Zondag 30 Mei 1909
5 centiemen per nummer
65*te Jaar 4139
Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan van de Stad en 't Arrondissement van Aalst.
SINXEN.
Hopkwestie.
GODSDIENST, HUISGEZIN, EIGENDOM.
VADERLAND, TAAL, VRIJHEID.
CLAUDE MICHON
De ontvolking der dorpen.
Het veeren- of pluinjenplukken
bij de Ijennen (Le picage.)
Zondagrust.
DE DENDERBODE
Dit jjlad verschijnt den Woensdag en Zaterdag van iedere week onder dagtee-
koning van den volgenden dag. De prijs ervan is tweemaal ter week voor
de Stad 5 frank met den Post verzonden 6 frank 's jaars, fr. 3-25 voor zes
maanden fr. 1-75 voor dry maanden, voorop te betalen. De inschrijving
eindigt met 31 December. De onkosten der kwittantiën door de Post ont
vangen zyn ten laste van den schuldenaar.
Men Schrijft in bij C. "Van de Putte-GooMena, Korte Zoutstraat, Nr 31
en in alle Postkantoren des Lands.
CHIQUE aUUH.
Per drukregel Gewone 15 centiemen Reklamen fr. 1-00 Vonnissen op
3"* bladzijde 60 centiemen. Dikwijls te herhalen bekendmakingen bij accoord.
Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd. Heeren Nota
rissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk tegen den dijnsdag en vrijdag
in den voormiddag.
Voor de advertentiën uit vreemde landen zich te wenden ten bureele van
dit blad.
ilelst, 29 Mei 1909.
Sinxen is met Kerstmis en Paschen
een der grootste feestdagen der H. R. K.
Kerk. Dan immers vieren wy de neder-
daling van den H. Geest over de Aposte
len, in wier harten hij het vuur der
goddelijke liefde ontstak en aan welke
hy de gave der talen meêdeelde.
Het is na die nederdaling van den H.
Geest dat de Apostelen, lijk de Catechis
mus ons leert, met iever en kloekmoe
dige heldhaftigheid het Evangelie alom
begonnen te verkonden en hunne leering
door mirakelen bevestigden.
Die prediking door eenige arme
visschers van Galilea aangevangen en
door hunne discipelen, de Pausen van
Rome, de Aartsbisschoppen, Eisschop-
Een, Kerkleeraren, enz. voortgezet,
eeft het aanschyn der wereld veran
derd het menschdom werd niet alleen
lijk verlost van 't zedelijk juk waar
onder het buigen moest, maar op stoffe
lijk gebied trad men in een nieuw
leven.
De R. K. Kerk heeft vhn tap tot tap
de slavernij doen afschaften, en in den
mensch, hoe klein, hoe hulpeloos hij
ook wezen mocht, het redelijk schepsel
Gods doen erkennen.
De R. K. Kerk heeft aan dc wereld
geleerd dat wij allen kinderen zyn van
eenen God en elkander met broederlijke
liefde moeten bejegenen.
Maar niet alleen heeft de-R. K. Kerk
dat geleerd maar ook hare leering in
toepassing gebracht in de middel
eeuwen had zij eene samenleving tot
stand gebracht, de volmaakste voor de
begrippen van dien tijd. Voorzeker zou
ze nog betere vruchten hebben voortge
bracht, indien de ketterijen en het onge
loof, de hervormingen van Lulher en
Calvin en de verderfelijke leerstelsels
der Fransche Sansculotten vaD de jaren
1790, hare werking niet hadden gedwars
boomd.
In onze dagen nog staat de R. K.
Kerk aan de spits der maatschappelijke
beweging.
De wereld staat verbaasd voor die
grootsche ouderlingen, de Pausen Leo
XIII en Pius X, Opperhoofden der R.
K. Kerk welke, bijgestaan door de H.
Geest, hunne heilvolle leerstelsels ver
spreiden en van de welke alleen redding
te verwachten is.
