Donderdag 7 Januari DX)4 o centiemen per nummer. ir>6ste Jaar 3G01.
Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan van de Stad en 't Arrondissement van Aalst
GODSDIENST. HUISGEZIN, EIGENDOM
VADERLAND. TAAL VRIJHEID
Schijnwetten
DeMensehenhater.
Vlaamsch in de
burgerwacht.
Land- en Tuinbouw.
Koninklijk geschenk.
Dit blad verschijnt den Woensdag en Zaterdag van iedere week onder dagtee-
kening van den volgenden dag. De prijs ervan is tweemaal ter week voor
de Stad 5 frank met den Post verzonden 6 frank 's jaars, fr. 3-25 voor zes
maanden fr. 1-75 voor dry maanden, voorop te betalen. De inschrijving
eindigt met 31 December. De onkosten der kwittantiën door de Post ont
vangen zyn ten laste van den schuldenaar.
Men schrijft in bij C. Van de Putte-Goossens, Korte Zoutstraat, Nr 31.
en in alle Postkantoren des Lands.
V --
CHIQUE SUUM.
Per drukregel. Gewone 15 centiemenReklamen fr. 1-00 Vonnissen op
3de bladzijde 50 centiemen. Dikwijls te herhalen bekendmakingen bij accoord.
Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd. Heeren Nota
rissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk tegen den dijnsdag en rrijdi.gr
in den voormiddag.
Voor de advertentiën uit vreemde landen zich te wenden ten bureele van
dit blad.
AALST, 6 JANUARI 1904.
Het maatschappelijk werk van onze
catholieke Regeering is een der groote
redens waarom ons volk sedert tal van
jaren haar heeft goedgekeurd en aan het
bewind gehouden. Daarom trachten onze
vijanden van alle tint en kleur dat werk
te kleineeren en het met den spotnaam
van a schijnwetten te bestempelen. Om
dat in zake van arbeidsverzekering de
catholieken niet de verplichting willen
invoeren. De verplichting immers die
onze vijanden in de Kamers niet durven
voorstellen ligt niet in den grond van
ons nationaal karakter.
Het zal dus niet ongepast zijn over
het werk onzer Regeering een zeer be
voegd man te hooren M. Lepreux schrijft
in Bulletin de la Prévoyanck van
September 1902, bl. 112 en volgende
Zonder de voordeelen en de gevaren
der verplichte verzekering te onderzoe
ken, mag men beweren, bijzonder in de
landen waar hare toepassing moeilijk
schijnt, dat men er zijnen toevlucht, lijk
tot een uiterste middel, toe hoeft te ne
men slechts dan wanneer men de mach
teloosheid van de vrije verzekering heeft
moeten vaststellen,
Welk is de toestand in België
Over i5 jaar waren er slechts 341
maatschappijen van onderlingen Bijstand
die hunne leden tegen ziekte verzekerden.
Zij telden omtrent 57,000 leden.
Tegenwoordig bestaan er 2000 maat
schappijen met meer dan 25o,ooo leden.
Op hetzelfde tijdstip waren er slechts
eenige duizende aangesloten bij de lijf
rentkas het meerendeel onder hen be
hoorden niet tot de werkmansklas. Van
af 188Ï dank aan de propaganda door het
middenbestuur der Spaarkas onderno
men,daarna door het Hrbeidsambt en den
bestendigen Keurraad van den onderlin
gen Bijstand, dank bijzonder aan de gel
delijke tusschenkomst van den Staat en
der Provinciën, klom het cijfer der
nieuwe aangeslotenen zeer snel.
Het was 368 in 1888
1750 in 1890
5790 in i8g5
10549 in 1896
17159 in 1897
43873 in 1898
66712 in 1899
136384 in 1900
i336o6 in 1901
Romantisch verhaal uit het
overgangstijdstip van de Fransche tot
de Hollandsche Regeeringonzes lands
door Cam. De Waegenaere.
3OD560
25* Vhrvolg.
