Donderdag 21 Juni 1906 3 centiemen per nummer. 57sU! Jaar 5855 ELEONORA. Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan van de Stad en 't Arrondissement van Aalst. GODSDIENST, HUISGEZIN, EIGENDOM. VADERLAND, TAAL, VRIJHEID. CONGO. Uit God en Vaderland. DE DENDERBODE. Tit blad verschijnt den Woensdag en Zaterdag van iedere week onder dagtee- kening van den volgenden dag. De pry's ervan is tweemaal ter week voor de Stad 5 frank; met den Post verzonden 6 frank 's jaars, fr. 3-25 voor zes maandenfr. 1-75 voor dry maanden, voorop te betalen. De inschrijving eindigt met 31 December. De onkosten der kwittantiën door de Post ont- jrangen zyn ten laste van den schuldenaar. Men schryft in bij C. Van de Putte-Goossens, Korte Zoutstraat, Nr 31, en in alle Postkantoren des Lands. CUIQUE 8UUM. Per drukregel. Gewone 15 centiemenReklamen fr. 1-00 Vonnissen ep 3U bladzijde 50 centiemen. Dikwijls te herhalen bekendmakingen by acccord. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd. Heeren Nota rissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk tegen den dynsdag en vry'dag in den voormiddag. Voor de advertentiën uit vreemde landen zich te wenden ten bureele van dit blad. AALST, 20 JUNI 1906. De dagbladen hebben dezer dagen den hoogst belangrijken en uiterst merkweer- digen brief meêgedeeld welken Z. M. Leopold II, Souverein van den Congo- Vrijstaat, in deze hoedanigheid, tot zijne drij algemeene Secretarissen heeft gericht. De bedoelde brief is dus gericht tot personen welke als Ministers moeten aan schouwd worden en Z. M. den Souverein behulpzaam zijn in 't bestuur. Die brief is niet alleen van belang en zeer gewichtig uit hoofde zijner herkomst maar ook door den stand welken dezen bekleeden tot wie hij is gericht. De heeren Secretarissen-Ministers heb ben zonder verwijl den belangrijken brief aan de dagbladen meêgedeeld opdat men zou kunnen oordeelen over de drogrede nen die, door zijne tegenstrevers, tegen Congo, of liever, tegen zijne onafhanke lijkheid worden geopperd. Wie weet er niet dat zekere landen, klein in getal wel is waar, aan Z. M. Leopold II dat gedeelte van 't zwarte Afrika benijden en het hem zouden willen afspelen Veel schriften en redevoeringen werden verspreid en uitgesproken door de vijan den van Congo als vrijstaat, maar de overdrijvingen waren zoo zichtbaar en tastbaar dat alle rechtschapen lieden ze beschouwden als door nijd, afgunst en baatzncht ingeblazen. Doch thans dat Z. M. Leopold II zijne stem heeft laten hooren, zijne onbetwist bare rechten op Congo heeft veropenbaard en bevestigd weet men waaraan zich te houden. De Engelscben poogden, sedert eenige jaren door allerlei middelen, het eene wat oneerlijker dan het andere, Congo- Vrijstaat in verdenking te brengen, vooral bij de Mogendheden welke het verdrag van Berlijn onderteekenden, verdrag, 't welk Congo als een onafhankelijk land uitriep en onder de regeering of beheer stelde van Z. M. onzen Koning. Wat zij beoogden, het was Z. M. Leopold en zijne Secretarissen-Ministers als onbekwamen voor te stellen en door de Mogendheden het besluit te doen nemen dat Con go-Vrij staat niet langer onder hunne heerschappij blijven mocht. Doch nu heden heeft de Koning-Sou- verein gesproken, en, in eene zoo klare en duidelijke als manhaftige taal aan de Engelsche belagers herinnerd en beves tigd namelijk, dat hij alleen en niemand 17* vervolg. De natuur zelf had in hare late lente haar deel aangebracht in het gelukvolle geheel, dat hun huwelijksleven aanving. En nu scheen die zelfde natuur droef en koud, bereid om in haar onmetelijk doodslaken al dat vervlogen, voor altijd vervlogen geluk te willen begraven. Die vergelijking vervulde haar met een onbepaalden schrik en drukte zwaar op haar hart. Het warme hart van Michaël, dat zij zoo dikwijls van vreugde, fierheid en ge luk had voelen