Het is immers in de kristelyke broe
derliefde dat het maatschappelijk vraag
stuk eene voldoende oplossing vinden
kan ja, 't is in de stipte nakoming van
de voorschriften der R. K. Kerk, in de
opbeuring van het ware christelijk
leven, dat de toenadering en eene broe
derlijke verstandhouding tusschen al de
standen moet gezocht worden.
De gaven van den H. Geest zullen ons
bystaan om dit doel te bereiken, en
daarom moeten wij, Katholieken, ons
op Sinxendag vereenigen met de gebeden
welke de H. Kerk richt tot den Schepper
van alle goed, tot den Uitd^eler van
D. P. v. T.
Episode uit de Fransche (Revolutie
10® vervolg.
Niets weerd onderbrak weer burge
res Laurac hare nicht dat is allemaal
niets weerd I Eene groote bewegingOch
barmhartige hemelik weet van die groote
bewegingen alles. Altyd, als ze oene groote
beweging op touw willen zetten, gebeurt
er een groot ongeluk, komt er eene groote
misdaad aan 't licht. Neen daar mogen we
't niet op aan laten komen, wy moeten
zelf handelen. Ik ken die mannen. Als ze
het woodend8t zyn, den mond het meest
opzetten en het meeste vertoon maken, dan
zijn ze juist het kleinst, en hoe razender,
hoe ieveriger, hoe dwazer ze zyn, des te
machteloozer zyn ze en des te machtiger
zyn wij, vrouwen, als we rustig en kalm
blyven en slim hunne dwaasheden welen
te benuttigen. Verstaat gij mij, lieve
Aimée.
Ja, tante.
Niet laten overbluffen, nooit den moed
verliezen. Ge zult ze allen zien en leeren
kennen, lieve Aimée, al die heethoofden
van de revolutie Vergniaud, Brissot, Tal-
lien, Lanjuinais, Marat, Danton, Robe
spierre, al dfe wondermannen, die den
ouden staat van zaken hebben vernield en
geen nieuwen er voor in de plaats kunnen I
Op honderd jongelieden die by het
eindigen van hun soldatentijd terug naar
hun dorp gaan, zijn er zeker wel drie
vierden die onmiddellijk eene plaats
aanvragen als briefdrager, tolbeambte,
boschwachter, spoorwegbediende, gen
darm, postbedionde, gevangenbewaar
der, policieagent, enz. enz., en die,
ondersteund door den vertegenwoordiger
van hun arrondissement, een senator
of een invloedrijk persoon, met onge
duld den gezegenden dag afwachten,
waarop zij het dak zullen verlaten
waaronder zij geboren werden, om
Staats-, Provincie- of Stadsbediende te
worden, aan een gemeenschappelijk
loon van misschien iets moer of minder
dan 90 fr. per maand.
Het andere vierde deel gaat eene
nieuwe verbintenis aan of blijft op het
veld.
Al die jongelieden van vooraan in de
twintig jaar zyn nochtans sterk onge
spierd, en van af hun jongste jaren
gewend aan de genoegens en het werk
van het land, en toch willen zij niet
langer meer op het veld arbeiden, zy
weigeren groeven te spitten en misach
ten het ploegen. De stad, waar zij in
garnizoen lagen, heeft hen het hoofd
doen verliezen, zij verlangen n«8r eene
hoogere betrekking dan deze van land
bouwer, zy streven naar een weligeren
toestand, dan deze van boer en misleid
door den bedriegelyken schijn, doen zij
als do hond uit de fabel zij lossen de
prooi om de schaduw.
Door dit onophoudend verhuizen van
de dorpen naar de steden, worden onze
dorpen ontvolkt, de hoeven staan ledig.
Het meisje huwt een stadsman en even
als haar broeders haat zij het rustige
levenzy verlangt naar de vermaken
der groote middens, zij wil den opschik
der groote steden en indien zy het dorp
niet verlaat aan den arm van een echt
genoot, dan ziet men ze morgen toch
aan den arm van een misschien toeval-
ligen minnaar
En enkel de ouden blyven op het land
der ouders om met zwoegen de eenige
roeden land die zij bezitten, nog het
noodige te doen opbrengen... als zy
niet welhaast verplicht zullen zyn deze
te verkoopen om geld te kunnen zendeu
aan hun zoon of hunne dochters uit de
Daarom verarmt ook de aarde en de
velden blyven onbebouwd.
