Donderdag 24 Februari 1910 5 centiemen per nummer 64sfp Jaar 4234
Booze Geest.
Het buitenleven
Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan
GODSDIENST, HUISGEZIN, EIGENDOM.
van de Stad an 't Arrondissement van Aalst.
vaderland, taal, VRIJHEID.
STAD AALST. Opvoeringen der PASSIESPELEN gedurende den aanstaanden Vasten,
op Zondagen 6, 13, 20 en 27 Maart en Maandagen 7, 14, 21, en 28 Maart 1910.
Overal dezelfde.
ds:
De kwatongen.
Druiven in volle lucht.
Dit blad verschijnt den Woensdag en Zaterdag van iedere week onder dagtee-
.ning van den volgenden dag. De prijs ervan is tweemaal ter week voor
Stad 5 frank mot den Post verzonden 6 frank 's jaars, fr. 3-25 voor zes
aanden fr. 1-75 voor dr|j maanden, voorop te betalen. De inschrijving
idigt met 31 December. De onkosten der kwittantiën door de Post ont*
mgen zijn ten laste van den schuldenaar.
Men Schrijft in bij C. Van de Putte-GooMens, Korte Zoutstraat, Nr 31
i in alle Postkantoren des Lands.
Per drukregel Gewone 15 centiemen Reklamen fr. 1-00 Vonnissen op
3- bladzijde 50 centiemen. Dikwijls te herhalen bekendmakingen Lij accoord.
Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd. Heeren Nota
rissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk tegen den dijnsdag en vrijdag
in den voormiddag.
Voor de advertentiën uit vreemde landen zich te wenden ten bureele van
dit blad.
CHIQUE a(JUM.
«3 Fel». If»10.
Overal, altijd zullen de liberalen de
zelfde kerk- en godsdiensthaters zijn.
Pas heeft België zi.jneKolonie in Afrika,
ons Congolaud, of de Belgische libera
len beginnen te werken om do Congo-
leezen aan den invloed der Kerk te
onttrekken door hetzelfde middel dat zy
hier gebruiken de School.
Een Vrijdenker waarschijnlijk ten
miDste, want hij is professor bij de
Brussetsche Vrij metselaars-hoogeschool
—heeft dezer dagen eene conferentie ge
geven over de katholieke missionarissen
in Congoland. Gij kunt wel begrijpen
dat die man vuur en vlam moest spu
wen tegen priesters en kloosterlingen,
die de jonge Gongoleezen onderwijzen.
Die papen leeren immers den Room-
schen catechismus aan de kleine Zwar
ten, en dat is immers een ongehoord
schelmstuk bij de vrijmetselaars
Om zyn haat vrijen toom te laten
tegen al die papen scheldt hij de
missionnarissen uit voor huichelaars.
Beschaving der kolonie is voor de
missies,maar een voorwendsel, zégt hij;
het is de missies maar te doen een be
paald godsdienstig $oel.te,bereiken,
En om te laten zien dat hij het niet
heeft tegen den Godsdienst.voegt hij er
bij - De godsdienst... is het grootste
beletsel tegen de beschaving.
Hoe godsdiensthaat een hoogoschool-
grofessor toch kan doen raaskallen De
odsdienst die het gedacht van God in
de. zielen prent der Gongoleezen, van
den éènen waren God die goed loont en
kwaad straftdie de bcooderlijke liefde
preektdie aan die ongelukkige heide
nen aan alle kwaje driften overgeleverd
alle deugden voorhoudt die rechtvaar
digheid, kuischheid,. .zachtmoedigheid
asnpreektdie de menschel ij ke natuur
verheft bij die Gongoleezen ook vrijge
kocht door het bloed vap eenen God-
Mensch den Zaligmaker die Gods
dienst is voor den professor een beletsel
tegen beschaving
Zulke domheid is by een professor
alleenlijk uit te leggen door godsdienst
haat.
En wat beschavingsmiddel beveelt hij
aaD I
Die vraag is licht beantwoord, omdat
voor godsdiensthaters- maar één univer
seel beschavingsmiddel bestaat Het
onzijdig onderwijs.
