Zondag 21 Mei 1911
5 centiemen per nummer
65s e Jaar 4563
Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan
van de Stad en 't Arrondissement van Aalst.
Dl «I VAN
GODSDIENST, HUISGEZIN, EIGENDOM.
VADERLAND, TAAL, VRIJHEID.
Coraptante betaling,
Comptant betalen
Uit Congo.
Eene vraag aan
Minister de Broqueville,
Zondagrust.
Iets over Pensioenen.
Slad Aalst.-Werkbeurs
DITJES en DATJES.
RBOD
Dit blad verschijnt den Woensdag en Zaterdag van iedere week onder dagtee-
kening van den volgenden dag. De prijs ervan is tweemaal ter week voor
Je Stad 5 frank met den Post verzonden 6 frank 's jaars, fr. 3-25 voor zes
maanden fr. 1-75 voor drij maanden, voorop ce betalen. De inschrijving
eindigt met 31 December. De onkosten der kwittantiën door de Post ont
vangen zyn ten laste van den schuldenaar.
Men Schrijft in bij C. Van de Putte-Goomens, Korte Zoutstraat, Nr 31
en in alle Postkantoren des Lands.
Per drukregel Gewone 15 centiemen Reklamen fr. 1-00 Vonnissen op
3d® bladzijde 50 centiemen. Dikwijls te herbalen bekendmakingen bij accoord
Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd. Heereu ota
rissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk tegen den dinsdag e i vrijdag
in den voormiddag.
Voor de advertentiën uit vreemde landen zich te wenden ten bureele van
dit bladJ
ClIIQUE SUUM.
Aalst, SO Mei, 1911.
'k Zal mij verduiveld haasten ik
zal er mijne kat van spreken Wat
kan het mij schillen ja, wat kan het
mij raken dat mijn schoenmaker, mijn
kleermaker, mijn timmerman, mijn
huisschilder, mijn winkelier ja, wie
weet misschien mijn melkboer een jaar
moet wachten achter zijn geld en dat
hij binst dien tijd in den krot zit dat
doet mij niets. En ten andere al die
leveranciers mogen niet to veel van hun
nen neus maken of ze zijn mijn klandisie
kwijt. Aldus redeneeren zij die voor het
ikzuchtig Elh voor zich zijn.
Men geraakt aldus, stap voor stap tot
die spreekwijze die dikwerf gehoord
en soms in uitvoering wordt gebracht
't En is geen mode meer van schulden te
betalen
Waar is de christene naastenliefde dan
gevaren die voorhoudtDoe niet aan
een ander xoat gij niet wilt dat aan U
zou gedaan worden
Waar is het princiep van recht en
rechtveerdigheid Geef aan elkeen wat
hem toekomt
En ook waar varen aldus de betame
lijkheid en daarbij een onderling beter
welzijn van beide kanten Immers kon
het gebruik intreden met gereed geld te
betalen, of ten minste alle dry maanden
koopers en verkoopers zouden er wel
bij varen.
Voordeelig voor de koopers. Im
mers als men met gereed geld betaalt,
dan is men veel meer genegen om niet
verder te springen als zijn stok lang is,
of om maar te koopen ingevolge de mid
dels waarover men beschikt.
Schulden zijn meest altijd de ondergang
van een huisgezin en hoe dikwijls ge
beurt het niet, dat de schulden gemaakt
zijn, om deswille dat de menschen op
't oogenhlik van den aankoop, niet ge-
Doeg waardeeren hoeveel er zal te beta
len vallen
In venditiën of verkoopingen, ziet en
hoort men soms van die lieden die op
alle voorwerpen hoogen en koopen zon
der ophouden ze koopen wat ze niet
noodig hebben of wat ze zeer wel kun
nen missen. En waarom?.. Wel ze
moeten niet seffens betalen... 't En is
niet met gereed geld... Ze hebben daar
toe zooveel maanden tijd 1
Maar dan, na zekeren tijd, komt de
eone rekening na de andere binnen, de
eene schuld na de anderezij hoopen op,
en alzoo geraakt men in de onmogelijk
heid ze te voldoen en zoo schuift men
stilaan den dieperik in.