Wat verdient een dorpsjongen bij de
spoorwegen, posterijen, gendarmen,
buurtspoorwegen of in het algemeen
geven, die het volk vergoodt, omdat het
hen niet kent, waarvan do nieuwsbladen
wonderen verhalen. Ge zult ze allen zien
van aangezicht tot aangezicht en dan zult
go bemerken, als ge kalm en rustig blyft
en niet met hunne dwaasheden instemt,
dat het gewone menschen zijn arme ster
felijke menschen, met veel gebreken en
dwaasheden, gedachten en princiepen, met
hunne théorieën en meeningen, met al
hunnen waanzin. Doe nooit aan politiek,
Aimée, zweer my, dat ge nooit aan poli
tiek zult doen.
Ja, tante I Ik zweer het u.
Het zou zonde zijn van uwen fijnen
witten hals. Ik zou van spijt sterven, als
ik u in het roode guillotine-hemd voorby
zag ryden. Als iemand u zegt, dat de hoog
ste politieke wysheid berust bij de Giron
dijnen, dan antwoordt ge - Leve de Re
publiek Als iemand u zegt, dat de hoog
ste politieke wysheid by de Bergpartij is,
dan antwoord ge weer Leve de Repu
bliek en als weer iemand u zegt, dat de
hoogste politieke wysheid van de Vlakte
komt, dan herhaalt ge maar weer Leve
de Republiek 1 Wilt ge my dat beloven
Aimée
Ik beloof het u, tante,
Goed. Hoor verder. Boven al het
hartochtelyke gewrijf der meeningen schit
tert als een ster in den donkeren nacht
onze groote kracht, die juist in de hand
van een-kleine, zwakke, lieve vrouw, als
gy zyt, de wereldmacht werdt aan zulke
schuchtere, zachte oogen als gy hebt is het
bestuur Hy verdient nauwelyks zyn
broodje en hy gelukt er niet zonder
ontbering in de twee eindjes aan elkaar
te knoopen, zelfs indien hy geene familio
had, die op het land was gebleven en
hem van tyd tot tijd met eenige goud
stukjes bijsprong, zou hem de nood wel
spoedig bedreigen.
Om met twee of drie frank per dag te
leven buiten huis, verplicht zijn alles te
koopen, en aan al de vereischten van
het stadsleven moeten voldoen, wel, 't is
genoeg om van honger om te komen.
En als welhaast de eenzaamheid hem
zwaar begint te wegen, daar hy niet
alleen leven kan in zijnen nood, dan
treedt hy in het huwelyk..., en twee
ongelukkige wezens zullen voortaan
gaan lijden... in afwachting dat een
kindje nog het ontmoedigd gezin in de
diepste en volledigste armoede komt
dompelen.
En langzaam ondermijnd door den
honger, door de ongezonde voorwaar
den waarin geleefd wordt, in verblijf
plaatsen zonder lucht, noch vuur, duurt
het niet lang of de ziekte, de zedelijke
en stoffelijke ondergang, do dood zelfs
komt zich vestigen te midden van dit
rampzalig te huis.
In het dorp zou do jonge man, met
zyn kiel en zyn zware klompen aan,
gelukkig geweest zyn, het meisje ware
een krachtige moeder geworden met
flinke en sterke kindoren. Zeker, op
zijn vruchtbaar veld zou hij gedurende
lange dagen zwaar work moeten doen
zeker, de jonge boer zou met het zweet
van zijn aangezicht zijne velden, weidon
en welriekende boomgaarden bevochtigd
hebben... maar op 't einde van 't jaar
zou zijn beursje gevuld zyn metschijven,
zijn strookje grond zou vergroot zijn,
zijn vaderschap zou vruchtbaar zyn ge
weest.
