Zondag 29 November 1908 5 centiemen per nummer 65^ Jaar 4107 Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan van de Stad en 't Arrondissement van Aalst. GODSDIENST, HUISGEZIN, EIGENDOM. VADERLAND, TAAL, VRIJHEID. Roode hansworsten. Leest en verspreidt De Denderbode Een kongres van Vrijdenkers. Militaire kwestie. DE DENDERBODE. Dit olad verschijnt den Woensdag en Zaterdag van iedere week onder dagtee- kemng van den volgenden dag. De prijs ervan is tweemaal ter week voor de Stad 5 frank met den Post verzonden 6 frank 's jaars, fr. 3-25 voor zes maanden fr. i-75 voor dry maanden, voorop te betalen. De inschrijving eindigt met 31 December. De onkosten der kwittantiën door de Post ont vangen zyn ten laste van den schuldenaar. Men Schryft in by C. Van de Putte-GooBHens, Korte Zoutstraat, Nr 31 en in alle Postkantoren des Lands. Per drukregel Gewone 15 centiemen Reklamen fr. 1-00 Vonnissen op 3d* bladzijde 50 centiemen. Dikwijls te herhalen bekendmakingen bij accoord. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd. Heeren Nota rissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk tegen den dynsdag en vrijdag in den voormiddag. Voor de advertentiën uit vreemde landen zich te wenden ten bureele van dit blad. AelBt, 88 November 1908 Wie weet niet dat in zake van beloven en grootspreken de socialistische hoofd mannen door niemand ter wereld kunnen Qvertroffon worden De vermaarde Sequah is aan hen verge leken maar 'ne snul. En natuurlijk zoo de ouden zingen zoo piepen de jongen, wy willen zeggende roode organen en orgaantjes geven den toon weèr door de hoofdmannen voorgezongen. Zoo troffen wy 11. in Vooruit aan Maar de vrede keert niet weder... De arbeidende klas wil heure recht- - matige eereplaats in de maatschappij veroveren. Noch de onwil van de pa troons, noch de milliarden der financiers, noch de kogels der dragonders, noch de besluiten van de burgerregeeringzullen dit beletten. En met ons broederorgaan, Le Peupjjï, zeggen wy Wy denken niet dat bloedige botsingen noodig zyn tot de ontvoegding onzer klassen maar nie- mand zal ontkennen dat zy er toe mee lt helpen. Wy aarzelen niet te beweren, dat ze zelfs meer en meer onvermijdelijk worden, indien de heerschende klasse in haar bekrompen egoïsme voortgaat met aan de werkers vryheid, recht en wel- stand te weigeren Wy rekenen stellig op de onoverwin- neljjke kracht der steeds grooter wor- dende organisatie, op den weldoenden invloed der alomzegevierende weten- schap., maar zyn ook bereid, als het daarmee niet helpen zou, bloed en leven te wagen Hun bloed en leven wagen ?!f? Och Heere I wat grootsprekery I Ze weten, die hansworsten, in harten ziel dat ze het nooit zoo verre dryven zullen van hun bloed en leven te wagen. Wie heeft er ooit gehoord dat er een roode hoofdman ergens door dén sabel of kogel van een burgerwacht, van een gen darm of van een soldaat is getroffen ge worden f Ja, ze gaan hun bloed en leven wagen met koenen ontembaren moed... zonder vaar noch vrees moeten ze vooruit... niets zal hen wederhouden noch ontzag verwek ken... maar al de grootsprekeryen zyn vliegende woorden herhaald op 't ongeze geld papier der roode organen en orgaantjes. En dan wanneer de opgeruide werklie den in opstand ter straat afdalen, wie zag er ooit een der opruiers, een der hoofdman nen f... 't Was dan daar te warm... en te gevaarlijk t... 