En dewijl het de opperste Rechtvaardig
heid behaagd heeft, Nestor zijne misda
den te doen uitboeten in eene dier kwalen
welke ik alleen wist te bestrijden, zou ik
vreezen, den vinger Gods willen tegen te
werken. Evenwel wil ik den stervende
den troost verschaffen waarom hij mij
smeekt ik zal, in zijne plaats een laatste
goed werk verrichten, opdat het, samen
met zijn leedwezen, in de rechterschaal
der eeuwigheid als tegenwicht zijner mis
daden diene, Dien daar, wil ik beproeven
in het leven te houden.
Bij deze laatste woorden, wees hij op
den binnengebrachte.
Dank, dank, Hunefried 1 stamelde
Nestor aangedaan, meer verdien ik ook
niet, en stervend zal ik nog uwen naam
zegenen...
Hunefried knielde bij den halfdoode
neder en voelde hem den pols. Nestor en
zijne beide onderhoorigen, volgden met
spannende belangstelling al de bewegin-
Het totaal der aangeslotenen bij de
Lijfrentkas was op 3i December 1901
omtrent 440,000 het meerendeel der
aansluitingen zijn van jongen datum
zij zijn het gevolg van de krachtinspan
ningen sedert een tiental jaren gedaan.
De vooruitgang van het jaarlijksch ge
tal stortingen is niet min merkwaardig.
In 1890, 18.567 5 in 1895, 85,477
in 1896, 111,020 in 1897, 171,506
in 1898, 332,029 in 1899, 627,100
in iqoo, 856,116 in 1901, 1,368,406.'
(Doen wij hier aan onze lezers opmerken
dat de kleinste storting minstens een fr.
moet bedragen Denderbode).
De invloed van de wet van 10 Mei
1900 is duidelijk hij zal voortgaan zich
te doen gevoelen, met min hevigheid dan
bij het begin, dat is te begrijpen. Maar
wanneer men weten zal dat de krachtin
spanning, noodzakelijk om met de toe
lage der openbare Besturen, langzaam
een ouderdomsrente te verkrijgen in even
redigheid met de noodwendigheden van
de versclullige klassen van loonarbeiders,
niet zoo lastig is om te volbrengen voor
de matige en werkzame arbeiders, is het
waarschijnelijk dat het meerendeel derge
nen welke thans de aansluiting bij de
Lijfrentkas afkeuren, hunne dwaling zul
len erkennen.
Wat er ook van zij, indien men
aanschouwt en dat is in geenen deele
overdreven dat 5/6 der aangeslotenen
tot de arbeidersklas behooren, indien
men rekening houdt van de 125,000 mijn
werkers die een pensioen verwachten uit
de Kas van voorzienigheid, van de 5o,ooo
werklieden van de staatsijzerenwegen aan
gesloten bij de Lijfrentkas en aan de
Hulpkas der werklieden van de ijzeren
wegen, posterijen en telegraaf, en van de
i5,000 hoofden van familiën die eigenaar
geworden zijn van hun huis, zal men
bekennen dat men een regiem van vrij
vooruitzicht niet als machteloos be
stempelen mag als het op zoo weinige
jaren zulke schoone uitslagen heeft
opgeleverd.
Zulke bekentenis moeten wij aanstip
pen. Zij wreekt het werk onzer Regeering
en vergruist de ellendig kleingeestige
aanvallen van onze tegenstrevers.
De vrijheid heeft bij ons hare proef
gemaakt en gerust mogen wij besluiten
dat alleen de catholieke Partij op tien wa
ren weg was die de vrijheid der hande
ling wist te paren met den vooruitgang
en de belangen van ons volk.
Heil zij haar en hen die haar steunen
want zij hebben deel in hare verdienste.
gen van den wonderats. Dezes onderzoek
duurde verscheidene oogenblikken. Met
eenen wenk beval hij Gabriel en den tuin
man, den patient de borst te ontblooten
en het schoeisel van de voeten te rukken.
Toen hij zich gehoorzaamd zag, bevoelde
hij genoemde lichaamsdeelen met bijzon
dere oplettendheid. Hij was zoozeer in
zijne bezigheid verslonden, dat hij som
mige oogenblikken, zich geen enkelen
getuige bewust was, en zijne gewaarwor
dingen uitdrukte door mompelende woor
den, die hij tot zichzelf scheen te richten.
