Zondag 16 April 1911 5 centiemen per nummer 68"* Jaar 4594 Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan van de Stad en 'I Arrondissement van Aslst. PASCHEN. 1 «MVAS SALMON. CONGRES GODSDIENST, HUISGEZIN, EIGENDOM. VADERLAND, TAAL, VRIJHEID. Paaschavondliedje. Het Edelweisz der Kopgii). Katholieke Maatschappelijke Werken DITJES en DATJES. Dit blad verschijnt den Woensdag en Zaterdag van iedere week onder dagtee- kening van den volgenden dag. De prijs ervan is tweemaal ter week voor Je Stad 5 frank met den Post verzonden 6 frank 's jaars, fr. 3-25 voor zes maanden fr. i-75 voor drij maanden, voorop ce betalen. De inschrijving eindigt met 31 December. De onkosten der kwittantiën door de Post ont- vtmgen zijn ten laste van den schuldenaar. Men Schrijft in bij C. Van de Putte-Goossens, Korte Zoutstraat, N* 31 en in alle Postkantoren des_ Lands. Per drukregel Gewone 15 centiemen Rekiamen fr. 1-00 Vonnissen of 3a* bladzijde 50 centiemen. Dikwijls te herbalen bekendmakingen bij aecoord Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd. Heereu ota; rissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk tegen den dynsdag e vrijdag in den voormiddag. Voor de advertentiën uit vreemde landen zich te wenden ten bnreele van dit blad. CUIQUK »tJUM. Aelat, lo April 191 1. Hoevele zoete en zalige gewaarwor dingen verwekt het Paaschfeest niet in onze ziel Voelen wij ons hart niet warmer slaan, vloeit ons bloed niet frisscher door onze aderen, achten wij ons niet meer menseh, niet vrijer en beter, wanneer wij de heldere Paaschklokken over steden, dorpen en velden hooren juichen Paschen is immers het feest der onbe twistbare Verrijzenis van eenen God welke zijne Godheid wilde bewijzen De verrijzenis der verdrukte onschuld Allen die lijden en strijden, allen die bukken onder de roede van onrecht en oppermacht, allen die strijden voor de rechtveerdigheid in het aanzien van de boozeenonrechtveerdige wereld, allen worden uitgenoodigd tot het Paasch feest. Christus was hun voorganger en voorbeeld. Strijder voor het recht was Hij van natuur. En wat zagen wij Zijn werk vervolgd, zijne leering gelasterd, Hij zelf als baanstrooper ge kruist. Phariseëers triomfeerden en zagen met eene duivelsche voldoening hun slachtoffer den Golgotha beklimmen, denkende dat alle gevaar voor hunne voorrechten verdwenen was. IJdele hoop Het Recht is God De zaadjes door denGod-Mensch rond gestrooid kiemden en groeiden en elke druppel van zijn Bloed bevruchtte. Ook heden gelijk toen, wordt God door blauwe en roode phariseëers in zijn heilig Recht gelasterd men pleegt zelfs Onrecht met de macht in zijnen naam. Maar het zaad is gestrooid en kiemen zal het I Het Recht is God En worden wij om Hem vervolgd, het zij ook onze kracht Een oudVlaamsch spreekwoord zegt: Wie op Qod betrouwt Heeft op geen zand gebouwd. Welnu wij blijven bij die spreuk. Wij keeren den rug naar haat en spot, laster en andere gewetenloosheid meer, om mt t kracht voor de rechtveer digheid te strijden En nu ten slotte Alleluia Alleluia Do Kerk viert haar plechtig Hooggetij. Alleluia Schalt de vreugdekreet door de gewel ven onzer tempels Stemme: Kent gij de streek van Qod verkoren. Kinders de klokken zijn gekomen. Luistert, zij zingen in de lucht 1 Uit het aloude en heilig Romen wendden zij weer hun verre vlucht. Refrein. Paschen Het nieuws van uw gena heb ik vernomen. Uit alle mond nu 't liedje ga Alleluia Ach, al drie dagen zweeg de tale die uit den toren luide sprak daarom ons zonden allemale Ach, onzes Heeren herte brak Refrein. Maar uit het