Zondag 30 Mei 1909 5 centiemen per nummer 65*te Jaar 4139 Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan van de Stad en 't Arrondissement van Aalst. SINXEN. Hopkwestie. GODSDIENST, HUISGEZIN, EIGENDOM. VADERLAND, TAAL, VRIJHEID. CLAUDE MICHON De ontvolking der dorpen. Het veeren- of pluinjenplukken bij de Ijennen (Le picage.) Zondagrust. DE DENDERBODE Dit jjlad verschijnt den Woensdag en Zaterdag van iedere week onder dagtee- koning van den volgenden dag. De prijs ervan is tweemaal ter week voor de Stad 5 frank met den Post verzonden 6 frank 's jaars, fr. 3-25 voor zes maanden fr. 1-75 voor dry maanden, voorop te betalen. De inschrijving eindigt met 31 December. De onkosten der kwittantiën door de Post ont vangen zyn ten laste van den schuldenaar. Men Schrijft in bij C. "Van de Putte-GooMena, Korte Zoutstraat, Nr 31 en in alle Postkantoren des Lands. CHIQUE aUUH. Per drukregel Gewone 15 centiemen Reklamen fr. 1-00 Vonnissen op 3"* bladzijde 60 centiemen. Dikwijls te herhalen bekendmakingen bij accoord. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd. Heeren Nota rissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk tegen den dijnsdag en vrijdag in den voormiddag. Voor de advertentiën uit vreemde landen zich te wenden ten bureele van dit blad. ilelst, 29 Mei 1909. Sinxen is met Kerstmis en Paschen een der grootste feestdagen der H. R. K. Kerk. Dan immers vieren wy de neder- daling van den H. Geest over de Aposte len, in wier harten hij het vuur der goddelijke liefde ontstak en aan welke hy de gave der talen meêdeelde. Het is na die nederdaling van den H. Geest dat de Apostelen, lijk de Catechis mus ons leert, met iever en kloekmoe dige heldhaftigheid het Evangelie alom begonnen te verkonden en hunne leering door mirakelen bevestigden. Die prediking door eenige arme visschers van Galilea aangevangen en door hunne discipelen, de Pausen van Rome, de Aartsbisschoppen, Eisschop- Een, Kerkleeraren, enz. voortgezet, eeft het aanschyn der wereld veran derd het menschdom werd niet alleen lijk verlost van 't zedelijk juk waar onder het buigen moest, maar op stoffe lijk gebied trad men in een nieuw leven. De R. K. Kerk heeft vhn tap tot tap de slavernij doen afschaften, en in den mensch, hoe klein, hoe hulpeloos hij ook wezen mocht, het redelijk schepsel Gods doen erkennen. De R. K. Kerk heeft aan dc wereld geleerd dat wij allen kinderen zyn van eenen God en elkander met broederlijke liefde moeten bejegenen. Maar niet alleen heeft de-R. K. Kerk dat geleerd maar ook hare leering in toepassing gebracht in de middel eeuwen had zij eene samenleving tot stand gebracht, de volmaakste voor de begrippen van dien tijd. Voorzeker zou ze nog betere vruchten hebben voortge bracht, indien de ketterijen en het onge loof, de hervormingen van Lulher en Calvin en de verderfelijke leerstelsels der Fransche Sansculotten vaD de jaren 1790, hare werking niet hadden gedwars boomd. In onze dagen nog staat de R. K. Kerk aan de spits der maatschappelijke beweging. De wereld staat verbaasd voor die grootsche ouderlingen, de Pausen Leo XIII en Pius X, Opperhoofden der R. K. Kerk welke, bijgestaan door de H. Geest, hunne heilvolle leerstelsels ver spreiden en van de welke alleen redding te verwachten is. Het is immers in de kristelyke broe derliefde dat het maatschappelijk vraag stuk eene voldoende oplossing vinden kan ja, 't is in de stipte nakoming van de voorschriften der R. K. Kerk, in de opbeuring van het ware christelijk leven, dat de toenadering en eene broe derlijke verstandhouding tusschen al de standen moet gezocht worden. De gaven van den H. Geest zullen ons bystaan om dit doel te bereiken, en daarom moeten wij, Katholieken, ons op Sinxendag vereenigen met de gebeden welke de H. Kerk richt tot den Schepper van alle goed, tot den Uitd^eler van D. P. v. T. Episode uit de Fransche (Revolutie 10® vervolg. Niets