Zondag 30 September 1906 3 centiemen per nummer. 37"* Jaar 3883 i - m m Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan van de Stad en t Arrondissement van Aalst. GODSDIENST, HUISGEZIN, EIGENDOM. VADERLAND, TAAL, VRIJHEID. Geen werkerspen sioen in Frankrijk. Wat is er gaande zonderlinge verdwijning MOEDERTAAL. Ditjes en datjes. DE DENDERBODE. Pit blad verechynt den Woensdag ep Zaterdag van iedere week onder dagtee- keaing van den volgenden dag. De prijs ervan is -• tweemaal ter week voor de Stad 6 frank met den Post venonden 6 frank 's jaars, fr. 3-26 voor zes maanden fr. i-76 voor dry maanden, voorop te betalen. De inschrijving eindigt met 31 December. De onkosten der kwittantiën door de Post ont vangen zyn ten laste van den schuldenaar. Men schrijft in by C. Van de Putte-Goossens, Korte Zoutstraat, Nr 81, en in alle Postkantoren des Lands. CI IQUE SUIIH. Per drukregel. Gewone 16 centiemenReklamen Ir. 1-00Vonnissen op 3" bladzijde 60 centiemen. - Dikwijls te herhalen bekendmakingen b(j accoord. - Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd. - Hoeren Nota rissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk tegen den dijnsdag en rrijdag in den voormiddag. Voor de advertentiën uit vreemde landen zich te wenden ten bureele vaa dit blad. AALST, 29 SEPTEMBER 1906. Geen week bijna gaat voorbij of onze driekleurige tegenstrevers spotten met het pensioen van 65 franks dat, dank aan ons catholiek Ministerie, aan de oude arbeiders in nood verkeerende geschon ken wordt. In Frankrijk zal men wat mildadiger zijn ja, 't zal wat anders zijn dan dit bespottelijk pensioen van 9 cents daags dat in België gegund wordt, 't Zal in Frankrijk ten minste een frank daags zyn, enz., enz.... En wat zien wy nu gebeuren L... Het is nu bewezen dat de Fransche combisten machteloos zijn om de maat schappelijke hervorming te verwezen lijken welke ons catholiek Ministerie van over 6 jaren heeft ingevoerd. Nu, 't is de briefwisselaar van Le Journal de Gbnève een protestantsch orgaan die het bestatigt... En voegen wij er bij dat bedoeld orgaan de politiek der Fransche Regeering volkomen goed keurt Geven wy dus bet woord aan den briefwisselaar M. Poincarré heeft, deze week, kunnen uitroepen de begrooting geeft een overschot Inderdaad, er is een overschot van ontvangsten van veertig tot vijftig miljoen voor de afgeloopene maanden van 1906. Doch de minister moest er iets bijvoegen dat den geestdrift veel vermindert't is dat gemeld over schot verkregen is dank aan eene lee ning van een honderdtal miljoenen. Niettemin is de Fransche rente, op die tijding, ruim een half punt °/0 gestegen. klaar, die opslag der rente heeft, naar sommigen beweren, nog eene an dere oorzaak, te weten de verdaging voor een onbepaald tijdvak, of lieveiyde bedekte afstand der belasting op bet in komen. Om van zijne collegas te beko men dat zy van die belasting afzagen beeft de minister van geldwezen zich terecht gesteund op de goede opbrengst der tegenwoordige belastingen de vier oude genaamd. Hij zou doen uitschijnen hebben dat die belastingen alle veiligheid opleveren, terwijl de belasting op het inkomen liet onbekende is en hij zou het gevoelen uitgedrukt hebben, waarbij de minis ters, die de hervorming gunstig waren, zich min of meer goedwillig aangesloten hebben, dat bet, in de tegenwoordige omstandigheden, onvoorzichtig zou zijn zich in het onbekende te wagen. Die oplossing zal, in zekere plaatsen, misnoegdheid verwekken. Men bad im mers de belasting op het inkomen voor gesteld als een algemeen redmiddel, dat alle kwalen moest genezeu. Meer nog, zij moest het uitgangspunt zijn van een tijdvak van geluk, het begin eener nieu we gouden eeuw. Niet alleen zouden de kleinen en nederigen van alle belasting ontslagen worden, maar bij middel