Donderdag 5 November 1905 5 centiemen per nummer. 56s,e Jaar 3883.
Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan van de Stad en 't Arrondissement van Aalst
GODSDIENST. HUISGEZIN, EIGENDOM
w
VADERLAND, TAAL, VRIJHEID
Eert Vader en Moeder.
DeMenschenhater.
Allerheiligen-Allerzielen
Een heidensch
Feest.
DE DENDERBODE
Dit i)lad verschijnt den Woensdag en Zaterdag van iedere week onder dagtee-
kening van den volgenden dag. De prijs ervan is tweemaal ter week voor
de Stad 5 frank met den Post verzonden 6 frank 's jaars, fr. 3-25 voor zes
maanden fr. 1-75 voor drij maanden, voorop te betalen. De inschrijving
eindigt met 31 December. De onkosten der kwittantiën door de Post ont
vangen zijn ten laste van den schuldenaar.
Men schrijft in b$ C. Van de Putte-Goossens, Korte Zoutstraat, Nr 31,
en in alle Postkantoren des Lands.
CHIQUE Hl'L'M.
Per drukregel. Gewone 15 centiemenReklamen fr. 1-00 Vonnissen op
3de bladzijde 50 centiemen. Dikwijls te herhalen bekendmakingen bij accoord.
Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd. Heeren Nota
rissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk tegen den dijnsdag en vrijdag
in den voormiddag.
Voor de advertentiën uit vreemde landen zich te wenden ten bureele va»
dit blad.
AALST, 4 NOVEMBER igo3.
Wie een abonnement
neemt aan DE DEN
DERBODE voor 't jaar 1904, ont
vangt het blad van heden tot nieuw
jaar KOSTELOOS.
0 De Denderbode geeft wekelijks
een boeiend bijvoegsel-mengelwerk,
welk op het einde een schoon boek
deel vormt.
Wij raden dus onze lezers ten zeer
ste aan ditbijvoegselzorgvuldigbijeen
te houden.
De nieuwe abonnenten kunnen de
reeds verschenen nummers van ons
mengelwerk bekomen tegen 2 centie
men per aflevering.
De abonnementprijs wordt vooraf
betaald.
Men kan zich abonneeren aan De
Denderbcde op al de postbureelen
van het land.
Tolstoi, de beroemde Russische wijs
geer, vrijdenker en socialist, heeft eene
zuster die kloosterling is. Onlangs nog
schreef hij haar Zuster, leef immer naar
de regels van het H. Schrift en nog
hedendaags zien wij zelfs de ongeloovig-
ste denkers verklaren dat het Evangelie
veel heeft bijgedragen tot de vorming van
hun karakter. Zoo wordt altijd hetgene
wat waar en goed is, door iedereen ge
acht.
Welnu een der grootste lessen van het
H. schrift is Eert vader en moeder, en
van de tien geboden is het eenigste waar
aan eene aardsche belofte gehecht is
Opdat gij lang levet
Wij zien Noë zijnen zoon Cham ver
vloeken, in zijne afstammelingen, omdat
hij met hem gespot had en zijn vloek
heeft zich verwezentlijkt.
Op talrijke plaatsen geeft de Schriftuur
voorbeelden van innige kinderliefde, en
onze onsterfelijke Conscience heeft door
zijne romans menige traan verwekt bij
het malen der kinderlijke gevoelens je
gens vader en moeder.
Nu, Gods woord liegt nooit opdat
gij lang levet op aarde in den ontken-
nenden zin blijft die voorzegging ook
waarheid Zoo gij vader en moeder niet
eert, zult gij niet lang leven op aarde. Ook
hebben wij daarvan, jammerlijk genoeg,
talrijke voorbeelden voor oogen gehad.
Felix Rodenbach schreefEen kind
dat zijne ouders niet eerbiedigt, is niet
oooaoc
Romantisch verhaal uit het
overgangstijdstip van de Fransche tot
de Hollandsche Regeeringonzes lands
door Cam. De Waegenaere.
aficooc
170 Vervolg.
Een gedruisch, veroorzaakt door snel
naderende stappen en woest bewogen
takken onderbrak den reiziger in zijn
dankbaar aandringen.
Beide mannen onderzochten hunne
vuurwapens, terwijl de menner zijne
zweep, welke de gevluchte roover had
laten vallen, tot aan den steel om de vuist
wond.