Voordeelig voor de verkoopers.
De verkoopers zyn onbetwistbaar de
slachtoffers van dat betreurlijk mis
bruik der uitgestelde betalingen. Men
6e Vervolg.
Onze avonturen waren menigvuldig en
van allen aard, maar daar zij, op éóne uit
zondering na, zoo aanstonds te verhalen,
allen warén, gelyk zij den olifantsjager
plegen te overkomen, zal ik ze hier niet
neerschrijven, anders wordt deze geschie
denis vervelend.
Te Inyati, de uiterste handelsstatie van
Matabelenland, waar Laubengula, een
groote deugniet, koning is, namen wij met
groot leedwezen afscheid van onzen gerief
lijken reiswagen. Nog maar twaalf ossen
hadden wij over van het prachtig twintig-
span, dat ik te Durban gekocht had. Een
was gestorven aan den beet van een cobra,
drie waren omgekomen van armoede en
gebrek aan water, een verdwaalde en de
andere drie stierven, omdat zij eene vergif
tige plant geëten hadden.
De wagen en de ossen werden achterge
laten onder de hoede van Gora en Tom,
onzen drijver en onzen gids 't waren jon
gens die wij wel konden vertrouwen. Bo
vendien verzochten wij aan een Sehotschen
missionnaris, die in de buurt w oonde, een
oogje in het zeil te houden.
Vergezeld van Umbopa, Khiwa. Wind-
bedenke eens hunnen toestand, 't Is om
geld te winnen en hun huisgezin te laten
leven dat ze handel drijven of een am
bacht uitoefenen.. En wanneer ontvan
gen zij die winst Als 't aan de koopers
past en zoo gebeurt het soms dat er
meer dan een jaar verloopt eer het past.
En ondertusschen moet de wiukelier
of de ambachter de noodwendigheden
van zijn huishouden betalen, de dag
huren zijner werklieden voldoen, zijne
winkelwaren vroeger betalen, enz., enz-
En dat alles op zijne rekeningen dio hij
na een jaarmisschien zal ontvangen,
Nu, waarmeê betaalt hij dan
Heeft hij nog wat fortuin om te begin
nen of wat ter zijde kunnen leggen van
't vorig jaar, dat is gauw uitgekeerd en
dan Ja, en dan moet hij misschien
met beschaamde kaken zelve geld gaan
leenen soms tegen zeer hoogen intrest
en daarmee verliest hij ten grooteren
deele wat hij op 't einde des jaars ver
diend heeft... Dat gebeurt zoo zeer dik
wijls En is dat niet grootelijks te
betreuren Wat meer is wat betrekkin
gen bestaan er tussclien koopers en ver
koopers Welle vertrouwen kunnen
zij in elkander stellen? Ginge het anders,
't leven ware nog zoo rustig, zoo aan
genaam en vreedzaam.
Men ondervrage de neringdoeners en
velen klagen putten in d'aarde zij kla
gen dat zij over te weinig geld beschik
ken om hunnen handel behoorlijk te
drijven... Waarom Zeer dikwijls om
dat 't gene hun te goed komt te groot is
en de betalingen te laat gedaan worden.
En wat wordt er gedaan om de kwaal
uit te roeien of ten minste den toestand
te verbeteren
Onophoudend geklaagd, veel ge
klaagd,.... en nog geklaagd,., en weinig
of niets gedaan
Elisabethstad 8 April 1911.
's Konings verjaardag te Elisabethstad.