Begrijpt gij liet. lezers? Dat beteekent
in andere woorden dit
- Toe, Belgische Staat, zend naar Con
goland eenige goede geuzen-onderwij
zers. die gij vet betaalt om aan de
zwarten te loeren dat al wat de papen
over Godsdionst vertellen luipraat is en
dwaalleer. Gij zult ons, liberalen en
vrijmetselaars, toch zoo'n plezier doen
en zoo 'nen dienst bewijzen, n
Meent gij dat wij overdrijven
LuistertDe professor sprak het uit
Wij moesten ginder normaalscholen
stichten.
Als geuzen normaalscholen stichten,
dan weet men genoeg wat uur het is.
Zoo willen de vrijmetselaars meer en
meer de overhand hebben in onze colo
nic.
Nochtans er was een vrijdenker, die
achttien jaren lang in Congoland ver
bleef en die laatst nog verklaarde De
eenige beschavers die in Congoland
wonen, zijn de missionnarissen
En baron van Ketvelde, de oude Con-
golees, schrijft aan een geuzenblad van
Brussel
Ik ben het volstrekt niet eens met
iden voordrachtgever mijn gedacht is
dat de missionnarissen' veel goed doen,
dat hun werken menigvuldige vruchten
draagt, dat hunne werking NOODZA
KELIJK is tot ,het beschavingswerk in
Afrika, en'dat het de plicht is van het
Gouvernement de missionnarissen te on
dersteunen.
Dat zyh getuigenissen die waarde
hebben. Maar een vrydepker' denkt en
kel aan ééne zaak Een missionnaris is
een paap Weg met dat papenras
't Is wel precies niet deftig maar wat
komt er «lat op aan als men de Kerk
maar kan bevechten
6* verVolg;
Voor den anjer was er nu.geen twijfel
meer aan. H,y zag den hoed vap jonkvrouw
von WackeroJe voor zich. En toen hy
groetend zich verwyderde, knikte Wyde
nau hem goodkeurig toe en zegde
Ja, ja, ga gij de groote onbekende
maar eens wat troosten
Beneden gekomen, herkende Henning
aanstonds Anne-Marie, en zij herkende
hem. Zjj week voor hem terug, zich zoo
veel mogelijk in het duister iioudend. Maar
hy volgde haar totdat zy by den muur ge
komen was en niet verder kon Toen nam
hij den hoed af en vroeg
Zeg mij nu toch om hemelswil jonk
vrouw, wat doet gy hier
Wat gaat u dat aan
Here stem beefde. De trots yan daar
strafs was er niet in te fyooren, veeleer
angst en onrust. Zij voelde zicli blijkbaar
ten doode toe eenzaam en beklemd op de
donkere binnenplaats, midden in het groote
Berlyn, onder dien" zwarten hemel, waaruit
rseds sedert eenigen tijd by afwisseling
kouds regen en natte sneeuw neerviel.
Het is zeker dat in 't algemeen de
buitenlieden van het Vlaamsche land het
gddsdiensïigstë, het zedelijks te, het ge-
zondslo deel van België's bevolking
uitmaken.
Het zijn onze Vlaamsche landbouwers
die tot hiertoe het meest vreemd bleven
aan den Franschen geest die reeds som
mige onzer steden overmeesteren het
zyn zij die de echte steun zyn onzer
katholieke regeering.
Nochtans de Vlaamsche boeren wor
den al, te dikwijls als lomp en bijgeloovig
aanzien en huil ambt wordt miskend.
En wie... wie heeft er zulke zuivere
schoone zeden als de boerenmenschen
wie heeft er zulk gezond verstand
Hu-ne rijke en krachiigvolle taal wordt
door hoogere standen misachtDat de
socialisten zoo handeleu, dat moet ons
niet verwonderen; zij weten dat het ge
zond verstand onzer dorpelingen hunne
goddelooze stelsels verwerpt; dat hunne
reine zeden den krachligen steun zijn
der kristelyke maatschappij.
Maar wat nog erger is, vele landbou
wers hebben zelf geen goed begrip en
geene hooge achting genoeg voor het
ambt dat ze bekleeden in do maatschap
pij. Ze trachten de stedelingen na te
3pen in hunne manier van spreken, van
handelen, in hunne zeden en gebruiken.
