DIRKA
Zondag 25 December 1910
5 centiemen per nummer
G5sU Jaar 4322
Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan
van de Stad en '^Arrondissement van Aalst.
GODSDIENST, HUISGEZIN, EIGENDOM.
VADERLAND, TAAL, VRIJHEID.
KERSTZANG
Kerstmisvertelling.
Spaansche Oproerlingen van 1576 te Aalst
DE DENDERBODE.
t^Lb'™VZhï„tll„Wr,1S<la« 90 iedere week onder dagtee-
Je Stad 5 (rank met den p*8, D6 pr^S erTan is tw6emaal ter Teek voor
maanden fr /iflj H f V6rz°nden e frank 's jaars, fr. 3-25 voor aes
eindigt mot 31 oLXr - 7, 700r0f De insdhrܙe
vingen aön ton laaie van'den schJenTaT.0 kwittantiën d00r p°a'
enM,°nn aTtePoslkamo™ te°LaT°8,'""U'G°OS,en8' K°rte Zoutstraat' N' 31
Per drakrogel Gewone 15 centiemen Reklamen fr. 1-00 Vonnissen or
3 bladzode 50 centiemen. - Dikwijls te herbalen bekendmakingen bij accocrd
Niet opgenomen handschriften worden met teruggestuurd. Heerji oty
rissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk tegen den dynsdag 0 1 vriidas
in den voormiddag.
Voor de advertentiën uit vreemde landen «ich te wenden ten bureeie van
dit blad.
I. Verwachting.
(Rorate Cceli).
HET VOLK.
Dauwt, Heemlen, van omhoog.
Laat, wolken, nedervaren
Uw vocht, dat de aarde moog'
Ons den Verlosser baren.
Wees niet verbolgen, Heer,
Op 't volk met schuld beladen
En denk niet langer meer
Aan al zijn booze"daden
Beschouw de beil'ge steé,
Haar leége, doodsche straten,
Jerusalem vol weé
En Sion gansch verlaten
Uw roemrijk Huis, alwaar
Elkander eens verdrongen
Ons Vaderen, die daar
Uw eer en lof bezongen.
Dauwt, enz.
Wij doolden, en besmeurd
Zyn wy geworden allen
En, van U losgescheurd
Als dor geblaart gevallen
Wij stoven langs den grond,
Door 't booze van ons leven,
Als door een wind, in 't rond
Gezweept en voortgedreven
Uw aanschijn is, o Heer,
Van voor ons oog verzwonden
Gy druktet op ons neêr
't Gewicht van onze zonden.
Dauwt, enz.
Zie goedig, Heer, op 't volk
Vol weemoed en ellenden,
En stuur tot ons Uw tolk,
Dien Gij op aard' wilt zeoden
Het Lam, zoo lang verwacht,
Dat brenge 't rijk des Heeren
Bekleed met Uwe macht,
Om de aarde te beheeren
't Ryze uit de woestenij,
Tot hoog op Zions wallen
Om van ons slavernij
De banden te doen vallen
Dauwt, enz.
DE HEER.
Schep moed, mijn volk, schep moed
Haast zal uw redding dagen,
Waarom dien tranenvloed
Waarom dat bitter klagen
Laat varen dat gezucht,
Uw rampen zijn geweken
Wees langer niet beducht,
Ik zal uw banden breken
Ik kom tot U, uw Heer
Uw God, de lang beloofde
En 'k schenk het heil U weêr
Dat Satan U ontroofde.
HET VOLK.
Dauwt, Heemlen, van omhoog,
Laat, wolken, nedervaren
Uw vocht, dat de aarde moog'
Ons den verlosser baren.
II. De komst.
Zingt, volkren, vreugdekoren,
Ln juicht met de Englen meê
De Heiland is geboreD,
De God van Liefde en Vreê
Hij komt en brengt ons allen
Verlossing en genê
Laat over de aarde schallen
Het juublend Gloria
Laat ons gaan nederknielen
Voor 't kribje door Gods Zoon,
Tot redding onzer zielen
Verkozen vóór Zijn troon,
Waar de Englen, Hem omringend,
Hem dienen vroeg en spè
Zijn heerlijkheid bezingend,
In 't machtig Gloria
Laat ons, met hart en zinnen,
Tot den Verlosser gaan,
Hem dienen en beminnen,
Door kristen liefdedaón
Opdat we eens eeuwig mogen,
Met 't Englenkoor, hierna,
Hem loven in den Hoogen,
In 't dreunend Gloria
Kerstdag 1908. A.-V. Bültynck.