der aangekon digde belasting zouden al de maatschap pelijke hervormingen, welke men tot hiertoe slechts als eenen droom gezien had, verwezenlijkt worden. Men is dus verplicht af te zien van de maatschappelijke hervormingen en, eerst en vooral, van de werkerspentioe- nen. De teleurstelling zal groot zijn. De werkerspensioenen waren in den laat- sten kiesstrijd, hetleidmotief van al de programmen. Met er te hooren van spreken kregen de werklieden het water inden mond. Wat zullen die brave lieden wel den ken als zij de hoop zullen zien verzwin den de eenige honderde franken te ont vangen, welke hunne oude dagen tegen ellende zouden vrijwaren Zullen zij er nog lang in toestemmen hunne honge rige tanden te verslijten op het taai vleesch van het anticlerikalism. Reeds van over 6 jaren hebben de Fran sche gelukkigmakers de kwestie der werkerspensioeneu opgeworpen. Minis ter Waldeck-Rousseau, de vader van de noodlottige blokpolitiek, beeft de arme werklieden tot anticlerikalism gelokt, door zijne belofte dat het milliard der klooster» zou dienen om een fonds te stichten voor werkerspensioenen. Maar wat gebeurde heeft ons geleerd dat het milliard der kloosters nooit heeft bestaan dan in de verbeelding der kerk- haters. De verbeurtverklaarde, of lie ver, gestolene goederen der kloosters zijn aan de maat en den strijker blij ven plakken van eenige radikale en sociali- sche advocaten-likwideerders die er zich door verrijkt hebben. Het milliard is gaan vliegen en nu zou men de werkerspensioenen vinden in de belasting op het inkomen maar helaas 't is ook al mis En de Fran sche pensioenwet is van 't brugsken in 't waterke gevallen 't Woord is nu aan de driekleurige cartellisten Maar zwijgen zullen ze als karpels Waarlijk, wat is er gaande Gaan ze dan van taktick veranderen Zouden de klaarziensten onzer liberale tegenstrevers dan beginnen in te zien of te begrijpen dat het, in 't belang hunner partij, gevaarlijk wordt onvoorwaarde lijk voor te staan en goed te keuren al wat hunne Fransche partijgenooten, de Combisten, zich tegen de R. G- Kerk hare priesters en kloosterlingen veroor loven Men moet het gelooven, als men in Le Ralliement het artikel leest, in 't welk de opsteller van dit kartelor gaan, zijne partijgenooten hedektelijk aanraadt van omzichtig te zijn in hunne houding ten opzichte van de godsdienst vervolgingen in Frankrijk. Dat de liberale partij, schrijft hij, op hare hoede weze, en dat zij de plan- i) nen wete te verijdelen, die tegen haar n gesmeed worden. Het volstaat niet te zeggen, dat wij niet verantwoordelijk zijn voor betgeen in den vreemde ge- 11 beurt. Dat is blijkbaar. Doch, er zijn vraagstukken, die zich, onder den eenen of anderen vorm, in andere lan- den voordoen en 't is noodig, wan- neer de politiek der Kerk zich bedient 11 van de verwikkelingen, die zij elders uitlokt, om ze als schrikbeeld te ge- bruiken in ons land, dat wij de logens, door 't bedrog uitgevonden, weten te ontmaskeren. Komen er echter in de tcerking der n vreemde democralièn dwalingen of fou- ten voor, laten wij ze dan afkeuren. Dwaasheid zou het zijn er zich mede d verantwoordelijkheid voor te maken. a Maar geene geringer dwaasheid zou 't wezen, zich onverschillig te toonen ten opzichte der gebeurtenissen, die elders plaats grijpen, en vrij spel te laten aan tegenstrevers zonder gewe- ten, die vervolgens de vergiftige wa- pens, welke de laster tegen vreemde n liberalen en republikeinen zal gesmeed 1 hebben, tegen ons zouden gebruiken. Als men het artikel aandachtig tus- schen de regels leest dan beduidt de waarschuwing van Le Ralliement niet min dan t volgende De Fransche godsdiensthaters stape- 1 len tegenwoordig de eene dwaasheid op de andere. Wachten wij ons wel ze goed te keuren. Immers wat wij daar zien gebeuren kunnen wij zonder ge- 1 vaar voor onze belangen niet voor- staan. Zonderlinge waarschuwing voorwaar van wege een liberaal orgaan aan de geuzerij zoo toegedaan... Zouden onze tegenstrevers dan begin nen te begrijpen dat België nog niet rijp is om hier hunnen helschen haring te kunnen braden T De waarschuwing van het kartelor gaan zal bij de geuzerij zooveel effect maken als eene visicatorie op een hou ten been. 