Zondag 29 November 1908 5 centiemen per nummer
65^ Jaar 4107
Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan van de Stad en 't Arrondissement van Aalst.
GODSDIENST, HUISGEZIN, EIGENDOM.
VADERLAND, TAAL, VRIJHEID.
Roode hansworsten.
Leest en verspreidt
De Denderbode
Een kongres van
Vrijdenkers.
Militaire kwestie.
DE DENDERBODE.
Dit olad verschijnt den Woensdag en Zaterdag van iedere week onder dagtee-
kemng van den volgenden dag. De prijs ervan is tweemaal ter week voor
de Stad 5 frank met den Post verzonden 6 frank 's jaars, fr. 3-25 voor zes
maanden fr. i-75 voor dry maanden, voorop te betalen. De inschrijving
eindigt met 31 December. De onkosten der kwittantiën door de Post ont
vangen zyn ten laste van den schuldenaar.
Men Schryft in by C. Van de Putte-GooBHens, Korte Zoutstraat, Nr 31
en in alle Postkantoren des Lands.
Per drukregel Gewone 15 centiemen Reklamen fr. 1-00 Vonnissen op
3d* bladzijde 50 centiemen. Dikwijls te herhalen bekendmakingen bij accoord.
Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd. Heeren Nota
rissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk tegen den dynsdag en vrijdag
in den voormiddag.
Voor de advertentiën uit vreemde landen zich te wenden ten bureele van
dit blad.
AelBt, 88 November 1908
Wie weet niet dat in zake van beloven
en grootspreken de socialistische hoofd
mannen door niemand ter wereld kunnen
Qvertroffon worden
De vermaarde Sequah is aan hen verge
leken maar 'ne snul.
En natuurlijk zoo de ouden zingen zoo
piepen de jongen, wy willen zeggende
roode organen en orgaantjes geven den toon
weèr door de hoofdmannen voorgezongen.
Zoo troffen wy 11. in Vooruit aan
Maar de vrede keert niet weder...
De arbeidende klas wil heure recht-
- matige eereplaats in de maatschappij
veroveren. Noch de onwil van de pa
troons, noch de milliarden der financiers,
noch de kogels der dragonders, noch de
besluiten van de burgerregeeringzullen dit
beletten. En met ons broederorgaan, Le
Peupjjï, zeggen wy Wy denken niet
dat bloedige botsingen noodig zyn tot de
ontvoegding onzer klassen maar nie-
mand zal ontkennen dat zy er toe mee
lt helpen. Wy aarzelen niet te beweren,
dat ze zelfs meer en meer onvermijdelijk
worden, indien de heerschende klasse in
haar bekrompen egoïsme voortgaat met
aan de werkers vryheid, recht en wel-
stand te weigeren
Wy rekenen stellig op de onoverwin-
neljjke kracht der steeds grooter wor-
dende organisatie, op den weldoenden
invloed der alomzegevierende weten-
schap., maar zyn ook bereid, als het
daarmee niet helpen zou, bloed en leven
te wagen
Hun bloed en leven wagen ?!f?
Och Heere I wat grootsprekery I Ze
weten, die hansworsten, in harten ziel dat
ze het nooit zoo verre dryven zullen van
hun bloed en leven te wagen.
Wie heeft er ooit gehoord dat er een
roode hoofdman ergens door dén sabel of
kogel van een burgerwacht, van een gen
darm of van een soldaat is getroffen ge
worden f
Ja, ze gaan hun bloed en leven wagen
met koenen ontembaren moed... zonder
vaar noch vrees moeten ze vooruit... niets
zal hen wederhouden noch ontzag verwek
ken... maar al de grootsprekeryen zyn
vliegende woorden herhaald op 't ongeze
geld papier der roode organen en orgaantjes.
En dan wanneer de opgeruide werklie
den in opstand ter straat afdalen, wie zag
er ooit een der opruiers, een der hoofdman
nen f... 't Was dan daar te warm... en te
gevaarlijk t...
