Zondag 21 Mei 1911 5 centiemen per nummer 65s e Jaar 4563 Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan van de Stad en 't Arrondissement van Aalst. Dl «I VAN GODSDIENST, HUISGEZIN, EIGENDOM. VADERLAND, TAAL, VRIJHEID. Coraptante betaling, Comptant betalen Uit Congo. Eene vraag aan Minister de Broqueville, Zondagrust. Iets over Pensioenen. Slad Aalst.-Werkbeurs DITJES en DATJES. RBOD Dit blad verschijnt den Woensdag en Zaterdag van iedere week onder dagtee- kening van den volgenden dag. De prijs ervan is tweemaal ter week voor Je Stad 5 frank met den Post verzonden 6 frank 's jaars, fr. 3-25 voor zes maanden fr. 1-75 voor drij maanden, voorop ce betalen. De inschrijving eindigt met 31 December. De onkosten der kwittantiën door de Post ont vangen zyn ten laste van den schuldenaar. Men Schrijft in bij C. Van de Putte-Goomens, Korte Zoutstraat, Nr 31 en in alle Postkantoren des Lands. Per drukregel Gewone 15 centiemen Reklamen fr. 1-00 Vonnissen op 3d® bladzijde 50 centiemen. Dikwijls te herbalen bekendmakingen bij accoord Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd. Heereu ota rissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk tegen den dinsdag e i vrijdag in den voormiddag. Voor de advertentiën uit vreemde landen zich te wenden ten bureele van dit bladJ ClIIQUE SUUM. Aalst, SO Mei, 1911. 'k Zal mij verduiveld haasten ik zal er mijne kat van spreken Wat kan het mij schillen ja, wat kan het mij raken dat mijn schoenmaker, mijn kleermaker, mijn timmerman, mijn huisschilder, mijn winkelier ja, wie weet misschien mijn melkboer een jaar moet wachten achter zijn geld en dat hij binst dien tijd in den krot zit dat doet mij niets. En ten andere al die leveranciers mogen niet to veel van hun nen neus maken of ze zijn mijn klandisie kwijt. Aldus redeneeren zij die voor het ikzuchtig Elh voor zich zijn. Men geraakt aldus, stap voor stap tot die spreekwijze die dikwerf gehoord en soms in uitvoering wordt gebracht 't En is geen mode meer van schulden te betalen Waar is de christene naastenliefde dan gevaren die voorhoudtDoe niet aan een ander xoat gij niet wilt dat aan U zou gedaan worden Waar is het princiep van recht en rechtveerdigheid Geef aan elkeen wat hem toekomt En ook waar varen aldus de betame lijkheid en daarbij een onderling beter welzijn van beide kanten Immers kon het gebruik intreden met gereed geld te betalen, of ten minste alle dry maanden koopers en verkoopers zouden er wel bij varen. Voordeelig voor de koopers. Im mers als men met gereed geld betaalt, dan is men veel meer genegen om niet verder te springen als zijn stok lang is, of om maar te koopen ingevolge de mid dels waarover men beschikt. Schulden zijn meest altijd de ondergang van een huisgezin en hoe dikwijls ge beurt het niet, dat de schulden gemaakt zijn, om deswille dat de menschen op 't oogenhlik van den aankoop, niet ge- Doeg waardeeren hoeveel er zal te beta len vallen In venditiën of verkoopingen, ziet en hoort men soms van die lieden die op alle voorwerpen hoogen en koopen zon der ophouden ze koopen wat ze niet noodig hebben of wat ze zeer wel kun nen missen. En waarom?.. Wel ze moeten niet seffens betalen... 't En is niet met gereed geld... Ze hebben daar toe zooveel maanden tijd 1 Maar dan, na zekeren tijd, komt de eone rekening na de andere binnen, de eene schuld na de anderezij hoopen op, en alzoo geraakt men in de onmogelijk heid ze te voldoen en zoo schuift men stilaan den dieperik in. Voordeelig voor de verkoopers. De verkoopers zyn onbetwistbaar de slachtoffers van dat betreurlijk mis bruik der uitgestelde betalingen. Men 6e Vervolg. Onze avonturen waren menigvuldig en van allen aard, maar daar zij, op éóne uit zondering na, zoo aanstonds te verhalen, allen warén, gelyk zij den olifantsjager plegen te overkomen, zal ik ze hier niet neerschrijven, anders wordt deze geschie denis