kloppen, dat hart bestond voor haar, en toch scheen het zoo verre verwijderd, als of eene wereld beider har tenvan elkander gescheiden hield. Maar, indien zij dood was in het hart van haren echtgenoot, hij was, dit durfde zij getuigen, na God alles voor haar. Hare liefde voor hem was niet verstoffe- üjkt. Zij minde hem niet meer als vroe ger neen veel meer. Zij minde hem nu met die ware liefde, die de zelfverloochening meêbrengl, die tot de heldhaftigste opoffering leidt. En haar offer zou, dit gevoelde zij, daar was zij van overtuigd, de losprijs zijn voor de zoo dierbare ziel van Michaël. Het wm bij vier ure, toen de reizigers anders rechten op 't bezit van Congo te doen gelden heeft. En dit deed hij zonder eenige vrees voor een machtig en alver mogend land. Een drijvoudig doel beoogt Z. M. onze Koning door zijn schrijven i° Hij heeft vlakaf geantwoord aan dezen die beweerden dat Congo hem, ter oorzake van wanbestuur moest ontnomen worden: Houdt uwe handen thuis. Congo werd mij door de Mogendheden gegund in vergelding mijner oneindige opofferin gen voor de beschaving van 't zwarte Afrika. Congo is en blijft mijn eigendom, ik ben er volkomen meester en wie het zijn moge, ik zeg hem Handen thuis 20 Wat Z. M. Leopold II vurig ver langt, 't is dat België later Congo zou overnemen. Hij maakte immers een testa ment waarbij hij zijn Congo-Vrijstaat aan België bezet. Maar tot daar zijn we nog niet op 't gepaste oogenblik zal hij tot de Belgen zeggen Het oogenblik is gunstig, neem aan. 3° Groote diensten bewees Hij aan Congo door de twee inrichtingen welke hij tot stand bracht, te weten het Staats domein en het Domein der kroon. Later, wanneer Congo aan België zou zijn, zal ons land er groot voordeel bij vinden. En nu, hoe gebruikt Z. M. Leopold II de opbrengst van het Congoleesche Do mein der kroon Capitaliseert hij ze Neen, die inkomsten worden met belang loosheid besteed aan de werken van 't museum te Tervuren, aan 't stichten eener wereldschool, en de uitvoering van werken tot verfraaiing en gezondmaking te Brussel en elders. Ziedaar wat de Koning-Souverein in volle daglicht heeft willen stellen en bier aan wordt bijna algemeen toegejuicht want die stichtingen verschaffen werk en brood aan talrijke werklieden. Ten slotte dus het schrijven zegt tot dc Engelsche grijpvogels AFBLIJ VEN en stelt vast dat het tijdstip nog niet is aangebroken op 't welk België den Congo-Vrijstaat als colonic kan overne men I Uitstapje naar Aalst. Al zag er de hemel er niet heel vriendelijk uit, toch had het reisje naar Aalst verleden Zondag ion Juni, bijna i5o leden uitgelokt, die zich te drie uur vroolijk pratend vóór de Zuidstatie verdrongen. Denk eens een danspartijtje in 't spel 't Zou pleizieriger zijn dan het zweven door de Vlaamsche ardennen En onder luidruchtigen kout aan de statie van Kief afstapten, waar twee sleden wachten, om ben naar het domein Wladiroff te voeren. De koude was nijdig en de sneeuw, met dikke vlokken neervallend, maakte zelfs den landweg onzichtbaar. En weg en veld waren weldra verborgen onder den donkeren sluier van den nacht, die de droevige reizigers niets meer dan spooksels voor de oogen tooverde. De jonge gravin sidderde en trok rond haar teeder lichaam den dikken pelsman tel vaster aan. En toch scheen die man tel haar nog licht er. onbekwaam, haar voor de bittere koude te beschutten. De koetsier bibberde op zijnen bok, ondanks zijne gevoederde handschoenen, zijne muts met lange haren en zijnen pel sen kaftan, in denwelken hij half begra ven was. Met de hoffelijkheid, die Michaël tegen over zijne vrouw nooit uit het oog verlo ren had, deed hij Irma met hare dochter plaats nemen in de eerste slede, en kwam vervolgens bij hen zitten. De tweede slede was bestemd voor Catharina, Tomy en den hofmeester die hen vergezelden. En de peerden, geholpen door