't la dan ter straat de plaats der sukke laars die sich door aanhitsende groot sprekery en hebben laten verleiden, die dwaze onuitvoerbare beloften voor goede munt hebben aangenomen... Neen, nooit heeft het bloed van eea der roode opruiende hansworsten gevloeid, ondanks het aan bloedige opstootjes niet heeft ontbroken. Dit bloed vergieten en leven wagen is eene belachelijke komedie die de spotter nijen zelfs van socialisten verwekt... Gezel Bertrand, de soo beruchte schepen van Schaarbeek by Brussel, beheerder van talrijke kapitalistische ondernemingen, keurde die ellendige komedie spottender- wyse af, Ik beken heel oprecht, schreef hy, dat, in zake van middelen, ik ook gedu- rende langen tyd de gekende formuul heb verdedigdVreedzaam alt het kan, n met oproer als hel moet. Dat klinkt zoo schoon in eene redevoe- ring, maar dat heeft het groot gebrek in het brein der massa gevaarlijke gedach- ten te onderhouden, omdat zij meer en meer onuitvoerbaar zyn en zy tot de ergste ongelukken leiden kunnen. Een omwenteling is een voonal en wordt niet op maat en vastgestelden datum m voortgebracht. Om omwenteling te ma- ken, moeten er oproerlingen zyn en deze moeten ernstig gewapend wezen en niet met stokken of slechte revolvers. Men zou duB den moed moeten hebben aan onze vrienden te zeggen die uit de mode geraakte taktiek te laten varen zy kan ons niet meer dienen, en name men ze n ernstig op, zy zou gevaarlijk zyn in den hoog sten graad, Zy sullen hun leven wagen, hun bloed vergieten,, kom, kom ze zien hun moeders kindje al wel te geerne I g Wat óe rooit hoofdmannen beter ken nen, 't is de sukkelaars die niet verder zien dan hunne karbonkel op allerhande wyzen uit te buiten, om langs hunne schouders naar bezoldigde ambten te klimmen of in eenen vetten kaas te huizen en ook nog om uit den honingpot te kunnen lekken lyk de leeperikken der Saskaai Wie een nbonuement neemt voor 1909 zal liet I>I»mI gri»li« 0111 vaneen, van heden af tot Nieuwjanr. Voorwaarden aan 't hoofd van't blad. Dezer dagen is er in een der gemeente huizen van Parys (dat van het Xe arron dissement) een vrydenkerskongres gehou den. Men weet dat de hoofdzakelijke eigen schap van die vrijdenkende heeren is het volstrekte verbod van ooit te denken aan een God of Godsdienst. Men had verwacht dat op dit kongres eindelijk eens praktisch zou zyn opgetre den geen woorden meer, ma&r daden. De verwachting is beschaamd. Victor Charbonnol een der redenaars zegde De tyd is nog niet daar, om de kerkgebouwen te vragen, maar wy moeten ons waardig maken er bezit van te nemen. En dat waardig maken zal geschied zyn, volgens Charbonnel, wanneer de vrij denkers eon geheel programma hebben opgesteld van burgerlyke feesten en plech tigheden. Daar werden nog andere zottigheden opgediend. Zoo was er een gemeenteraadslid, Colly, die er op wees, dat er in de scholen veel te veel plaats wordt geschonken aan het ge dacht aan God. Albert Bayet bracht een verslag uit, waarin van niets spraak was, dan van den doodstrijd van t christendom. Akelig Den tweeden dag besprak men de inrich ting der verschillende feesten geboorte feest, feest der jongelingschap, leeken- huwelyk, leekenbegrafenis, maatschappe lijke feesten. Het geboortefeest zal bestaan in een feest voor elk kind of een gemeenschappelijk feest voor alle kinderen in dat jaar geboren. Er zullen leeken peters en meters zyn. Het kind zal een diploma krijgen van aanneming in de vrye gedachten (wat dat kind veel plezier zal doen). Het feest zal gevierd worden in een lokaal, wat geen herberg zal zyn (maar natuurlijk een kerk, afgenomen aan den godsdienst), maar 't lokaal en ook de wie gen zullen versierd zyn. Men zal zich onthouden van elke naaping op de kerkplechtigheden, zich tevrede stellen met muziek, dansen, door kinderen uitgevoerd, verschillende spelen, en.. redevoeringen tot de moeders. Het feest der jongelingschap (te gelijk der jonge dochters) zal bestaan uit gezan gen, muziek, kermis en alweer.... redevoe ringen tot de ouders en de kinderen. By het leekenhuwelyk tracht men er blijkbaar naar de plechtigheid van een kerkelijk huwelyk te evenaren. Ook zoo by de leeken-begrafenis. De maatschappelijke feesten zullen zijn het Kerstfeest der menschen, de paschen der menschen, boomen, bronnen- on ber- genfeest. Ziedaar, hoe