vervelend. Te Inyati, de uiterste handelsstatie van Matabelenland, waar Laubengula, een groote deugniet, koning is, namen wij met groot leedwezen afscheid van onzen gerief lijken reiswagen. Nog maar twaalf ossen hadden wij over van het prachtig twintig- span, dat ik te Durban gekocht had. Een was gestorven aan den beet van een cobra, drie waren omgekomen van armoede en gebrek aan water, een verdwaalde en de andere drie stierven, omdat zij eene vergif tige plant geëten hadden. De wagen en de ossen werden achterge laten onder de hoede van Gora en Tom, onzen drijver en onzen gids 't waren jon gens die wij wel konden vertrouwen. Bo vendien verzochten wij aan een Sehotschen missionnaris, die in de buurt w oonde, een oogje in het zeil te houden. Vergezeld van Umbopa, Khiwa. Wind- bedenke eens hunnen toestand, 't Is om geld te winnen en hun huisgezin te laten leven dat ze handel drijven of een am bacht uitoefenen.. En wanneer ontvan gen zij die winst Als 't aan de koopers past en zoo gebeurt het soms dat er meer dan een jaar verloopt eer het past. En ondertusschen moet de wiukelier of de ambachter de noodwendigheden van zijn huishouden betalen, de dag huren zijner werklieden voldoen, zijne winkelwaren vroeger betalen, enz., enz- En dat alles op zijne rekeningen dio hij na een jaarmisschien zal ontvangen, Nu, waarmeê betaalt hij dan Heeft hij nog wat fortuin om te begin nen of wat ter zijde kunnen leggen van 't vorig jaar, dat is gauw uitgekeerd en dan Ja, en dan moet hij misschien met beschaamde kaken zelve geld gaan leenen soms tegen zeer hoogen intrest en daarmee verliest hij ten grooteren deele wat hij op 't einde des jaars ver diend heeft... Dat gebeurt zoo zeer dik wijls En is dat niet grootelijks te betreuren Wat meer is wat betrekkin gen bestaan er tussclien koopers en ver koopers Welle vertrouwen kunnen zij in elkander stellen? Ginge het anders, 't leven ware nog zoo rustig, zoo aan genaam en vreedzaam. Men ondervrage de neringdoeners en velen klagen putten in d'aarde zij kla gen dat zij over te weinig geld beschik ken om hunnen handel behoorlijk te drijven... Waarom Zeer dikwijls om dat 't gene hun te goed komt te groot is en de betalingen te laat gedaan worden. En wat wordt er gedaan om de kwaal uit te roeien of ten minste den toestand te verbeteren Onophoudend geklaagd, veel ge klaagd,.... en nog geklaagd,., en weinig of niets gedaan Elisabethstad 8 April 1911. 's Konings verjaardag te Elisabethstad. Nog is het maagdelijk woud, waarin wij op eene halve uur afstand s van Elisabethstad onze tenten hebben opgeslagen, in volslagen rust, alleen het vogelenheir sjilpend en krassend in de kruinen der woudreuzen of in het stru- welhout, en het eentonig gepiep en gejerp der insekten in het hooge gras verwek ken eenig geluid. Doch daar rijst als een gouden bol in een zilveren schaal, de lieve zon ten oosten op en het donderen des kanons, en het schetteren der trom petten kondigen aan stad en woudbewo ners aan dat de heugelijke verjaardag van onzen geliefden Vorst is. aangebro ken. Weldra is het woud in volle levendig heid, de tenten worden geopend en op de smalle paden, kronkelend door het bosch, en op de pleintjes voorde tenten, verschijnen de bewoners in hagelblank vogel en een zestal dragers, die wij ter plaatse huurden, gingen wij te voet verder voor onzen onderzoekingstocht. Ik herinner mij dat wij wel watstil waren bij dat vertrek en ons zeker allen afvroegen of wij wagen en ossen wel ooit zouden terugzien. Ik voor mij geloofde van neen. Toen wij zoo een poos zonder spreken hadden geloopen, ving Umbopa, die het voorste liep, aan met het zingen van een inlandsch liedje. Er werd in beschreven dat eenige dappere mannen, het gemakkelijk leven van nietsdoen moede, de groote wil dernis ingingen om nieuwe dingen to vinden of te sterven. Maar toen zij ver de wilder nis in waren, bevonden