nijd of wraak zucht is, komt den hemel binnen. O, dan, dan ja, ik vergeef uit ge heel mijn hart. De monnik sprak nog eenige woorden met het kind dan zegende hij het... Eenige oogenblikken later en Maria van Brabant lag al weenende op '1 hart van den jongen prins, koning Philip stond stom en bleek, zijn kind te aan staren de broerkes snikten en weenden Blanka'van Leuven, die ook bijgekomen was, en de hofjonker Amaury wisten geenen weg met hunne droefheid, terwijl de vader Amaury daar in diepdenkende houding het tooneel bijwoonde. Allen kwamen de hand van 't kind drukken in de ooren van Blanka mur melde 't kind Bemin mijne moeder tee der, na mij zal 't hare beurt zijn. Ondertusschen werkte 't vergif gedurig heviger. 't Arme koningskind kromp ineen van de pijn. Telkens dat de geneesheer het tegenvergif gaf,verbeterde het een weinig; doch weldra hernam de pijn er was een vuur in diens borst. Nu begon het prinsken de teederste woorden te spreken het is wonder hoe kleine kinderen,als ze ziek liggen en gaan sterven, het is wonder, zeggen wij, hoe de kleine kinderkes kunnen teederlijk spreken. Moeder, vroeg 't kind. Wat is er, liefkind, wat is er Och ik ga... ik ga... Neen, neen... Neen Moeder, vader, ik zou willen bij u blijven maar... Dit gezang met de enge len Zoo schoon, zoo schoon Hoort gij hét niet Het is toch zoo schoon. Moeder ze roepen mij... Laat ons al te samen gaan En eenige minuten later. Moeder Moeder Wat is er, mijn lief kind Mag ik beschikken over de zaken die mij toebehooren Het feit, dat eenige uit Frankrijk ver- aagde kloosterlingen naar België over tomen, wordt door de anti-klerikale drukpers aan hare lezers voorgesteld als eene openbare ramp. Volgens die druk pers, immers, zijn de kloosterlingen tot nieis goed en leven zij op het zweet der bevolking. Als men die lasteraars wijst op de ver maarde werken der Benediktijnen en der Predikheeren als men hun spreekt van de wonderen door de Trappisten verricht op landbouwgebied, roepen zij uit dat zulks tot de oude geschiedenis behoort. Zij willen wel bekennen dat de paters vroeger tot iels gediend hebben, maar nu I... Een onzer konfraters beantwoordt die tegenwerping en, alleen van de Trap pisten sprekende, haalt hij aan wat zij, in de laatste jaren, in Frankrijk en elders hebben teweeg gebracht. In het departement Dordogne hebben zij de oevers der Doubs, een soort van trechter die al het regenwater der streek opslorpt, van een verpestend moeras, vaar de bevolking door de koortsen werd erdelgd, in eene vruentbare en gezonde landstreek veranderd. Dat werk heeft chter verscheidene offers gevraagd en nauwelijks waren de Trappisten eenigen tijd gevestigd of van de vijftien waren er reeds acht aan de koortsen bezweken. Dat had plaats sedert 1868. 1-Iet Trappistenklooster van Divielle," in het departement der Landes, werd ge sticht in 1870. Daar hebben de onver- schrokkene paters een groot getal hektaren versch ontginde heigronden in weelderige bouwlanden en wijngaarden veranderd, welke door prachtige plantingen van lioogstammige boomen, wraronder boom soorten uit den vreemde, tegen de over stroomingen der Adour worden be schermd. Dezelfde wonderbare herscheppingen werden door de Trappisten gedaan te Plantoy, la Meilleraye en Aiguebelle. Doch zien wij wat zij in ons land hebben verricht. De prins de Chimay bezat te Scour- mont, in Henegouw, eene groote uitge strektheid grond door bosschen omringd. Deze grond was een echt moeras, waar de koude, veroorzaakt door de nabijheid der Ardennen, de mist en het staande water de koorts bestendig deden heerschen. Drie landbouwers hadden vruchteloos gepoogd aan dien grond eenige vrucht- jaarheid te geven. De eigenaars besloten de Trappisten te vragen. Deze stelden zich aan het werk en bij middel van men geling, bekalkingen en waterafvoering, welke hun veel zweet kostten, overwonnen zij alle hinderpalen. In de Kempen hebben de Trappisten van eenen grond, die zeventig jaren ge leden overdekt was met heidekruid,mager opschietende in eene zavellaag zonder humus of