weerd onderbrak weer burge res Laurac hare nicht dat is allemaal niets weerd I Eene groote bewegingOch barmhartige hemelik weet van die groote bewegingen alles. Altyd, als ze oene groote beweging op touw willen zetten, gebeurt er een groot ongeluk, komt er eene groote misdaad aan 't licht. Neen daar mogen we 't niet op aan laten komen, wy moeten zelf handelen. Ik ken die mannen. Als ze het woodend8t zyn, den mond het meest opzetten en het meeste vertoon maken, dan zijn ze juist het kleinst, en hoe razender, hoe ieveriger, hoe dwazer ze zyn, des te machteloozer zyn ze en des te machtiger zyn wij, vrouwen, als we rustig en kalm blyven en slim hunne dwaasheden welen te benuttigen. Verstaat gij mij, lieve Aimée. Ja, tante. Niet laten overbluffen, nooit den moed verliezen. Ge zult ze allen zien en leeren kennen, lieve Aimée, al die heethoofden van de revolutie Vergniaud, Brissot, Tal- lien, Lanjuinais, Marat, Danton, Robe spierre, al dfe wondermannen, die den ouden staat van zaken hebben vernield en geen nieuwen er voor in de plaats kunnen I Op honderd jongelieden die by het eindigen van hun soldatentijd terug naar hun dorp gaan, zijn er zeker wel drie vierden die onmiddellijk eene plaats aanvragen als briefdrager, tolbeambte, boschwachter, spoorwegbediende, gen darm, postbedionde, gevangenbewaar der, policieagent, enz. enz., en die, ondersteund door den vertegenwoordiger van hun arrondissement, een senator of een invloedrijk persoon, met onge duld den gezegenden dag afwachten, waarop zij het dak zullen verlaten waaronder zij geboren werden, om Staats-, Provincie- of Stadsbediende te worden, aan een gemeenschappelijk loon van misschien iets moer of minder dan 90 fr. per maand. Het andere vierde deel gaat eene nieuwe verbintenis aan of blijft op het veld. Al die jongelieden van vooraan in de twintig jaar zyn nochtans sterk onge spierd, en van af hun jongste jaren gewend aan de genoegens en het werk van het land, en toch willen zij niet langer meer op het veld arbeiden, zy weigeren groeven te spitten en misach ten het ploegen. De stad, waar zij in garnizoen lagen, heeft hen het hoofd doen verliezen, zij verlangen n«8r eene hoogere betrekking dan deze van land bouwer, zy streven naar een weligeren toestand, dan deze van boer en misleid door den bedriegelyken schijn, doen zij als do hond uit de fabel zij lossen de prooi om de schaduw. Door dit onophoudend verhuizen van de dorpen naar de steden, worden onze dorpen ontvolkt, de hoeven staan ledig. Het meisje huwt een stadsman en even als haar broeders haat zij het rustige levenzy verlangt naar de vermaken der groote middens, zij wil den opschik der groote steden en indien zy het dorp niet verlaat aan den arm van een echt genoot, dan ziet men ze morgen toch aan den arm van een misschien toeval- ligen minnaar En enkel de ouden blyven op het land der ouders om met zwoegen de eenige roeden land die zij bezitten, nog het noodige te doen opbrengen... als zy niet welhaast verplicht zullen zyn deze te verkoopen om geld te kunnen zendeu aan hun zoon of hunne dochters uit de Daarom verarmt ook de aarde en de velden blyven onbebouwd. Wat verdient een dorpsjongen bij de spoorwegen, posterijen, gendarmen, buurtspoorwegen of in het algemeen geven, die het volk vergoodt, omdat het hen niet kent, waarvan do nieuwsbladen wonderen verhalen. Ge zult ze allen zien van aangezicht tot aangezicht en dan zult go bemerken, als ge kalm en rustig blyft en niet met hunne dwaasheden instemt, dat het gewone menschen zijn arme ster felijke menschen, met veel gebreken en dwaasheden, gedachten en princiepen, met hunne théorieën en meeningen, met al hunnen waanzin. Doe nooit aan politiek, Aimée, zweer my, dat ge nooit aan poli tiek zult doen. Ja, tante I Ik zweer het u. Het zou zonde zijn van uwen fijnen witten hals. Ik zou van spijt sterven, als ik u in het roode guillotine-hemd