zij dat het eeene wildernis was, maar eene schooqe streek vol vruchtbare velden en een welvoorzien jachtgebied. We lachten er allen om en hielden het voor een goed voorteeken. Umbopa had er bijzonder slach van om iemand bezig te hou den hij was altyd vroolijk en zag alles van den besten kant. Wij stelden hem dan ook zeer op prys. En nu het ééne avontuur dat ik zou ver tellen. Ik doe het mot plezier want ik houd van jachtgeschiedenissen. Na eene marsch van veertien dagen van uit Inyati, kwamen wij aan eene schoone goed van water voorziene streek, die dan ook zeer boschrijk was. Vooral het lieve- lingsvoedsel van de olifanten groeide er, zoodat het geenszins te verwonderen viel, dat menige boom gebroken wasde olifant kostuum, met witte schoenen en witten helm, als geesten in een tooverwoud. Beschenen door de stralen der Afri- kaansche zon begeven zich allen naar de hoofdplaats van Katanga, Elisabeth stad, de verblijfplaats van den vertegen woordiger van Koning Albert. Elisabethstad is in feesttooi, als eene bruid op den huwelijksdag. Aan alle huizen wappert de Belgische driekleur soms afgewisseld door Congoleesche en Engelsclie vlaggen. Over de breede met groote hoornen be- zoomde lanen zijn koorden gespannen, waaraan vlaggen van bijna alle landen hangen, en kleurenrijke triomfbogen vormen. Het rond perk op do Place Royale, is afgespannen met groene ran ken waarin men Congoleesche bloemen van alle tinten heeft gevlochten, en op hooge staken wapperen vroolijk de na tionale vlaggen. In het midden der ronde een hooge, hooge staak, aan wiens voet groeue palmen zijn aangebracht, en op welks top een reusachtig Belgisch vaan del zijn driekleuren ontvouwt. Voor het rond plein heeft men eene groote tent opgericht, schoon versierd met groene palmen en bloemen, in het diepe der tent een eenvoudig altaar met koperen kruis en twee kandelaars. In die gelegenheidskapel zal vandaag het Te Deumgezongen worden. Eene groote menigte lieeren en dames in blank gewaad, vervult de straten en wandelen vroolijk koutend, door de lom merrijke lanen. In de rue Royale zijn de zwarte troepen door blanke officieren aangevoerd, opgesteld. Kwaart voor 10 ure verschijnt de heer Algemeene Com missaris, Hartfeld, omringd door de bur gerlijke en militaire overheden op den hoek der Straat. De klaroenen schallen, de wapens worden gepresenteerd, en de revue der troepen begint. Daarna begeeft de Heer Algemeene commissaris, door zijn staf van officieren en ambtenaren omstuwd, zich naar de plaats, vanwaar hij het défilé der troepen zal aanschou wen. Op andere jaren is het den heer Gouverneur van Katanga welke als hoog ste ambtenaar van liet district de plech tigheid voorzit, doch deze is thans voor dienstzaken op reis. Nu hetTe Deum Voor de tentkapel doen 24 soldaten dienst als eerewacht, wijl binnen de kapel, twee rijen soldaten zijn opgesteld. Om 101/2 ure juist treedt den Heer Hartsfeld met zijn stoet de kapel binnen. Nogmaals schetteren de trompetten, presenteert men het geweer en 2 witte paters heffen den blijden lof zang Te Deumaan, om God te danken voor de weldaad, ons zulken wijzen en beminnelijken Vorst, als Koning Albert te hebben geschonken, en den hemel- schen zegen voor dezes verderen levens loop af te smeeken. Op een oogwenk was de groote kapel proppensvol met blanken die hunne stem met die der priesters mengden in een zelfde vurig gebed voor Belgie's Koning en Vorstenhuis. is een vernielzuchtige gast. Wij zagen ook menigvuldige sporen van die dikpooters. Op eenen avond na eene lange dagmarsch kwamen wij aan een bijzonder sehoon punt. Aan den voet van een met struikgewas be groeide heuvel, lag een droog rivierbed, waarin echter hier en daar poelen helder water stonden. Toen wij de bedding nader den, vluchte plotseling eene hecle bende giraffen weg Sir Henri Curtis zag met genoegen naar de zonderlinge manier van