Nog is het maagdelijk woud,
waarin wij op eene halve uur afstand s
van Elisabethstad onze tenten hebben
opgeslagen, in volslagen rust, alleen het
vogelenheir sjilpend en krassend in de
kruinen der woudreuzen of in het stru-
welhout, en het eentonig gepiep en gejerp
der insekten in het hooge gras verwek
ken eenig geluid. Doch daar rijst als een
gouden bol in een zilveren schaal, de
lieve zon ten oosten op en het donderen
des kanons, en het schetteren der trom
petten kondigen aan stad en woudbewo
ners aan dat de heugelijke verjaardag
van onzen geliefden Vorst is. aangebro
ken.
Weldra is het woud in volle levendig
heid, de tenten worden geopend en op
de smalle paden, kronkelend door het
bosch, en op de pleintjes voorde tenten,
verschijnen de bewoners in hagelblank
vogel en een zestal dragers, die wij ter
plaatse huurden, gingen wij te voet verder
voor onzen onderzoekingstocht.
Ik herinner mij dat wij wel watstil waren
bij dat vertrek en ons zeker allen afvroegen
of wij wagen en ossen wel ooit zouden
terugzien. Ik voor mij geloofde van neen.
Toen wij zoo een poos zonder spreken
hadden geloopen, ving Umbopa, die het
voorste liep, aan met het zingen van een
inlandsch liedje. Er werd in beschreven dat
eenige dappere mannen, het gemakkelijk
leven van nietsdoen moede, de groote wil
dernis ingingen om nieuwe dingen to vinden
of te sterven. Maar toen zij ver de wilder
nis in waren, bevonden zij dat het eeene
wildernis was, maar eene schooqe streek
vol vruchtbare velden en een welvoorzien
jachtgebied.
We lachten er allen om en hielden het
voor een goed voorteeken. Umbopa had er
bijzonder slach van om iemand bezig te hou
den hij was altyd vroolijk en zag alles
van den besten kant. Wij stelden hem dan
ook zeer op prys.
En nu het ééne avontuur dat ik zou ver
tellen. Ik doe het mot plezier want ik houd
van jachtgeschiedenissen.
Na eene marsch van veertien dagen van
uit Inyati, kwamen wij aan eene schoone
goed van water voorziene streek, die dan
ook zeer boschrijk was. Vooral het lieve-
lingsvoedsel van de olifanten groeide er,
zoodat het geenszins te verwonderen viel,
dat menige boom gebroken wasde olifant
kostuum, met witte schoenen en witten
helm, als geesten in een tooverwoud.
Beschenen door de stralen der Afri-
kaansche zon begeven zich allen naar
de hoofdplaats van Katanga, Elisabeth
stad, de verblijfplaats van den vertegen
woordiger van Koning Albert.
Elisabethstad is in feesttooi, als eene
bruid op den huwelijksdag. Aan alle
huizen wappert de Belgische driekleur
soms afgewisseld door Congoleesche en
Engelsclie vlaggen.
Over de breede met groote hoornen be-
zoomde lanen zijn koorden gespannen,
waaraan vlaggen van bijna alle landen
hangen, en kleurenrijke triomfbogen
vormen. Het rond perk op do Place
Royale, is afgespannen met groene ran
ken waarin men Congoleesche bloemen
van alle tinten heeft gevlochten, en op
hooge staken wapperen vroolijk de na
tionale vlaggen. In het midden der ronde
een hooge, hooge staak, aan wiens voet
groeue palmen zijn aangebracht, en op
welks top een reusachtig Belgisch vaan
del zijn driekleuren ontvouwt.
Voor het rond plein heeft men eene
groote tent opgericht, schoon versierd
met groene palmen en bloemen, in het
diepe der tent een eenvoudig altaar met
koperen kruis en twee kandelaars. In die
gelegenheidskapel zal vandaag het Te
Deumgezongen worden.