voorby zag ryden. Als iemand u zegt, dat de hoog ste politieke wysheid berust bij de Giron dijnen, dan antwoordt ge - Leve de Re publiek Als iemand u zegt, dat de hoog ste politieke wysheid by de Bergpartij is, dan antwoord ge weer Leve de Repu bliek en als weer iemand u zegt, dat de hoogste politieke wysheid van de Vlakte komt, dan herhaalt ge maar weer Leve de Republiek 1 Wilt ge my dat beloven Aimée Ik beloof het u, tante, Goed. Hoor verder. Boven al het hartochtelyke gewrijf der meeningen schit tert als een ster in den donkeren nacht onze groote kracht, die juist in de hand van een-kleine, zwakke, lieve vrouw, als gy zyt, de wereldmacht werdt aan zulke schuchtere, zachte oogen als gy hebt is het bestuur Hy verdient nauwelyks zyn broodje en hy gelukt er niet zonder ontbering in de twee eindjes aan elkaar te knoopen, zelfs indien hy geene familio had, die op het land was gebleven en hem van tyd tot tijd met eenige goud stukjes bijsprong, zou hem de nood wel spoedig bedreigen. Om met twee of drie frank per dag te leven buiten huis, verplicht zijn alles te koopen, en aan al de vereischten van het stadsleven moeten voldoen, wel, 't is genoeg om van honger om te komen. En als welhaast de eenzaamheid hem zwaar begint te wegen, daar hy niet alleen leven kan in zijnen nood, dan treedt hy in het huwelyk..., en twee ongelukkige wezens zullen voortaan gaan lijden... in afwachting dat een kindje nog het ontmoedigd gezin in de diepste en volledigste armoede komt dompelen. En langzaam ondermijnd door den honger, door de ongezonde voorwaar den waarin geleefd wordt, in verblijf plaatsen zonder lucht, noch vuur, duurt het niet lang of de ziekte, de zedelijke en stoffelijke ondergang, do dood zelfs komt zich vestigen te midden van dit rampzalig te huis. In het dorp zou do jonge man, met zyn kiel en zyn zware klompen aan, gelukkig geweest zyn, het meisje ware een krachtige moeder geworden met flinke en sterke kindoren. Zeker, op zijn vruchtbaar veld zou hij gedurende lange dagen zwaar work moeten doen zeker, de jonge boer zou met het zweet van zijn aangezicht zijne velden, weidon en welriekende boomgaarden bevochtigd hebben... maar op 't einde van 't jaar zou zijn beursje gevuld zyn metschijven, zijn strookje grond zou vergroot zijn, zijn vaderschap zou vruchtbaar zyn ge weest. De kleederen zouden weliswaar grof wezen, maar zijne maag zou geen honger geschreeuwd hebben, zijn arm zou sterk en zijn lichaam zou gezond gebleven zijn. Zijn vrouwkezou geen mat uiter lijk en geene tengere gestalte gehad hebben, maar zij» zou de levenslustige moedor van zijne kinderen wezen en de steun der oude en gekromde ouders, gezeten in den hoek van den haard, de waardige vrouw van den sterken land- an. En boven dit kalme en stille geluk, verkiezen onze jonge landslieden de vermaken der steden, de kepi der be ambten, het armzalig loon der bedien den van het openbaar bestuur. Verblind door gemakzucht en trot- scheid verlaten zij de stille genoegens van den akker.... Misleid door den valschen schijn van geluk verwijderen zij zich van de velden en in plaats van het ruw maar winstgevend boerenleven, verkiezen zij de werkeloosheid en de armoede der steden. En zij sterven er Antonin BERASIER. gegeven, om in de borst van de meest ruwe mannen het menschelyk gevoel te wekken, als het ingeslapen mocht zijn. Begrijpt ge Aimée, wat ik bedoel Ik geloof hot wel, tante. Goed, luister nu opmerkzaam. Aan staanden zaterdagavond is het by burgeres Amaranthe weer cltfbavond. Ik ben ®r altijd en aanstaanden zaterdag moet gy er ook zyn. Daar zult ge ze allen zien, al die groote en kleine goden van Frankrijk. Maak u zoo schoon, als gij kunt. Vóór alles moeten wy met uwen vader in betrekking komen. Wy moeten hem spreken. Zit hy in de conciergerie f Ik weet het niet, tante. Goed, zaterdag avond weten wy het. En nu nogmaals, verlies den moed niet. Houdt het