de vrijdenkerij haar gods dienst, neen, pardon haar eeredienst zal inrichten. Als wy het hatelijk slechte van het doel: den moord der gedachte aan God, de vol strekte uitroeiing van den Godsdienst even buiten rekening laten, blyft nog de vraag over of er iets krankzinnigen kan bedacht worden. Zeer terecht merkt een Parysch blad op: de redenaars beriepen zich zonder ophou den op de rede maar wat hen byna altyd bezielde, was het onverstand. Inderdaad, dat is de vrijdenkerij, niet alleen duivelschen haat jegend God en eyn dienst, niet alleen slechtheid, ook dom ep dwaas onverstand. VOLKSKAMER. Zitting van 26 November 1908. Redevoering van M. WOESTE. jMPÊBËÈÊk** WiJ roePen de ern- 10^^ stige aandacht onzer lezer» op deze redevoering in De heer Woeste. Ik behoor tot hen die het initiatief van onzen achtba ren vriend, don heer Snoy, toejuichten. Doch wat mij verwonderde, was het prolest van het achtbaar lid. Nadat hij inlichtingen had gevraagd aan den mi nister van oorlog, en voordat hem deze waren volsirekt, besloot hij dat zij dien den onderzocht te worden door eene commissie. Daaruit blijkt dat de lieer bnoy het eeos was met den minister. (Spotgelach links). De redevoering van den achtbaren minister kwam ons volstrekt onver wacht voor. Toch zeg ik hem dank om twee redenen vooreerst voor het door hem genomen besluit betreffende de werving van vrijwilligers. Door een ongehoord misbruik van macht, ver wierp de linkerzijde gisteren de inover- wegingneming van het voorstel dat ik te dien einde had overgelegd, 't Was kinderspel, vermits het voorstel opnieuw kan ingediend worden. Vervolgeus dank ik den achtbaren minister om de uiterste vrijmoedigheid zijner verklaringen, door de linkerzijde uitzinnig toegejuicht... De heer Denis. Uitzinnig De heer Allard. Heeft het hoofd des kabinets niet insgelyks zijn collega ge luk gewenscht De heer Woeste. terwyl schier de gansche meerderheid een ijskoud stil zwijgen bewaarde. Is er wel eens gezegd geworden dat stilzwijgen eene les voor de koningen is, 't kan soms ook eene les voor de ministers zyn. (Uitroepingen en gelach, links). De heer Terwagne. De meester heeft gesproken De heer Woeste. De achtbare minis ter verklaarde dat hjj in eigen naam sprak. Wat wil dat zeggen Hy maakt deel uit van de Regeering en heeft zyno verantwoordelijkheid tegenover het land. Derhalve kan men de Regee ring vragen of zij een militair program ma heeft. (Herhaalde uitroepingen). De heer Debunne. 't Is eene aanma ning. De heer Buyl. minister van state. 't Is de les van den De heer Woeste. Het kabinet moet eensgezind zyn, zoo was het vroeger altyd. Toen in 1850 generaal Brialmout van zijne collega's militaire hervormin gen wilde krijgen, waren de heeren b rére en Rogier het met hem niet eens, en generaal Brialmont trad af. De heer Terwagne. Ziedaar het be vel. Onderbreking De heer Woeste. In 1875, trachtte generaal Guillaume de Regeeriug eenen nieuwen weg te doen inslaan de heer Malouj die toen ons aller minister was, weigerde generaal Guillaume te volgen, en deze nam zyn ontslag. Ik roep dus deo achtbaren minister van oorlog terug tot de parlementaire overleveringen, en tot de bezorgdheid over de ministerieele waardigheid. (Uitroepingen, links.) De heer Terwagne. Dat is eene be- leediging De heer Woeste. Ik hecht er aan, hier hulde te brengen aan den heer Beernaert, wiens inzichten, men weet het wel, ik niet altijd deelde. (Gelach links). De heer Terwagne. 