Eene groote menigte lieeren en dames
in blank gewaad, vervult de straten en
wandelen vroolijk koutend, door de lom
merrijke lanen. In de rue Royale zijn de
zwarte troepen door blanke officieren
aangevoerd, opgesteld. Kwaart voor 10
ure verschijnt de heer Algemeene Com
missaris, Hartfeld, omringd door de bur
gerlijke en militaire overheden op den
hoek der Straat. De klaroenen schallen,
de wapens worden gepresenteerd, en de
revue der troepen begint. Daarna begeeft
de Heer Algemeene commissaris, door
zijn staf van officieren en ambtenaren
omstuwd, zich naar de plaats, vanwaar
hij het défilé der troepen zal aanschou
wen. Op andere jaren is het den heer
Gouverneur van Katanga welke als hoog
ste ambtenaar van liet district de plech
tigheid voorzit, doch deze is thans voor
dienstzaken op reis.
Nu hetTe Deum Voor de tentkapel
doen 24 soldaten dienst als eerewacht,
wijl binnen de kapel, twee rijen soldaten
zijn opgesteld. Om 101/2 ure juist treedt
den Heer Hartsfeld met zijn stoet de
kapel binnen. Nogmaals schetteren de
trompetten, presenteert men het geweer
en 2 witte paters heffen den blijden lof
zang Te Deumaan, om God te danken
voor de weldaad, ons zulken wijzen en
beminnelijken Vorst, als Koning Albert
te hebben geschonken, en den hemel-
schen zegen voor dezes verderen levens
loop af te smeeken. Op een oogwenk was
de groote kapel proppensvol met blanken
die hunne stem met die der priesters
mengden in een zelfde vurig gebed voor
Belgie's Koning en Vorstenhuis.
is een vernielzuchtige gast. Wij zagen ook
menigvuldige sporen van die dikpooters.
Op eenen avond na eene lange dagmarsch
kwamen wij aan een bijzonder sehoon punt.
Aan den voet van een met struikgewas be
groeide heuvel, lag een droog rivierbed,
waarin echter hier en daar poelen helder
water stonden. Toen wij de bedding nader
den, vluchte plotseling eene hecle bende
giraffen weg Sir Henri Curtis zag met
genoegen naar de zonderlinge manier van
loopen, welke de langhalzen er op na hou
den.
Ik was-daar natuurlijk al lang aan ge
woon en betreurde liet enkel maar, dat de
dieren al te ver waren om ze goed onder
schot te hebben. Kapitein Good kon zich
echter niet bedwingen aanleggende met
het verdragende geweer, dat hij altijd bij
de hand had, vuurde hij en raakte de ach
terste giraf, een jong beest nog. En wat
wonderlyk was, liij raakte het beest juist
onder in den nek, zoodat het neerviel en
van den heuvel rolde als een dood konijn.
Ik zag nooit zoo iets geks.
Voor den duivelriep Good uit (want
ik moet constateeren dat hij, zeker een ge
volg van zyn zeemansleven, wel eens wat
ruw in den mond was) voor den duivel, ik
heb hem gedood,
Ou, Bougwam riepen do kaffers,
ou ou ou
Oh I Bougwam riepen Sir Henri en
ik hen na.
Zy noemden Good Bougwam of «glasoog»
Ook de zwarte bevolking jubelde en
juichte meê, en deelde in de algemeene
vreugde, want dien dag hadden allen
zondagrust en waren ontslagen van wer
ken.
Laat er nog alleen bijvoegen dat de
gezondheidstoestand in Elisabethstad
opperbest is. P. C.
Wij hebben vernomen, achtbare heer
Minister, dat de Belgische brievenbe
stellers een banket zullen houden om de
groote verbeteringen door Ued. toege
staan te vieren. Zij zijn fier op het mil-
lioen opslag dat gij hun toekendet, en
zij hebben er volle recht toe
Het zij toegelaten, achtbare heer
Minister, aan een uwer nederigste werk
lieden, een stoker van den maalboot-
dienst Oostende-Dover die vreugde te
deelen, doch ook tevëns Ued. een smeek
gebed te doen ten voordeele zijner
ODgelukkigo makkers van dien dienst
Sedert wij het geluk hebben Minis
ters aan het hoofd te hebben die hunne
onderhoorigen waarlijk lief hebben,
werd aan al de verschillende vakkeu
.van het beheer opslag van loon en ver
betering van dienst verleend aan al
de vakken, uitgenomen één het lager
personeel der maalbooten Oostende-Dover
stokers, matroozen, bootslieden en
kwartiermeesters.