loopen, welke de langhalzen er op na hou den. Ik was-daar natuurlijk al lang aan ge woon en betreurde liet enkel maar, dat de dieren al te ver waren om ze goed onder schot te hebben. Kapitein Good kon zich echter niet bedwingen aanleggende met het verdragende geweer, dat hij altijd bij de hand had, vuurde hij en raakte de ach terste giraf, een jong beest nog. En wat wonderlyk was, liij raakte het beest juist onder in den nek, zoodat het neerviel en van den heuvel rolde als een dood konijn. Ik zag nooit zoo iets geks. Voor den duivelriep Good uit (want ik moet constateeren dat hij, zeker een ge volg van zyn zeemansleven, wel eens wat ruw in den mond was) voor den duivel, ik heb hem gedood, Ou, Bougwam riepen do kaffers, ou ou ou Oh I Bougwam riepen Sir Henri en ik hen na. Zy noemden Good Bougwam of «glasoog» Ook de zwarte bevolking jubelde en juichte meê, en deelde in de algemeene vreugde, want dien dag hadden allen zondagrust en waren ontslagen van wer ken. Laat er nog alleen bijvoegen dat de gezondheidstoestand in Elisabethstad opperbest is. P. C. Wij hebben vernomen, achtbare heer Minister, dat de Belgische brievenbe stellers een banket zullen houden om de groote verbeteringen door Ued. toege staan te vieren. Zij zijn fier op het mil- lioen opslag dat gij hun toekendet, en zij hebben er volle recht toe Het zij toegelaten, achtbare heer Minister, aan een uwer nederigste werk lieden, een stoker van den maalboot- dienst Oostende-Dover die vreugde te deelen, doch ook tevëns Ued. een smeek gebed te doen ten voordeele zijner ODgelukkigo makkers van dien dienst Sedert wij het geluk hebben Minis ters aan het hoofd te hebben die hunne onderhoorigen waarlijk lief hebben, werd aan al de verschillende vakkeu .van het beheer opslag van loon en ver betering van dienst verleend aan al de vakken, uitgenomen één het lager personeel der maalbooten Oostende-Dover stokers, matroozen, bootslieden en kwartiermeesters. Behalve eene lichte verhooging aan enkele stokers toegestaan in 1894, werd dio klas werklieden volkomen vergeten. Herhaalde malen werden hunne klach ten, gesteund door de achtbare Kat holieke Volksvertegenwoordigers en Senators van het Arrondissement, over gemaakt aan de heeren Ministers en verleden jaar, in Juli 11., meenden zij eindelijk, na 9 jaren strijd, er in gelukt te zijn het wellukken van hunnen strijd te zien, toen opeens Minister Helleputte aftrad als Minister van Spoorwegen en door Ued., achbare heer Minister, ver vangen werd. Die nederige werklieden stellen thans hunne hoop in U, achtbare heer Minis ter. Zij vragen toch zoo weinig 5 frs. opslag na 5 jaar dienst, 10 frs. na 10 jaar en 15 frs. na 15 jaar. Dien opslag zou hoogstens 50.000 frs. aan de schatkist kosten, maar 't ware de vreugde in de huisgezinnen van gansch die klas werkers. Het is met de volle overtuiging dat gij hunne vraag, hun gebed welwillend zult onderzoeken dat ik Ued., achtbare heer Minister, op voorhand dank zeg. Een stoker. Van 'smiddags tot middernacht, eenige dienstdoende Apotheker, op Zondag 21 Mei 1911. M.RENNEBOOG,Nieuwstraat wegens zijn monocle. Van dien dag af genoot kapitein Good de reputatie van een goed schutter te zijn, vooral bij de kaffers. Feitelijk was hij het niet, maar als hij misschoot, vergaven wij hem dat wegens de giraffe. Terwijl een paar der dragers werden uitgezonden om de beste deelen van de gi raffe af te snijden, maakten wij ons nachtle ger klaar, dit wil zeggen, wij brachten op een goed beschut plekje gras en dorre bladeren bijeen om er ons bed van open te te spreiden. Niet eens vonden wij daar altijd het noodige voor. Natuurlijk brandden wy des nachts een of meer vuren ter bescher ming tegen ongewenschte viervoetige gas ten. Toen wij met alles gereed waren kwam de maan op en was ons maal van giraflen- vleesch en groote erwten klaar. Wat wa ren wy blij met dat vleesch Telkens dank