Gelukkig waren de paarden niet ver
schrikt geweest blijkbaar waren die die
ren het rumoer en gedrag der steden
gewoon.
Eenige oogenblikken gingen in gespan
nen verwachting voorbij. Eindelijk ver
schijnt iemand voor de gracht dietusschen
het bosch en de straat lag.
Het was een opgeschoten knaap van
zoowat achttien jaren. Hij was net ge
kleed en hield een knoestigen doornen
gaanstok in de hand.
waard te leven. Verschrikkelijke waar
heid, die men niet genoeg in den geest
van het opkomend geslacht kan prenten.
Ziedaar wat aangaat den zedelijken
kant der zaak. Wat de stoffelijke zijde
betreft, hoe kan een zoon of eene dochter
die vader en moeder niet telt noch eer
biedigt, door de wereld geraken Is er
fortuin, zoo zal dit worden opgedaan
is er geen, waar dan anders dan door
vaders winst de middelen tot opvoeding
en onderwijs gehaald Ik kende in mijn
jongelingsjaren een vader wiens zonen
jegens hem oneerbiedig waren, omdat de
man soms zijn te groot leed in den drank
wilde versmachten. Slecht middel, voor
zeker, doch een mensch is mensch en
wie niet gezondigd heeft werpe den
eersten steen, n Nu geschiedde wel een
huiskrakeel, waarin de moeder ongeluk
kiglijk meêdeed met hare zonen. Dat was
te veel voorden man, die toch niets dan
alles goed wilde. Hij gaf zich voor goed
over aan den drank, ging elders 't genoe
gen zoeken dat uit zijn huis verdwenen
was, verteerde veel geld, werkte weinig,
en zijn huis wierd in armoede gedom
peld,
En wie was daarvan de groote fout
De domheid der moeder, die hare eerste
plicht vergeten had den vader doen eer
biedigen door de kinderen zijne fouten
bedekken, verkleinen in hunne aanwezig
heid, in plaats van tegen hem op te spe
len als een helleveeg.
Men leert in de hoogere scholen voor
meisjes, borduren, complimenten maken,
piano spelen, drie, vier talen en tot dan
sen toe maar, wat onze toekomende
huismoeders bij het verlaten der school
niet weten, wrarop zij op 10 punten door
gaans geene drie zouden winnen, is
Hoe zult gij later, als gij den eervollen
naam van Moeder draagt, omgaan met
uwen echtgenoot en uwe kinderen en hoe
zult gij dezen den eerbied inplanten dien
zij hunne ouders moeten toedragen
Daar zit het kwaad.
Helder daglicht, nachtlijk donker,
Blijdschap, treurnis, vreugd en rouw,
Wonen vast hier naast elkander
In des aardrijks staatsgebouw...
Heden klinken feestgezangen
Zegevierend door de lucht,
Morgen worden zij vervangen
Door een kermend naar gezucht.
Zoo is ieders lot op aarde
Vol van wispelturigheid,
En het heeft te minder waarde,
Door die onbestendigheid.
Aldra scheen men echter van weers
kanten den toestand te vertrouwen. De
pistolen zakten, de koetsier wrong zijne
hand uil de opgerolde zweepkoord en de
jongeling haalde zijnen loop om de gracht
over te springen.
Verschooning, heeren, sprak hij,
naderbij tredend, zooeven vernam ik een
schot in deze richting, en daar mij korts
daarna een paar zwart gemaakte mannen
voorbij vluchtten, vreesde ik dat hier iets
kwaads moest geschied zijn en kwam ik
herwaarts gesneld...
De koetsier bracht den hijgenden en
ontstelden jongeling op de hoogte van
het voorgevallene. De heer keerde zich
weer totdengeneaan wiens onbeschroomd
gedrag bij het behoud zijns levens meen
de verschuldigd te zijn. Ten laatste zegde
hij hem op droevigen toon
Gij blijft dan volharden in uwe
weigering, eenige belooning aan te nemen,
om uw eigen leven voor dat van onbe
kenden gewaagd te hebben.,.?