hoofd opgeheven of ge verliest het. Als een dronken kerel u op straat lastig valt dan roept ge Leve de Repu bliek, en geef hem meteen een flinke oorveeg. Hy zal dan weten, hoe hy met u staat en u met rust laten. Laat de republiek leven by elke gele genheid. Als go de republiek laat leven, laat ze u ook leven, anders doodt zy u. Maak u by het volk bemind, zooals ge my ziet doen. Brei kousen of zokken voor de sansculotten of kies u op een schoonen namiddag een plaatsko op liet revolutie plein zooals burgeres de Brien doet en kook soep voor arme kinderen. Maak u bemind, Aimée, dan zult ge leven, dan zullen uwe ondernemingen gelukken. Hebt gij mij verstaan Professor Lienaux van Cureghem schryft over die slechte gewoonte (want 't is eerder eene gewoonte, een gebrek of een gril dan wel eene ziekte) het vol gende Dit is geen ziekte, maar het is een slechte neiging, die sommige hennen aannemen van elkander de pluimen uit te plukken. Het is vooral bij hoenders die in een klein hoenderhok leven, waarin zy geen behoorlijke ruimte en geen met gras begroeide gronden heb ben, dat men dit gebrek voor den dag ziet komen. Daaraan is het toe te schrijven, dat slechts bij uitzondering het veerenplukken bij do hoenders op het neerhof wordt waargenomen. Het middel om het te doen ophouden, ligt dus ook voor de hand. Kan men echter de hoenders niet in vrijheid laten roBdloopen, dan zal men dikwijls het veerenplukken doen ophou den door vaste uitwerpselen van paar den ter beschikking van de hoenders te stellen iederen dag dient de voorraad vernieuwd te worden de hoenders ver spillen alsdan aan het uitzoeken dier uitwerpselen haren tyd en haren werk lust, eu dikwijls hebben wij dit middel zeer gunstig zien werken als een uitste kende afleiding van het veerenpluk ken. Velen denken ook dat het veerenpluk ken aan het gebrek aan dierlijk voedsel moet toegeschreven worden Trouwens, men heeft in vele gevallen goede uitsla gen bekomen door het toedienen van vleeschafval of vleeschmeel. In alle geval zal men de veerenpluksters van de andere hennen afzonderen, want hier vooral schijnt het waar te zijn dat voor beelden trekken. M. Dumas zegt dat het veerenplukken altyd wordt opgemerkt in de ruiftijd ofwel, dat het gepleegd wordt tegen zieke of ook nog tegen nieuw aangeko mene hennen. Het is een teeken van onvoldoende voeding, zoo niet in hoe veelheid, ten minste in verscheidenheid. Wij denken, zoo gaat hy voort, dat het gebrek aan dierlijk voeder er de oorzaak van is. Men bestrijdt het veerenplukken door eene kloeke voedering, met veel groen, vooral gemakkelijk te verscheu ren bladeren (groene koolbladeren) te geven, gekookten en gehakten vleesch afval, beenderen, kortom door een eten waaraan het dier zich kan bezighouden. Dit laatste komt overeen met de ziens wijze van professor Lienaux. (Le Boer). Van's middags tot middernacht, eenige dienstdoende Apotheker, op Zondag 30 Mei 1909, M. BONNER, Bisschopstraat. Maandag 31 Mei (2"® Sinxendag), M. GHYSSELINGKX Molenstraat. Ja tante. De ondernemende vrouw had zich met een echte Fransche levendigheid warm ge maakt nu zette zij hare nicht met eigen aardige vaardigheid eene Fransche-vlag- klcurige muts op en hare lieve blonde be geleidster eene karmijnroode, die de jonge meisjes allerliefst stonden. Lieve Marguerite, zegde madame Laurac weer, gy zult myne beschermelinge niet verlaten. Ik reken op u. Gij kunt u op mij verlaten. Ik zal Aimée niet uit het oog verliezen. God zal het u loonen. Wie weet, hoe het er binnen tien jaar uitziet, Hebben wy zoo iets tien jaar geleden kunnen denken. Nu, wij moeten hopen, hopen, en altijd hopen. Hebt gij geld vroeg zy aan hare nicht. Ja, tante, Léon heeft door zijne vrien den geld opgenomen. Laat het niemand weten. En nu, vaarwel voor vandaag. Vergeet niet, u zaterdagavond op te schikken, zoo bevallig mogelijk, verstaan En dit betaalt ge in den winkel