't la dan ter straat de plaats der sukke
laars die sich door aanhitsende groot
sprekery en hebben laten verleiden, die
dwaze onuitvoerbare beloften voor goede
munt hebben aangenomen...
Neen, nooit heeft het bloed van eea der
roode opruiende hansworsten gevloeid,
ondanks het aan bloedige opstootjes niet
heeft ontbroken.
Dit bloed vergieten en leven wagen is
eene belachelijke komedie die de spotter
nijen zelfs van socialisten verwekt...
Gezel Bertrand, de soo beruchte schepen
van Schaarbeek by Brussel, beheerder van
talrijke kapitalistische ondernemingen,
keurde die ellendige komedie spottender-
wyse af,
Ik beken heel oprecht, schreef hy,
dat, in zake van middelen, ik ook gedu-
rende langen tyd de gekende formuul
heb verdedigdVreedzaam alt het kan,
n met oproer als hel moet.
Dat klinkt zoo schoon in eene redevoe-
ring, maar dat heeft het groot gebrek in
het brein der massa gevaarlijke gedach-
ten te onderhouden, omdat zij meer en
meer onuitvoerbaar zyn en zy tot de
ergste ongelukken leiden kunnen. Een
omwenteling is een voonal en wordt
niet op maat en vastgestelden datum
m voortgebracht. Om omwenteling te ma-
ken, moeten er oproerlingen zyn en deze
moeten ernstig gewapend wezen en niet
met stokken of slechte revolvers. Men
zou duB den moed moeten hebben aan
onze vrienden te zeggen die uit de mode
geraakte taktiek te laten varen zy kan
ons niet meer dienen, en name men ze
n ernstig op, zy zou gevaarlijk zyn in den
hoog sten graad,
Zy sullen hun leven wagen, hun bloed
vergieten,, kom, kom ze zien hun moeders
kindje al wel te geerne I
g Wat óe rooit hoofdmannen beter ken
nen, 't is de sukkelaars die niet verder zien
dan hunne karbonkel op allerhande wyzen
uit te buiten, om langs hunne schouders
naar bezoldigde ambten te klimmen of in
eenen vetten kaas te huizen en ook nog om
uit den honingpot te kunnen lekken lyk de
leeperikken der Saskaai
Wie een nbonuement
neemt voor 1909 zal liet
I>I»mI gri»li« 0111 vaneen, van
heden af tot Nieuwjanr.
Voorwaarden aan 't hoofd
van't blad.
Dezer dagen is er in een der gemeente
huizen van Parys (dat van het Xe arron
dissement) een vrydenkerskongres gehou
den.
Men weet dat de hoofdzakelijke eigen
schap van die vrijdenkende heeren is het
volstrekte verbod van ooit te denken aan
een God of Godsdienst.
Men had verwacht dat op dit kongres
eindelijk eens praktisch zou zyn opgetre
den geen woorden meer, ma&r daden.
De verwachting is beschaamd. Victor
Charbonnol een der redenaars zegde De
tyd is nog niet daar, om de kerkgebouwen
te vragen, maar wy moeten ons waardig
maken er bezit van te nemen.
En dat waardig maken zal geschied
zyn, volgens Charbonnel, wanneer de vrij
denkers eon geheel programma hebben
opgesteld van burgerlyke feesten en plech
tigheden.
Daar werden nog andere zottigheden
opgediend.
Zoo was er een gemeenteraadslid, Colly,
die er op wees, dat er in de scholen veel te
veel plaats wordt geschonken aan het ge
dacht aan God.
Albert Bayet bracht een verslag uit,
waarin van niets spraak was, dan van den
doodstrijd van t christendom. Akelig
Den tweeden dag besprak men de inrich
ting der verschillende feesten geboorte
feest, feest der jongelingschap, leeken-
huwelyk, leekenbegrafenis, maatschappe
lijke feesten.