Behalve eene lichte verhooging aan
enkele stokers toegestaan in 1894, werd
dio klas werklieden volkomen vergeten.
Herhaalde malen werden hunne klach
ten, gesteund door de achtbare Kat
holieke Volksvertegenwoordigers en
Senators van het Arrondissement, over
gemaakt aan de heeren Ministers en
verleden jaar, in Juli 11., meenden zij
eindelijk, na 9 jaren strijd, er in gelukt
te zijn het wellukken van hunnen strijd
te zien, toen opeens Minister Helleputte
aftrad als Minister van Spoorwegen en
door Ued., achbare heer Minister, ver
vangen werd.
Die nederige werklieden stellen thans
hunne hoop in U, achtbare heer Minis
ter. Zij vragen toch zoo weinig 5 frs.
opslag na 5 jaar dienst, 10 frs. na 10 jaar
en 15 frs. na 15 jaar.
Dien opslag zou hoogstens 50.000 frs.
aan de schatkist kosten, maar 't ware
de vreugde in de huisgezinnen van
gansch die klas werkers.
Het is met de volle overtuiging dat
gij hunne vraag, hun gebed welwillend
zult onderzoeken dat ik Ued., achtbare
heer Minister, op voorhand dank zeg.
Een stoker.
Van 'smiddags tot middernacht, eenige
dienstdoende Apotheker, op Zondag
21 Mei 1911. M.RENNEBOOG,Nieuwstraat
wegens zijn monocle.
Van dien dag af genoot kapitein Good de
reputatie van een goed schutter te zijn,
vooral bij de kaffers. Feitelijk was hij het
niet, maar als hij misschoot, vergaven wij
hem dat wegens de giraffe.
Terwijl een paar der dragers werden
uitgezonden om de beste deelen van de gi
raffe af te snijden, maakten wij ons nachtle
ger klaar, dit wil zeggen, wij brachten op
een goed beschut plekje gras en dorre
bladeren bijeen om er ons bed van open te
te spreiden. Niet eens vonden wij daar altijd
het noodige voor. Natuurlijk brandden wy
des nachts een of meer vuren ter bescher
ming tegen ongewenschte viervoetige gas
ten.
Toen wij met alles gereed waren kwam
de maan op en was ons maal van giraflen-
vleesch en groote erwten klaar. Wat wa
ren wy blij met dat vleesch Telkens dank
ten wij kapitein Good voor zyn gelukkig
schot.
Wy aten ons bescheiden maal bij 't licht
der maan. Wij moeten daar wel eene schil
derachtige groep opgeleverd hebben, voor
al toen wij na den maaltijd lagen te rooken
en to babbelen.
Ik met mijn rechtopstaande grijzende
haren, Sir Henri daarentegen met gele lok
ken, die al eene aardige lengte begonnen
te krijgen. Maar het merkweerdigste van
ons allen, de omstandigheden in aanmerking
genomen, zag kapitein John Good, der ko
ninklijke marine er uit.
Verleden week werd in de Kamers
eene wet gestemd waardoor aan de
mijnwerkers een ouderdomspensioen
wordt toegekend van 360 frs. per jaar.
Niemand, ongetwijfeld, zal zulks af
keuren.
't Verwondert ons nochtans zeer dat
geen enkel lid der linkerzijde of Groene
Pie van de gelegenheid gebruikt maakte
om een frank pensioen per dagtevragen
voor alle werklieden. In kiestijd immers
schermen zij nog al gaarne met die
schoone beloften en trekken zij het pen
sioen van 9 centen daags in 't belache
lijk. Maar nu dat hun de gelegenheid
werd gegeven om het voorstel van
M. Warocquè te berde te brengen, nu
hielden allen den mond dicht en zwegen
als visschen. En waarom Wel eenvou
dig omdat zij eene duchtige bolwas-
sching vreesden, en omdat het volk dan
al te wel de onmogelijkheid van dien
eisch zou gekend hebben.