voor de mutsen, opdat niemand kwaad vermoedt. Hiermeê drukte zy het meisje een aantal bedrukte briefjes in de hand. Het waren zeven honderd franks in assignaten... voor twee mutsen. VI Eene eenvoudige kamer. Gewone witte gordijnen voor de vensters, geef sofa, hou ten stoelen met ruwe rugleuningen, op de In de beraadslaging over de begroo ting van buitenlandsche zake, sprak de heer Van Merris, Volksvertegenwoor diger van leper, de volgende redevoe ring uit, op de welke wy de ernstige aandacht onzer kopplanters inroepen De heer Van Merris. Ik moet wijzen op het dubbel gevaar dat de uit voer van onze hop bedreigt in Frankrijk en in Engeland. De heer Gillés de Pelichy, onze ver slaggever, zegt terecht dat de bedrei ging met nieuwe rechten, te heffen aan de Fransche grens, bracht groote ont roering teweeg in de nijverheids- en arbeidswereld in ons land. Het schynt dat vooral de schoeisels bedoeld worden in dit ontwerp. Sommige takken van den landbouw en den tuinbouw zijn insgelijks bedreigd. Vooral de hopteelt zou door hét voor gestelde toltarief te lijden hebben. Onze hop betaalt thans in Frankrijk 45 frank naar het algemeen tarief en 30 frank naar het minimum tarief, toegepast op de Belgische waren. By talrijke verzoekschriften hebben de Fransche hopteelers gevraagd dat het huidig recht zou verdubbeld worden, ten minste voor de Duitsche hop. Het bestuur vond zulk tarief overdre ven en vroeg zich af of het niet mogelijk ware een tarief te maken naar de waarde en de hoedanigheid der hop, wat zou veroorlooven enkel de Duitsche Oostenrijksche hop van eerste hoedanig heid te treffen. In haar verslag zegt de Fransche tolcommissie dat zy niet meent dien weg te moeten opgaan. Zij wil integen deel de rechten op vreemde hop verhoo- gen tot 60 frank in algemeen tarief en tot 40 in minimum tarief. Zy erkent dat deze verhooging andere hop dan de Duitsche zal treffen, namelijk, de Bel gische. Zullen deze aldus verhoogde rechten voor onze hop geene verbodsrechten worden Het huidige Fransch tarief dagteekent van 1891. Vóór dien tyd was het over eengekomen recht op onze hop fr. 12,50, en van 1860 tot 1891 voerden wij in Frankryk steeds meer in. Na 1891 bedroeg het invoerrecht 30 frank, en onze invoer in Frankryk ver minderde merkelijk van 1900 tot 1908 bereikte hij nog niet 500,000 kilo. Moest het recht tot op 40 frank wor den gebracht als minimum tarief, dan zou de Belgische hop meer betalen dan de Duitsche. Dergelijke beschermingsmaatregelen zouden onzen uitvoer belemmeren, zon der de Duitsche en Oostenrijksche voort brengselen te treffen. Frankryk zou niet langer een onzer voornaamste vertier- wegen zijn. eenvoudige commode eene waterkaraf met twee glazen, eene ietwat ouderwetsche schrijftafel, beladen met eene menigte pa pieren, decreten, proclamaties. Men merkte het aan de tafel, dat hier een zeer vlijtig man woonde ook een machtige man, want tusschen do papieren lagen wetsontwerpen, schema's voor bestudeerde redevoeringen, doodvonnissen. Een geest van strengheid en verregaande eenvoud heerschte in dc kamer. Aan de werktafel zat een jonge man van omstreeks vijf-en-dertig jaar. Hy was ietwat bijziende en daarom diep gebogen op zyne papieren, zijne gestalte was klein en mager, zyn go- zicht vaal en streng van uitdrukking. Van tyd tot tyd vloog eene zenuwachtige sidde ring over zyn gelaat, hals cn schouder. Zijn neus was spits, de mond breed, zijne lippen dun zijne grijze onrustige oogen waren doordringend scherp en schitterden byna altyd van haat, zoodat een vreemde toeschouwer gewoonlijk by zich zeiven op merkte dat hy liever niet met hem te doen had. Zijne kleeding was eenvoudig maar deftig zonder den minsten opschik. Deze man was Maximiliaan Robespierre, de afgevaardigde van Arras Nu stond hij van zyn werk zuchtend op en streek met de kleine, bleeke hand over zyn voorhoofd,, alsof hij daar een woesten