Het geboortefeest zal bestaan in een feest
voor elk kind of een gemeenschappelijk
feest voor alle kinderen in dat jaar geboren.
Er zullen leeken peters en meters zyn.
Het kind zal een diploma krijgen van
aanneming in de vrye gedachten (wat dat
kind veel plezier zal doen).
Het feest zal gevierd worden in een
lokaal, wat geen herberg zal zyn (maar
natuurlijk een kerk, afgenomen aan den
godsdienst), maar 't lokaal en ook de wie
gen zullen versierd zyn.
Men zal zich onthouden van elke naaping
op de kerkplechtigheden, zich tevrede
stellen met muziek, dansen, door kinderen
uitgevoerd, verschillende spelen, en..
redevoeringen tot de moeders.
Het feest der jongelingschap (te gelijk
der jonge dochters) zal bestaan uit gezan
gen, muziek, kermis en alweer.... redevoe
ringen tot de ouders en de kinderen.
By het leekenhuwelyk tracht men er
blijkbaar naar de plechtigheid van een
kerkelijk huwelyk te evenaren.
Ook zoo by de leeken-begrafenis.
De maatschappelijke feesten zullen zijn
het Kerstfeest der menschen, de paschen
der menschen, boomen, bronnen- on ber-
genfeest.
Ziedaar, hoe de vrijdenkerij haar gods
dienst, neen, pardon haar eeredienst zal
inrichten.
Als wy het hatelijk slechte van het doel:
den moord der gedachte aan God, de vol
strekte uitroeiing van den Godsdienst even
buiten rekening laten, blyft nog de vraag
over of er iets krankzinnigen kan bedacht
worden.
Zeer terecht merkt een Parysch blad op:
de redenaars beriepen zich zonder ophou
den op de rede maar wat hen byna altyd
bezielde, was het onverstand.
Inderdaad, dat is de vrijdenkerij, niet
alleen duivelschen haat jegend God en eyn
dienst, niet alleen slechtheid, ook dom ep
dwaas onverstand.
VOLKSKAMER.
Zitting van 26 November 1908.
Redevoering van
M. WOESTE.
jMPÊBËÈÊk** WiJ roePen de ern-
10^^ stige aandacht onzer
lezer» op deze redevoering in
De heer Woeste. Ik behoor tot
hen die het initiatief van onzen achtba
ren vriend, don heer Snoy, toejuichten.
Doch wat mij verwonderde, was het
prolest van het achtbaar lid. Nadat hij
inlichtingen had gevraagd aan den mi
nister van oorlog, en voordat hem deze
waren volsirekt, besloot hij dat zij dien
den onderzocht te worden door eene
commissie. Daaruit blijkt dat de lieer
bnoy het eeos was met den minister.
(Spotgelach links).
De redevoering van den achtbaren
minister kwam ons volstrekt onver
wacht voor. Toch zeg ik hem dank om
twee redenen vooreerst voor het door
hem genomen besluit betreffende de
werving van vrijwilligers. Door een
ongehoord misbruik van macht, ver
wierp de linkerzijde gisteren de inover-
wegingneming van het voorstel dat ik
te dien einde had overgelegd, 't Was
kinderspel, vermits het voorstel opnieuw
kan ingediend worden.
Vervolgeus dank ik den achtbaren
minister om de uiterste vrijmoedigheid
zijner verklaringen, door de linkerzijde
uitzinnig toegejuicht...
De heer Denis. Uitzinnig
De heer Allard. Heeft het hoofd des
kabinets niet insgelyks zijn collega ge
luk gewenscht
De heer Woeste. terwyl schier
de gansche meerderheid een ijskoud stil
zwijgen bewaarde. Is er wel eens gezegd
geworden dat stilzwijgen eene les voor
de koningen is, 't kan soms ook eene
les voor de ministers zyn. (Uitroepingen
en gelach, links).