ten wij kapitein Good voor zyn gelukkig schot. Wy aten ons bescheiden maal bij 't licht der maan. Wij moeten daar wel eene schil derachtige groep opgeleverd hebben, voor al toen wij na den maaltijd lagen te rooken en to babbelen. Ik met mijn rechtopstaande grijzende haren, Sir Henri daarentegen met gele lok ken, die al eene aardige lengte begonnen te krijgen. Maar het merkweerdigste van ons allen, de omstandigheden in aanmerking genomen, zag kapitein John Good, der ko ninklijke marine er uit. Verleden week werd in de Kamers eene wet gestemd waardoor aan de mijnwerkers een ouderdomspensioen wordt toegekend van 360 frs. per jaar. Niemand, ongetwijfeld, zal zulks af keuren. 't Verwondert ons nochtans zeer dat geen enkel lid der linkerzijde of Groene Pie van de gelegenheid gebruikt maakte om een frank pensioen per dagtevragen voor alle werklieden. In kiestijd immers schermen zij nog al gaarne met die schoone beloften en trekken zij het pen sioen van 9 centen daags in 't belache lijk. Maar nu dat hun de gelegenheid werd gegeven om het voorstel van M. Warocquè te berde te brengen, nu hielden allen den mond dicht en zwegen als visschen. En waarom Wel eenvou dig omdat zij eene duchtige bolwas- sching vreesden, en omdat het volk dan al te wel de onmogelijkheid van dien eisch zou gekend hebben. Beloven immers is niets, maar geven en het geld bezitten om te geven dat is wat anders. En van waar zouden de millioenen komen om aan eiken werk man 360 fr. pensioen te geven? Thans dat er maar 215.000 zijn die 65 fr. trek ken moet het land reeds 14 millioen uit geven, en nu schreeuwen de liberalen reeds dat de financieële toestand erbar melijk is. Wat zou het dan zijn als de regeering eens 300.000 X 360 fr. of 108 millioen franken moest uitgeven Waar zou ons land dan naar toe gaan Wel is waar 't eenvoudigste was de belastingen te verhoogen, maar dan zouden de poppen eerst voor goed aan 't dansen gaan, en wie zou het hevigste protesteeren Wie, tenzij de veelbelo- vers van de tegenpartij 't Beste is dus nog een weinig geduld te hebben en dan komt' het weeral van zelf. Aken en Keulen werden niet op eenen dag gebouwd, maar wel steen voor steen Reods grooten vooruitgang hebben wij gedaan, talrijke verbeterin gen werden reeds ingevoerd en niet lang meer of we zullen weer, dank aan de Katholieken, eene oplossing vinden die iedereen zal bevredigen. Beloven en niets doen, zooals in Frankrijk, dat staat enkel op liet pro gramma der kartelisten niets beloven wat niet gaat en dan doen wat men be looft zulks is de leuze onzer katholieke Volk ve r tegen woord igers Worden gevraagd door de Patroons 5 Schrijnwerkers, volle gasten. 1 Loodgieter, volle gast en een leerjongen. 1 Smeder halve gast. Vragen, der Werklieden 1 Paswerker, IJzerdraaier. 1 Werk tuigkundige machienoppasser. Hij zat daar op een leeren zak, juist er uitziende of hij van een jachtpartij kwam in een beschaafd land, by was helder, goed gekleed, in een bruin jachtkostuum. Zijn oogglas zat op zijn plaats, zyne valsclie tanden waren goed in orde. Hij was bepaald de netste man dien ik ooit in de wildernis ontmoet heb. Hij droeg zelfs een halsband van wit gutta percha, waarvan liy er ver scheidene bij zich had. Och, zo wogen zoo licht, verklaarde bij, toen hij, bij het inpakken mijne ver wondering opmerkte ik zie or altijd gaar ne als een heer uit. O, als hij had voorzien welk gewaad hem in de toekomst wachte Terwijl wy daar zoo in het maanlicht za ten to praten, rookten de kaffers op eenige meters afstand van ons, hun bedwelmend doecha uit een pijp, waarvan het mond. stuk was gemaakt van een eland. Een voor een rolden zij zich in hun wollen deken en gingen slapen bij het vuur, Uubopa uitge zonderd, die een weinig tor zyde met de kin in de hand zat, blijkbaar diep nadenkend. Ik had al meer opgemerkt dat bij zich met zyne stamverwanten niet bemoeide. Plotseling