Mijnheer, was het antwoord, ik heb
niets buitengewoons verricht ik was
zeker dat de dieven, bij het hooren van
een schot, het hazenpad zouden gekozen
hebben, en heb mijn pistool maar in de
lucht afgevuurd. Verder, ik bezit geene
bloedverwanten, en dank zij der engel
achtige goedheid mijner jonge meesteres,
lijdt onder mijne vrienden of kennissen
niemand eenig gebrek, Gelief mij te ver-
schoonen, mijnheer, ik moet een haasti-
Welke ware geloovige, welke oprechte
catholiek, voelt zich in zijne overtuiging
niet diep gekrenkt en in zijne teederste
gevoelens niet smartelijk gegriefd, als hij
soms leest, hoe de ongeloovige, hij noeme
zich vrijmetselaar of socialist, zich van
onze kerkgebruiken ofgodsdienstplechtig
heden meester maakt, om die door naa-
ping belachelijk te maken, ja zelf het hei
ligste, wat wij in onzen godsdienst bezit
ten, bij voorkeur uitkiest, om dat te
bespotten, te verguizen
Toch zullen die spotters zich meesten
tijds wel wachten een en ander in het
bijzijn van den geloovige zoo voor te
stellen het ware te weêrzinswekkend
vol afschuw zou men zich van die onthei
liging afwenden, en, wat den spotter
vooral het zwaarste weegt, hij zou zich
geen volgelingen verwerven.
Op een andere wijs. die den onnaden
kende minder aanstoot geeft, langs een
anderen weg, zullen zij die bedoeling
naderbij komen en tevens onder de geloo-
vigen door hun voorbeeld meer verderf
zaaien. Indien dan deze handelwijs met
eenige spotternij gepaard gaat, dan is die
minder in 't oog looper.d, men geeft -daar
aan een schijn van waarheid, die den
minder bedachtzamen geloovige eerder
bedriegt.
Daartoe kiest men plechtigheden, die
niet alleen het godsdienstig gevoel maar
ook het menschelijk hart raken, die den
mensch en den geloovige treffen. De spot
ter wordt nu ook huichelaar voor het
oog van den christen, doet hij zich voor
alsof hij aan eene godsdienstplechtigheid
deelneemt, terwijl toch zijne handeling
alles, wat de ware godsdienstigheid ken
merkt, mist.
En zoo is de vrijdenker er in geslaagd
van de gedachtenisviering der overlede
nen zijn feest, een heidensch feest te ma
ken. Ook de heidenen vierden jaarlijks
de gedachtenis hunner overleden vrien
den. Zij geloofden wel niet, ten minste
niet zoo algemeen als de christenen, dat
de dooden aan de hulp der levenden be
hoefte konden hebben zij geloofden toch
aan een voortleven dier dooden.
(Voor hen, die goed geleefd hadden,
dus zegt de fabelleer was het verblijf van
geluk, waar zij toefden, de Elyseesche
Velden
Hun ter eere hadden zij op gestelde
dagen hunne dooden feesten, hunne Fera-
lia, waarin zij in vreugde het geluk dier
gen plicht verrichten en heb hier reeds te
lang vertoefd...
En daar hij reeds eenige stappen ge
daan had om zich te verwijderen, nep de
heer hem na
Brave jongen, zeg mij dan ten
minste uwen naam tusschen zoovele
anderen die wij, ondanks, ons, in het
leven leeren kennen, schitteren zulken als
de uwe, met een gouden glans in die
lijst des geheugens,
Ik heet Gabriel Dierickx, antwoord
de de man overschillig, en als elders met
zijne gedachten. En gij woont
Ik ben in dienst bij den doktoor
Nestor, van Bloemenbeke.
Den reiziger ging als een electrieke
schok door het lijf... Gabriel groette be
leefd en ijlde heen, in de richting van het
getrek met een paard bespannen.
De jongeling die laatst bijgekomen was,
groette op zijne beurt en sloeg den weg
op, over welks begraasde hoogten endoor
welks modderige leegten, het spoor van
het rijke voertuig liep.
Toen hij eenigszins van zijne ontroe
ring bekomen was, mompelde het reizend
heerschap
De naam van Gabriel Dierickx,
naast dien van Nestor..., van een eerlij
ken knecht, naast dien van een rijken
schurk...! Welk een tegenstelling...;maar
ook dat ontmoet men in het leven...
I.