Beloven immers is niets, maar geven
en het geld bezitten om te geven dat is
wat anders. En van waar zouden de
millioenen komen om aan eiken werk
man 360 fr. pensioen te geven? Thans
dat er maar 215.000 zijn die 65 fr. trek
ken moet het land reeds 14 millioen uit
geven, en nu schreeuwen de liberalen
reeds dat de financieële toestand erbar
melijk is. Wat zou het dan zijn als de
regeering eens 300.000 X 360 fr. of
108 millioen franken moest uitgeven
Waar zou ons land dan naar toe gaan
Wel is waar 't eenvoudigste was de
belastingen te verhoogen, maar dan
zouden de poppen eerst voor goed aan
't dansen gaan, en wie zou het hevigste
protesteeren Wie, tenzij de veelbelo-
vers van de tegenpartij
't Beste is dus nog een weinig geduld
te hebben en dan komt' het weeral van
zelf. Aken en Keulen werden niet op
eenen dag gebouwd, maar wel steen
voor steen Reods grooten vooruitgang
hebben wij gedaan, talrijke verbeterin
gen werden reeds ingevoerd en niet lang
meer of we zullen weer, dank aan de
Katholieken, eene oplossing vinden die
iedereen zal bevredigen.
Beloven en niets doen, zooals in
Frankrijk, dat staat enkel op liet pro
gramma der kartelisten niets beloven
wat niet gaat en dan doen wat men be
looft zulks is de leuze onzer katholieke
Volk ve r tegen woord igers
Worden gevraagd door de Patroons
5 Schrijnwerkers, volle gasten.
1 Loodgieter, volle gast en een leerjongen.
1 Smeder halve gast.
Vragen, der Werklieden
1 Paswerker, IJzerdraaier. 1 Werk
tuigkundige machienoppasser.
Hij zat daar op een leeren zak, juist er
uitziende of hij van een jachtpartij kwam
in een beschaafd land, by was helder, goed
gekleed, in een bruin jachtkostuum.
Zijn oogglas zat op zijn plaats, zyne valsclie
tanden waren goed in orde. Hij was bepaald
de netste man dien ik ooit in de wildernis
ontmoet heb. Hij droeg zelfs een halsband
van wit gutta percha, waarvan liy er ver
scheidene bij zich had.
Och, zo wogen zoo licht, verklaarde
bij, toen hij, bij het inpakken mijne ver
wondering opmerkte ik zie or altijd gaar
ne als een heer uit.
O, als hij had voorzien welk gewaad hem
in de toekomst wachte
Terwijl wy daar zoo in het maanlicht za
ten to praten, rookten de kaffers op eenige
meters afstand van ons, hun bedwelmend
doecha uit een pijp, waarvan het mond.
stuk was gemaakt van een eland. Een voor
een rolden zij zich in hun wollen deken en
gingen slapen bij het vuur, Uubopa uitge
zonderd, die een weinig tor zyde met de
kin in de hand zat, blijkbaar diep nadenkend.
Ik had al meer opgemerkt dat bij zich met
zyne stamverwanten niet bemoeide.
Plotseling hoorden wij in het struikge
was achter ons een luid woef, woef
Dat is een leeuw, zegde ik, en allen
stonden op om te luisteren.
Nauwelijks hadden wy dat gedaan, of
nabij den waterpoel, een honderd meters
van ons af, hoorden wij het doordringend
getrompetter van een olifant.
Het Weesgegroet n is een ge
bed dat nooit verveelt. Wanneer onze
handen reukwerken hebben aangeraakt
deelen zij den goeden geur mede aan
alles wat zij genaken. Laten wij onze
gebeden door de handen gaan van de H.