graf is Hij verrezen, brengende ons vreugde en zoeten vrêe. Laat nu het leed ten einde wezen, Zingt met de blijde klokken meê. Refrein. Op dan gij meisjes en gy knapen, neerstig aan 't zoeken overal rond gaat er met vreugde de eitjes rapen die u de klok van Rome zond. Refrein. Eitjes, gezond en goed om eten Eitjes te Paschen, wellekom. Dank om uw gave zij uw geweten, Klokke var. Rome, bira, bam, bom Refrein. Kinders, de klokke is weer van Romen, zaaiende u eitjes blij en blank. Goeft aan ons Heer, uit 't graf gekomen, eere en uw allerliefsten dank Refrein. Al. Walgraeve. Hoogstraeten, 10 Februari 1908. Op verzoek deelen wij het volgende eene tweede maal meê. Daar de verjaardag van Hare Maje steit dit jaar op een Dinsdag vait, heeft het Bestendig Midden-Comitcit van de Bloem der Koningin besloten dat het feest van het Edelweisz zal ver vroegd worden tot op Zondag 23 Juli. Om alle bedrog te voorkomen zelfs waar de liefdadighoid geldt wordt be drog aangetroffen, het land wordt namelijk afgereisd door eenen persoon die niet officieel Edelweisz te zijnen bate poogt aan de man te brengen. heeft het Comiteit de volgende uitste kende maatregelen getroffen De officiëele Edelweisz-bloemen zul len uitsluitend door de Comiteiten ge leverd worden aan de winkels, maar niet vóór 1 Juli. De verkoop aan het publiek zal eerst op 17 Juli aanvan gen om tot Zondag 23 Juli voortgezet te worden. Alleen de leden der verschillende Comiteiten die den officieele armband dragen zijn gemachtigd het Edelweisz te verknopen in hunne gemeente, en de winkels zullen zich uilsluitend tot hen moeten wenden. Do aangenomcnc winkels zullen een bijzondere plakbrief ontvangen om in hunne uitstalling te plaatsen, ten einde duidelijk aau te toonen dat de door hen verkochte bloem de officieele is deze plakbrief draagt op de achterzijde eene ètiket met de melding Elisabeth 1911, Officieele gedeponeerde bloem. Tot heden hebben reeds meer dan 2000 gemeenten den oproep der Comi teiten beantwoord en de aanvragen komen talrijk binnen bij het Algemeen Secretariaat; zelfs uit Engeland, Frank rijk, Duitschland, ja uit Canada; de Belgen die buitenslands verblyven zijn er ook op gesteld deel te nemen aan de lieve manifestatie, die, dat kan men van nu af reeds zien, veel schitterender zal zijn dan de voorgaande. Niet alleen dat men er kan op reke nen tweemaal meer bloemen te verkoo- pen dan verleden jaar, maar zoo wat overal worden feesten ingericht en ver scheidene fabrikanten verlangen ook het hunne hij te dragen tot het Werk van Hare Majesteit en vroegen daarom toelating om Edelweisz-chocolade, Edel- weisz-papier, Edelweisz-waaiers, Edel- weisz-reuk, enz., in den liadel te bren gén, mits 10 k 25 t. h. aan het Werk af te steun deze voorstellen werden met dank aanvaard, want die fabrikanten geven een prachtig voorbeeld van lief dadigheid waarvoor men hen geluk moet wenscben. Wij kunnen niet genoeg betuigen op wat zulke betuiging van sympliatie moet wezen voor eene vrouw die geen grooter genot kent dan liefdadig to zijn .Zij moet de hoogst mogelijke ont vangsten bereiken. Daarom is het niet voldoeude het een of ander Edelweisz- "bloempje to dragen, de prijs daarvoor besteed zou geen enkel liefdadig werk steunen liet moet uitsluitend het offi cieele Edelweisz zijn, de eenige bloem die verkocht wordt ten bate der werken welke onze beminnelijke Vorstin onder Hare bescherming heeft genomen. Het is dus volstrekt noodigdat men, zoowel in België als in Holland, in Zweden en Noorwegen, de door onze Koningin ge kozen bloem als heilig beschouwe, niet