Donderdag 3 October 1907 5 centiemen per nummer. 62"e Jaar 3987 e twee zedenleer en. Vrij onafhankeiijk volksgezind orgaan van de Stad en 't Arrondissement van Aalst. GODSDIENST, HUISGEZIN, EIGENDOM. VADERLAND, TAAL, VRIJHEID. k ta d van Aelst. Catholieke Antisocialistische IEZERSBOND. 1-— asihat van John Cann door Grant Allen. Waar is de schuldige DE DENDERBODE. it blad verschijnt den Woensdag en Zaterdag van iedere week onder dagtee- ing van den volgenden dag. De pry 8 ervan is tweemaal ter week voor 6 frank met den Post verzonden 6 frank 's jaars, fr. 3-25 voor zes inden fr. i-76 voor dry maanden, voorop te betalen. De inschryving ligt met 31 December. De onkosten der kwittantiën door de Post ont- gen zyn ten laste van den schaldenaar. i schrijft in by O. Van de Putte-Goossens, Korte Zoutstraat. N' 31, jn alle Postkantoren des Lands. CHIQUE HUIiM. Per drukregel. Gewone 16 centiemenReklamen fr. 1-00 Vonnissen op 3'* bladzijde 50 centiemen. Dikwijls te herhalen bekendmakingen by acccord. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd. Heeren Nota rissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk tegen den dynsdag en vrijdag in den voormiddag. Voor de advertentiën uit vreemds landen zich te wenden ten bureele van dit blad. lalst, 2October ÏÖOT. \ididaten voor de Kiezing op «O October 1907. tiwens Isidoor, Geneesheer, Clercq Leo, Geneesheer, Gheest Victor, Notaris, 'Somer Jan, Meester-Schrijnwerker Wolf Desideer, Nij veraar, nan Achilles, Nijveraar, b Leo, Fabriekbestuurder, yersoen Komaan, Advocaat, nGhyseghemPolydoor, N^veraar ie zedenleer is de wetenschap welke elen moet. fimisbare zedenleer, welker noodza kheid alle menschen hebben her- K7aar deze wetenschap putten i In de rar zelve, zeggen de eenen, want de lur is goed in den goddelijken Wil egratio, zeggen de anderen, want atuur is vervallen, en christen zedenleeraar heeft het nerk dezer twee zedenleeren ge- tot, waarvan de eene licht en de ire duisternissen is de eene oor- ng van alle goed, de andere oor- ng van alle kwaad, ehier de kenmerkende trekken, ge- merd en naast elkaar gezet Je natuur. De na tuur heeft It een ander e dan haar zei- De natuur wil astyd,noch nd, noch over- flnen, noch ge lagen, noch on- iorpen worden. De gratie. 1. De gratie doet alles voor God, in wien zy zich be rust als in haar einde. 2. De gratie zet tot het kastijden aan, weerstaat aan wulpscheid, tracht niet van hare vrij heid te genieten. 4* vervolg. oude neger zette zich nu bedaard op zerk en hernam met een grijns van «rdige voldoening Dan u onwetend persoon voor zoo'n eer als u denk dat hem graf op dit tof nog vinden. Hebt u nooit in ge- lenisboek gelees, dat heel Port Royal onken is bij de groote aardbeving van aar 1692 Wij heb register voor alle jaar hier, le jaar 1692 af. Maar de graf van voor u 1692, hem allemaal heelemaal op- door de groote aardbeving Heer ar ons cil Mitford voelde den grond onder voeten wagelen, als bij eene- nieuwe •cving. Zijne knieën knakten on ier Hij moest naast den ouden neger op erk gaan zitten.... Want het was maar waarHoe, met zijne grondige kennis John Cann'6 leven en van de Westin- >e geschiedenis, had hij het kunnen tten John Cann's graf lag, zonder ;en twijfel, vademen diep onder de *we Caralbische zee 1 3. De natuur werkt om haar eigen in trest, en rekent de winst uit welke zij aan anderen kan ontleenen. 4. De natuur raint de eerebewijzen. 3. De gratie zoekt noch hare nuttig heid, noch haar eigen voordeel, maar wat aan ve len nuttig kan zijn. 4. De gratie geeft trouw de eer en de glorie aan God te rug. 5. De gratie neemt gewillig het werk aan. 6. De gratie ver langt vurig de eeu wige goederen, en hecht zich aan do tijdelijke niet. 7. De gratie is onbaatzuchtig, vergenoegt zich met weinig en acht het gelukkiger te geven dan te ont vangen. 8. De gratie leidt tot God, tot de deugd, haat de be geerten van het vleesch, onder drukt onze buiten sporigheden. 9. De gratie zoekt geenen tijdelijk.cn voorspoed en vraagt geene ande re beloon ing dan God. 10. De gratie is meer den arme dan den ryke genegen, en stemt eer raet den zwakken dan met den machtigen overeen. 