Velen (bijzonder de mi isjes), die op hun
dorp bshoorlyk hun brood konden ver
dienen, trachten een postje in de stad te
bekomen om wat meer geld te winnen(!)
meest altijd om wat juffer te kunnen
spelen al was 't maar met goed van dry
ellen voor 'nen frank.
En 't schoonste van al, vele ouders
zijn daarmêe opgezet. En komt ge dan
7,eggen dat hunne kinderen gevaar loo-
pen, dan is het laster... tot dat ze van
hunne kinderen bedrogen, miskend of
niet meer herkend worden. O dan be
klagen de ouders hunne eigene lichtzin
nigheid, hunne te groote goedheid. Als
't kalf verdronken is vult men den put->
Godsdienst en eenvoud worden verge
ten en verloochend om stadsche manie
ren aan to kweeken.
Metaal kent men aan zijnen klank.
De vogelen aan hun gezang.
De ezel aan zijne ooren.
Men vindt bij de menschen valsche
haarlokken, valsche tanden, valsche
schaamte, valsche herten maar 't erg
ste van al dat men ongelukkiglijk al
te veel a intreft is eene valsche tong.
Ik wil niet zeggen, dat na men zyn na
tuurlijken klepel versleten heeft, er een
anderen koopt, er hem inzet gelyk een
rij valsche tanden, neen, eene valsche
tong is wat anders.
De tong is het gevaarlijkste stuk
vleesch dat de mensch heeft, en kan
meer kwaad doen dan een verscheurend
dier met zijne tanden en klauwen. Bij
de dieren houdt meu de tong voor het
beste; bij de menschen is het juist het
tegenovergestelde. De tong is in haar
zeive klein, maar zij kan groote dingen
verrichten. Evenals een vuursprankel
groote wouden kan in asch leggeD, zoo
kan ook een booze tong onberekenbare
onheilen en ellenden veroorzaken en
't levensgeluk vernietigen. Een valsch
ofeerroovend woord gelijkt zooals
een oud prediker zegde aan eenen
zak pluimen, die men van eenen kerk
toren zou uitschudden en wiens inhoud
de wind in alle richtingen heen voert.
Verzamel die pluimen nog eens bij el
kaar
De tong is het orgaan der rede, en na
het verstand 't schoonste gescheuk dat
de Schepper zijn schepsel gaf. De spraak
is het kenmerk van den afstand en het
onderscheid tusschen mensch en dier.
Maar wat misbruik wordt er niet ge
maakt van dit edele zintuig. Hoe me
nige gezegdens worden er niet in de
wereld rondgestrooid, waarvan noch
grond noch schijn van waarheid bestaat
en die men - zoö maar uit zijnen duim
zuigt.
De kwaadsprekerij is een kwaad dat
in onze samenleving dagelijks menig
vuldige onheilen sticht en bij personen
die zij treft, wonden veroorzaakt die
dikwijls ongeneesbaar zyn.
Hier kon men, mits zich of anderen
eens indachtig te maken wat erge ge
volgen onbezonnen woorden kunnen
hebben, wel eon middel stellen. Het
betaamt ook niet voor een mensch, zijn
evenaaste valschelijk te beoordeelen.
een kwaadspreker is een leugenaar en
wie liegt bedriegt zegt het spreek
woord. Voor een leugenaar en dus ook
als een bedrieger aanzien worden, is
alleen het loon dat een kw&toog verdie
nen kan.
Tot troost van personen die men las
tert kan het volgende vers dienen, het
welk eene groote waarheid bevat.
Zoo een k'.vade tong u niet ontziet
En tracht u niet te beklagen
Denk 't zyn de slechte vruchten niet
Waaraan de wespen knagen.
Gewuonlyk wordt aangenomen dat
om druiven te plukken, eene serre vol
strekt noodig is, of ten minste toch een
glazen schutsel nochtans hangt het
mislukken van dezen teelt, meest in alle
gevallen, af van i. het ontbreken der
zorgen die de wijngaard gedurende den
zomer vergt en 2. van het slecht toedie
nen der meststoften.
Men leidt den wijngaard op liggende
of op rechtstaande snoor, de vruchttak-
ken zullen 25 cent. van malkander ver
wijderd worden met de wintersnoei,
bewaart men den ondersten twyg die op
twee oogen gesnoeid wordt.