eene aanmoediging of eenen zweep slag van de koetsiers, deden de sleden zoo vlug over den slechten weg glijden, als de dikke sneeuwvlaag het toeliet. De hinderpalen overwinnend, gingen de sleden vlug voort, over de spoorwitte tapijt, waarop de wolven, beren en ren- ging het heen langs golvende velden, groetende boomen, lachende vijvers met badende knapen. Lede voorbij, waar het lijnwaad van de 100,000 hemden ver werkt wordt, en ginder zien wij de torens van de Denderstad, nijverig cen trum van meer dan 3o,ooo inwoners, opdagen.Wij zijn ter plaatse en de eerste indruk van de Aalstersche afgevaardigden is.... dat we, best zoo, heel talrijk opge komen zijn. Spoedig zijn wij bij goede kennissen en in den Catholieken Kring worden wij verwelkomd door den Heer Goethals, bouwmeester van de stad, en Gentenaar van geboorte. Wij drinken op de kennismaking, vastbesloten van zijn wensch te beantwoorden en met de Aals- tenaren te verbroederen en te verzus- teren. Nu volgt een bezoek aan de merkwaar digheden der Stad, eerste doel van onze reis. Na een blik geworpen te hebben op het stadhuis met zijne bevallige torentjes en zijn heerlijken achtergevel hm buigen we groetend neer voor het beeld van Diederik Maertens, die de boekdruk kunst in de Nederlanden invoerde, gelijk wij vroeger op school leerden. Wij treden in het stadhuis met zijn rijke feestzaal, zijn nette renaissance-ornementen, zijn sierlijke vergaderzaal, waar wij de por tretten van de Aalstersche burgervaderen hebben aangetroffen, waaronder dat van Mr Van Wambeke, vroolijker en vrien delijker gedachtenis. Van daar richtten wij ons naar de hoofdkerk, een der schoonste monumenten van België, heel de wereld door gekend, omdat zij een der zuiverste meesterstukken van Rubens be vat De Roep van Sint Rochus. Met een heilige ontroering hebben wij nog maals die heerlijke groep aanschouwd, waarvoor een Amerikaan een millioen en half geboden heeft, doch die hem niet toegestaan werd, omdat de geniale werken onzer Vlaamsche meesters, dat werd plechtig besloten, niet meer over de grenzen van het land mogen gaan. Die reusachtige som zou den Aalstenaren nochtans welkom zijn om hunne monu mentale kerk te voltooien, maar, zie zon der die schilderij van Rubens zouden geen vreemdelingen meer naar Aalst ko men. Wij gaan voort, werpen een blik in het stille Begijnhof, altijd geleid door den hoffelijken en geleerden Heer Goethals, slenteren voort door de stad en komen in de fraaie hovingen van de Jonge Ca- tholieke Wacht, waar het concert plaats zal hebben. Hier vinden wij een lekker en goedbe- vracht buffet in een circelvormig pavil joen, voor de gelegenheid versierd met vaandels, festoenen en bloemen. Het muziekfeest wordt ingeleid door dieren hunne sporen hadden achtergela ten. En middelerwijl bleef de sneeuw voortvallen, gezweept door den wind, die steeds sterker werd en de takkendie hij afbrak, onder klagend gehuil, heen en weer schudde. De storm naderde. Weldra, dit was niet meer te betwijfelen, zou het tem peest opsteken. Reeds zweepte de wind den reeds gevallen sneeuw in dikke wol ken omhoog, die bij gansche heuvelen, den weg belemmerden en dreigden alles onder te delven. Michaël raadpleegde zijne horlogie. Nauwelijks twee uren waren verloopen, sedert zij Kiel verlaten hadden, en onder stellende dat zij nog met dezelfde snelheid den weg konden vervolgen, scheidde een groot uur hen nog van Wladiroff. Eene seconde hield de graaf met den blik vrouw en kind omvat. Eleonora had haar gelaat tegen de borst der moeder gedrukt en gezegd dat zij bang was. Mi chaël dacht dat, te sterven hier in die verlaten vlakte, in eene drievoudige om helzing, min hard zou zijn dan de schei ding, die nu ging beginnen. En een oogenblik bezweek hij onder deze vreese- lijke bekoring. De stem van den voerman, die eerbie dig bij hem aandrong, opdat hij