Gorus was een naarstig werkman, een
knap leidekker. Hij bewoonde, in de
Hofstad, eene der stegen nabij de Halle-
poort.Thans was schielijk,onverwachts,
alle arbeid opgeheven het spook van
onverdiende ellende grijnsde zyn huis
gezin aan.
Vóór het open zoldervenster zit de
nog kloeke man, leuterig turend in het
aschgrauw Decemgaas.
Het donkert alree... Eene walmende
mistlaag zweeft rondom de gulden koe
pels der paleizen. Lageraf kampt de
iraselogie der beschilderde kerkvensters
met het deinend avondduister. Dieper
nog verzwind alles in een baaierd van
malsch rozenpurper; enkele lichtpuntjes
schynen dansende penseelen, met goud-
stof bepareldDe musscheuschaar
staakt zijn duizendtonig lied.
Gorus luistert naar 't klokkengezang
der giijze kathedraal, daar zielepijn in
zyn oog zwemtMorgen is 't Kerstmis,
on niemand van zijn dierbaar kroost
mag aan het feestvieren denken. Nie
mand
En zijn zooutje, de, negenjarige Frans,
had zoo dikmaals on zooveel vreugdigs
van dit feest hooren vertellen, en hy,
evenals zijne makkers, verbeidde dezen
avond met snakkend ongeduld. Was
het geen Kerstmis voor elk Was
Deezeken-Zoet ook niet geboren voor
zijne zo.) brave als werkzame ouders
O, hij wist wel. dat in moedor's beurs
geen penning rest, maar zijn spaarpot
dan Ja, hij wilde vaêr en mooder, die
hun Franske zoo loddelijk liefhadden,
aangenaam verrassen. En gefeest zou
or in het schamel verblijf, onder de dak
pannen
Moeder had den rug gekeerd. Leuk
weg nam Frans zijn verholen schat,
borg hem in het kale jasje en toog
ermèe naar builen.
De sneeuw viel in donzen vedertjes
neer en dekte de aarde met glinstrend
turmalijn Het steegje was slechts geluw
verlicht De knaap verhaastte, schuw
rondblikkend, zijn gang bij den schijn
van het gaslicht flakkerden de zilveren
knoopen van het tuniek eens politie
mens, en uit diens grof hoofdkapsel zag
hij zware, besneeuwde knevels, als Ijs
kegels. uitsteken. Frans huiverde voor
den bewaarengel der muffige achter-
buuri, en spoedde zich in de lielvor-
liclite straat. Hier wriemelt een ganschc
wereld in bachantenroes dooreen hier
stralen groote spiegelruiten van dia
mant, turkozen en zefieren, van klater
goud en strass. De kleine kneep zijn
oogjes dicht bij zooveel pracht, en
peinsde aan zijn schat met twee fran
ken koopt men zooveel
Weêr ontvluchtte hy het gewoel, ver
dween in eene donkere zijstraat en'zeag
neer op den stoep eener sierlijke heeren-
woniug. Behoudzaam verbrijzelde hy
het aarden spaarpotje, als plotseling, uil
de woonst, een hemelsch muziek zijn
gehoor trofFrans luisterde en hield
den adem op... Hoe heerlijk een spel
Hoe goddelijk schoon, het trillen dier
symphonie, in ongeboeide fantazij
Daarbinnen klonk de Kaiser- Walzer van
Strauss, en de eindlonen van dit mees
terstuk een vloed van tremolos
ratelden en bruischten, den neêrspalten-
den golven ba rm, des donders melodij
gelijk,schalden duizenden jube'.zan-
geu, vertolkt in een olympisch hosaona,
aandoenlijk als het erotisch gejuich van
Homerus en Bellamy, waarbij den
glimlach van 't geluk door de tranen
heen blinkt...
En terwijl de knaap eerbiedig luiste
rend, in vervoering strak voor zich
keek, wat bemerkte hy daar, in de
straatgoot Iets schitterendsEen
geldbuidel
Een geldbuidel
Driftig: scharrelde hij den inhoud van
zijn spaarpot bijeen en greep den vond.