Welke bemestiog zal men hem toe
dienen Iedereen weet dat de scheuten
eene heel groote ontwikkeling kunnen
bekomen, 10 en zelfs 15 m. lengte, deze
lengte zal, wel is waar, niet kunnen
verkregen worden, zonder overvloedig
te bemesten en daar de stalmest aan de
planten, op zulken korten tijd, de noo-
dige voedingstoffen niet kan opleveren,
zullende bandelsmeststoflenons krach
tig helpen.
De wijngaard is zeer gretig naar pot-
asch, die tot het vormen van suiker in
de vruchten medewerkt evenals tot het
kleuren dezer laatste de stikstof, de
invloed dor potasch volledigende zal de
ontwikkeling bevorderen van groote
bladeren, zware scheuten die buitenge
wone schoone trossen zullen dragen,
waarvan de bessen dik, schoongekleurd
en van 1* kwaliteit zullen zijn; een
derde element dat er moet bijgevoegd
worden is de fosfoor die de vruchtbaar
heid bevordert.
Behalve de stalmest die wy ouder
graven, zullen wij per m* 60 gr. kloor-
potasch, 50 gr. zwavelzuren ammoniak
en 80 gr. superfosfaat toedienen.
Wanneer do scheuten 10 cent. lang
zijn, bewaard men de twee kortste bij
de voet liggende en die van vruchten
voorzien zijn, de andere worden wegge
snoeid deze scheuten worden iugene-
pen tot 2 k 3 bladeren boven den tros,
de vleugeltjes die in de oksels der bla
deren ontwikkelen worden weggeno
men, behalve de bovenste alsook degene
van de verlengenis die op een blad in-
genepen worden.
De scheuten worden schuins opge
bonden en wanneer de besjes de dikte
eeuer erwt bereiken zal men er de helft
uitknippen. Om de oïdiumziekte te be
strijden strooit men zwavelbloem, door
middel van eenen blaasbalg 3 4 maal
gedurende den zomer op alle deelen des
booms zelfs op den muur.
Indien die kultuurzorgen opgepast
worden zooals aangeduid is, zijn wij
verzekerd eenen voortreffelijkon uitslag
te bekomen.
G. IMPATIENT,
Leeraar, Tuinbouwschool
Vilvoorden.
M. J. Brugge. De teelt der erwten zal
onlangs verschyueu. Wijngaarden in
serre worden in Januari gesuoeid, in
voile iuchl iu Februari.
Hy bet hoofdschuddend de oogen over
haar hcenglijden, van don merkwaardigen
hoed a? tot op de boersche schoenen, waar-
meê zij,'zonder er acht op te slaan, midden
in een grooten plas stond, en vroeg toen
En hoe lang wildet gy hier nog blij
ven i
Dat kan middernacht worden 1 en
later
Laat het middernacht worden.
Maar het klonk niet vastberaden. Zy
rilde van nattigheid en koude en toen,
om den drinkbeker van haar lijden te doen
overloopen, zegde Hors von Henning
Dan zal ik nog wat zeggen, jonk
vrouw de dub heeft twee uitgangen. Ge
kunt toch onmogelijk aan twee kanten
tegelijk zyn.
Zy zag hem aan.
Goed, dan ga ik naar de policie I Nu
dadelijk dan geef ik u aan.
Verstandig, dat ge niet langer in dien
plas blijft staan, jonkvrouw von Wacke
rode, zegde Henning en ging met haar meê
op de straat. De policie heeft hier volstrekt
niets meê temaken. Dat daarboven is een
gesloten gezelschap, het zyn rustige men
schen, die niets anders verlangen dan met
vrede gelaten te worden.
Dan ga ik naar een dagblad en maak
het daar bekend
dat in de Residentieclub gespeeld
wordt Maar dat weet iedereen De
zetten nemen alleen maar nieuws op.
Maar er most toch iets op t« vinden
zijn riep zij, radeloos de handen vouwend
en hem beziende.
Horst dacht een oogenblik na.' Toen
zegde hy eenvoudig
Ik geloof het niet.