De kleederen zouden weliswaar grof
wezen, maar zijne maag zou geen honger
geschreeuwd hebben, zijn arm zou sterk
en zijn lichaam zou gezond gebleven
zijn. Zijn vrouwkezou geen mat uiter
lijk en geene tengere gestalte gehad
hebben, maar zij» zou de levenslustige
moedor van zijne kinderen wezen en de
steun der oude en gekromde ouders,
gezeten in den hoek van den haard, de
waardige vrouw van den sterken land-
an.
En boven dit kalme en stille geluk,
verkiezen onze jonge landslieden de
vermaken der steden, de kepi der be
ambten, het armzalig loon der bedien
den van het openbaar bestuur.
Verblind door gemakzucht en trot-
scheid verlaten zij de stille genoegens
van den akker.... Misleid door den
valschen schijn van geluk verwijderen
zij zich van de velden en in plaats van
het ruw maar winstgevend boerenleven,
verkiezen zij de werkeloosheid en de
armoede der steden.
En zij sterven er
Antonin BERASIER.
gegeven, om in de borst van de meest ruwe
mannen het menschelyk gevoel te wekken,
als het ingeslapen mocht zijn. Begrijpt ge
Aimée, wat ik bedoel
Ik geloof hot wel, tante.
Goed, luister nu opmerkzaam. Aan
staanden zaterdagavond is het by burgeres
Amaranthe weer cltfbavond. Ik ben ®r
altijd en aanstaanden zaterdag moet gy er
ook zyn. Daar zult ge ze allen zien, al die
groote en kleine goden van Frankrijk.
Maak u zoo schoon, als gij kunt. Vóór alles
moeten wy met uwen vader in betrekking
komen. Wy moeten hem spreken. Zit hy
in de conciergerie f
Ik weet het niet, tante.
Goed, zaterdag avond weten wy het.
En nu nogmaals, verlies den moed niet.
Houdt het hoofd opgeheven of ge verliest
het. Als een dronken kerel u op straat
lastig valt dan roept ge Leve de Repu
bliek, en geef hem meteen een flinke
oorveeg. Hy zal dan weten, hoe hy met u
staat en u met rust laten.
Laat de republiek leven by elke gele
genheid. Als go de republiek laat leven,
laat ze u ook leven, anders doodt zy u.
Maak u by het volk bemind, zooals ge my
ziet doen. Brei kousen of zokken voor de
sansculotten of kies u op een schoonen
namiddag een plaatsko op liet revolutie
plein zooals burgeres de Brien doet en kook
soep voor arme kinderen. Maak u bemind,
Aimée, dan zult ge leven, dan zullen uwe
ondernemingen gelukken. Hebt gij mij
verstaan
Professor Lienaux van Cureghem
schryft over die slechte gewoonte (want
't is eerder eene gewoonte, een gebrek
of een gril dan wel eene ziekte) het vol
gende
Dit is geen ziekte, maar het is een
slechte neiging, die sommige hennen
aannemen van elkander de pluimen uit
te plukken. Het is vooral bij hoenders
die in een klein hoenderhok leven,
waarin zy geen behoorlijke ruimte en
geen met gras begroeide gronden heb
ben, dat men dit gebrek voor den dag
ziet komen. Daaraan is het toe te
schrijven, dat slechts bij uitzondering
het veerenplukken bij do hoenders op
het neerhof wordt waargenomen. Het
middel om het te doen ophouden, ligt
dus ook voor de hand.
Kan men echter de hoenders niet in
vrijheid laten roBdloopen, dan zal men
dikwijls het veerenplukken doen ophou
den door vaste uitwerpselen van paar
den ter beschikking van de hoenders te
stellen iederen dag dient de voorraad
vernieuwd te worden de hoenders ver
spillen alsdan aan het uitzoeken dier
uitwerpselen haren tyd en haren werk
lust, eu dikwijls hebben wij dit middel
zeer gunstig zien werken als een uitste
kende afleiding van het veerenpluk
ken.
