Donderdag 20 Juli 4903 3 centiemen per nummer 36,te Jaar 3370 Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan van de Stad on 't Arrondissement van Aalst. GODSDIENST, HUISGEZIN, EIGENDOM VADERLAND, TAAL, VRIJHEID. Herderlijke brief Non fecit taliter omni nationi (Ps. CXLII, 20). Dit woord van den Psalmist, Z. Bern. Br., is vandaag de kreet onzer herten, een kreet van dankbaarheid Ge zegend zij dc Hi er,omdat Hij ons Vader land een uitgelezen deel in zijne gunsten geschonken heeft Want aan de godde lijke Voorzieni^l:-il 'tis onze plicht het te belyden moeten wij vooral de buitengewone welvaart van België als aan derzelver eerste oorzaak dank wijten. DE DENDERBODE Tit blad verschijnt den Woensdag en Zaterdag van iedere week onder dagtee- kening van den volgenden dag. De prijs ervan is tweemaal ter week voor de Stad 5 frank met den Post versonden 6 frank '8 jaars, fr. 3-25 voor zes maanden fr. 1-75 voor dry maanden, voorop te betalen. De inschrijving eindigt met 31 December. De onkosten der kwittautiën door de Post ont vangen zijn ten laste van den schuldenaar Men schrijft in bij C. Van de Putte-Goossens, Korte Zoutstraat. N» 31. en in alle Postkantoren des Lands. CUIQIJE SLIM. Per drukregel. Gewone 15 centiemenReklamen fr. 1-00Vonnissen o;. 34* bladzijde 50 centiemen. Dikwijls te herhalen bekendmakingen Dij acccord. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd. Heeren Nota rissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk tegen den dijnsdag en vrijdag in den voormiddag. Voor de advertentiën uit vreemde landeu zich te wenden ten bureele vrn dit blad. AALST, 19 JULI 1905 Van Z. Em. den Cardinaal Aartsbis schop van Mechelen en van Hunne Hoogw. de Bisschoppen van België, aan de Geestelijken en aan de Geloo- vigen, ter gelegenheid van het jubel feest der 75= verjaring van 's lands onafhankelijkheid. Zeer beminde Broeders, Zoodra de mensch den voet in dit leven zet, treft hij eene eerste gemeen schap aan, de familie, welke God zeifin den beginne tot stand bracht, wcike Christus later, bij de voltrekking der tijden, herstelde, en die de grondvtst uitmaakt en de bei.tendigheid waarborgt van alle samenleving. Iedereen heeft ondervonden, dat er geene sterkere banden zijn dan die, welke in den schoot der familie worden ge smeed dat er geene reiner liefde bestaat dan die, waar de familie de bron van is dat er geene herinneringen zoo duurzaam zijn als die,welke de familie in den grond der herten neêrlegt. Edoch, de mensch is nog lidmaat van eene andere gemeenschap, welke insge lijks in de inzichten van den Schepper ligt en uit de uitbreiding dei familie zelve voortkomt: die gemeenschap is het vader land. Zij is eene-groote en heilige inrichting, die aan het verlangen van 's mcnschen natuur beantwoordt zij is een voortdu rend en algemeen feit, dat alle bepaalde overeenkomst voorafgaat. Overal en te allen tijde, op het vaste land als op de verst afgelegen eilanden, in de lang vervlogen eeuwen als in onzen tegenwoordigen tijd, bestaat het vader land en dat vadeiiand wordt geëerd, bemind, gediend en met geestdrift verde digd. Het biedt den mensch, wel is waar, minder levenszoetheid en minder innig genot aan dan het huiselijk heiligdom het kent in dezelfde mate niet de teedere uitspattingen des herten, noch de wel doende ontboezemingen der vriendschap. Maar het vaderland is eene machtige gemeenschap, uitgebreider en meer geor dend, en het vergroot den mensch en volmaakt hem terzelfder tijde. Zoodra die mensch zijner burgerplichten bewust wordt, nemen zijne gedachten breederen omvang, zijne gevoelens worden gelou terd, zijne gansche ziel verheft zich, en door de zelfverloochening en de zelfop offering, die het maatschappelijk leven gedurig van hem vereischt, worden hem duizenderlei gelegenheden verschaft, om de heldhaftigste deugden te oefenen. Zoude 't noodig zijn het le zeggen De mensch, ja, hoeft voor het vaderland te leven. Te allen tijde is hij aan dat vader land zijne diensten, de hulp van have en goed, en de kracht zijner armen verschul digd moet hij het de onbaatzuchtige meêwerking van zijne