Hij stond recht eri aanschouwde het
voorwerp wat fraaie beurs en erbin
nen, o - vier goudstukken, tachtig
frankenZijn poezelige konen met
kuiltjes weiden kersrood, en hy kreet
Leve het KerstfeestDoch eensklaps
taande het vreugdevuur in Frans' lieve
kijkers. Mij dit geld toeeigenen,
murmelde hij het stelen dus?... En
vader, die zoo eerlijk is... Neen, hier
staat het tehuiswijs des eiirenaars
Alfred Leroy, Huidevettcrstraat, 12.
En jachtig vloog de knaap daarheen.
Leroy bewoonde een groote, eigenaar
dige woning; het voorportaal, somber
beschenen door het weifelend oliepilje
eener groengevensterde lantaarn, was
bezet met plaasteren bas-reliefs, studiën
naar de tors, het antiek hoofd, modellen
van kubische en holronde kapiteeleu.
palmetten, karbeelen, pinakels, lioek-
knollen en andere motieven... Frans
belde aan en zag weldra, in de oralijs
ting der deur, een wonderlijk persona
ge, een man met wiegelenden haarbos,
de knevels als verfkwasten op de blo
zende wangen geplakt, het lichaam
gehuld ineen wijden, purperen mantel,
eene lurksche muts voor hoofddeksel.
Door een openstaande vleugeldeur,
waarnaast groene brocaatgordijneu hin
gen, glom helle klaarte. De knaap
bemerkte er, aan de wanden, helmen,
borstkurassen en deg«ns. schllderijon
van alle grootte, nieuwmodische
landschappen, in van goud logge lysten
gevat, die, van op zekeren afstand ge
zien, begoochelen en verrukken, maar
van dichtbij aanschouwd, verdwijnen
onder het twijfelachtige, het onduide
lijke... Frans bevond zich dus bij een
kunstenaar, die den breeden, zielvollen
penseelslag vervangt door paletmes en
truweel, dikke verflagen op het doek
metselt, de boomen met grijze of
geele, het koele van water en lommer
door purpere of blauwe plekken na
bootst. Men noemt die tafereelen meer-
werf brokstukken...
Wat wil die bengel vraagt de
purperen man.
Zyt ge mynheer Leroy
Ik ben er fier om
Hebt gy een geldbuidel verloren
De schilder scheen blijde te moede.
Lieve hemelkreet hij. Ge brengt
die zeker toch niet weêr
Ja wel, mijnheer, zei Frans hier
is hy.
In mijn' armen, knappo joogen
riep Leroy, en hy omhelsde het kuapc-
lijn, trok daarna de deur van zijn
werkhuis open, wijl hij, op declamee-
reuden toon uitgalmde
Een engel uit den hooge daalde, en
me mijn goud brachtVrienden, er zal
champagne bij het avondmaal zijn
Te zelfder tyd trad hy met het kind in
de werkplaats, waar een drietal vrien
den waren vereenigd.
OF DE
DOOR
Petrus VAN NUFFEL.
38* vervolg.
De vreemde bezoekers verlieten de zitplaatsen en wikkelden
zich in hunne huiken.
Gy hoort den wil der mijnen I tierde nog de eletto
waanwijs. Die blauwe scheen strekke u in het vervolg tot
les, u met geen andermans zaken meer te bemoeien... Ah Ah Ah
Zie mij de signors daar allen beteuterd staan gapen Het is
ulieden wel aan te zien, dat ge niet weet welke schatten aan
fcet daglicht verstoken werden, schatten die de onzen moeten
worden of, gelijk deze wyn neerspat, zóo ook zal het menschen-
}>loed v óór mijne voeten vlieten I -
Dit zeggende sloeg hy met eene ontstuimige handbeweging
zyn wijnbeker van de tafel.
de Vargas wenkte het gevolg en nam neerslachtig afscheid.
Kort nadion waren zy in het zadel gestegen en langs eene der
stadspoorten verdwenen.
Vayan al diablo vloekte de Casliliaan.
Deze uitroep sloot de beruchte bijeenkomst van 15 September.