Het was op die wijze dat hij opeens
nauwelijks hoorbaar, zegde
Ik zal u redden, jongmensch I
Ontroerd van eerbied, voor de woorden
die eenmaal door zoovele ongelukkigen
met blij gejuich werden begroet, deinsden
Gabriel en Nulf een paar schreden ach
terwaarts. Hunefried richtte zich op en
woelde met de hand in zijne onderkleede
ren, Hulpvaardig, deed de kamerdienaar
eenen stap vooruit, en op eene tafel wij
zend
Kan ik u van dienst wezen, mijnheer
Hunefried vroeg hij, hier zijn aller
lei opwekkende middelen, en ik kan u in
een oogenblik de wijnen halen die gij
mocht verlangen...
Laat alles maar..., sprak de wonder-
arts, de knaap heeft eene hartssterking
noodig die kort en krachtig is, en zoo iets
draag ik altijd op mij...
Dit zeggende had hij een fleschken te
voorschijn gehaald.
Vertrek van den Pauselijken nun-
cius. Ditmaal is het nieuws officieel.
Mgr Granito di Belmonte, du onder
scheiden prelaat, die zoo waardig den H.
Stoel, vertegenwoordigde aan het Belgi
sche Hof, zal binnen kort Brussel
verlaten.
Wij vernemen dat Mgr di Belmonte
apostolisch nuncius wordt aan het hof van
keizer Frans Jozef.
De nunciatuur te Weenen is om zoo te
zeggen de hoogste plaats die een prelaat
in de pauselijke diplomatie kan bereiken,
te meer daar, na zulk een hoog ambt, de
cardinaalshoed gewoonlijk spoedig volgt.
Waarlijk, de kinderagie duurt voort,
schrijft onze confrater der 11 Gazette van
Thielt.
Eerst gaven een deel der officiers van
de Antwerpsche burgerwacht hun ontslag.
Nu doen de officiers van de jagers-ver-
kenners van Leuven hetzelfde.
En dat al, omdat minister De Trooz
nu met 1 Januari de wet in toepassing
doet brengen, te weten, dat er bij de
burgerwacht, in 't Vlaamsch gedeelte
gedeelte van 't land, ook in 't Vlaamsch
zal bevolen worden.
Dat steekt de heeren officiers tegen.
Bovendien zij willen er niet van.
Zij geven zelfs hun ontslag.
Op geheel de wereld, komt dat tegenI
In Frankrijk in 't Fransch bevelen, in
Duitschland in 't Duitsch, in Vlaande
ren in 't Vlaamsch, men zou zeggen,
dat is klaar gelijk pompwater.
Niet te doen, zeggen de sabelsle
pers van de burgerwachtu in 't Vlaamsch
kommandeeren wij niet, hoort 1
En in eene dulligheid, geven zij hun
ontslag.
Vlaamsch spreken die heeren niet,
hoort I
Fransch spreken ze, anders nief.
En zoo'n schoon Fransch nog wel I
Ge zoudt het moeten hooren, op eene
of andere avondpartij, of in eene bijzon
dere vergadering.
't Is wat moois, officieren die alzoo
tegen de wet opkomen want de Vlaam-
sche bevelen in 't Vlaamsche land, dat
is alzoo de gestemde wet.
Hoort, heeren officiers, gij doet eene
kinderagie.
Gij maakt uw eigen zeiven belachelijk.
- Richt hem nu een weinig op 1 wend
de hij zich opnieuw tot de twee dienaren.
Deze haastten zich te gehoorzamen. Hu
nefried liet eenige droppelen uit het
fleschken in den mond van den bezwijm
de vallen.
Legt hem thans weer neder, en wrijft
hem duchtig de polsen en de voeten, ge
bood hij verder.
Gabriel en Nulf besteedden eenige
oogenblikken aan de uitvoering dezer be
velen. Eindelijk loosde de bezwijmde
eenen zucht. Hunefried deed zijne hel
pers hunnen arbeid staken. Nog eenige
stonden gingen voorbij.
Opeens trok de bezwijmende de beenen
op, alsof hij ging rechtspringen. Dit laat
ste deed hij echter niet, maar draaide zich
op eene zijner zijden en stiet een lichten
schreeuw uit, als een slaper onder eene
nachtmerrie. Korts daarna opende hij de
oogeri en draaide cn keerde om zich heen.