alleen omdat zij aan eene Vorstin be haagt, maar omdat zy het lijden en de ellende van Hare beschermelingen wil lenigen. Het menschlievend streven dat deze tweezijdige manifestatie in het leven riep, is te verheven dan dat het zou toegelaten zijn dat oneerlijke lieden zich meester maken van het geld dat voor de ongelukkigen bestemd is. Alle Bel gen zullen er dus goed op letten dat de tien centiemen die zij voor hun Edel weisz uitgeven, inderdaad hunne we zenlijke bestemming bereiken, Vooralle verdere inlichtingen wende men zich tot het Algemeen Secretariaat van de Bloem der Koningin19, Sinter- Goedeleplein, Brussel. De Algemeene Secretaris, Kolon. Bcn J.VAN ZUYLEN VAN NyEVELT. 4e Vervolg. Wat de ossen betref, 't waren er twintig allen flink gebouwd, een span dat ik eigent- lyk sedert lang op 'toog had. Zestien ossen is het gebruikelyk aantal, maar ik nam cr vier bij voor alle zekerheid. Ik bad Zoeloe- ossen gekozen, die wel wat kleiner en lich ter zijn dan de Afiikaansehe, maar veel taaier zijn dan deze met eene niet al te zware vracht gaan zij met gesladigen gang voort. En zij waren «geen zouten», dat wil zeggen, dat zij in Zuid-Afrika eewei kt hadden en dus bestand tegen het klimaat, dat al zoo menig span ossen hoeft vernield. Nu volgde de kwestie van het proviand en de medecynen, welke de grootste voor zorg vereischte, want, daar wij geriDge ruimte hadden, moesten wij terdege nagaan wat al of niet noodzakelyk was. Gelukkig had do kapitein vroegor in de medicijnen gestudeerd, en wist hij er heel wat van, zooals bleek uit den oordeelkundigen aan koop van een welvoorziene modecijnkist. Op te lossen waren voorts nog de niet minder belanguijke vraagstukken omtrent de bewapening en de bedienden. Voor wat de wapens belreft, namen wy eene flinke verzameling revolvers en geweren mee, zooveel mogelijk van hot zeilde kaliber, zoodat wij het aantal der kardoezen beper ken konden en dus een groot aantal van ieder konden meenemen. Wat het personeel aangaat, dat besloten wij te doen bestaan uit vijf man een drij ver, een gids en drie knechts. De drijver en de gids had ik spoedig ge vonden twee Zoeloes, Goza en Tom ge naamd, maar met de knechts ging het niet zoo vlug. 't Was noodzakelyk dat zij' ook brave mannen waren, die men vertrouwen kon, want veel hing tocht bij de expeditie van hen af. Ten slotte vond ik er twee een Hotten tot, Windvogel genaamd, en een kleinen Zoeloe, die Khiva heete en de verdienste had Engelsch te spreken Windvogel had ik vroeger al gekend hij was een van de beste padvinders, maar hij had een groot gebrek, hij dronk. In de nabijheid van eene flesch whiskey, was hij volstrekt niet te vertrouwen. In do wildernis, waar geen drank te krijgen is, zou dit gebrek echter wel niet onoverkomelijk blijken. Was ik alzoo met deze twee mannen goed geslaagd, tc vergeefs zag ik naar een derden uit, zoodat wij al besloten hadden, met een personeel van vier man uit te trek ken. Op den vooravond van onzen uittocht echter, kwam de Zoeloe Khiva my vertel len, dat er een kaffer op mij stond te wach ten. Daar wij juist aan tafel zaten zegde ik aan Khiva hem na het eten binnen te bren gen Do Kaffer bleek een groote man, van van het Arrondissement Aalst, onder de hooge bescherming van zijne doorluchttge Hoogwaardigheid, Mgr. StillemansBisschop van Gent, en van den Weledelen Heer Graaf de Kerckhove d'ExaardeGouverneur der Provincie van Oost- Vlaanderen. Dit Congres bereikt op hel oogenblik, het tot hiertoe nog nooit behaalde cijfer van 3500 deelnemers, 127 verslagen zijn gedrukt en