't Is immers eene reeds oude gewoonte (en oude gewoonten zijn kwalijk om laten) bij onze geusche tegenstrevers van aan den godsdienstoorlog in Frank rijk toe te juichen, van hem goed te keuren. De R. G. Kerk en haar bedienaars lasteren en bespotten en verdrukken is bij de geuzen van allen deesem als eene tweede natuur geworden. En moesten onze geusche organen den raad van Le Ralliement naleven dat zou onze tegenstrevers toch bitter weinig baten. Hunne huichelarij zou slechts dezen uitslag opleveren, name lijk, dat ze nog wat dieper in de verach ting van alle ware vaderlanders zouden verzinken EENE 19* vervolg. In dat geval begon ik, met eene slecht gelukte poging om galant te zyn, waaraan zij met een afwijzend gebaar een einde maakte. Hier is uw hoed en valies, ging zij voort. De vischhengel moet hier blijven, dien kunt ge niet meénemen. Maar... 4 Sst 1 zegde zij, en luisterde met net oor naar het trapgat gekeerd. Mijn vader en broeder zullen er even zoo over den ken als gij, en bet dwaas vinden om m eenen nacht als deze uwe schuilplaats te verlaten en u buiten te wagen maar gij moet niet naar hen luisteren. Ik zeg udat het gevaarlijk is dezen nacht hier te blij ven ea dat gij daarbuiten in den storm veilig zyt. En zonder mijn antwoord af te wacn- ten, liep zij haastig den trap af, opende beneden eene deur en trad de kamer bin nen, die wij voor ongeveer een uur ver laten hadden. Was er iets onheilspellends in die kamer dat mij zoo deed huiveren en een naderend gevaar deed vermoeden Het eerste oogenblik zag ik niets bijzonders, git Het vuur, dat goed onderhouden was> brandde nog als te voren, de klok tiktfc Wy, catholieke boeren, wij hebben eene groote reden om de Vlaamsche be weging in de hand te werken, te weten het handhaven van onzen godsdienstzin en van onze reine zeden. Sedert dat de leering van Christus onze voorouders uil den afgrond van het heidendom heeft getrokken, sedert dat de lakkei van christene beschaving ons vaderland heeft verlicht, heeft de Vla ming in het algemeen genomen, steeds uitgemunt door zijnen vromen gods dienstijver en door zyne onbesmette zeden. In weerwil van oorlogen, in weer wil van burgertwisten, van vervolgin gen en ketterijen, is de Vlaming catho liek en zedig gebleven. Het bloed onzer voorvaders beeft voor Gods altaren ge stroomd in den strijd tegen den dweep zieken Musuiman. Onze graven en her togen schaamden zich niet hun christen geloof in het openbaar te belijden ja, zelfs velen onder hen trokken meermaals het zweerd, daar waar het er op aan kwam om der vaderen godsdienst onge schonden te bewaren. De schoonste figu ren uitVlaanderen's geschiedenis hebben den knie voor onzen heiligen godsdienst gebogen Artevelde, Breydel en De Co- ninck waren christen en catholiek. De schrikkelijke omwenteling der XVI1 eeuw. die zoo vele staten uit den weg der waarheid heeft geslagen, hebben onze voorouders doorstaan zonder van de goede baan af te dolen. Ten tyde van Joseph II, ten tijde der eerste Fransche Republiek, ten tijde van het Hollandsch bestuur, en ook nog op onze dagen, zoo als op 27 Mei 11., hebben de Vlamingen getoond dat zij willen bly ven, wat hunne voorouders waren vrije mannen en overtuigde catholieken. Wat nu Frankrijk in het verre verle den is geweest, hoeven wij wel juist niet te onderzoeken Of de glansryke deug den van eenen H. Lodewijk, van eenen