hoorden wij in het struikge was achter ons een luid woef, woef Dat is een leeuw, zegde ik, en allen stonden op om te luisteren. Nauwelijks hadden wy dat gedaan, of nabij den waterpoel, een honderd meters van ons af, hoorden wij het doordringend getrompetter van een olifant. Het Weesgegroet n is een ge bed dat nooit verveelt. Wanneer onze handen reukwerken hebben aangeraakt deelen zij den goeden geur mede aan alles wat zij genaken. Laten wij onze gebeden door de handen gaan van de H. Maagd, en zij zal ze oök balsemgeurig maken. Eerb. Pastor van Ars. Bekentenis. De Beiersche vrij den kers hebbon gedurende den katho liekendag te Augsburg een protestver gadering gehouden, waarop een socia listische redenaar het volgende zeide Het doel van het vrijdenkersdom is iederen godsdienst, den katholieken zoowel als den protestantschen, te bes strijden natuurlijk moet ook 't begrip der monarchie uit de harten verbannen worden. Deze open plaatsen zullen dan door het socialism bezet worden. Men kan niet te gelijker tijd God, de Kerk en den god der vrijheid dienen. Wie 't socialism huldigt, kan niet meer in de Kerk blijven, anders ware hij 'n huichelaar, 'n domme kerel. Eu zulks wordt verteld op eene vrij- denkersmeeting, door mannen die zich uitgeven als voorstanders der vrije ge dachte, die ieders denk wijze eerbiedigen!! Maar zulks wordt door de socialisten verzwegen hier, waar ze het volk nog durven willen wijs maken dat socialism en godsdienst kunnen samen gaan. Handelsbeweging in België. De invoer gedurende de vier eerste maanden van 1911 bedroeg 9.353.784 ton ter waarde van 1.477.454.000 fr. tegen 8.236.612 ton ter waarde van 1.394. 878.000 fr. in de vier eerste maanden van 1910, zijnde eene vermeerdering van 1.111 162 ton of 13.6 en 82.576.000 fr. of 8.5 De uitvoer beliep dit jaar tot 6,372.053 ton ter waarde van 1.131.716.000 fr. te gen 5,781,855 tot ter waarde van fr. 1,043,270 in 1910, zijnde eene vermeer dering van 590,018 ton of 10,2 %en van 88,449,000 fr. of 8.5 De geheven tolrechten bedroegen 22 millioen 429,828 fr- in 1911, tegen 24 milloen 296,726 frank in 1910, zijnde eene vermindering van 1,803,898 fr. of 7,4"/.. De scheepvaartbeweging bedroeg in 1911,5,154,2390 ton tegen 4,826,267 ton in 1910, zijnde eene vermeerdering van 323,132, ton of 6,8 De zomer van 1911.—De weer kundigen doen opmerken dat de lente- en zomermaanden van 1836 tot 1840, van 1886 tot 1890 en van 1906 tot 1910 de gemiddelde warmte niet bereikten, maar dat die tijdperken telkens gevolgd werden door een zeer heeten zomer. Zy besluiten daaruit dat wij ons dees jaar daar ook mogen aan verwachten. Olifant, olifantzegden de kaffers. En een oogenblik later zagen wij eene rij zwarte gestalen in de richting van het water. Good sprong op, begeerig om te schieten en misschien denkend dat het even gemak kelijk was een olifant neer te leggen als een giraffe. Ik nam hem evenwel bij den arm en doed hem nederzitten. 't Is niet goed, fluisterde ik, laat ze begaan. 't Schijnt dat wij hier in het paradys van de jacht zyn, sprak Sir Henri, ik stel voor hier een paar dagen te blijven om er van te profiteeren. Ik was te meer verwonderd over dit voorstel, daar Sir Curtis tot dusverre zoo op spoed had aangedrongen, vooral sinds wij in Inyati vernomen hadden, dat daar inderdaad voor twee jaar een menheer Ne ville zijn wagen had verkocht om het bin nenland in te gaan. Maar ik verondei'stelde dat zijn jagersinstinkt voor eene wijl zyn verlangen onderdrukte. Good schonk natuurlijk dadelijk zyn bij val en ik, om ronduit te spreken, zou het jammer gevonden hebben, dit jachtveld te verlaten zonder er partij van getrokken te hebben. Tot uwen dienst, heeren, zegde ik dan ook, ik geloof dat wij eene kleine ont spanning verdiend hebben. Wordt Voortgezot

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Denderbode | 1911 | | pagina 1