uitgedeeld geworden, aan de inschrijvers. Een buitengewonen geestdrift, veropenbaart zich in gansch het Arrondissement de kleinste verla tene Gemeente heeft niet minder dan 40 inschrijvingen gezonden Voor de volksmiddagraalen komt men reeds tot 700 deelnemers ook voorziet men voor Aalst eenen overgrooten volkstoeloop, tijdens de Congresdagen. Ziehier het algemeen Dagorde IVlaandag I 7' April, om 9 ure plechtige Mis in St-Martinus- kerk; om 10 ure Openingsvergadering Aanspraken van 1° M. Moyersoen, Voorzitter, Volksvertegenwoordiger 2° Z. E. H. Kanunnik Roelandt, pastoor deken van Aalst. Van 10 tot 12 ure en van 2 tot 5 ure zitting der volgende afdeelingen 1) 2" Afdeeling, Drukpers en Propa- paganda. 2) 3e Afdeeliüg, Maatschappelijke Werken van Onderlingen Bijstand. 3) 4e Afdeeling, Landbouw. 4) 7e Arbeidersbelangen. 5) 8e Vrouwenafdeeling (3 onderafdeelingen). Om 4 uro Algemeene Vergadering der Damen Aanspraak door Mejuffer L. Van Riel van Antworpen. Om 5 1/2 ure, groote Volksvergade ring in den WerkmauskriDg. Redevoeringen van Pater Rutten en M. A. Van de Vyvere, Volksvertegen woordiger. Dijnsdag 18 April. Van 9 tot 12 en van 2 tot 3 ure zittin gen der afdeelingen 1) 1" AfdeeliDg Godsdienstige en Ze delijke werken. 2) 2® Onderafdeeling der Studenten. 3) 5e n School en Naschool- werken. 4) 6° Burgersbelangen. Om 3 ure Algemeene Sluitingsverga dering l°Verslag en Redevoering van Volks vertegenwoordiger R. MoyersoeD,Voor zitter. 2° Redevoering van Zijne Doorluch tige Hoogheid Mgr Stillemans. 3° Redevoering van M. Karei Woeste, Staatsminister. 4° Redevoering van M. L. De Saede- leer, Volksvertegenwoordiger. 5° Redevoering van M. de Baron Lod. de Bethune, plaatsvervangend Volks vertegenwoordiger. N. B. Voor inschrijvingen en alle inlichtingen, wende men zich tot den schrijver, M. Eug. Bosteels, Advokaat, Keizerlijke plaats, 11, te Aalst. Aan allen een zaligen Paschen I Paschen, Paschen luider klinke Nu de slag van lerke en vinke. Nu de klaDk van mensch en dier Paschen, Paschen wijdt het vier Wijdt het licht en hangt de lampen Laat den blauwen wierook dampen Alleluia, 't jok is af Van de dood en van het graf. 98 tegen 2 Uit een antwoord van M.Schollaert aan liberale Volksvertegenwoordigers blykt l°dat do totale bevolking der lagere scholen 929.347 kinderen bedraagt 2° dat er voor gansch het land 25.954 kinderen door den min of meer vrijen wil hunner ouders ontslagen zijn van het gods dienstig onderwijs. Bijgevolg, zijn er op de gansche schoolbevolking 929,347 25,954 903,393 leerlingen die de lessen van godsdienstleer volgen. In andere woor den de ouders der 98 honderdsten der kinderen van gansch België verlangen het godsdienstig onderwijs voor hunne kinderen en slechts 2 ten honderd zyn van een ander gedacht. Aangezien dat de ouders alle vrijheid en gemak geuieten om hunne kinderen te doen ontslaan van het godsdienstig onderwijs, is het tegen den wil van 98 der ouders en alleenlijk om plezier te doen aan 2 °/0 andersdenkende dat de geuzen de afschaffing van dat onderwijs eischen en aan België de onzijdige school de school zonder God zou den willen opdriugen Nationale Bank van België. Bericht aan het publiek. Er werden, nu onlangs geleden, valsche bankbrief jes van 20 frank in omloop gebracht. goed uiterlijk en vry licht van kleur voor iemand van zijnen stam hij scheen een dertig jaar. Nadat hij ten teeken van groet zijnen stok had opgeheven, ging hij in een hoek op zyn hurken zitten en sprak geen woord. Ik nam eerst geen notitie van hem, want dat zou eene groote fout geweest zyn. Als ge