Lodewijk XVI al of niet zoo vele duistere vlekken van ongeloof en wulpschheid overstralen, laten wij onverlet. Maar zeker is het, dat sedert lange en lange jaren de Vlaming, in zake van geloof en zeden, bij geen Franschman moet ter scbole gaan. Neen, God dank al zijn wij niet volmaakt, onze Vlaamsche taal toch roert het modder niet, waar zich de Fransche in verlustigt ons Vlaamsch tooneelspel brandt geen wierrook voor ontucht en echtbreuk onze Vlaamsche Dranaae nog ais ie vuicw, nog met dezelfde regelmatigheid, bet was 1 staan. elf uur, en doodstil in de kamer, de lamp brandde nog en stond op de ruw houten tafel. Maar daar ontdekte ik plotseling die twee sombere, zwijgende en krachtige mannen de een stond tegen de deur die naar den uitgang van de herberg leidde, de andere tegen de deur, die toegang tot de keuken gaf. Een blik op Luttra, die zwijgend en kalm aan mijne zijde stond, stelde mij echter oogenblikkelijk gerust. Wat mij ook dreigde, met haar zou ik het gevaar te boven komen. Ik nam mijn valies over den schouder en wilde mij naar de deur begeven, waar ik de drei gende gestalte van den waard zag staan. Doch plotseling strekte zij de hand uit en hield mij terug. Blijf hier zegde zij. Karl, ging zy voort en sprak haren broeder aan, die er minder verdacht en dreigend uitzag, doe de deur open en laat dezen heer passee- ren. Bij het orkaan is hij hier in huis niet gerust en wil vertrekken. Onmiddellijk I ging zij voort, toen haar broeder zich nog dichter voor het slot plaatste, ik vraag niet dikwijls eene gunst. Wiein een nacht als deze wil uit gaan is gek, antwoordde de kerel, met een norsch afwijzend gebaar, en als gij zoo iets aanmoedigt, zijt gij even gek als hij het zal niet gebeuren. Zij scheen daar niet naar te hooren. Wilt gij de deur openen herhaalde zij, terwijl wij beiden bij het vuur bleveA boeren zijn geen communards onze Vlaamsche kerken zijn geen woeste nijen, waar schier niemand den voet in zet. Neen, langs dien kant, willen wij met do Franschen niet ruilen. Maar gelijk de Franschen zijn kunnen wij worden; indien wy onze taal niet in hare rechten handhaven want door het overdreven invoeren der Fransche taal staat ook de baan open voor Fran sche zeden en Fransch bederf. Daarom gedenk Den heiligen wenk Van al wat n omringt. Blijf trouw aan nw verleden Blijf steeds nw Vlaamschen oorsprong waard Wees Vlaamsch van hert en Vlaamsch van aard I Wees Vlaamsch in uwe spraak en Vlaamsch in uwe [zaden Uw roem en nw geluk vindt go op dien weg alleen, Met al de heerlijkheid der dagen van voorheen. De wereldberoemde missionnaris PA TER DE SMET kwam eens uit Amerika te Antwerpen hij was in simpele bur- ferskleeren en ging alzoo bij eenen rij en heer, zijnen besten vriend aanbellen. Is mijnheer t' huis, vroeg hij aan den knecht, die kwam open doen. Ja, mijnheer is f huis, maar hy is nog boven. Zou ik hem niet kunnen spreken Dat weet ik niet ik zal het gaan vragen wie mag ik aankondigen PÈRE DE SMET, als *t u belieft. Goed, wacht hier maar watik zal eens gaan hooren. Mijnheer, zei de knecht op de ka mer van zynen heer toegelaten, er is daar een struisehe vent binnen geko men, die u geern zou spreken 't is een PEERDESMET. zegt hij. Zeg aan dien peerdesmet, Jan, dat ik belet ben, dat ik met hem geen uit staans heb. Vriend, zei Jan, beneden gekomen, mijnheer doet zeggen van maar stille- kens voort te gaan, dat hij geenen tyd heeft om bij u te komen. Ga zeggen, als 't u belieft, aan uwen mijnheer, zei Pater De Smet, dat zyn beste vriend hier is. Mijnheer, zei Jan, boven terugge keerd, de peerdesmet van daaronder, doet zeggen, dat bij u absoluut moet spreken, dat hij uw beste vriend is. Daarop komt de heer beneden, curieus nog om dien zoo zonderlingen peerde smet te zien. Nauwelijks had mijnheer PATER