Ik leef I... Wat is mij geschied
waren de eerste woorden die hij stamelde,
terwijl hij Hunefried, die over hem heen
gebogen was, in het gelaat zag. Nulf ant
woordde
Ja> g'j leeft, jongeling, dank zij der
bekwaamheid van den man, voor wien de
ervarendste geneeskundigen het hoofd
moeten buigen....
En dit zeggende, wees de tuinman op
Hunefried.
De vreemdeling zette zich recht.
Ik voel mij bovendien bijna sterk
genoeg om verder te gaan, sprak hij met
Gij toont verachting voor de wet.
Gij legt veel pretentie aan den dag.
Gij minacht de Vlaamsche taal.
Gij bespot den Vlaming.
Gij maakt u onweerdig nog te bevelen
over eene gewapende macht. Ontslagge
vers zijt gij; ontslaggevers diendet gij te
blijven. Zelfs, het mag niet anders.
Deugnieterij. Voor eenigen tijd
deed een bericht de ronde, meldend de
aftreding van Nathan, den grootmeester
der Italiaansche vrijmetselaars, die zich
in een allervuilste moordhistorie leelijk de
vingers had gebrand.
Hoe denkt ge, dat deze tijding werd
gemeld in l'Action, het officieel orgaan
van den apostaat Charbonnel, een opper
hoofd der Fransche geuzen en openlijk
beschermd door heel het logieministerie
De redactie maakte eenvoudig van
Nathan eenen pastoor en van de vrij
metselaars 11 verwoede klerikalen
Kan men eerloozer handelen
En zeggen dat dit vuile wapen altoos
dienst doet in het liberaal arsenaal
De Landbode deelt mede, betrekkelijk
de Belgische paarden, door koningin
Wilhelmina aan den prins gemaal als
Kerstgeschenk gegeven.
Het Fondsenblad heeft de volgende
tijding uit Sas van Gent ontvangen
11 Dit jaar gaf onze koningin, als Kerst
geschenk, aan Prins Hendrik der Neder
landen. vier prachtexemplaren van het
Vlaamsche en Zeeuwsch-Vlaamsche paar
denras, een hengst en drie drachtige mer-
riën. Van deze merriên zijn er verleden
week twee aangekocht te Westdorpe, eene
bij M. Hendrik Govaert, en eene bij
Mevr. weduwe Daelman. De twee jong
ste zonen van mevr. wed. Daelman,
Arthur en Oskar, hebben de paarden naar
Den Haag gebracht. Zij zijn tegenwoor
dig geweest bij de aanbieding van het
vorstelijk geschenk. Zij hadden de eer,
vriendelijk te worden toegesproken door
Hare Majesteit en den Prins.
De bestemming was geheim gehouden
en toen de jonge heeren Daelman 'savonds
ten 8 ure in de onbekende stallen met het
vierspan waren aangekomen, werd hun
gevraagd of ze wel wisten waar ze zich
bevonden. Men kan zich hunne verras
sing voorstell n, toen ze vernamen dat ze
in destallen van Hare Majesteit waren.
heldere stem en in den zuiveren tongval
der streek, welke laatste bijzonderheid,
gezien de vreemde kleederdracht van den
man, de meeste verwondering baar je. O
mijnheer wendde hij zich tot Hunefried,
aanvaard den oprechten dank van een ar
men zwerveling....
Niet mij, maar dien daar, komt uw
dank toe, onderbrak Hunefried den vreem
deling, in de rechtzinnige uitstorting zij
ner erkentelijkheid.
Betuig hem vrij uwe erkentenis, jon
ge man, viel Nestor, dien Hunefried aan
gewezen had, er tusschen, hij redde u het
leven, hij alleen.
Op zijn smeeken, dit zweer ik, we-
derlegde de wonderarts, bovendien, gij
bevindt u hier in zijne woning.
De vreemdeling glimlachte.
Zonder u te kennen, sprak hij op
bewogen toon, weet ik reeds, dat ik mij
in tegenwoordigheid bevind van twee
menschen, die aan de liefde, welke zij
hunnen naaste toedragen, eene volkome-
ne zelfverloochening paren. Twee gou
den harten dus...