't Is heden de dag der verrassingen. De heer Woeste. De heer Beernaert was steeds van meening dat de Regee- ripg, alvorens een ontwerp van mili taire hervorming voor te dragen, het eens moest zyn met hare meerderheid. Hier geldt liet eigenlijk de proef ge nomen met de wet van 1902 en die vol gons den minister, niet beantwoordde aan de hoop barer voorstellers. Wij be schouwden die wet niet als eene proef neming. Dat ia de bedoeling niet van de wetten die het parlement maakt. Zoo het er zijne goedkeuring aan hecht, is het omdat het die goed acht en stroo- kende met 's lands opperste belang. Wy hebben dus geene proef genomen in 1902 en in elk geval zou de achtbare minister van oorlog het eens moeten zyn met zijne collega's en de meerder heid om te spreken zooals gisteren. Men schijnt op de ministersbank niet meer te willen weten van de vrijwillige dienstneming waaraan men tot hiertoe steeds hulde bracht. De wet van 1870, uitgaande van de liborale regeering, zegde dat de aan werving voor 't leger geschiedde bij vrijwillige dienstnemingen en bij oproe ping. Volgens den heer minister zouden wij noch de getalsterkte op oorlogsvoet noch die op vredesvoet bezitten. Die ver klaring is in strijd met het Jaarboek der statistieken in zake van getalsterkte op oorlogsvoet. Welk was de algemeene getalsterkte van 't leger, tijdens het liberaal minis terie in 1880? Ze bedroeg 110,643 man in 1900 waren er 163,751 man in 1902 167.072 man in 1904 171,508 man in 1905 173,322 man en in 1906 173,840 man. De heer Hgmans. - Op het papier, ja De heer Woeste. Dat is eene ver sleten tegenwerping, herhaalde malen uitgebracht tegen generaal Pontu» en generaal Cousebant.Maar beiden hebben krachtdadig protest aangeteekend. 't Is dus blijkbaar dat wy bezorgd zijn om 's lands belangen en om die van liet leger, vermits ons getal manschappen jaarlijks toeneemten ook betreur ik dat de heer minister door het to betwis ten de ontmoediging verspreidde in het leger. (Tegenspraak, links). De heer Demblon. Gy zyt veel meer ontmoedigend dan liet leger. Gelach op deselfde banken). De heer Woeste. - Is het waar dat wy niet het getal hebben dat werd ver wacht van deze wervingswijze Het Annüaire statistique antwoordt ons dat wy 18,594 vrijwilligers hadden, dus nagenoeg zooveel als 't getal miliciens, 't Is te begrypen dat de achtbare mi nister geen gebruik maakte van die cijfers om zijne vooraf opgevatte denk beelden te schragen. (Onderbreking). In 1903 waren er 2,686 vrijwilligers in 1904, 2,441 in 1905, 2,496 in 1906, 2.028 in 1907, 1.482 en in 1908, 1,644, dus te zamen 12,777, of gemiddeld 2,129 vrijwilligers, 't is te zeggen een hooger cijfer dat dit van 1,800, door den wetgever in 1902 bepaald. Wel is waar waren er minder in de laatste twee jaren, doch in 1908 steeg het cyfer. De vermindering is hieraan te Wijten dat de vrijwilligers hardnekkig werden afgekeurd. (Tegenspraak, links). De heer Capelle. De minister zegde uitdrukkelijk het tegendeel. De heer Woeste. De nieuwsbladen dachten dat de cijfers, den 17 November 1908, door den minister opgegeven, de vrijwilligers met premie golden. Neen, zy bedoelden de vrijwilligers van be roep. Ten ware men onderstelde dat al de gebrekkelijken, de stompvoeten uit liet gansche land zich voorstelden als vrij williger, kan men onmogelijk aannemen dat zooveel candidaten werden afgewe zen wegens lichaamsgebreken. De heer Verheyen. Om dezelfde re den worden evenveel miliciens afge keurd. De heer Woeste. 't Zou u niet ge makkelijk vallen zulks te bewyzeu. Van 1 October 1905 tot 1 October 1906, werden op 998 afgekeurde vrijwilligers 868 verwezen wegens lichaamsgebre ken van i October 1906 tot 1 October 636 op 718 van 1 October 1907 tot 30 September 1908, 714 op 802. Die vermindering moet niemand ver wonderen, daar de wet niet naar haren geest wordt toegepast. Men zegt dat de getalsterkte in vredestijd onlangs ver minderde, dat men dien toestand moet in acht nemen. Volgens den heer minister, moet het getal 42,900 gehandhaafd worden. Ik heb de getalsterkte in vredestijd altijd verdedigd en zal ze blijven verdedigen doch nooit hebben wij gewild dat het getal 42,900 onveranderlijk was wy wilden eene toereikende getalsterkte. De heer Hgmans. Er komen 6,000 manschappen te kort. De heer Daens. 