eene beslissing zou nemen, wekte hem uit deze wreede en baatzuchtige overwegingen en gaf bem de noodige tegenwoordigheid van geest terug om te handelen. een zuiver uitgevoerde en flink gerijth- meerde ouverture van de Koninklijke Harmonie Al Groeiend' Bloeiend, 0 onder het bestuur van den zeer aandach- tigen en knappen Heer Lenssens.In twee dramatische liederen van Flêgier vond M. Mathieu, onze gelauwerde en gevierde stadsgenoot, gelegenheid om zijn vol- klinkende stem ten dienste van een diep gevoel en een uitmuntende methode te stellen. Ofschoon niet meer nieuw, toch hoort men die dingen altijd met een nieuw klimmend genoegen. Juf. Goethals, opgeleid door haren oom, den onbetaalbaren stadsarchitect, werd met een hartelijke ovatie begroet. Na ons hare schoone stem en hare dra matische krachten ter bewondering ge boden te hebben in het groot aria uit «La Reine de Saba, gaf zij ons, op het stormig aandringen der geestdriftige toe juichingen, een pereltje van Paul Lebrun ten beste, dat zij op onberispelijke en bekoorlijke wijze voordroeg en waarmeê zij een rilling van vreugde door de zaal deed gaan 1 Zeer dichterlijk is het lied, A Müles d, van Charpentier en de uit voering was op de hoogte van het stukje diepgevoeld en goed geleid in de rol van den solozanger, M. Renaert, streelend en zacht beantwoord door het vrouwenkoor, wat schuchter misschien. Nauwelijks had M.Van Waes zijn aria uit «L'Hérodiade» aangeheven, of we hoorden zeggen: «wat een schoone stem 1 Men hadde er kun nen bijvoegen wat een vaste methode en een dichterlijke zang Het hoogste punt van het feest was de uitvoering van Tinel's drie Ridders, die, met de medewerking van den romantischen solist, M. Renaert, de goedgestijleerde koren, de voorbeeldige begelijding van M. De Groote, denzelfden onweerstaanbaren in druk maakten als hier te Gent. Eere zij bijzonder den verkleefden en geestdrif- tigen bestuurder, die het gansche feest ingericht en naar een zegevierend eiude heeft geleid, een hulde die wij hem bij elke nieuwe onderneming moeten bren gen en dan ook altijd ever, gaarne uit de volheid onzer dankbare harten brengen Na een paar nummers, op onberispelijke wijze door de Harmonie uitgevoerd, be gon het dansfeestje, waarop men elkander letterlijk verdrong en waarop de gulle vreugde geen oogenblik verzwakte. Too- verachtig was het aanblik van het gelllu- meerde park en al te vroeg was de tijd daar die ons noopte te scheiden. Te tien uren veertig stoomden we terug naar de Gentsche stad van Lei en Schel de, terwijl wij dankbaar de vervlogen stonden herdachten, evenals de verbroede ring en de verzustering met de Aalstersche leden der Jonge Wacht. Eburoon. Hij herinnerde zich nu dat niet verre van daar, aan den voet van eenen heuvel eene isba, eene arme boerenhut stond, bewoond door eenen zijner vroegere lijf eigenen, die hij voor eenige jaren tijdens zijn huwelijk had vrijgemaakt. En, zelf den bok beklimmend, terwijl hij den koetsier beval plaats te nemen in de tweede slede, wendde hij de paarden in de richting van genoemde woning. De deur der isba was nauwelijks achter de reizigers gesloten, of de ontketende elementen deden de grondvesten schud den. Het tempeest was in zijne volle woe de losgebroken. Het gehuil van den wind vermengde zich met dat der wolven de boomen van het naburig bosch lieten, krakend en be vend onder het geweid der winddrukken, een gerommel hooren, gelijk aan dat van den donder, en ware draaikolken van sneeuw werden voortgezweept als lawie- nen, alles op hunnen weg meeslepend en vernielend. Met eerbiedige haast spreidde de vrij gemaakte lijfeigene de pelsen, welke hij bezat op der. grond open en stelde met vreugd al wat hij in zijne hut had, ter beschikking van zijnen heer, terwijl hij eenen armvol hout op het vuur wierp, dat weldra in heldere vlammen opflik kerde en eene