11. De gratie voert alles tot God, oor sprong van alle dingen, toe. 12. De gratie be kreunt zich noch om nieuwigheid, noch om nieuws gierigheid; zij weet dat dit alles het ge volg is van 't oude verderf. 13. De gratie ver nedert den mensch en redt hem. Zoo spreekt de schrijver der Navolging Christi. (Boek III. Kap. 54). Sint Augu- stinus spreekt bijna in den zelfden zin. De twee neigingen hebben de twee 5. De natuur mint de ledigheid. 6. De natuur jaagt de tijdelijke goede ren na. 7. De natuur is hebzuchtig, en ont vangt liever dan te geven. 8. De natuur helt over naar de schep selen, het vleesch, de ydelheid, de uit spanningen. 9. De natuur doet alles voor de winst en eigen belaag. 10. De natuur lacht de machtigen toe en vleit de rijken. 11. De natuur brengt alles tot haar zelve terug. 12. De natuur wil uiterlijk verschij nen en beweert dat hare zinnen door ondervinding van vele dingen genie ten. 13. De natuur vleit den mensch en stort hem in 't ongeluk. En daarvoor had hij zijne betrekking opgegeven, Ethel's geld verspild, zijn ge weten bezwaard met eene kemelvracht van leugens Alles om te vinden dat John Cann's geheim verzonken lag in de zee, onder de verstrooide puinhoopen van het oude Port Royal Het was te veelHij zonk ineen, bedekte zijn gelaat met zijne handen, en snikte als een kind voor de oogen van den ouden, nu zelf geroerden neger doodgraver. III. Niet lang echter bleef Cecil Mitford daar zoo moedeloos onder de verzengende mid daghitte op die doodelijke zandbank zitten. Hij bezat althans eene buitengewone eigen schap eene ontembare wilskracht en volharding. Alles was immers nog niet verloren. Indien het noodig was, zou hij naar John Cann's graf gaan zoeken tot onder de door de zee verzwolgen puinhoo pen van het oude Port Royal. Hij zag op naar den verbaasden neger, en trachtte de bittere teleurstelling van zijne dierbaarste hoop met mannelijke gelatenheid te dra gen. Op ditzelfde oogenblik kwam een lang en cerweerdig uitziend man, ongeveer een zestiger, uit het omliggende bosch van kokospalmen door het hekken van het kerkhof. Hij was blijkbaar een kleurling, een mulatdoch zijn uiterlijk en geheel steden gemaakt. Deze twee neigingen waarvan de eene heilig, de andere on zuiver is de eene vereenigend, de an dere scheidend de eene met het oog op het hcmclschc gezelschap het goed van allen betrachtend, de andere het goed van allen nemendo en het aan zyn eigen belang van hoogmoed en overheersching onderwerpend de eene aan God onder worpen, de andere nijdig op God de eene rustig, de andere woelig de eene vreedzaam, de andere woelziek de eene liever de waarheid dan de loftuigingen der praters minnend, de andere gretig naar lofuitingen gelijk van waar ze komen de eene aan zijnen evenaaste hetzelfde goed dan aan zich zei ven wen- schend, de andere wenschend deu eve naaste aan zich te onderwerpen de eene de menschen voor het algemeen welzijn besturende, de andere voor zijn eigen goed deze twee neigingen hebben onder de menschen de twee steden ge vormd. (De Genesi ad lilt., Lib. XI. cap. 15). En, zoo vat de groote doctor in zyn Boek de la cité de Dieu zyn leer samen a Twee neigingen hebben dus twee steden doen ontstaan, de eene wereldsch tot minachting van God, d werk van eigenliefde de andere ho- hemelscb. tot zelfvernedering werk van liefde tot God. (Liv. XIV, ch. 28). Ziedaar de twee zedenleeren. Waar isdc verloochening van alle zedenleer Waar is de bevestiging van alle zeden leer In de natuur of in de gratie in of buiten het christene geloof? Met of zon der God Eran. Het gebeurde in de rechtzaal van het Hof van Assisen in een departoments- hoofdstad nabij Parijs. Emile Gaudot, oud 17 jaar, die reeds een heel strafregister bij de justicie had staan, stond terecht wegens moord op eene oude vrouw, Rosine Ménié, die hij van 40 sous (twee frank) had beroofd. Gaudot bekende alles met de grootste brutaliteit. Ik geef er evenveel om als een visch om een appel, had hij gezegd, en toen de president hem vroeg, of hij Rosine wel zou gedood hebben, als hy geweten had dat ze niet meer be zat, antwoordde hij Nu, dat weet ik niet Wat