begaafdheden, van zijne werkzaamheid en zijnen invloed verleenen wanneer het uur des gevaars voor het vaderland slaat, wanneer zijne grenzen bedreigd worden, moet hij het zijn bloed schenken en zelfs ór het leven voor ten beste geven Als echt burger, dien naam waarlijk weerdig,vereenzelvigt hij eigen bestaan en eigene belangen met met het bestaan en de belangen des vader lands. Beurtelings er mtê vernederd en verheven, deelt hij ook in des vaderlands beproevingen, deelt hij meê in zijne vreugden hij weent over zijnen rouw en treurt over zijne rampen, gelijk hij insge lijks zich bcruemt op zijnen luister en op zijnen zege. Het vaderland is eene moe der I hij bemint haar, hij staat haar bij. Het is eene weldoenster I hij eerbiedigt en vereert ze. De liefde tot het vaderland wasdemacht der beroemdste volkeren in de oudheid. Ondanks het zedelijk verval, waar zij zoo dikwijls een bedroevend -schouwspel van gaven, komen in hunne geschiedenis bladzijden voor, die ons verkwikken en opbeuren, namelijk die, welke het natio naal gevoel en de moed der helden, door de liefde tot vrijheid en vaderland onover winnelijk gemaakt, in het boek der tijden werden neêrgeschreven. Dat zoo wettig en zoo edelmoedig gevoel van 's menschen hert heeft de christene godsdienst voorzeker niet miskend noch tegengewerkt. Wel integendeel heeft de godsdienst door de leering cn de voor beelden van zijn goddelijken Stichter dat gevoel bevestigd, heeft hij er eene verhe venheid, een leven en eene kracht aan geschonken, welke de heidensche vol keren niet gekend hebben. Toen het Evangelie op de puinen der hebzui ht het rijk der liefde deed oprijzen en aan de wereld de wet der algemeene broeder lijkheid openbaarde, legde liet ons ter- zelfdertijd de verplichting op eener groo- tere genegenheid jegens degenen, die ons door gemeenschappelijke rechten en be langen van dichter bij raken, Zoo men verplicht is alle menschen te beminnen, roept Bossuet uit, a en dat er inderwaar- heid geen vreemdeling voor Christus be staat, dan moet hij zeker, met meer reden nog, zijne medeburgers beminnen. Al de liefde die men voor zichzelven, voor zijne familie en voor zijne vrienden koestert, vereenigt zich in die liefde welke men gevoelt voor het vaderland, binnen wiens grenzen ons geluk en dat onzer familiën en onzer vrienden begrepen ligt. a De mensch-geworden God,» zoo gaat de Bisschop van Meaux voort, a heeft niet enkel al de plichten vervuld welke de samenleving vereischt van een mensch, liefderijk voor allen en aller redding, en plichten nog van een goeden zoon ten opzichte zijner ouders, aan wie hij onder danig was maar hij heeft ook de plichten volbracht van een goed burger, zich zei ven aanziende als gezonden tot de ver loren schapen in het huis van Israël. Wanneer hij op de rampen denkt, welke neds van zoo dicht bij Jerusalem en het Joodsche volk bedreigden, dan kan hij zijne tranen niet inhouden en dat medelijden, dat hem in zijne zegetocht aangrijpt, verlaat hem ook niet in zijne pijnen, Trouw en verkleefd tot het einde toe aan zijn vaderland, dat nochtans ondank baar was, heeft hij er toch nog een bijzon deren blik voor over terwijl hij zijn bloed vergiet, en, die groote offerande opdra gend welke de uitboeting van gansch het menschdom wezen moest, wil hij dat de liefde tot het vaderland er ook hare plaats in hebbe. (Politique tirée de l'Ecriture Sainte, L. ir. De l'amour de la Patrie). Het valt gemakkelijk te begrijpen, dat de vaderlandsliefde, onder den invloed van zulke lessen en voorbeelden, aldra bij de christen geworden natiën in volmaakt heid toeneemt. Inderdaad, zij verheft zich daar en vergroot er in verhouding met de verhevenheid der waarheden van het Evangelie, met de hoogere voortreflelijk- lieid der inzichten welke het Evangelie aan die volkeren inboezemt, en met de heerlijkheid der belooningen, welke het aan de volbrachte plicht belooft. Schoon is de geschiedenis der verhevene daden van zelfopoffering, welke, nog zelfs op onze dagen, die liefde, door den gods dienst gevoed, in den schoot der samen leving uitwerkt schoon, de geschiedenis der daden van