De heer Terwagne. De meester heeft
gesproken
De heer Woeste. De achtbare minis
ter verklaarde dat hjj in eigen naam
sprak. Wat wil dat zeggen Hy maakt
deel uit van de Regeering en heeft
zyno verantwoordelijkheid tegenover
het land. Derhalve kan men de Regee
ring vragen of zij een militair program
ma heeft. (Herhaalde uitroepingen).
De heer Debunne. 't Is eene aanma
ning.
De heer Buyl.
minister van state.
't Is de les van den
De heer Woeste. Het kabinet moet
eensgezind zyn, zoo was het vroeger
altyd. Toen in 1850 generaal Brialmout
van zijne collega's militaire hervormin
gen wilde krijgen, waren de heeren
b rére en Rogier het met hem niet eens,
en generaal Brialmont trad af.
De heer Terwagne. Ziedaar het be
vel. Onderbreking
De heer Woeste. In 1875, trachtte
generaal Guillaume de Regeeriug eenen
nieuwen weg te doen inslaan de heer
Malouj die toen ons aller minister was,
weigerde generaal Guillaume te volgen,
en deze nam zyn ontslag. Ik roep dus
deo achtbaren minister van oorlog terug
tot de parlementaire overleveringen, en
tot de bezorgdheid over de ministerieele
waardigheid. (Uitroepingen, links.)
De heer Terwagne. Dat is eene be-
leediging
De heer Woeste. Ik hecht er aan,
hier hulde te brengen aan den heer
Beernaert, wiens inzichten, men weet
het wel, ik niet altijd deelde. (Gelach
links).
De heer Terwagne. 't Is heden de
dag der verrassingen.
De heer Woeste. De heer Beernaert
was steeds van meening dat de Regee-
ripg, alvorens een ontwerp van mili
taire hervorming voor te dragen, het
eens moest zyn met hare meerderheid.
Hier geldt liet eigenlijk de proef ge
nomen met de wet van 1902 en die vol
gons den minister, niet beantwoordde
aan de hoop barer voorstellers. Wij be
schouwden die wet niet als eene proef
neming. Dat ia de bedoeling niet van de
wetten die het parlement maakt. Zoo
het er zijne goedkeuring aan hecht, is
het omdat het die goed acht en stroo-
kende met 's lands opperste belang.
Wy hebben dus geene proef genomen
in 1902 en in elk geval zou de achtbare
minister van oorlog het eens moeten
zyn met zijne collega's en de meerder
heid om te spreken zooals gisteren.
Men schijnt op de ministersbank niet
meer te willen weten van de vrijwillige
dienstneming waaraan men tot hiertoe
steeds hulde bracht.
De wet van 1870, uitgaande van de
liborale regeering, zegde dat de aan
werving voor 't leger geschiedde bij
vrijwillige dienstnemingen en bij oproe
ping.
Volgens den heer minister zouden wij
noch de getalsterkte op oorlogsvoet
noch die op vredesvoet bezitten. Die ver
klaring is in strijd met het Jaarboek
der statistieken in zake van getalsterkte
op oorlogsvoet.
Welk was de algemeene getalsterkte
van 't leger, tijdens het liberaal minis
terie in 1880? Ze bedroeg 110,643 man
in 1900 waren er 163,751 man in 1902
167.072 man in 1904 171,508 man in
1905 173,322 man en in 1906 173,840
man.
De heer Hgmans. - Op het papier, ja
De heer Woeste. Dat is eene ver
sleten tegenwerping, herhaalde malen
uitgebracht tegen generaal Pontu» en
generaal Cousebant.Maar beiden hebben
krachtdadig protest aangeteekend.
't Is dus blijkbaar dat wy bezorgd zijn
om 's lands belangen en om die van liet
leger, vermits ons getal manschappen
jaarlijks toeneemten ook betreur ik
dat de heer minister door het to betwis
ten de ontmoediging verspreidde in het
leger. (Tegenspraak, links).