Velen denken ook dat het veerenpluk
ken aan het gebrek aan dierlijk voedsel
moet toegeschreven worden Trouwens,
men heeft in vele gevallen goede uitsla
gen bekomen door het toedienen van
vleeschafval of vleeschmeel. In alle
geval zal men de veerenpluksters van
de andere hennen afzonderen, want hier
vooral schijnt het waar te zijn dat voor
beelden trekken.
M. Dumas zegt dat het veerenplukken
altyd wordt opgemerkt in de ruiftijd
ofwel, dat het gepleegd wordt tegen
zieke of ook nog tegen nieuw aangeko
mene hennen. Het is een teeken van
onvoldoende voeding, zoo niet in hoe
veelheid, ten minste in verscheidenheid.
Wij denken, zoo gaat hy voort, dat het
gebrek aan dierlijk voeder er de oorzaak
van is. Men bestrijdt het veerenplukken
door eene kloeke voedering, met veel
groen, vooral gemakkelijk te verscheu
ren bladeren (groene koolbladeren) te
geven, gekookten en gehakten vleesch
afval, beenderen, kortom door een eten
waaraan het dier zich kan bezighouden.
Dit laatste komt overeen met de ziens
wijze van professor Lienaux.
(Le Boer).
Van's middags tot middernacht, eenige
dienstdoende Apotheker, op Zondag 30
Mei 1909, M. BONNER, Bisschopstraat.
Maandag 31 Mei (2"® Sinxendag), M.
GHYSSELINGKX Molenstraat.
Ja tante.
De ondernemende vrouw had zich met
een echte Fransche levendigheid warm ge
maakt nu zette zij hare nicht met eigen
aardige vaardigheid eene Fransche-vlag-
klcurige muts op en hare lieve blonde be
geleidster eene karmijnroode, die de jonge
meisjes allerliefst stonden.
Lieve Marguerite, zegde madame
Laurac weer, gy zult myne beschermelinge
niet verlaten. Ik reken op u.
Gij kunt u op mij verlaten. Ik zal
Aimée niet uit het oog verliezen.
God zal het u loonen. Wie weet, hoe
het er binnen tien jaar uitziet, Hebben wy
zoo iets tien jaar geleden kunnen denken.
Nu, wij moeten hopen, hopen, en altijd
hopen. Hebt gij geld vroeg zy aan hare
nicht.
Ja, tante, Léon heeft door zijne vrien
den geld opgenomen.
Laat het niemand weten. En nu,
vaarwel voor vandaag. Vergeet niet, u
zaterdagavond op te schikken, zoo bevallig
mogelijk, verstaan En dit betaalt ge in
den winkel voor de mutsen, opdat niemand
kwaad vermoedt.
Hiermeê drukte zy het meisje een aantal
bedrukte briefjes in de hand. Het waren
zeven honderd franks in assignaten... voor
twee mutsen.
VI
Eene eenvoudige kamer. Gewone witte
gordijnen voor de vensters, geef sofa, hou
ten stoelen met ruwe rugleuningen, op de
In de beraadslaging over de begroo
ting van buitenlandsche zake, sprak de
heer Van Merris, Volksvertegenwoor
diger van leper, de volgende redevoe
ring uit, op de welke wy de ernstige
aandacht onzer kopplanters inroepen
De heer Van Merris. Ik moet
wijzen op het dubbel gevaar dat de uit
voer van onze hop bedreigt in Frankrijk
en in Engeland.
De heer Gillés de Pelichy, onze ver
slaggever, zegt terecht dat de bedrei
ging met nieuwe rechten, te heffen aan
de Fransche grens, bracht groote ont
roering teweeg in de nijverheids- en
arbeidswereld in ons land. Het schynt
dat vooral de schoeisels bedoeld worden
in dit ontwerp. Sommige takken van
den landbouw en den tuinbouw zijn
insgelijks bedreigd.