raakt het me, een oude karkas meer of minder. Ik werk tot eiken prys. Uw schaamteloosheid zou een lta- nibaal doen walgen riep de presi- zijne houding hadden iets deftigs en ver rieden den man van beschaving. De oude doodgraver stond dan ook bij het naderen van dezen nieuwen bezoeker eerbiedig op, en zegde tot hem, op een geheel anderen toon dan die waarop hij Cecil Mitford toe gesproken had - Goeden middag, M. Barclay, goeden middag. Deze heer. ge moet begrijpen, komt uit Engeland. Hij komt zoeken in dit kerkhof naar het graf van persoon, die hier begraven moet zijn geweest vóór de groote aardbeving. Ik heb hem gezegd, dat hij domme dingen deed. M. Barclay, domme dingen en verloren moeite. Waarom hij niet nagelezen in historieboek, voor hij hier komt, dat heel Port Royal en kerkhof en al door de zee verdronken in 't jaar 1692 M. Barclay nam voor Cecil Mitford even den hoed af en sprak hem aan met ernstige stem van een beschaafden mulat. Gij wenscht misschien eenige oud heidkunde betreffende dit eiland, mijnheer, eenige bijzonderheden aangaande iemand, die hier gestorven is vóór de groote aard beving? Nu, dan hebt ge toevallig den man getroffen, die u daaraan helpen kan. Want ik durf zeggen, dat, zoo iemand u daarmee van dient kan zijn, het de persoon is, die op dit oogenblik de eer heeft het woord tot u te richten. Wiens graf zoekt u, als ik zoo vrij mag zün te wagen Cecil Mitford gunde zich nauwelijks tijd om dtn vreemdeling te bedanken, maar zegde dent uit. In welke school van schande hebt gij al die verdorvenheid geleerd Dat komt zoo van zelf, mijnheer de president. Mr. Saint-Appert, advokaat van den betichte, kreeg nu het woord. Mijne heeren, begon hy, mijne taak is zeer eenvoudig, daar de beschul digde alles heeft bekend. Ik behoef hem niet te verdedigen, daar ik voor hem geen barmhartigheid zie. Ik zal dan ook kort zyn. «Maar.als de justicie hem reken schap vraagt van zijne misdaad, dan zult gij mij veroorloven op mijne beurt de justicie rekenschap te vragen van haar vonnis. 0 Hoe zal het luiden Ik weet het niet. Maar hoe het ook uitvalle, één is er hier, die schuldiger is dan de schul dige zelf. Dien schuldige, ik wys hem u aan of lever, die schuldigen klaag ik aan dat zijt gjj, mijne heeren, die de maatschappy vertegenwoordigt, die maatschappij, welke zich gedwongen ziet de misdaden te straffen, welke hare zorgeloosheid en verdorvenheid niet hebben weten te voorkomen. Daar aan den muur voor my, zie ik en begroet ik Christus aan het kruis. Hy is hier in uwe rechtzaal, daar waar gy den misdadiger voor uwe balie daagt. Waarom is Hy niet in do school, daar waar gij het kind roept, om te onder wijzen Waarom straft gy onder Gods oog, wanneer gy de zielen vormt buiten Hem En waarom moet Gaudot den God van Golgotha hier voor de eerste maal ontmoetten Waarom heeft hij Hem niet ontmoet voor de banken zijner school Dan zou hij zonder twij fel de bank der schande hebben verme den, waarop hy thans gezeten is. Wie heeft hem gezegd, dat er een God is, een toekomstige gerechtigheid Wie heeft hem gesproken over zijne ziel, over de plichten jegens zijnen naaste, over de broederliefde Wanneer heeft men hem het goddelijk gebod ge leerd Gy zult niet doodslaan Men heeft deze ziel overgelaten aan hare booze driften. Dit kind heeft ge leefd als een wild dier in de woestijn, alleen in deze maatschappy, die nu den tijger gaat dooden, terwijl zij op het geschikte oogenblik zijne nagels had moeten afwetten, zijne bloeddorstigheid wegnemen. Gaudot hoort dit prachtig en voor hem zoo vreemd pleidooi met verstom ming, met zekeren triomf aan, en een glans van voldoening lichtte in zijne oogen, toen de heer Saint-Appert eindig de met den uitroep Het graf van John Cann, in 1669 gestorven. De vreemdeling glimlachte. Wat John, den beruchten zeeschui mer Stelt ge belang in hem. Ja, antwoordde Cecil. Weet ge iets van hem Ik weet alles van hem, antwoordde de mulat. Alles wat ge maar verlangen kunt. Werkelijk Ja, en ik moet dan beginnen met u te zeggen, dat hij in 't geheel niet hier te Port Royal begraven werd. Wel had hij in dien zin zijne bevelen gegeven maar zijne