edelen geestdrift, welken zij er verwekt en aanvuurt. Vruchteloos zijn dan ook de pogingen van sommige uitzinnige nieuwsgezinden, die er aan gedacht hebben, den eerbied en de liefde voor het vaderland in de harten uit te dooven I Niets zal in den mensch dat krachtig gevoel van verkleefdheid aan geboorteland en nationaliteit kunnen uit roeien niets zal in de zielen die veer kracht verzwakken, die hen tot de groot ste dingen bekwaam maakt. Die gedachten, die overtuigingen, die gevoelens zijn wel degelijk de uwe, Z. Bern. Br. en wij verheugen ons, te zien hoe zij als verjongen, nieuw leven en nieuwe krachten herwinnen ter gelegen heid van het vijf-en-zeventigste verjaren van den heuglijken dag, waarop ons welbemind vaderland in de rij der onaf hankelijke natiën plaats nam. Eene machtige opwelling van vader landsliefde doet thans de harten van al zijne kinderen kloppen, en van den eenen tot den anderen grenspaal van België spannen ook aller geest en wil le samen, om door geestdriftige betoogingen dien luisterrijken verjaardag te vieren. Alhoewel ons vaderland maar klein is, wanneer men enkel acht slaat op het getal zijner inwoners en den beperkten omtrek van zijn grondgebied, is het groot nochtans door zijn leven en streven en sterk door zijne eendracht, en op dit oogenblik vertoont het zich in het aan schijn der gansche wereld als eene natie, die, bewust van tot heden toe hare plich ten getrouw te hebben volbracht, een parige dankze ggingen tot den Hemel doet stijgen, de banden toehaalt die haar aan hare Vorsten vasthechten, en, op haar verleden steunend, de toekomst met ge- rusten en zekeren blik te gemoet ziet. Alles rechtveerdigt die nationale fier heid, alles wettigt die vaste en grootmoe dige hoop. Daar komen indt-rdaad in de geschiedenis der wereld weinig voorbeel den voor, dat een volk, gelijk nu het Belgische volk, gedurende eene tijdruimte van vijf-en-zeventig jaar, eenen onafge broken vrede zoo binnr ns- als buitenslands genieten mocht, en blijken gaf van zulken iruchtbann in krachtigen levensbloei op allerhande gebied, hetzij in zake van maatschappelijke wetgeving, van weten- schaiin:., \..n kunsten, van letteren, van landbouw, van koophandel of van nijver heid. Menigvuldige getuigenissen uit het buitenland konden hier ingeroepen wor den zij erkennen dat België aart het hoofd der beschaafde natiën vooruitstreeft op alle gebied der menschelijke bedrij vigheid. Welk Christen zoude er aan twijfelen De Voorzienigheid Gods regelt immers den loop van alle menschelijke dingen. Alles is aan God onderworpen en, zoo min als bijzondere personen, kunnen de maatschappijen zich aan zijn bestuur ont trekken of ontsnappen aan zijne oor- deelen. Nu, de natiën als natiën over leven zich zeiven niet in der eeuwigheid, vermits de uitverkorenen aan den voet van Gods troon maar ééne overgroote familie uitmaken, waar alle stammen en rassen en talen in versmelten. Noodza kelijk moet God dan op aarde, tijdens hun bestaan alhier, die volkeren beloonen welke zich jegens zijne rechtveerdigheid verdienstelijk maakten, en die straffen welke zich van den weg zijner geboden verwijderden. De Heer, zoo staat erin de Heilige Boeken geschreven, verdelgt tot in de grondvesten de natiën, weer spannig tegen zijne wet, en op hunne puinen vestigt en verheft hij de natiën, welk zich aan Hem onderwerpen. (Eccli. X 18). Laten wij dan, Zeer Beminde Broeders, die zichtbare en onophoudelijke bescher ming des Hemels, welke ons vaderland geniet, openbaar erkennen. Wij hebben die te danken aan al hetgeen er in ons midden groots, edels, rechtveerdigs, eer lijks en goeds gedaan wordt. Wij hebben die te danken aan die algemeene hoog achting voor het recht, aan die liefde voor de plicht, aan dien eerbied voor de waar heid, aan die deftigheid van zeden en gewoonten, aan die gematigdheid van leven, welke sedert eeuwen alreeds het gemeenschappelijk eigendom van ons volk zijn. Die goddelijke bescherming zijn vrij nog verschuldigd aan dien geest van wel dadigheid, aan die behoefte van mede lijden en liefde, welke uit den bodem des vaderlands ontelbare stichtingen