weldoende en vroolijk ma kende warmte verspreidde. De man plaatste den gebruikelijken semovar op het wit ammelaken, dat hij Land- en Tuinbouw. Beschermt de, aan de landbouw nuttige dieren. De roodblozende kersen rijpen in de hoogte en onder de schaduw dezer boomen plukken we volop de rijpe, sappige aardbeziën. De tuinen verspreiden door de open staande rozen de aangenaamste geuren. In de velden is iedereen aan den arbeid. Hier is het voor het aanaarden der aardappelen, daar zien wij dat de hooitijd volop begonnen is het volk der hoeve is in de weide en de pachter mag te vreden zijn over den hooioogst, want het gras is goed meegevallen. Maar wat is het toch jammer dat er met den hooitijd, bij het maaien van 't gras zooveel scbul- delooze slachtoffers moeten gemaakt wor den. Dees jaar zijn er in de graskanten en dan ook in de weide veel c Hazel- wormen of Blindslangen (Angnis fragilis) door 't volk slinders ge noemd. Komt een grassnijder in den kant of een maaier in de weide zulke worm tegen, 't is onvermijdelijk, het lieve diertje wordt door sikkel of zeis in stukken ge hakt. Wat zijn er dit jaar reeds gesneu veld En wat kwaad heeft dan toch deze soort van paling want hij gelijkt op niets meer, gedaan 1 Luister, vriend lezer, wat er van is. De hazelworm zoudt ge naar het uiterlijke en naar zijne slangachtige bewegingen, voor eene slang willen nemen. Het pootlooze dier moet onder de hagedissen gerekend worden. Het heeft eene dikke tong, vast gegroeide onderkaakhelften en oogen met oogleden, die het dier kan sluiten dat zijn de drie punten van verschil van echte De staart breekt gemakkelijk af en bij het vervolgen van het diertje, houdt men die meer dan eens in de hand, terwijl het beestje ontsnapt. De grondkleur is schit terend koperbruin. Het is het onschuldig ste dier der wereld, dat in insekten en wormen zijn lievelingspijs heeft, en men behoeft er in 't minst niet bang voor te zijn, wanneer men deze soort van «slang» ontmoet. Wanneer men deze diertjes doet ken nen en laat in handen nemen door kleinen en grooten, dan ziet men met verwonde ring op, hoe gerust en gemakkelijk men het niet schuwe diertje kan behandelen. 't Is in ieders belang maar vooral, voor den landbouwer,dezen weldoener te doen kennen. In 't algemeen voordeel, maar in 't nadeel der schadelijke insekten, zal de landbouwer zijne dienstboden aanbevelen het diertje te laten leven en bovendien te beschermen. Fr. L. (Handelsblad.) over de kleine tafel had uitgespreid, aan welke de graaf, de gravin en het kind hadden plaats genomen. Even als in gelukkiger dagen, maakte Irma den geurigen drank gereed en reikte met den eerbiedigen zwier, die haar eigen was, aan Michaël de tas thee over, waar een appetijtwekkende damp uit opsteeg. Verteederd door de onnavolgbare zacht aardigheid van haar, die hij, ondanks alles, nog zijne dierbare Irma noemde, had hij voor haar een halven glimlach over hij toonde zich min somber, dan hij sedert lang was geweest. Misschien had haar gedacht weerklank gevonden in zijn hart, toen zij overwoog hoe benijdenswaardig gelukkig de nede rige familie was, in wier midden zij gast vrijheid genoten. In hunne arme hut schenen de man, zijne vrouw en het blon de kind, dat lachend in hun midden opgroeide, als de verpersoonlijking van het huiselijk geluk. Hier scheen de russi- sche spreuk waarheid te zijn Hoe min der plaats, hoe goedkooper dak. Wat gaf bet overigens den keizer, of de lijfeigenen van den graaf aan den catho lieken of aan den griekschen godsdienst behoorden Waren die lieden niet te gering, dan dat de machtige zelfs hun bestaan zou vermoeden I En die onver schillige afgekeerdheid der grooten was voor die nederige kinderen der Slavonen de eerste voorwaarde van hun geluk. (Wordt voortgezet). I

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Denderbode | 1906 | | pagina 1