Luttele dagen later gelukten de twee Benediktyners er in,
hunne vrijheid voor 409 kronen af te koopen. (i) Dit was ovenwei
het geval niet met de nog opgeslotene Aalstenaars.
.(1) D. proost stierf den 13 Januari 1577 tengevolge van den schrik, welken
hy by ayn« inh«cht*&i»ll«Buiig onderstaan had.
ra?' JiüU' aPh!''"ak I03"'1' ,snerP™d geweeklaag en zuchten
van an^sl!D achterdenken, door onnoembare zielsfolterineen
™vTn Waren 01ldczaardscde krochten der Itoose stomme
rilïm mnïlmT "V hoesele jammerkreten en smart-
gillen moesten de zwarte muren, de sombere gewelven sijpelend
van het vocht door hunne sterkte en dikte de heiligst? echt-
handen van geluk, do schalmen der teederstc liefde verbrijzelende
weerbonzen Geene bede van meedoogen, geen gesteen van
erbarm,,ig drong tot buiten door, waar dê poorters de gedamde
v 'h g en schroomvallig, voorbijslopen en, stille tranen
plengende, aan een gehefd wezen dachten, in de donkere
holen aan boeien geklonken. Maar ook die bewijzen van deel
neming ontvingen de onvoerden niet lm,, kwam geen woord
van troost en leniging loe van de huilenwereld gescheiden
zouden ze blijven, tot wanneer de soldaten, den schandigen
menschenroof beu, hunne ketens losten.
deJe°nCh^ vprLdier ramPza,igen beklagenswaardiger dan al
veiossing eene aanzienlijke geldsom vereischte....
a? het U!d,en opwegen bij de smarten, welke het
jeugdig hart van Dirka Jooris doorvlijmden Wat waren al de
haar°verlancder dat«ene wa"
naar verlangde Pleegde men wel ooit grooteren gruwel
tot* een leven dwin^ zij"enIvader oplichten en het naderhand
En oTJa^ndprQ Sa Va'a Vy?iDg en maloloozf! torturen
t" P w,at anders hadden de eerlooze indringers het gemunt
d j?P de ku'sche Z|ek de vlekkeloozo onschuld des toren-
Toeïhrid In mfih Bem6rk' h°e dieP haa' zwak gestel door
en ontbering werd geschoktaanschouw die inge-
vallen wangen van den maagdenblos beroofd en hare oogln
vóór zid! Te?8bhirt h Bedeosd- alsot gestadig hare beulen
voor zien ziet, blyft het meisje soms uren lang aan den kil-
kouden ruststeen vastgokluisterd in den woeligen slaan ont-
dTkeuX-^r AT' Vert0lg' haar da schim
aes keuilings, en dikwijls springt ze recht, ten einde het naar
kruik" uÜ Ve--lirilve"' tast z'i verwilderd naar brood en
o™Óh'i? .?Mz™ aa" llel afzichtig ongedierte, waarvan ze
overdekt zijn, betwistend enkele malen dwaalt zn in de krocht
rondeGiehl'h ai"speliTD' WaariD zi> ^are stadgenooton en
mzondeiheid hare vrienden van lafheid eu meineed beticht
meermalen vmdt liet eerste morgengloren de lyderes nog wakend)
De schilder hernam
Treed onbeschroomd nader. Over
schrijd den drempel van dit heiligdom.
Uw eerlijkheid beduizeld me als Ra
phael's Madona, als de purtretfen van
Titiaau en Van Dyck
Ge gaat breed handelen, Alfred?
riep er een.
Breed als de Oceaan klonk het.
Daar, mijn blondgelokt Zondagskind
tien franken voor u.
Frans stak bevend de hand uit en
lispelde
O, ik daDk u, mynheer.
Hij wou vertrekken, toen Leroy hem
weêrhield en toefluisterde
Ik zal u vijf franken bijgeven,...
op eene voorwaarde. Ik ben een Ooster-
sche koningmijn purperen mantel
zegt u zulks immers...?
Ja, heer, antwoordde Frans, een
weinig verbaasd.
Welnu, heden avond heb ik eenige
u)zanten hier uitgenoodigd. Vermits
mijn slaven vertrokken zijn, ten einde
mijne naarakaart aan den keizor van
Bethleëm over lo brengen, stel ik u
voor, hen te willen vervangen.