DE SMET gezien of hij loopt hem tegen en vliegt hem om den hals en heette hem uit ganscher herte wel kom. Jan wist niet wat gezeid van verwon dering en verstond niets van al wat hij zag en als hij naderhand hoorde dat die Fransche PÈRE DE SMET de Vlaamsche PATER DE SMET was Bah, zei Jan, als onze paters met Fransch klappen peerdesmet worden, ze moeten dan maar Vlaamsch spreken met de knechten. (De Boer). E.V.D. Liberal© getuigenis. De Munchener neucste Nachrichten is een der grootste liberale gazetten van Europa. In het nummer van Donderdag i3 September, i® bladzijde, 5e kolom, staat een artikel over Belgie. Daarin lezen wij het volgende - Men treedt in 't gewoel van Brussel, met de herhaalde gewaarwording, dat men een voorkomend, openhartig en wel gezind volk voor zich heeft... Zonder twijfel draagt de uitge breide welstand der Belgen veel bij tot de aangenaamheid van hun ka rakter. De werklieden laten den indruk niet dat zij iets te kort hebben. Geen afgrond ligt er tusschen den welstand van Brussel en dezen van andere steden, alhoewel Brussel eene verzamelplaats is van geld en rijkdommen en wat ook overal het geval niet is een midden punt van vriendelijkheid. Ziedaar eene getuigenis door liberalen gegeven I Is het nu niet waar, beste lezers, dat ons land, na aa jaren gezucht te hebben onder de heerschappij der papen, onder de dwingelandij der dompers, het laatste van de wereld geworden is HET PLAN DER GEUZERIJ. «De eerste plicht onzer vrienden wan - neer zij zullen overwonnen hebben, zegt de geuzen Toekomst van Hasselt, zal zijn het officieel onderwijs herstellen. Dus het regiem van Van Humbeeek wederom invoeren met scholen zonder God en schoolmeesters met konijnen, tot groot bezwaar der gemeenten die de konijnen-koten d'office moesten betalen. Ze zijn tegen den Godsdienst niet Te Bue- nos-Ayres, in de Argentijnsche Repu bliek, werd dezer dagen het internatonaal congres der vrijdenkerij, of liever der godloochenaars gehouden. De Belgische en Fransche vrijdenkers waren er verte genwoordigd door crroYBN Furnémont, socialistisch volksvertegenwoordiger van Namen. Deze heeft voorzeker alzoo nog eens willen bewijzen dat de socialisten niet tegen den Godsdienst zijn 1 VOORUITGANG. Het weer kundig bureel van Washington meldt dat men er binnen kort zal in gelukken het weder eene week op voorhand te voorzeggen Proefnemingen zijn gedurende ver scheidene maanden genomen en hebben bewezen dat de weeryoorzegging, eene week voorop, mogelijk is. Men hoopt zelfs het weder een geheel seizoen op voorhand te kunnen voor zeggen. 't Is te hopen van ja en te vreezen van NEEN, Neen, dat wil ik niet, luidde het brutale antwoord. Zij is voor dezen nacht gesloten en noch ik, noch iemand onzer zal ze openen I Haar reeds bleek gelaat werd wit van toorn, toen wendde zij het hoofd om naar haren vader, maar deze zag haar zelfs niet aan. De deur moet geopend worden, zegde zij, haren broeder weer aanziende. Deze heer wil vertrekken, en wat hy wensebt behoort te geschieden. Wilt gy de deur ontsluiten, of ik zal het doen Een woedende kreet volgde op deze woorden. Haar vader had de deur waar bij hy stond, verlaten, en trad in drift op haar toe. Ik hief mijnen arm op om haar te beschermen, want bij scheen my m staat haar te vermoorden, doch liet den arm weer zinken, op een enkelen kal men blik van haar, die niet den minsten zweem van angst of schrik scheen te verraden. Blijf daar, zegde zij, en wees hem eenige voeten van haar af een plaats aan. Nog één stap en ik offer datgene waarvoor gij volgens uw eigen verklaring, het heil uwer ziel zoudt wagen, aan de vlammen op. Nu haalde zij een pakje bankbiljet ten te voorschijn en hield ze boven bet vuur. Gij, kwam een grysgebaarden man van de lippen, maar hij deed geen stap meer en staarde