De heer Demblon. Gy zyt veel meer
ontmoedigend dan liet leger. Gelach op
deselfde banken).
De heer Woeste. - Is het waar dat
wy niet het getal hebben dat werd ver
wacht van deze wervingswijze Het
Annüaire statistique antwoordt ons
dat wy 18,594 vrijwilligers hadden, dus
nagenoeg zooveel als 't getal miliciens,
't Is te begrypen dat de achtbare mi
nister geen gebruik maakte van die
cijfers om zijne vooraf opgevatte denk
beelden te schragen. (Onderbreking).
In 1903 waren er 2,686 vrijwilligers
in 1904, 2,441 in 1905, 2,496 in 1906,
2.028 in 1907, 1.482 en in 1908, 1,644,
dus te zamen 12,777, of gemiddeld
2,129 vrijwilligers, 't is te zeggen een
hooger cijfer dat dit van 1,800, door den
wetgever in 1902 bepaald. Wel is waar
waren er minder in de laatste twee
jaren, doch in 1908 steeg het cyfer. De
vermindering is hieraan te Wijten dat
de vrijwilligers hardnekkig werden
afgekeurd. (Tegenspraak, links).
De heer Capelle. De minister zegde
uitdrukkelijk het tegendeel.
De heer Woeste. De nieuwsbladen
dachten dat de cijfers, den 17 November
1908, door den minister opgegeven, de
vrijwilligers met premie golden. Neen,
zy bedoelden de vrijwilligers van be
roep.
Ten ware men onderstelde dat al de
gebrekkelijken, de stompvoeten uit liet
gansche land zich voorstelden als vrij
williger, kan men onmogelijk aannemen
dat zooveel candidaten werden afgewe
zen wegens lichaamsgebreken.
De heer Verheyen. Om dezelfde re
den worden evenveel miliciens afge
keurd.
De heer Woeste. 't Zou u niet ge
makkelijk vallen zulks te bewyzeu.
Van 1 October 1905 tot 1 October 1906,
werden op 998 afgekeurde vrijwilligers
868 verwezen wegens lichaamsgebre
ken van i October 1906 tot 1 October
636 op 718 van 1 October 1907 tot 30
September 1908, 714 op 802.
Die vermindering moet niemand ver
wonderen, daar de wet niet naar haren
geest wordt toegepast. Men zegt dat de
getalsterkte in vredestijd onlangs ver
minderde, dat men dien toestand moet
in acht nemen.
Volgens den heer minister, moet het
getal 42,900 gehandhaafd worden. Ik
heb de getalsterkte in vredestijd altijd
verdedigd en zal ze blijven verdedigen
doch nooit hebben wij gewild dat het
getal 42,900 onveranderlijk was wy
wilden eene toereikende getalsterkte.
De heer Hgmans. Er komen 6,000
manschappen te kort.
De heer Daens. 't Is schier niets
De heer Woeste. Vooreerst nam het
ministerie van oorlog eene andere han
delswijze aan. De wet werd gemaakt
naar de cijfers van 1901 Welnu, sedert
1902 heeft men van de getalsterkte afge
trokken de manschappen met verlof van
meer dan ééne maand, of 3.000 man.
Verhinder dat men de vrijwilligers
verstoot, en zy zuilen onmiddellijk in
groot getal opdagoD en uwe getal
sterkte zal toereikend zijn.
De heer Daens. Toch niet I
De heer Woeste. Hij die mij in de
rede valt, weet wellicht niet dat zich te
Aalst 158 vrijwilligers aanboden.
Waarom maakt men tal van man
schappen onbruikbaar in diensten waar
toe zij niet geschikt zyn Waarom zyn
de slachters, bakkors, poortiers, die van
den vocdings en die van den verple
gingsdienst. soldaten
De heer A. Delporte. En de aalmoe
zeniers
De heer Woeste. Men passé de wet
op de vrijwilligers toe naar haren geest;
men lijve in de rangen diegenen die
burgerlijke ambten vervullen en de ge
talsterkte in vredestijd zal aangroeien.