't Is schier niets De heer Woeste. Vooreerst nam het ministerie van oorlog eene andere han delswijze aan. De wet werd gemaakt naar de cijfers van 1901 Welnu, sedert 1902 heeft men van de getalsterkte afge trokken de manschappen met verlof van meer dan ééne maand, of 3.000 man. Verhinder dat men de vrijwilligers verstoot, en zy zuilen onmiddellijk in groot getal opdagoD en uwe getal sterkte zal toereikend zijn. De heer Daens. Toch niet I De heer Woeste. Hij die mij in de rede valt, weet wellicht niet dat zich te Aalst 158 vrijwilligers aanboden. Waarom maakt men tal van man schappen onbruikbaar in diensten waar toe zij niet geschikt zyn Waarom zyn de slachters, bakkors, poortiers, die van den vocdings en die van den verple gingsdienst. soldaten De heer A. Delporte. En de aalmoe zeniers De heer Woeste. Men passé de wet op de vrijwilligers toe naar haren geest; men lijve in de rangen diegenen die burgerlijke ambten vervullen en de ge talsterkte in vredestijd zal aangroeien. En zoo zal liet kaartenhuis, dat de heer minister trachlte op te richten, ineen storten. (Uitroepingen, links.) Het wetsontwerp van 1902 schreef voor dat de 1800 vrijwilligers van het contingent zouden afgetrokken worden. Op verzoek van den heer Helleputte wijzigde men deze bepaling en het land werd in militiekanton's ingedeeld Daar uit kwam een tekort voor van een dui zendtal manschappen. Men zou tot den eersten tekst kunnen terugkomen. De heer Verheyen. Gy hebt hoege naamd niets bewezen De heer Woeste. O 1 Ik weet, myn heer Verheyen, dat ik u niet zal over tuigen, maar ik spreek voor 't overige vau 't land. De heer Monville. Het land juicht u niet toe. De heer Woeste. Dat vraag ik ook niet. Ik beroep mij enkel op zijn ver stand. Ik meen te hebben bewezen dat de grondslagen der redeneering van den heer minister onnauwkeurig zijn. Ik zal evonmin* de toejuichingen van mijne vrienden vragen en de uwe van gisteren hadden peen rind^r -Del dan or.s een strik te spannen. De heer Monville. Onze toejuichin gen waren de uiting van vaderlands lievende gedachten die uwe redevoering niet bezielen. De heer Woeste. Uw spel van gis teren is een versleten spel, dat u Dooit gel uk to. De heer Monville. Met een doel van vaderlandslievende overeenkomst en eendracht hebben wij u voorstellen ge daan waartegen gij u hebt verzet. De heer Hymans. Wij hebben den minister van oorlog toegejuicht omdat hij ons programma ontwikkelde. (Uit- roepingen, rechts.) De heer Moeste. - Ik dank u voor die verklaring. Maar zyt gij het eens met de gansche oppositie? Gij zult overigens uitleggingen kunnen geven, maar ik kan niet aannemen dat een minister, lid van eon kabinet dor rechterzijde, het eens is met de oppositie. (Gerucht.) Op dien toestand vestig ik de aandacht mij ner vrienden. De belangen van 't leger heb ik ver dedigd lang vóór u. Ten allen tyde 9temde ik voor het contingent en voor de begrooting van oorlog, terwyl gy het niet deodt. Heb ik vroeger generaal Pontus niet ondersteund, wanneer het de inrichting gold van die reserve die zulke degelijke getalsterkte op oorlogs voet verschaft De heer Monville. Ik houd van het loger, omdat ik mijn land bemin. De heer Woeste. - Dit verheugt mij doch ik ook bemin het leger en bewijs het door mijne daden. (Tegenspraak links.) Het getal vrijwilligers met premie was niet toereikend in September laatst leden waarom handelde de heer minis ter niet zooals verleden jaar, toen hij een beroep deed op do overschietendo vrijwilligers van het vorige jaar Waarom vaardigde hij in het begin der maand September een koninklijk besluit uit, ten aanzien van de miliciens die verlangden zich te laten vervangen? Daardoor verontrustte hy nutteloos de huisgezinnen. Dit punt heeft echter thans geen belang meer. daar de minister van oorlog rechts