als betooverd naar de bankbiljetten. -., Ik ben, zooals gy weet, geen meisje dat teel woorden verspilt, ging zij op hoogen en bevelenden toon voort. Gy moogt mij wurgen, gij moogt mij dooden, dat doet er weinig toe, maar deze heer verlaat dezen avond dit huis of met eene enkele beweging verniel ik al dit geld. Gij, prevelde weer de oude man met bevende lippen maar hij bewoog zich niet. Plotseling echter snelde de jonge man naar ons toe en zou hare zwakke gestalte zeker in zijne krachtige armen gekneld hebben, als ik hem niet in den weg was getreden en hem met eenen slag op den grond en aan hare voeten had geworpen. Zij zegde niets, doch liet een der bank biljetten uit hare vingers vallen, dat onmiddellijk in het vuur verdween. Huilend als een wild dier, dat op zijn meest kwetsbare plaats gewond werd, stond de oude man voor ons, en stampte van woede op den grond. Houd op riep hij, liep snel naar de voordeur en maakte die open. Ziedaar schreeuwde hij, ga domkoppen, die gij zijt en moge de bliksem u treffen Maar geef mij eerst het geld. Verwijder u van de deur, zegde zij en strekte hare linkerhand uit naar de lanteern, die naast den heerd hing, en laat Karl de lanteern aansteken. Dit geschiedde. Spoediger dan ik u kan zeggen, had de oude man de deur verla ten, had de jongere de lanteern ontstoken en waren wij gereed om te vertrekken. Gaat gij nu maat voor, zegde zij, ik volg u. Neen, was mijn antwoord, wij zullen te samen gaan. Maar het geld I bromde de diepe stem van den ouden man. Dat geld zal ik u geven, als ik terugkom, zegde het meisje. XII. VROUWENLIEFDE. Zal ik ooit den hevigen slagregen ver geten, die ons in het aangezicht sloeg en ons als eene stofwolk omhulde, toen de deur op hare hangsels draaide en wij bui len kwamen, of den electrischen schok, die mij door de leden ging, toen dat teedere meisje mijne hand greep om mij door de verblindende duisternis tot ge leidster te dienen. Het was niet zoozeer hare schoonheid dan haar moed en geestkracht, waardoor ik getroffen was. De woede van den storm scheen zich voor haren wil te buigen, de wind scheen haar vleugels aan de voeten te geven. Toen wij den weg hadden bereikt, bleef zij staan en zag om. De twee hooge ge stalten van de mannen, die achtergeble ven waren, stonden in de deur van de herberg een oogenblik later traden zij naar buiten in de richting waar wij ston den. Met een zachten kreet snelde het jonge meisje naar eenen boom, waar ik tof mijne groote verbazing mijn peerd geza-i deld zag gereed staan. Zij maakte de koord los, waarmeê de menie was vast gebonden, hing de brandende lanteern aan den zadelknop, gaf het ongeduldige dier een flinken slag in de zij en stond in een oogenblik weer naast mij. Het peerd, dat verschrikt was, hinnikte 1 liep in snellen draf weg. Wij zullen wachten, zegde Luttra. Nauwelijks had zij deze woorden ge sproken of haar vader en broeder snelden ons voorbij. Zij zullen het licht volgen, fluisterde zij, greep mij weer bij de hand, en nu spoedden wij ons voort in tegenoverge stelde richting van het peerd. Indien gy vertrouwen in mij wilt stellen, zal ik u naar eene schuilplaats brengen, fluisterde zij, en liep, met gebogen gestalte tegen den wind in, zonder hare schreden maar eenigszin3 te vertragen. Gij zijt te goed, gaf ik haar ten ant woord. Waarom zoudt gij u zelf aan zoo veel gevaar blootstellen ten behoeve van eenen vreemdeling Vaster voelde ik hare hand de mijne grijpen maar zij antwoordde niet, en wjj versnelden onze stappen zooveel als wind en regen dit veroorloofden. Na eene korte maar hevige uitbarsting van den storm, waaronder het mij bijna niet mogelijk was adem te balen, bleef zy plotseling staan. (Wordt voortgezet).

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Denderbode | 1906 | | pagina 1