En zoo zal liet kaartenhuis, dat de heer
minister trachlte op te richten, ineen
storten. (Uitroepingen, links.)
Het wetsontwerp van 1902 schreef
voor dat de 1800 vrijwilligers van het
contingent zouden afgetrokken worden.
Op verzoek van den heer Helleputte
wijzigde men deze bepaling en het land
werd in militiekanton's ingedeeld Daar
uit kwam een tekort voor van een dui
zendtal manschappen. Men zou tot den
eersten tekst kunnen terugkomen.
De heer Verheyen. Gy hebt hoege
naamd niets bewezen
De heer Woeste. O 1 Ik weet, myn
heer Verheyen, dat ik u niet zal over
tuigen, maar ik spreek voor 't overige
vau 't land.
De heer Monville. Het land juicht
u niet toe.
De heer Woeste. Dat vraag ik ook
niet. Ik beroep mij enkel op zijn ver
stand.
Ik meen te hebben bewezen dat de
grondslagen der redeneering van den
heer minister onnauwkeurig zijn.
Ik zal evonmin* de toejuichingen van
mijne vrienden vragen en de uwe van
gisteren hadden peen rind^r -Del dan or.s
een strik te spannen.
De heer Monville. Onze toejuichin
gen waren de uiting van vaderlands
lievende gedachten die uwe redevoering
niet bezielen.
De heer Woeste. Uw spel van gis
teren is een versleten spel, dat u Dooit
gel uk to.
De heer Monville. Met een doel van
vaderlandslievende overeenkomst en
eendracht hebben wij u voorstellen ge
daan waartegen gij u hebt verzet.
De heer Hymans. Wij hebben den
minister van oorlog toegejuicht omdat
hij ons programma ontwikkelde. (Uit-
roepingen, rechts.)
De heer Moeste. - Ik dank u voor die
verklaring. Maar zyt gij het eens met
de gansche oppositie? Gij zult overigens
uitleggingen kunnen geven, maar ik
kan niet aannemen dat een minister, lid
van eon kabinet dor rechterzijde, het
eens is met de oppositie. (Gerucht.) Op
dien toestand vestig ik de aandacht mij
ner vrienden.
De belangen van 't leger heb ik ver
dedigd lang vóór u. Ten allen tyde
9temde ik voor het contingent en voor
de begrooting van oorlog, terwyl gy
het niet deodt. Heb ik vroeger generaal
Pontus niet ondersteund, wanneer het
de inrichting gold van die reserve die
zulke degelijke getalsterkte op oorlogs
voet verschaft
De heer Monville. Ik houd van het
loger, omdat ik mijn land bemin.
De heer Woeste. - Dit verheugt mij
doch ik ook bemin het leger en bewijs
het door mijne daden. (Tegenspraak
links.)
Het getal vrijwilligers met premie
was niet toereikend in September laatst
leden waarom handelde de heer minis
ter niet zooals verleden jaar, toen hij
een beroep deed op do overschietendo
vrijwilligers van het vorige jaar
Waarom vaardigde hij in het begin
der maand September een koninklijk
besluit uit, ten aanzien van de miliciens
die verlangden zich te laten vervangen?
Daardoor verontrustte hy nutteloos de
huisgezinnen. Dit punt heeft echter thans
geen belang meer. daar de minister van
oorlog rechts omkeer maakte, waarmede
ik hem gelukwensch.
Onze militaire instellingen vordienen
dus de verwijten niet die men haar toe
stuurt. Hot ontworp van den heer minis
ter vermeerdert het contingent en richt
den algemeenen dienstplicht in. Op
deze verklaring vestig ik de aandacht
van het land, opdat het uitspraak doe.
De heer Janson. Gy vergeet de
verkorting van den diensttyd.