terstond met een Kaffor gaat klappen, houdt hij u licht voor een man van weinig beteekenis. Ik zag intusschen we! dat hij niet de minste van zynen stain was, want hij droeg om het hoofd liet bij de Kaffers gebruikelijke teeken van ouderdom of van waardigheid een ring van gom, vermengd met vet in het haar gevlochten. Het kwam mij ook voor dat ik zijn gezicht meermalen gezien had. Wel, zegde ik op 't laatst, hoe heet ge? Umbopa, antwoordde de man met langzame, diepe stem. Ik meen uw gezicht al eens meer ge zien te hebben. Dat zal geweest zijn te Isandhluana, den dag voor het gevecht. Ik dacht na. Ik was ccn vanLordChelms- ford's gedienden geweest in den ongelukki gen oorlog tegen de Zoeloe's tot mijn ge luk was ik daags voor den slag heengezon den met een covooi van wagens. Toon ik wachte om in te spannen, kwam ik in ge sprek met dezen man, die een klein kaffers commando had en zijn twijfel uitsprak over de veiligiieid van het kamp. Ik zegde hem toen wel, zyn mond te houden en die zorg aan wijzere menschen over te laten, maar ik had toch zyn waarschuwing niet verge - ten. Ik herinner het mij, zegde ik. En wat zout ge nu wel willen. Dit, Macamazahn. (Macamazahn is mijn kaffer-naam en be- teekentde man die waakt in 't midden van den nacht of, gewoon gesproken, die op zijne hoede is.) Dit Macamazahn, zegde de kaffer dan. Ik heb gehoord dat gy eene verre reis gaat ondernemen met de witte menschen, die van over het water zijn gekomen Is dat waar, meester 't Is zoo. Ik hoor dat gy heelemaal naar de Lu- kanga-rivier gaat, eene maand reizen bui ten Maraea-land. Is dat zoo, Macamazahn Waarom vraagt go waar wij heegaan? Ik antwoordde zoo wantrouwig omdat het doel van onze reis geheim was gehouden. Dit, o witte menschen, als gij werke lijk zoover reist, wil ik met u medegaan. Er was zeker vertoon van weerdigheid in 's mans manier van spreken 't was voor al 'tgebruik der woorden «witte menschen» in plaats van meesters dat mijne aan dacht trok. Ge vergeet u zelf een beetje zegde ik. Ge babbelt maar door. Dat is geen manier van onderhandelen. Hoe heet ge en waar is uw kraal Zeg ons die, dan weten we met wien we te doen hebben. Ik heet Umbopa. De Bakermat van 3ze briefjes zijn zeer gebrekkig nagemaakt. Men kan ze zonder moeite van de echte briefjes onderscheiden, wanneer men de aandacht vestigt op de volgende kenmerken 1° Op de vier briefjes, welke tot hier toe in de Bank werden ontvangen, zijn er twee zonder waterdruk by de twee andere is deze grof nagemaakt. 2° Op de voorzijde van het valsch briefje, staat de naam van den graveer der Biet in 't zwart geteekend, in de plaats van in 't bruin. 3° Op de achterzijde ontbreken de namen van den kunstenaar Titz en van den graveerder Doms cr bestaat ook geen moor op den achtergrond 4° De afmetingen van den druk, zijn ook ietwat kleiner op het valsch briefje dan op het echt 5° De vier valsche briefjes van 20 frank, tot nu toe gekend, dragen de volgende herkenningsteekens 1487, D. 091 37153091 middennummer 14 Maart 1910. Gulden woorden.— De beroemde pater Gury is een gewaardeerd leeraar der moraal. Over het lezen van slechte boeken en schriften heeft hü ook een traktaat geschreven. By zyne inleiding, zegt die geleerde de volgende gulden woorden, gulden woorden, ja, tot afweer van groote gevaren. Wij nemen die gulden woorden hier eens over Geene ergernis is vloekweerdiger, als deze welke voortspruit uit godde- looze en zedelooze boeken en schriften. Het is eene duivelsche uitvinding,onder alle middels best geschikt, om zielen by menigte in den afgrond des