Twee minuten nadat de opgeschoten
dooden herdachten, op hunne graven
offers plengden, maar ook feestmalen
hielden, zoodat de dag, die met zekere
godsdienstviering begon, in slemppartijen
en overdaad eindigde. En ook, zoo is het
de toeleg van het ongeloof het daarheen
te leiden, dat deze dag voor de christenen
worde, wat hij voor de heidenen was.
Om ons aan het geloofspunt van de
gemeenschap der heiligen te herinneren,
ons de drievoudige gemeenschap die er
onderling tusschen de Zegevierende, de
Lijdende en de Strijdende Kbrken be
staat, levendig voor oogen te stellen,
heeft Onze Moeder de H. Kerk, de ge
dachtenisviering van Allerheiligen en van
de Geloovige Zielen, zoo op elkander doen
volgen, zoo vereenigd, dat het als ééne
viering zou schijnen, en de gedachtenis
viering van de Geloovige Zielen een ver
volg van het Allerheiligenfeest. Nu, alsof
er geen beter, geschikter dagen in het
jaar waren, heeft het ongeloof juist dezen
dag gekozen, om er een heidenschen dag
van te maken en met dien dag te vieren,
daar waar de heidenen dien vierden, werd
de rustplaats der dooden tot eene plaats
van uitspanning, zoo niet erger gemaakt.
Moest daarom, op sommige plaatsen,
aan het kerkhof, de wijding, die het tot
een God geheiligde plaats zou maken,
onthouden worden Op dezen dag nu is
het kerkhof een openbare wandelplaats,
men elkander verdringt, om zijn
nieuwsgierigheid te vodoen waar men
vriendschap vernieuwt en nieuwe vriend
schap aanknoopt waar de eerbied voor
de dooden verdwenen is, en lachen en
klappen de ernstige stemming, die men
er verwachten moest, onmogelijk maken
kronen worden op de graven gelegd,
minder als zinnebeelden der liefde
en der hoogachting, die bewezen wordt,
dan om te doen wat anderen doen en ook
hier de mode te volgen. En dan dat be
lachelijk ontsteken van licht, dat goed
beschouwd niets meer is dan kinderspeel
goed en dat dus niets gemeens heeft, met
iet licht, dat in de kerk tot Gods eer
ontstoken wordt en dat daartoe door het
gebed, hetwelk over de kaarsen is uitge
sproken, gewijd is. Alsdan is dat licht,
niet hier, maar in de kerk, vooral op de
zen dag, het zinnebeeld van het eeuwig
geluk des Hemels, het eeuwige licht, het
welk wij God afsmeeken opdat het hun
moge verlichten.
Is er alzoo op het kerkhof, buiten het
stoffelijke dat er altijd is, niets dat in over
eenstemming is met de gedachtenisvie
ring, die ons hierheen heeft te roepen,
daar buiten ontmoet men het tegendeel
ervan daar is het kermis en al wat daar
bij behoort, terwijl de dag eindigt met
muziek en danspartijen, zooal6 de kinde
ren het niet zouden verbeteren.
En nu, wat zegt het gezond verstand
Niet het kerkhof, maar de kerk is de
plaats, waar op dezen dag, die daarvoor
is ingesteld, de gedachtenis der overlede
nen moet gevierd worden. Daar wordt
dagelijks, maar vooral op dezen dag de
H. Offerande der Mis, als het machtigste
zoen- en smeekoffer voor de rust der aan
bevolen zielen aan God opgedragen daar
wordt gezamenlijk voor alle overledenen
gebeden, daar worden wij door het woord
opgewekt, om de dierbaren, die van ons
zijn heengegaan te blijven beminnen en
ten dank voor hetgeen wij hun schuldig
zijn, die liefde te toonen, door, in zoo
ver zij onze hulp behoeven, hen te hel
pen, door onze gebeden en offeranden
daar ook wordt gedacht aan hen, aan wie
niemand denkt men bidt daar met el-
Kander, allen hebben daar slechts één
bedoeling het gebed voor hen die zich
zelf niet kunnen helpen.
Wilt men ook op het kerkhof zijn over
leden dierbaren gedenken, men doe dit
dan op een anderen dag, den sterfdag bij
voorbeeld dan heerscht daar kalmte en
rust dan kan men in vrede en stille wee
moed een traan plengen, op hun graf
nederknielen en zijn hart voor God in een
gebed voor hunne zielen, door niemand
gestoord, uitstorten.