Ik wil u beter inlichten, jongmensch,
klonk de stem van Hunefried somber, gij
bevindt u integendeel bij het afschuwe
lijkste monster, dat ooit de aarde voort
bracht en voor dengene dien men terecht
den mcnschenhater bijgenaamd heeft
Deze woorden uitsprekend, had hij
eerst op den bedlegerige en vervolgens op
zich zelf gewezen.
Nestor boog het hoofd. Intusschen was
De koning heeft aan den minister van
financiën en openbare werken het vol
gende schrijven gezonden
Waarde minister,
Het is u niet onbekend, dat ik ge-
wenscht hadde het omwerp, betreffende
mijne schenking, onmiddellijk na de
stemming der Kamers te bekrachtigen.
Echter heb ik u verzocht de bekendma
king ervan te verdagen tot wanneer al de
bepalingen zouden getroffen zijn, die mij
onmisbaar schijnen, omdat de geschon
ken goederen hunne bestemming van ver
fraaiing mogen behouden, cn zulks zon
der bezwaar voor de 's lands schatkist,
zoolang die bepalingen zullen van kracht
blijven.
Te dien einde heb ik aan enkele per
sonen opgedragen die goederen te be-
heeren overeenkomstig de inzichten die
mij hebben geleid, opvolgentlijk het di
plomatisch korps, de staf en de noodige
schikkingen zijn genomen opdat zij de
gelden ontvangen, die tot het vervullen
van het hun toevertrouwde mandaat ver-
eischt zijn.
Het is mijn wensch dat, naliet eindi
gen van mijn vruchtgebruik, die perso
nen, welke met de door mij gevolgde
traditie vertrouwd zijn, of zij die, naar
luid mijne onderrichtingen, hen later
zullen vervangen, met de zending zullen
belast blijven diezelfde goederen te on
derhouden met behulp der gelden die te
hunner beschikking zijn.
Het beheer en het onderhoud der ge
schonken .goederen zullen aldus verze
kerd zijn zonder bezwaar voor den Staat
en zoo dat zij beantwoorden aan de va
derlandslievende gevoelens die mij tot
mijne schenking deden besluiten.
Geloof mij, bid ik u, waarde minister,
U zeer toegenegen,
LEOPOLD.
Brussel, den 3i December igo3.
Deze koninklijke brief is gevold door
den tekst der wet, houdende aanvaarding
van de door Z. M. Leopold II aan den
Staat gedane schenking.
Bij de Luiksche catholieken. Het
eerste goede nieuws wordt ons gebracht
door 11 La Dépêche,» meldende dat, dank
aan eene gelukkige tusschenkomst, de
vrede tusschen de Luiksche catholieken
weldra zal geteekend zijn, en dat 1904
onder dat oogpunt een gelukkig jaar be
loofd te zijn.
de vreemdeling gansch recht gesprongen
en had reeds zijne kleederen weer dicht
gekregen.
Een monster, dat een ongelukkigen
vreemde zooveel medelijden betoont, zeg
de hij, en een mcnschenhater, die zich
beijvert om zijnen evenmensch tot het
leven terug te roepen... O, waarom is
het menschdom niet uitsluitelijk uit zulke
monsters en menschen haters saamge-
steld
Gabriel had den ongelukkige de voeten
gewasschen en met zalf ingewreven. Op
bevel zijns meesters bracht hij hem thans
versche kousen en een paar van Nestors
eigene schoenen aan. De vreemdeling
wilde weigeren, dit aan te nemen, doch
vond de lompen niet welke zijne voeten
hadden bedekt.... Dan had de kamer
knecht, op Hur.cfricd's raad, Een kop
sterke vleeschsoep gehaald en dit den jon
geling voortgezet. Hunefried kon zich
thans gemakkelijk verwijderen, maar werd
als door een geheimzinnige macht weder-
houden
Jcnge man. sprak Nestor, indien ik
niet vreesde onbescheiden te zijn, zou ik
u eene vraag willen stellen...
Ondervraag mij gerust, mijnheer,
belangstelling in mij alleen, kan u nopen
iets omtrent mij te vernemen.
Zooi ven beweerdet gij een arme
zwerveling te zijn, waarheen zijt gij voor
nemens u van hier te begeven
Wordt voortgezet.