Dus dat is geoorloofd Zy riep het
zoo luid, dat een paar voorbygangers om
zagen. Gy moogt daar jaar in jaar uit
zitten en als een roovershoofdman huis
houden Ja, lach maar als een roover, zeg
ik Leeft ge niet van het geld van vreem
de menschen
Een oogenblik zweeg haar metgezel.
Toen zegde hij diepzinnig
De meeste menschen zyn verschrik
kelijk dom.
Dat weet ik myn broeder Benno is
altijd een domoor geweest, en zal het blij
ven. Maar gij zijt niet dom Gy weet uit
stekend wat ge doet Antwoord my nu
eens eerlijk Meent ge waarlyk het recht
te hebben zoo'n onnoozelen kwajongen, tot
op den laatste penning uit te schudden
Hij haalde de schouders op.
Als ik het niet doe, dan doen het toch
anderen.
Zy lachte minachtend.
Waarlyk eene schoone reden, von
Henning Een edelman waardig O zoker,
als de eene geen valsch geld maakt, dan
doen het toch anderen. Als ik geen moord
bega om te stelen, dan zyn er anderen voor
te vinden. Zoo is alles te verontschuldigen.
Maar dat gy u niet schaamt met zulke
woorden voor mij te staan, dat is...
Zij vond niet dadelijk het woord. By
het schijnsel van de lantaarn zag zy weer
de vreemde uitdrukking op zyn gezicht.
Dat bracht haar in verwarring.
Toen zegde hy kalm
Ik ken nu uw gedacht over my,
jonkvrouw. Vertel my nu eens, waarheen
ik u brengen mag. Gy kunt hier toch niet
overnachten.
Het begon harder te regenen, en de
wind blies zoo onbarmhartig om den hoek,
dat Anne-Marie klappertandde van koude.
Plots scheen alle zelfbeheersching haar te
begeven en begon zy bitter te weenen
Breng mij naar de Sprée Dan spring
ik in het water. Dan kunt gij aan de men
schen vertellen wiens schuld het is.
Zy voelde, terwijl zij haren zakdoek
voor het gezicht gedrukt hield, dat hij haar
bij den arm greep en meê voerde naar
eene zijstraat, waarschijnlijk om te ver-
hoeden dat zij nieuwsgierigen om zich heen
kregen. Zij liet hem begaan, willoos en
t uitgeput als zij waa.Terwyl zij nog kramp
achtig snikte, hoorde zij hoe hy, eigenlijk
meer tot zichzelf dan tot haar, zegde
ja wat vangen wij nu met u aan
Zal ik u naar het hotel terugbrengen?
Maar neen van avond is het beter u
niet meer alleen te laten. Hebt ge geene
familie hier
Ja, een neef, maar die is uit de stad.
Zij leunde tegen den muur en weende
maar voort, terwijl de ijskoude regen op
hen neèrplaste.
Horst von Henning nam een snel be
sluit. Hy rien een rytuig aan dat voorbij
reed en zegde kortaf tegen Anne-Marie
Wees zoo goed in te stappen.
Waar naar toe
Onder dak. Ik ben er toch eigenlijk
aansprakelijk voor, als gy hier eene ver
koudheid of influenza opdoet. Daarom wilde
ik u verzoeken den avond by myne familie
door te brengen
Zij hield op met snikken, nam den zak
doek van de oogen en herhaalde ver
baasd
By uwe familie
Ja by mijne moeder en zuster.
Hy duwde haar by na met geweld het
rytuig in, want zij verzette zich nog.
En intusschen komt Benno hier en
begint weer te spelen riep zij.
Achwel neen zegde hy driftig.
Vooruit koetsier Met wieii zou liy
nu spelen, als ik er niet ben En mij hebt
go bij u, zooals men in de middeneeuwen
den duivel in een fleschke bij zich droeg
goed toegestopt, opdat hy geen onheil zou
aanrichten.
Hij lachte opgedwongen.
Anne-Marie wilde schuw op zy schuiven,
zoo ver mogelyk van hem weg. Maar zij
kon het niet van zich verkrijgen. Het was
toch een vertroosten»! gevoel, bij al dit ver
driet, iemand naast haar te hebben die zorg
voor haar droeg en goed en vriendelijk
voor haar was
(Wordt voortgezet.)