Het is maar, dat ik geon kleederen
heb, waagde het kind.
Dë sehlJd."^ wees op eene tropee van
degens en helmeii.
Maar, vader, moeder,..zuchtte
Frans, half weenend. Wat zulièQ zg 1
ongerust zijn.
Een gezant zal zo van alles onder
richten.
Moet ik lang blijven
Geenszins. En, indien ge aanvaardt
peuzelt gij meê.
Het voorstel was al te verlokkend. De
kleine stemde toe.
Leroy deed de ouders van den knaap
verwittigen.
Thans, sprak hij, gaan we u aan-
kleeden op eene wijze mijner bezoekers
volkomen waardig.
Hij nam eene wijde broek en een
dolman der huzaren. Frans trok dit aan
het lichaamdaarna werd hem een
dragondershelm op het hoofd geplant.
De vermomming was, voorzeker, kluch
tig, edoch, ver van gemakkelijk Het
kopje verdween geheel in de holte des
krijgshoeds,en do mouwen des dolmans
reikten den grond. De vriendengroep
lachteen jokte hartig, maar ttch was
eenieders meeniog, dat iets anders moest
worden bedacht. Elk overwoog. Leroy
als gold het, zijn concourstuk voor den
Prijs van Rome, stond, d iepden kond
met de kin in den palm der hand.
Lieve deugd kreet hij plots.
Welke dwaasheid De Oostersche vor
sten hebben alleen negers in hunnen
naar het verwelf turend, roerloos op het stroo uitgestrekt
DiTaD°inghet dni^e!16 dag<3D' vijfüg/indel00ze nachton treurde
nowns al l f ïaDg -n, slndsdien vernam z« niets, niets
nopens ai wat haar belang inboezemde.
de vadei> nog Had Jeroom niet alle pogingen tot hare
sSst"gWi™ kn ■D|C| VkI1?c" martelde" onophoudend haren
i 7 ZIJ lnllchlmgon afbedelen en haar bovanKen
bare meU'h e" Slechls lwce levende wezens had ze sedert
Het baTS Eg'"?,nfr d0" kuil 0'"™^. on wie dan nog!
te karakterloos aangezicht des cipiers en het gluipe-
kwam zien of Zh °PPer'»,'olhobl)er, van Navarese, die ondcrdL
km 7a? LCSfr i0™5 a'el onder hel 'Üdeo bezwe-
dat heur boerem ï??1?0- 1 hare kooneI1 hoogrood iverden,
5 onlstuimig en sneller klopte en een heftig
gebaar van toorn, of het ballen harer kleine vuisten den
udmteM Wea?a; dat alle levensgevoel in haar nog niet wa's
teTwtt rii hem dc"„wrCBdaard begrijpen deed. hoe heviger
aan ooit zy hem haatte en tartte.
Het was op een heerlijken morgen der herfstmaand
ran"dOT°keAÜ?>d 'laar Ucb' d00r hel bostaatde 'uclitraampje
™lj™ kerkcr de: gevangene een spitse straal kuste de
ÖÏÏtrïL,' m,aaf'. °P,°? strcelde heur- golvende Iiaarklissen..
ttak df glim,achle Dirka de blikkerende dagvorstin tegen en
smeekthii,a»?I1geV0.UWen handön ten hemel' daar een8vur1g
smeekgebed hare lippen ontrolde... Nog was hare bede niet
voleiudigd, als zij uit de geestverrukking door dreunende voet-
teïï"dte bf„rkt- Wede'' vwhehtte een hoo^vonT liaar
m te.vt J ras tuurdi; ZB ontmoedigd ten gronde
kritoKv™Vff.^«"l-S'outeigeramine1 en voorts het
gralstilte u. m 8reildolwork der deur galmde door de
Sratal vm daafden verscheidene personen in de koldering,
bfikto^oe w 90 drag6r t,encr rokende fakkel... De maagd
d? alm'nh Laange2IC?' verklaarde. Zenuwachtig spreidde lij
te Te." ceD als. rau eene krankzinnige ontvlood
omTriinfrtfLk S" "aar don gsnaderden krijger,
omg'ijpt zynekilleen en murmedt met hoTiielzocto stem
ï0,mü-,JJer0?m-1 Gd hebt daa niot vergeten 1
Heb dank heb dank Thans voel ik me andermaal herleven
Vaaaoow Nin«i«. (Word' T00r"eaat)'
dienst... Wo zullen van u een' neger
maken...