De heer Woeste. Gisteren heeft men
gansch verkeerdelijk eene mijner rede
voeringen over den algemeenen dienst
plicht uitgelegd. Deze zou enkel moge-
lykzijn met eene aanzienlijke verkorting
van den diensttijd.
Nederland heeft een contingent van
17,500 man, waarvan 500 ter zee dienen;
15,500 behooren tot de infanterie en die
nen maar acht maand5,200 zelfs dienen
enkel vier maanden.
Dit geeft zulke kleine getalsterkte op
vredesvoet, dat ze niet 12,000 maD te
boven gaat en de ministers van oorlog
worstelen tegen de gevolgen dier wet.
Het parlement heeft er reeds twee ver
sleten en een derde zal weldra zyne
beurt krijgen.
Uit die les bljjkt, dat zoo de achtbare
minister hoopt met zijne gewaagde her
vorming eene voldoende getalsterkte te
hebben, hij. het mis heeft. Do heer mi
nister zal een ei bebroeid hebben en er
eene gans zien uit te voorschijn komen.
Welke ook zijne inzichten zijn, zonder
aarzel zeg ik dat, indien zijne hervor
mingen verwezenlijkt werden, hij de
afbreker van 't leger zou zijn. (Uitroe
pingen, links). Onze soldaten zouden
niet genoeg opgeleid zijn en wij zouden
de noodige sterkte niet bezitten.
Ik kan dus niet toetreden tot hervor
mingen waarvan de heer minister de
practische gevolgen niet genoeg heeft
bestudeerd.
Thans een paar woorden over het on
bepaald voorstel van den heer Snoy. In
gansch ons parlementair verleden ken
ik geen dergelijk voorstel. Is het eene
studie- of eene onderzoekscommissie die
moet ingesteld worden 1 ls het een wets
voorstel Strookt het met het regle
ment Werd het in overweging ge no
men, lie tiet ver-* ezeo te worden naar
do afdcclmgen.
Werd dit voorstol gestemd, ik zou er
mij niet kunnen bij aansluiten, want
het verplaatst de verantwoordelijkheid.
Ofwel is de Regoering overtuigd dat de
gisteren aangekondigde hervormingen
moeten verwezenlijkt worden, cn dan
moet zijzeive ze voorstellenofwel is zij
daarvan niet overtuigd, en dan kan eone
commissie tot niets anders leiden dan
den minister van oorlog eene vertroos
ting te geven.
Daartoo laat ik mij niet overhalen en
ik wijs mijne achtbare vrienden op het
gevaar. In elk geval is het voorstel voor
barig, want de proef word niet naar
behooren genomen.
Als gevolg van deze bedenkingen,
verklaar ik dat zoo het voorstel in stem
ming komt ik het zal afstemmen.
Ten slotte een beroep op het hoofd des
kabinets. Ik kon de jongste vergadering
der rechterzijde niet by wonen, doch uit
de dagbladen vernam ik dat de eerste
minister aldaar verklaarde dat de uit
leggingen van den minister van oorlog
de rechterzyde zouden bevredigen.
De heer Janson. Men wordt het ge
waar aan uwe redevoering (Gelach,
links.)
De heer- Woeste. Ik noch myne
vrienden rijn bevredigd wy verwacht
ten iets gansch anders van den poiitie-
ken zin des ministers van oorlog.
Ter vergadering van de rechterzyde
verklaarde do minister van binnenland-
sclie zaken insgelijks dat h(j wilde be
sturen met de rechterzijde, gansch de
rechterzijde! Van verre juichte ik die
woorden volmondig toe. Doch de hou
ding des ministers van oorlog verwekt
de ergsto scheuring rechts en zal in
't land aanzienlijken weerklank vinden.
Derhalve dient do achtbare minister
van bionenlandsche zaken den twyfel
weg te nemen, om ons hand aan hand
te laten samengaan zijn karakter en
de door hem bewezen diensten laten mij
verwachten dat deze hoop niet verydeld
zal worden. (Toejuichingen rechts.)