Vooral de hopteelt zou door hét voor
gestelde toltarief te lijden hebben. Onze
hop betaalt thans in Frankrijk 45 frank
naar het algemeen tarief en 30 frank
naar het minimum tarief, toegepast op
de Belgische waren.
By talrijke verzoekschriften hebben
de Fransche hopteelers gevraagd dat
het huidig recht zou verdubbeld worden,
ten minste voor de Duitsche hop.
Het bestuur vond zulk tarief overdre
ven en vroeg zich af of het niet mogelijk
ware een tarief te maken naar de
waarde en de hoedanigheid der hop, wat
zou veroorlooven enkel de Duitsche
Oostenrijksche hop van eerste hoedanig
heid te treffen.
In haar verslag zegt de Fransche
tolcommissie dat zy niet meent dien
weg te moeten opgaan. Zij wil integen
deel de rechten op vreemde hop verhoo-
gen tot 60 frank in algemeen tarief en
tot 40 in minimum tarief. Zy erkent dat
deze verhooging andere hop dan de
Duitsche zal treffen, namelijk, de Bel
gische.
Zullen deze aldus verhoogde rechten
voor onze hop geene verbodsrechten
worden
Het huidige Fransch tarief dagteekent
van 1891. Vóór dien tyd was het over
eengekomen recht op onze hop fr. 12,50,
en van 1860 tot 1891 voerden wij in
Frankryk steeds meer in.
Na 1891 bedroeg het invoerrecht 30
frank, en onze invoer in Frankryk ver
minderde merkelijk van 1900 tot 1908
bereikte hij nog niet 500,000 kilo.
Moest het recht tot op 40 frank wor
den gebracht als minimum tarief, dan
zou de Belgische hop meer betalen dan
de Duitsche.
Dergelijke beschermingsmaatregelen
zouden onzen uitvoer belemmeren, zon
der de Duitsche en Oostenrijksche voort
brengselen te treffen. Frankryk zou niet
langer een onzer voornaamste vertier-
wegen zijn.
eenvoudige commode eene waterkaraf met
twee glazen, eene ietwat ouderwetsche
schrijftafel, beladen met eene menigte pa
pieren, decreten, proclamaties. Men merkte
het aan de tafel, dat hier een zeer vlijtig
man woonde ook een machtige man, want
tusschen do papieren lagen wetsontwerpen,
schema's voor bestudeerde redevoeringen,
doodvonnissen.
Een geest van strengheid en verregaande
eenvoud heerschte in dc kamer. Aan de
werktafel zat een jonge man van omstreeks
vijf-en-dertig jaar. Hy was ietwat bijziende
en daarom diep gebogen op zyne papieren,
zijne gestalte was klein en mager, zyn go-
zicht vaal en streng van uitdrukking. Van
tyd tot tyd vloog eene zenuwachtige sidde
ring over zyn gelaat, hals cn schouder.
Zijn neus was spits, de mond breed, zijne
lippen dun zijne grijze onrustige oogen
waren doordringend scherp en schitterden
byna altyd van haat, zoodat een vreemde
toeschouwer gewoonlijk by zich zeiven op
merkte dat hy liever niet met hem te doen
had. Zijne kleeding was eenvoudig maar
deftig zonder den minsten opschik.
Deze man was Maximiliaan Robespierre,
de afgevaardigde van Arras
Nu stond hij van zyn werk zuchtend op
en streek met de kleine, bleeke hand over
zyn voorhoofd,, alsof hij daar een woesten
gedachtengang wilde af breken. Daarna
greep hy naar do belkoord en belde.
Een jong, zeer zindelijk moisje trad bin
nen, dat met schuwen eerbied, maar toch
niet zonder liefdevolle vertrouwelijkheid
Ook verwekte het nieuws dat het
Fransche tarief verhoogd was, groote
ontroering in West-Vlaanderen.