Een neger stottert de knaap, die
bang werd.
Verontrust u niet't is doodeen-
voudig. Ontkleed u hier hebt ge een
adbroekje, en met een weinig ivoor
zwart ga ik...
,Tschilderen kreesch de
Kleine... Ach, neen, moeder zal er dit
niet meer afkrijgen.
Ik geef u twintig franken, en stuur
u morgen mijn Matinée dans les Arden-
Twintig franken Die woorden vlam
den als twinlig starren voor Frans
oogen
In eenen hoek der werkplaats deed
hij zijn armzalig pak uit en trok het
spanbroekje over de beenen. Leroy
opende zijne schilderkas, duwde de
verfbuisjes op het palet en begon, in
allen ernst, den knaap te zwartselen.
Frans spon eene beteuterde tronie.
Het zal er toch afgaan, nietwaar,
mijnheer
Zeker, zeker, beloofde de kunste
naar.
Schielijk dreunde een hevig gebons,
daarbuiten op do deur. Leroy sprong
rechtPiet,Valerius, Arnold, spoedig
het scherm l gilde hy.
I Zes vriendenhanden schoven een
scherm voor schilder en kind.
f Rene kloeke W-
scheen in het vertrek. Hef was Gorus]
Een zweem van gramschap en onrust
tegelijk overtoog zijn gelaat.
M. Leroy
Zekerlijk...Wat wilt ge van hem
Vader kreunde FraDs, achter het
scherm.
Wat gebeurt hier Waar is mijn
kind ureigde de leidekker, met vonke
lenden blik.
Leroy had zijn arbeid gestaakt, en
aan den toon van Gorus' woorden begre
pen, dat de onverwachte bezoeker geen
kortswijl verdroeg. Hij achtte het dan
ook voor geraadzaam zijn schuilhoek
te verlaten en don leidekker dea toe
stand, min of meer verbloemd, bloot te
leggen. Gorus, ten halve gerust gesteld
wou de opheldering wel aanvaarden.
Doch, besloot hij, den guitigen
schilder streng aauloerend, binnen eene
halve uur verwacht ik mijn zoon te
buis.
Hij zal er zijn.
De leidekker toog heen. Maar nauwe-
yks was hij op straat, of Leroy jak
kerde hem, en, na heel de klucht recht
zinnig te hebben geopenbaard, verzocht
hy hem en zijne vrouw op het avond
maal.
O, die artisten, groen de bra va
man wat hebben ze zotte kuren
Na lang tegenstribbelen aanvaardde
hij de uitnoodiging.
En te middernacht nog klonk het
rinkinken der bekers in des schilders
werkplaats.
F rans, de zwarte tafeldionder, genoot
eon weêrgaloozen bijval.
v
Sinds eeuigen tijd heeft Gorus het
barre wintergetij niet meer to duchten.
Hem werd, door invloedhebbende vrien
den van Leroy, een ambt toevertrouwd
van bewaker bij een Museum der Hof
stad.
En Fransje Die zal eens een groot
schilder worden, zooals Rubens! fluis
tert zijne moeder, met adeltrots.
Petrus Van Nuffel.
Eene belasting op de katten.
Onder de ontwerpen van belasting onlanga
op liet bureel van den gemeenteraad van
Parys neergelegd, is er een voor de kat
ten. Dit zal wat gepraat veroorzaken. Er
zyn to Parijs minstons GOO.OOO katten, niet
alleen prachtige Angoras, maar de meeste
gansch gewone katten, behoorendo aan
personen die stellig do middelen niot bezit
ten om eene kattontaks te betalen en die er
zich zullen moeten van ontmaken.
Het tijdstip, rond Nieuwjaar, valt juist
goed voor de liefhebbers van een... konyn»
tje met korte ooren
De vrouw, die naar de fabriek gaat
is niet meer t de vrouw want wat onU
rukt wordt aan den bodem, waarin het door
God geplant was, verliest de kracht syner
wortelen. Mgr V. Setteler,