omkeer maakte, waarmede ik hem gelukwensch. Onze militaire instellingen vordienen dus de verwijten niet die men haar toe stuurt. Hot ontworp van den heer minis ter vermeerdert het contingent en richt den algemeenen dienstplicht in. Op deze verklaring vestig ik de aandacht van het land, opdat het uitspraak doe. De heer Janson. Gy vergeet de verkorting van den diensttyd. De heer Woeste. Gisteren heeft men gansch verkeerdelijk eene mijner rede voeringen over den algemeenen dienst plicht uitgelegd. Deze zou enkel moge- lykzijn met eene aanzienlijke verkorting van den diensttijd. Nederland heeft een contingent van 17,500 man, waarvan 500 ter zee dienen; 15,500 behooren tot de infanterie en die nen maar acht maand5,200 zelfs dienen enkel vier maanden. Dit geeft zulke kleine getalsterkte op vredesvoet, dat ze niet 12,000 maD te boven gaat en de ministers van oorlog worstelen tegen de gevolgen dier wet. Het parlement heeft er reeds twee ver sleten en een derde zal weldra zyne beurt krijgen. Uit die les bljjkt, dat zoo de achtbare minister hoopt met zijne gewaagde her vorming eene voldoende getalsterkte te hebben, hij. het mis heeft. Do heer mi nister zal een ei bebroeid hebben en er eene gans zien uit te voorschijn komen. Welke ook zijne inzichten zijn, zonder aarzel zeg ik dat, indien zijne hervor mingen verwezenlijkt werden, hij de afbreker van 't leger zou zijn. (Uitroe pingen, links). Onze soldaten zouden niet genoeg opgeleid zijn en wij zouden de noodige sterkte niet bezitten. Ik kan dus niet toetreden tot hervor mingen waarvan de heer minister de practische gevolgen niet genoeg heeft bestudeerd. Thans een paar woorden over het on bepaald voorstel van den heer Snoy. In gansch ons parlementair verleden ken ik geen dergelijk voorstel. Is het eene studie- of eene onderzoekscommissie die moet ingesteld worden 1 ls het een wets voorstel Strookt het met het regle ment Werd het in overweging ge no men, lie tiet ver-* ezeo te worden naar do afdcclmgen. Werd dit voorstol gestemd, ik zou er mij niet kunnen bij aansluiten, want het verplaatst de verantwoordelijkheid. Ofwel is de Regoering overtuigd dat de gisteren aangekondigde hervormingen moeten verwezenlijkt worden, cn dan moet zijzeive ze voorstellenofwel is zij daarvan niet overtuigd, en dan kan eone commissie tot niets anders leiden dan den minister van oorlog eene vertroos ting te geven. Daartoo laat ik mij niet overhalen en ik wijs mijne achtbare vrienden op het gevaar. In elk geval is het voorstel voor barig, want de proef word niet naar behooren genomen. Als gevolg van deze bedenkingen, verklaar ik dat zoo het voorstel in stem ming komt ik het zal afstemmen. Ten slotte een beroep op het hoofd des kabinets. Ik kon de jongste vergadering der rechterzijde niet by wonen, doch uit de dagbladen vernam ik dat de eerste minister aldaar verklaarde dat de uit leggingen van den minister van oorlog de rechterzyde zouden bevredigen. De heer Janson. Men wordt het ge waar aan uwe redevoering (Gelach, links.) De heer- Woeste. Ik noch myne vrienden rijn bevredigd wy verwacht ten iets gansch anders van den poiitie- ken zin des ministers van oorlog. Ter vergadering van de rechterzyde verklaarde do minister van binnenland- sclie zaken insgelijks dat h(j wilde be sturen met de rechterzijde, gansch de rechterzijde! Van verre juichte ik die woorden volmondig toe. Doch de hou ding des ministers van oorlog verwekt de ergsto scheuring rechts en zal in 't land aanzienlijken weerklank vinden. Derhalve dient do achtbare minister van bionenlandsche zaken den twyfel weg te nemen, om ons hand aan hand te laten samengaan zijn karakter en de door hem bewezen diensten laten mij verwachten dat deze hoop niet verydeld zal worden. (Toejuichingen rechts.)

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Denderbode | 1908 | | pagina 1