verderfs te storten. De slechte boek, (het slecht schrift), is eene pest, onder alle pestplagen de ergste en de verschrikkelijkste. Die plaag tast niet alleen het een of ander land aan, den eenen of anderen leeftijd, maar zij strekt zich uit tot alle plaatsen en tijden zij vervult de wereld met ontelbare puinen. Wie zal ze al vermonden, de nood lottige onheilen welke voor den gods dienst en de goede zoden ontstaan zijn uit de slechte boeken (en schriften), ontstaan gelijk als uit eene doodende bron, onheilen welke tot het einde der werold voortduren en vermenigvul digd worden. Dat dus de bedienaars der Kerk, dat de predikanten en biechtvaders vooral, met alle macht daartegen strijden, en met alle vermogen zich keeren tegen dezen stroom der ongerechtigheid, om de zielen te ontrukken aan de klauwen van den helschen vijand. Veel huisvaders,in onzen tyd, schijnen Diet te weten hoe bij hun zooveel miserie is binnengevallen, en zy hebben aleens niet gelet welko boeken, welke bladen er te hunnent worden gelezenDie lieden denken niet, dat oorzaken ook gevol gen hebben. mijn stam ligt ver in 't Noorden zij bleef daar achter, terwijl de Zoeloes afzakten, nu duizend jaar geleden. Ik heb geen kraal ik heb al jarenlang rondgeloopen. Als kind kwam ik van het Noorden naar Zoeloeland. Ik nam er deel aan de oorlogen, na afloop waarvan ik naar Natal ging, om de blanke mannen te gaan 6laan. Ik vocht in de velden tegen Cetiwayo. Sinds dien tijd ben ik in Natal blijven werken, 't Verveelt mij cn daarom wil ik naar het Noorden terug. Het is hier myn plaats niet. Ik heb geen geld noodig, maar ik ben een dapper man. mijn plaats en myn eten waard. Ik heb gezegd. Ik was verbaasd over dezen man, die zoo van de zijnen verschilde, en ovor zijne wij ze van spreken, 't Was duidelijk voor mij, dat hij de waarheid had gesproken, maar ik vond het wat zonderling, dat hjj geen geld hebben wilde. Daar ik dus in twijfel was, vertaalde ik zijne woorden aan Sir Henry en kapitein Good en vroeg hunne meening. Sir Henry zegde mij te vragen of de Kaf fer wilde opstaan. De zwarte deed het en wierp met een den soldatenmantel af, die hem tot overkleed diende. Hij droeg nog slechts een korte broek en een halsketen van leeuwenklauwen. Hy bleek en parchtig gebouwd man nog nooit zag ik zoo'n inboorling. Wel zes voet lang en forsch van ledematen, stond hy daar als een reus zyne huid vertoonde vele lidtee- kens van diepe assagaaiwenden, bewijzen van vroegere wapenfeiten. Sir Henry ging tot hem en keek hem in het van moed en zelfvertrouwen sprekend Zij vormen een goed paar, niet waar zei kapitein Good, de een sd even groot all de ander. Ge staat me wel aan, M. Umbopa ik neem u als mijn bediende aan, zegde Sir Henry in 't Engelsch. Umbopa scheen hem te verstaan want hy antwoordde het is goed. En met een blik op de forsche gestalte van zijnen nieuwen meester, zegde hy Wij zyn mannen, gij na ik IV. Een olifant-jacht Ik zal niet tot in bijzonderheden verhalen alle voorvallen van onze lange reis naar Si- landa's kraal, bij de samenvloeiing van de Lukanga en de Kulakwerivier een tocht van meer dan duizend mijlen vanaf Durban waarvan wij do laatste driehonderd te voet moesten afleggen, een gevol van de meeig- vuldige aanwezigheid van de tsetsevlieg wier beet noodlottig is voor al de dieren, behalve apen. Ook menschen kunnen er tegen. Wij verlieten Durban einde Januari en het was in de tweede week van Mei dat wij kampeerden bij Vitanda's kraal. Wordt voortgezet.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Denderbode | 1911 | | pagina 1