deden oprijzen, toevluchtshuizen,weezenhuizen. patronaten, hospitalen, godshuizen voor ouderlingen, maatschappijen van voor zienigheid, die de tranen opdrogen, de wonden heelen, de lichamen en de zielen genezen, de ellende voorkomen of ver zachten, en de hoop met het geloof in de harten doen binnendringen. Die goddelijke bescherming danken wij nog aan dien apostolischen iever, die als een vuur in het hert onzer Klooster zusters en onzer Missionarissen brandt, en ze naar de afgelegenste stranden heen leidt, om er aan ongelukkige broeders de waarheden van het Evangelie en de wel daden van de beschaving meê te dcelen. Edoch, wij ontkennen het niet, o geens zins maar na God bestaan er nog an dere oorzaken van onze openbare wel vaart, nog andere bronnen van den bloei des vaderlands. En vooreerst noemen wij den bijzon deren aaid en vorm der instellingen die ons beheeren. Die instellingen hebben zeker iets van de onvolmaaktheid die alle menschelijke schepping aankleeft, en zij hebben zich moeten schikken naar de voorwaarden van den maatschappelijken toestand waarin wij hier verkeeren maar zij komen overeen met den aard van het Belgische volk, met zijne overleveringen, met zijne zeden en eene lange onder vinding heeft bewezen, dat, wijselijk uit gelegd, oprecht gi ëtrbiedigd en eerlijk in het werk gesteld, zij in ons Vaderland vrede en orde hebben gesticht, den eer bied voor dc heilige rechten des gewetens hebben gewaarborgd,den heilzamen band tusschen gezag en vrijheid hebben ver sterkt, en eindelijk aan de natie eene politische levenskracht hebben geschon ken, die mettertijd al sterker wordt. Ontstaan uit den drang eener reeks merkweerdige gebeurtenissen in de histo rie, en, om zoo te zeggen, met het bloed onzer vaderer. geschreven, rijst voor het oog hunner zonen de grondwet des vader lands op in den straKnluister dier onuit- wischbare herinneringen dit alleen is voldoende, opdat wij haar diepen eerbied en onwankelbare getrouwheid zouden verpanden. Aan het hoofd onzer vaderlandsche instellingen staat het Koningdom, dat, uit de vrije keus der natie gesproten, zich tot regel voorstelde geene andere ler- zucht te kennen dan ons gelukkig te zien (1). Dit woord bleef het getrouw. Tijdens regeeringen, waarvan de lange tijdruimte, naar de getuigenis van den H. Geest, eene weldaad des Hemels is (2), hebben onze Vorsten voor het heil en welvaren des vaderlands zorg gedragen, en in die kiesche, soms ook lastige taak, hebben zij onvermoeibare werkzaamheid aan den dag gelegd. Te midden van uit- eenloopenile denkwijzen, zijn zij er in geslaagd, de achting en den eerbied aller Belgen te winnen. De banden, die het volk met zijnen Koning vereenigen, zijn gemaakt uit dankbaarheid en liefde zij werden vastgesmeed in hoop en vreugde zij werden sterker in gemeenschappelijke beproevingen en wederzijdsche verkleefd heid. Niets zal voortaan die nog kunnen verslappen of breken. Het is eene verbin tenis die voor leven en dood bezegeld is AD COMMOR1ENDUM EN AD CONVIVENDUM (3.) Het is nog rechtveerdig. Z. Bern. Br., dat men voor een groot deei aan de Natie zelve de eer toeëigene van het vader- landsch werk, dat tijdens deze laatste vijf-en-zeventig jaren volirokken werd. De geschiedenis zal niet zonder bewon dering herdenken, hoe de Belgen, na eenen slaap van twee eeuwen lang onder de overheersching van den vreemdeling, opstonden,een eigen vrij en onafhankelijk vaderland wilden, en hoe liet hun gelukte zulk vaderland te bemachtigen. Zij zal, zooals het recht is, hulde bewijzen aan die wakkere, trouwe en kloeke vaderlands lievende mannen, die het België van heden gemaakt hebben, en de vergade ringen cn machten ingericht welke het zelfstandig werk, de schranderheid, den overleg en de volherding onzer bevolking, en door haar onverzettelijk vertrouwen in de uitwerksels eener vruchtbare vrijheid. Uit hun eigen vijandig aan al wat over dreven is, en begaafd met gezond oordeel en gematigheid, hunne hoofdkenmerken, hebben de Belgen, al was de strijd op politisch gebied nog zóo vinnig, heb ben zij toch de al te scherpe verdeeldhe den onder elkaar, de