gedachtengang wilde af breken. Daarna greep hy naar do belkoord en belde. Een jong, zeer zindelijk moisje trad bin nen, dat met schuwen eerbied, maar toch niet zonder liefdevolle vertrouwelijkheid Ook verwekte het nieuws dat het Fransche tarief verhoogd was, groote ontroering in West-Vlaanderen. Van de zyde van Eageland Is het gevaar niet min ernstig. Dit land, by uitstek voorstander van vrijhandel, was sedert vier eeuwen de voornaamste ver- tierweg voor onze hop. Onze jaariyk- sche uitvoer die gemiddeld 2,415,845 kilo bedroeg, van af 1870 tot 1879, daalde van 1890 tot 1899 tot 1,548,000 kilo maar 't is vooral sedert 1900 dat onze uitvoer naar Engeland op onge hoorde wyze verminderde. Die schielijke vermindering is vooral te wijten aan de uitbreiding van de hop teelt in Amerika. De Amerikaansche hop ontnam ons de Engelsche markt, waar zy zelfs de Engelsche hop eene duchtige mededin ging aandoet. Tegen dien Amerikaan- schen invoer is gericht het voorstel om op de vreemde hop do Marking Actf toe te passen, die hot merk van herkomst eischt voor de Engelsche waren. Ten gevolge van de hevige klachten der kopplantershoeft de Engelsche Regeering een wetsontwerp overgelegd, waarby het verplichte merk wordt ge- ëischt voor vreemde hop, die tot hiertoe zonder herkomstmerk mocht binnen komen. De bladen der Duitsche en Oostenryk- sche planters, namelyk de Bohemia van Praag en de Hopfenzeitung van Nurem berg, zyn het eens met onze Belgische hopboeren om te verklaren dat die wet eene gansche ontreddering zou te weeg brengen in den hophandel en onbereken baar verlies veroorzaken aan onze uit voerders. Een berichtgever van het Petit Journal des Brasseurs doet aanmerken dat Lon- densche huizen die hop invoeren, Belgi sche en Duitsche hop koopen zonder merk van herkomst op de balen, als dé waar maar vergezeld is van een getuig schrift van nazicht en van een merklood van deze of gene stad, van dezen of genen koopman. De invoerder verkoopt de hop onder de benaming hop vatt het vasteland doch hy blyft geenszins aansprakelijk voor de handelwijze van hen die van hem koopen om aan de brouwers te verkoopen, zelfs wanneer deze eene andere herkomst dan de ware aan de hop toekennen. Bovendien kunnen onze planters zich niet uitrusten om de vereischten der Eogelsche wet na te komen. In Enge* land en Amerika kent men enkel de hopteelt op groote schaal mindere planters brengen ten minste 50 tot 100 balen voortzy bezitten werktuigen om zelf hunne waar te bewerken en te per sen, en de koopman steekt er geene haod meer aan. InDultscbland en België, daarentegen, zyn er schier geene plan ters die 1,000 kilo inoogsten. Dikwijls zijn de loten die zij samen stellen, ongeschikt voor den Engelschen handel, zoowel in het_opzicht van hoe tot Robespierre op zag, die zich naar het venster had gewend en naar bui ten staarde. Burger Robespierre zegde het meisje na een kort stilzwijgen met zachte atem, alsof zy hem vreesde te atoren gy hebt geroepen. Robespierre wendde zich om en zegde Ha, Lóonore. Is Sl Just er niet f Ja, hij ia in do voorkamer en wacht u bescheid. Breng hem hier. Onmiddelyk daarop trad de genoemde binnen. Droeg het uniform van hoofdoffi cier der nationale garde. Een gezonde her» cules met een krijgshaftig voorkomen. Gy wilt my spreken f Ik wacht al byna twee uren. Nu, wat is er f Gy waart gisteren weêr niet in de Conventie. Neen. Waarom niet Wat moet ik met dat aanhoudend ge leuter Ik betreur den tijd die my het aan- hooren van dat gezanik kost. Gisteren zou het u niet verveeld heb ben. Wat was er Vergniaud deed weêr een verrader lijken aanval op de bergparty. Ik dacht het wel. Nauweiyka laat ik mij eenige dagen niet zien, of ze steken dt koppen bü elkaar on babbelen als waact» vrouwen. Wat was er? Waarover hai Vergniaud het (Wordt voortgezet.)

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Denderbode | 1909 | | pagina 1