teeltaarde,velden gemaakt waar tarwe, aardappels en veevoeder welig tieren en weiden welke overvloedig en geurig hooi opleveren. Op hun voorbeeld hebben de naburige eigenaars groote uitgestrektheden gronds, welke vroeger niets opbrachten, vruchtbaar gemaakt. In Ierland hebben de Trappisten, van eenen edelmoedigen protestant, 3oo hekt aren oniginden boschgrond en eenige planken hutten gekregen. Van het eerste jaar hadden zij 40,000 fruit- en woud- boomen geplant. Weldra namen de rogge, de haver, de aardappels en andere veldvruchten de plaats van het kreupelhout in. Hun voor beeld verwekte naiever al de aanpa lende gronden werden in akkerland her schapen en weldra trok de edelmoedige eigenaar 100,000 franks 'sjaars van eenen grond die hem vroeger bijna niets op bracht. De Trappisten hebben nog hetzelfde wonder verricht te Staoucli, in Algeriö. Dat noemde M. Reybaud, die niet ver dacht is van klerikalism het voorbeeld der zelfopoffering,veredeld door het maat schappelijk belang. Dat woord is juist, doch het zegt nog niet genoeg. Het maatschappelijk belang, waarmede niet alleen de Trappisten,maar al de kloosterlingen bezield zijn, is de vrucht van een verhevener gevoel de zuivere liefde tot God, bron van alle lief dadigheid. Zelfs de vervolging is niet in staat die bron te doen opdrogen. Frankrijk jaagt de kloosterlingen weg zonder te weten welken schat het weg werpt wij die ze hier ontvangen zullen, met den tijd, weten welke weldaden en zegeningen zij ons aanbrengen. Coöperatieven. Er werden in Bel gië, in den loop van 1902 in 't geheel i83 samenwerkende maatschappijen gesticht 43 van verbruik 38 melkeiijen, 29 van aan- en verkoop 27 spaar- en crediet- kassen 12 verzekeringen 9 brouwerijen en stokerijen 10 voortbrengst en werk 10 verschillige. Europa telt in 't geheel 36,700 coöpe ratieven, waarvan ruim 2000 in België. Och kind, och kind, al wat ge wilt I 't Prinricen deed brengen al wat hem toebehoorde Zijne kerkboekjes, zijn speelgoed, zijnejuweelen, zijn wapens; elk kreeg iets, behalve den baron. Prins, zegde hij, vergeet gij den oudsten dienaar uws vaders. - Neen, sprak de prins, God, gij en ik, mag weten dat ik u mijne eeuwige ge- heugenis achterlaat. Dan viel de prins achterover in uitge putheid en pijn. Schrikkelijke toestand Zoo rijk zijn, zoo machtig, koning zijn. gebieden over alles, en uw teêrgeliefd kind zien ontrukken door de dood 1 Daar staan, machteloos 1 Koning Philip deed teeken met zijne oogen aan den geneesheer van hem in eene andere kamer te volgen. VI. Een lijk en een aanklacht. Het arme prinsken voelde de dood naderen. Hij zag zijn vader staan, koning Phi- lippus. 't Prinske stak stak zijn hand uit, drukte de hand aan vader, bracht de hand aan zijne lippen en zoende ze herhaaldelijk met de grootste teedt rheid. u Vaderke-lief, sprak 't kind, vaderke- lief, troost u, gij hebt nog drie zoons ik zou u willen helpen hebben, en later ook een goeden koning worden maar Ons Heer roept mij tot Hem... En zijne oogen richtende tot zijn oud sten broerken Broeder, zoo sprak het kind, Maria, onze goede Moeder zal nu tot u spreken, gelijk ze tot mij sprak, daar onder den grooten eik. a Gelijk men wel kan denken, 't was daar een aanhoudeud gesnik en geween. Maar het uur der dood ging slaan. Er was niets aan te doen. De pijnen van 't kind verminderden. Er volgde een verzachting. Het prinsken bad of sprak Moeder, zoo sprak het tot Maria van Brabant, moeder, vergeet mij nietik hield toch zoo veel van u... Ge zult al te samen vader troosten. O Heere Jezus, ik geloof in U, ik hoop in U, ik bemin U... Pater, ik vraag nog eens vergiffenis... God is toch goed, niet waar Oneindig goed, mijn kind.... Al wie van goeden wil is, geeft genade en barmhartigheid... Bij den Heer is over vloedige barmhartigheid, op voorwaarde dat wij ook barmhartig zijn en uitter- harte vergeven. O ja, ja, sprak het kind... «Vergeef ons onze schulden, gelijk wij vergeven onze schuldenaren...» (Wordt voortgezet.)

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Denderbode | 1903 | | pagina 1