oproerige en omwen telingsgezinde gistingen kunnen vermij den. Hevig zijn zeker de twisten onder (i) Inhuldieingtrede van Koning Leopold I. (a) Spreuk. XXVIII, 3. - (3) II Cor. VII, 3. de partijen, heet is de strijd om het open bare bewind in handen te krijgen doch niettemin zweeft boven dat gewoel der volksdriften de liefde tot het vaderland met eene ingeboren behoefie aan orde, en ieder kan op tijd en stond aan dat opperste belang bet offer doen zijner eigen voorliefde en eerzucht. Laten wij ook, als dienaars van God, met diep gevoelde dankbaarheid erken nen, dat België aan zijn voorvaderlijk geloof verkleefd blijft. Niet enkel in het heiligdom des gewetens en in bet ver trouwelijk leven rond den heerd onzer meeste familiën, wordt de godsdienst geacht, bemind en geoefend maar hij openbaaTt zich onder ons in vollen dag, zonder zwakheid als zonder pralerij, in menigvuldige en heerlijke betoogingen vaq geloof er. godsvrucht. Als cati olieke natie is ons vaderland uit het diepste der ziel, door zijne overleve ringen en door gansch het verleden zijner geschiedenis, aan de Roomsche Kerk, Moeder en Meesteres aller Kerken ge hecht. De aanvallen der goddeloosheid hebben dat geloof in de harten zijner kin deren niet kunnen uitroeien, noch de ketterij is c-r in geslaagd op zijnen bodem vasten wortel tc schieti n, en zijne bevol king in take van geloof te verdeelen. Op de eeuwenoude Kus van eene onzer kerken Sancta Lxgia Romana-; Eccle siae pilia, op die leus maakt, en te recht, geheel het godsdienstig België als op hare eigen leus aanspraak. Laten wij echter sluiten. Een heilige plicht, Z. Bern. Br., heeft onze vaderlandsliefde te vervullen. Wij moeten ons zeiven onzer voorvaderen weerdig toonen met trachten te bewaren, en, zoo mogelijk, nog uit te breiden, een roem en eene welvaart, die het gemeen schappelijk werk zijn der goddelijke be- schirming, der zelfopoffering onzer ko ningen en der edelmoedige bevlijtiging onzer Natie. «In het verleden is het de eendracht die onze macht uitmaakte, zoowel in de zegerijke dagen welke onze nationa- liteit beleven mocht, als in de dagen van beproeving die haar nieuwe kracht mcêdeelden. In de toekomst zal het insgelijks de eendracht zijn, waar het geheime middel om onze welvaart,onze grootheid en onze duurzaamheid te be ft werken, in gelegen is. (Aanspraak met de jubelfeesten van 1856.)» Prenten wij die woorden van den door- luchtigen stichter van ons vorstenhuis diep in ons onzen geest zij houden ons eent- der voornaamste plichten voor, die n wij als burgers le vervullen hebben. Worde met deze heuglijke dagen opnieuw en eendracht bezegeld van al de leden der grooie Belgische familie, bezield met eene zeilde gedachte van verkleefdheid aan het vaderland Vergeten wij het toch nimmer Wantrouwen en verdeeldheid helpen een landbestuur ten gronde, wer pen de instellingen omverre en doen de volkeren lijden Omnb regnum in sbipsum DIVISUM DESOLAB1TUR, ET DOMUS SUPRA domun cadet (Luc. XI, 17.) Wezen wij aan het wettige gezag onder worpen, dat in al de rangen en in al de kringen der maatschappelijke inrichting, het goddelijk gezag vertegenwoordigt. Want gelijk Sint Paulus getuigt, daar is geene macht die niet van God komt degene die bestaan, werden door God tot stand gebracht (Rom XIII, 1.) Is het noodig u zulks te herinneren, Z. Bern. Br. Het gezag is dc band tusschen hemel en aarde het is de kracht waar de wereld op steunt het is de weerkracht van aller en iedereens leven. Er met boos inzicht aan raken, er tegen opstaan, het betwisten, het loochenen, en inzonderheid het te niet willen doen,ware een aanslag plegen tegen het bestaan zelf der maatschappij. Eindelijk, wezen wij aan ons vaderland veikleefd Dienen wij het door al de middelen, die in ons bereik liggen kwij ten wij met nauwkeurigheid al de plichten der ambten, die zijn vertrouwen ons op droeg. Verwerve zij macht en roem en luister, die welbeminde Moeder, door de eerlijkheid van hare magistraten, door de manhaftigheid van hare verdedigers, door

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Denderbode | 1905 | | pagina 1