dienaars begroeven hem elders, naar aan leiding van een geschil met den toenmali- gen gouverneur, over een document, dat de overledene gewenscht had in zijne kist mee te nemen. Waai' dan Waar stiet Cecil Mit ford uit, als een verdrinkende naar dezen stroohalm grijpende. Te Spanish Town, antwoordde de vreemdeling kalm. Ik ken zijn graf zeer goed. Als gij belang stelt in Jamaicaansche oudheden en lust hebt om met mij mee te komen, dan ben ik bereid het u te toonen. Dit is mijn naam. En hij overhandigde Cecil Mitford zijn kaartje, met al de hoffelijkheid van den man van de wereld. Cecil nam het kaartje en las Chaples Barclay, Esq., Leigh Caymanas, Spanish Town. Zijn hart poppelde van verrassing. Welk eene gelukkige ontmoetingHet eene »Ja, mijne heeren, u beschuldig ik u beschaafden, die slecht barbaren zyt u, zedenmeesters, die de groote trom roert ten bate van godloochening en zedenbedervende lectuur.... En gij ver baast u, dat men u antwoordt met mis daad en verdorvenheid Veroordeelt mijn cliëntdat is uw recht. - Maar ik beschuldig u, en dat is myn plicht. De advokaat ging zitten. Een donde rend applaus deed de zaal daveren, doch de president maakte er onmiddelyk een einde aan. De jury-leden zonderden zich ter be raadslaging af en keerden terug met een schuldigverklaring. De zeventienjarige moordenaar werd ter dood veroordeeld. God zal recht doen over de rech ters i) riep Mr Saint-Appert uit, staande eu op het kruisbeeld wijzende. Sinds eenige jaren heeft men in de rechtzalen het kruisbeeld doen weg nemen. Den veroordeelde zal dan den Godmensch voor het eerst aanschouwen in het laatst en onherroepelijk vonnis der eeuwigheid. Een snuiijje voor de mannen der onzijdige school. In een verslag over het verbazend toenemen der mis daden onder do Fransche jeugd (Revue pénitenliaire), roept de heer Jules Jolly de aandacht in op de brandende kwestie van den schoolplicht en der verwereld lijking van de gemeentescholen. Ziehier wat hij zegt Men moet het wel erkennen, dat zoohaast het volkskind lezen kan, zyne kleine geleerdheid hem soms tot niets anders dient dan om het in grootere gevaren te brengen. Zij doet zyne nood wendigheden, zijne verlangens, zijne driften aangroeien, maar verschaft hem de middelen niet om dezelve op eene eerlijke wyze te voldoen. Zy moedigt de lezingen aan en, wat het by voor keur leest,zijn onzedelijke boeken, vuile feuilletons en verhalen van misdaden, welke het verdierlijken en bederven. Het onderwijs werkt dan maar krachtig in tegen de ondeugd en de misdaad als het gepaard gaat met zedelijke opvoe ding om het geweten des kinds terzelf der lyd als zyn verstand te vormen. Geeft de openbare school deze zede lijke opvoeding, welker noodzakelijkheid eenieder erkent 1 Wy zyn wel gedwon gen het tegendeel te herkennen, zoodat stapelde zich op het andere. Niet alleen had hij nu John Cann's graf opgespoord, maar ook het papier was werkelijk daar, in de kist begraven Hij nam zijnen zakdoek en wischte zich met een gevoel van onuit sprekelijke verademing het zweet van het voorhoofd. Ethel was gered, en zij zouden nu toch samen van John Cann's schatten mogen genieten M. Barclay zette zich nu naast hem op den zerk en begon te spreken over al wat hij van John Cann's leven en daden wist. Cecil huichelde daarbij belangstelling, doch in werkelijkheid kon hij slechts aan een ding denken, den schat, den schat, den schat. Toch liet hij M. Barclay blijken, dat ook hij met de geschiedreis van den ouden zeeschuimer goed vertrouwd was en de M. Barclay, in zijne argelooze vooringenomen heid voor al wat de oudheden van zijn geboorteland betrof, was met dit vertoon van plaatselijke kennis door een vreemde ling uit Europa zoozeer ingenomen, dat hij eindigde met Cecil uit te noodigen om naar zijn huis te Spanish Town te komen en daar voor eenigen tijd zijn gast te zijn. Cecil nam gretig deze uitnoodiging aan, en dienzelfden namiddag nog nam hij, met een jagend hart plaats in den trein, die hem naar het einddoel van zijne ontdekkingsreis voerde. (Wordt voortgezet.)

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Denderbode | 1907 | | pagina 1