Van de zyde van Eageland Is het
gevaar niet min ernstig. Dit land, by
uitstek voorstander van vrijhandel, was
sedert vier eeuwen de voornaamste ver-
tierweg voor onze hop. Onze jaariyk-
sche uitvoer die gemiddeld 2,415,845
kilo bedroeg, van af 1870 tot 1879,
daalde van 1890 tot 1899 tot 1,548,000
kilo maar 't is vooral sedert 1900 dat
onze uitvoer naar Engeland op onge
hoorde wyze verminderde.
Die schielijke vermindering is vooral
te wijten aan de uitbreiding van de hop
teelt in Amerika.
De Amerikaansche hop ontnam ons
de Engelsche markt, waar zy zelfs de
Engelsche hop eene duchtige mededin
ging aandoet. Tegen dien Amerikaan-
schen invoer is gericht het voorstel om
op de vreemde hop do Marking Actf toe
te passen, die hot merk van herkomst
eischt voor de Engelsche waren.
Ten gevolge van de hevige klachten
der kopplantershoeft de Engelsche
Regeering een wetsontwerp overgelegd,
waarby het verplichte merk wordt ge-
ëischt voor vreemde hop, die tot hiertoe
zonder herkomstmerk mocht binnen
komen.
De bladen der Duitsche en Oostenryk-
sche planters, namelyk de Bohemia van
Praag en de Hopfenzeitung van Nurem
berg, zyn het eens met onze Belgische
hopboeren om te verklaren dat die wet
eene gansche ontreddering zou te weeg
brengen in den hophandel en onbereken
baar verlies veroorzaken aan onze uit
voerders.
Een berichtgever van het Petit Journal
des Brasseurs doet aanmerken dat Lon-
densche huizen die hop invoeren, Belgi
sche en Duitsche hop koopen zonder
merk van herkomst op de balen, als dé
waar maar vergezeld is van een getuig
schrift van nazicht en van een merklood
van deze of gene stad, van dezen of
genen koopman. De invoerder verkoopt
de hop onder de benaming hop vatt
het vasteland doch hy blyft geenszins
aansprakelijk voor de handelwijze van
hen die van hem koopen om aan de
brouwers te verkoopen, zelfs wanneer
deze eene andere herkomst dan de ware
aan de hop toekennen.
Bovendien kunnen onze planters zich
niet uitrusten om de vereischten der
Eogelsche wet na te komen. In Enge*
land en Amerika kent men enkel de
hopteelt op groote schaal mindere
planters brengen ten minste 50 tot 100
balen voortzy bezitten werktuigen om
zelf hunne waar te bewerken en te per
sen, en de koopman steekt er geene
haod meer aan. InDultscbland en België,
daarentegen, zyn er schier geene plan
ters die 1,000 kilo inoogsten.
Dikwijls zijn de loten die zij samen
stellen, ongeschikt voor den Engelschen
handel, zoowel in het_opzicht van hoe
tot Robespierre op zag, die zich naar
het venster had gewend en naar bui
ten staarde.
Burger Robespierre zegde het meisje
na een kort stilzwijgen met zachte atem,
alsof zy hem vreesde te atoren gy hebt
geroepen.
Robespierre wendde zich om en zegde
Ha, Lóonore. Is Sl Just er niet f
Ja, hij ia in do voorkamer en wacht
u bescheid.
Breng hem hier.
Onmiddelyk daarop trad de genoemde
binnen. Droeg het uniform van hoofdoffi
cier der nationale garde. Een gezonde her»
cules met een krijgshaftig voorkomen.
Gy wilt my spreken f
Ik wacht al byna twee uren.
Nu, wat is er f
Gy waart gisteren weêr niet in de
Conventie.
Neen.
Waarom niet
Wat moet ik met dat aanhoudend ge
leuter Ik betreur den tijd die my het aan-
hooren van dat gezanik kost.
Gisteren zou het u niet verveeld heb
ben.
Wat was er
Vergniaud deed weêr een verrader
lijken aanval op de bergparty.
Ik dacht het wel. Nauweiyka laat ik
mij eenige dagen niet zien, of ze steken dt
koppen bü elkaar on babbelen als waact»
vrouwen. Wat was er? Waarover hai
Vergniaud het (Wordt voortgezet.)