Maar, nog eens, niet op dezen dag, als
niets ons daar tot ingetogenheid en hei
lige treurnis stemt, als alles den geest
verstrooit, of erger nog als de onbeschofte
houding van sommigen, onze ergernis en
wrevel opwekt, terwijl in het gedrang en
gewoel, in het gejoel en gedruisch, dat
van zulke menigte volks, die daar heen
en weergaat, onafscheidbaar is, ik zeg
niet een gebed, maar zelfs een enkele
ernstige gedachte onmogelijk wordt.
Doch neen, niet het geloof in een on
twijfelbare verrijzenis, in een weerzien
van hen, die ons verlaten hebben
Niet de hoop, eenmaal weer met hen,
die wij door den dood verloren hebben,
in een zaliger oord vereenigd te zijn, om
nimmer meer te scheiden
Niet de liefde, die ons de zielen onzer
beminden, uit wederliefde den grooten
dienst, waartoe wij in staat zijn, doet be
wijzen niet de liefde die allen, die daar
rusten als broeders en zusters in God
doet aanzien, voert het grootste gedeelte
van hen, die daar bijeenkomen, naar het
kerkhof. Mogen er enkelen ter goeder
trouw, met oprechten wil daar te bidden,
heengaan voor zeer velen bestaan er
andere redenen, voor de meeste is het
maar een voorwendsel, om een genoeg-
knaap met den knoestigen doornen gaan-
stok, de plaats der beschrevene ontmoe
ting den rug toegekeerd had, hoorde hij
opeens een geroep achter hem opgaan.
Omziende, bemerkte hij de chees met
een vos paard welke hij zooeven, toen hij
met den koetsier sprak, van op eenen
afstand had zien staan.
Het lichte rijtuig volgde dezelfde baan
als hij en vorderde weinig sneller.
De voetganger erkende den geleider
het was dezelfde dien hij daar straks den
rijken heer, die met de koets reisde, zijn
adres had hooren opgeven.
Gabriel Dierickx, zooals hij zich had
genoemd, wenkte den jongeling te wach
ten, en zoohaast hij zich kon doen ver
staan, riep hij hem toe
Jonge vriend, het schijnt dat het
doel van onzen tocht in dezelfde richting
ligtkan ik u soms dienst bewijzen met
u een plaatsken in te ruimen
't Ware beestigheid, uw vriendelijk
aanbod van de hand te wijzen, was het
antwoord, hoe onlang ik misschien van
uwe welwillendheid gebruik zal kunnen
maken, zal dit altijd mijnen weg verkor
ten.
Ik heb nog twee uren weegs af te
leggen, verklaarde Gabriel Dierickx, de
teugels inhalend.
En ik even zooveel 1 riep de jonge
ling verheugd, terwijl hij nader bij trad
om hem de gedane uitnoodiging te be
antwoorden. Maar, vervolgde hij, wellicht
splitst zich onze weg na eenige minuten.
Ik ben van Gotthem en thans op den
terugweg naar mijn dorp, hetwelk ik vroeg
in den morgen verlaten heb om...
En ik rijd naar Gotthem viel de
geleider zijnen gezel verrast in de rede.
De jongste der twee reisgenoten bezag
den andere met blijde verrassing in het
gelaat.
Thans volgde van den kant des gelei
ders eene verklaring, welke de lezer zich
zelf reeds gedaan heeft, of het vervolg
van ons verhaal hem doen zal.
Koutend over alles, werd de reis traag
zaam voortgezet. Aanvankelijk had de
menner hoofd en handen vol, om den
jongen inwoner van Gotthem over zaken
te ondervragen en de oneffenheden van
den weg eenigszins te ontwijken.
Sapristie riep hij opeens uit, ik was
bijna vergetendatde reiziger uit de koets,
toen wij elkander voorbijreden, mij zijne
kaart toegereikt heeft... Zien wij eens
welk wapen het heerschap voert.
En de daad bij het woord voegende,
haalde hij een vierkant stukje rooskleurig
karton uit den vestzak. En de oogen
opslaande kon hij eenen kreet van verras
sing niet onderdrukken.
En zijnen gezel de kaart toonend
Het was de minister stotterde hij.
De jonge Gotthemnaar kreeg als eenen
slag.
Wordt voortgezet.