Maagd, en zij zal ze oök balsemgeurig
maken.
Eerb. Pastor van Ars.
Bekentenis. De Beiersche vrij
den kers hebbon gedurende den katho
liekendag te Augsburg een protestver
gadering gehouden, waarop een socia
listische redenaar het volgende zeide
Het doel van het vrijdenkersdom is
iederen godsdienst, den katholieken
zoowel als den protestantschen, te bes
strijden natuurlijk moet ook 't begrip
der monarchie uit de harten verbannen
worden.
Deze open plaatsen zullen dan door
het socialism bezet worden.
Men kan niet te gelijker tijd God,
de Kerk en den god der vrijheid dienen.
Wie 't socialism huldigt, kan niet meer
in de Kerk blijven, anders ware hij 'n
huichelaar, 'n domme kerel.
Eu zulks wordt verteld op eene vrij-
denkersmeeting, door mannen die zich
uitgeven als voorstanders der vrije ge
dachte, die ieders denk wijze eerbiedigen!!
Maar zulks wordt door de socialisten
verzwegen hier, waar ze het volk nog
durven willen wijs maken dat socialism
en godsdienst kunnen samen gaan.
Handelsbeweging in België.
De invoer gedurende de vier eerste
maanden van 1911 bedroeg 9.353.784 ton
ter waarde van 1.477.454.000 fr. tegen
8.236.612 ton ter waarde van 1.394.
878.000 fr. in de vier eerste maanden
van 1910, zijnde eene vermeerdering
van 1.111 162 ton of 13.6 en 82.576.000
fr. of 8.5
De uitvoer beliep dit jaar tot 6,372.053
ton ter waarde van 1.131.716.000 fr. te
gen 5,781,855 tot ter waarde van fr.
1,043,270 in 1910, zijnde eene vermeer
dering van 590,018 ton of 10,2 %en van
88,449,000 fr. of 8.5
De geheven tolrechten bedroegen 22
millioen 429,828 fr- in 1911, tegen 24
milloen 296,726 frank in 1910, zijnde
eene vermindering van 1,803,898 fr. of
7,4"/..
De scheepvaartbeweging bedroeg in
1911,5,154,2390 ton tegen 4,826,267 ton
in 1910, zijnde eene vermeerdering van
323,132, ton of 6,8
De zomer van 1911.—De weer
kundigen doen opmerken dat de lente-
en zomermaanden van 1836 tot 1840,
van 1886 tot 1890 en van 1906 tot 1910
de gemiddelde warmte niet bereikten,
maar dat die tijdperken telkens gevolgd
werden door een zeer heeten zomer. Zy
besluiten daaruit dat wij ons dees jaar
daar ook mogen aan verwachten.
Olifant, olifantzegden de kaffers.
En een oogenblik later zagen wij eene
rij zwarte gestalen in de richting van het
water.
Good sprong op, begeerig om te schieten
en misschien denkend dat het even gemak
kelijk was een olifant neer te leggen als
een giraffe. Ik nam hem evenwel bij den
arm en doed hem nederzitten.
't Is niet goed, fluisterde ik, laat ze
begaan.
't Schijnt dat wij hier in het paradys
van de jacht zyn, sprak Sir Henri, ik stel
voor hier een paar dagen te blijven om er
van te profiteeren.
Ik was te meer verwonderd over dit
voorstel, daar Sir Curtis tot dusverre zoo
op spoed had aangedrongen, vooral sinds
wij in Inyati vernomen hadden, dat daar
inderdaad voor twee jaar een menheer Ne
ville zijn wagen had verkocht om het bin
nenland in te gaan. Maar ik verondei'stelde
dat zijn jagersinstinkt voor eene wijl zyn
verlangen onderdrukte.
Good schonk natuurlijk dadelijk zyn bij
val en ik, om ronduit te spreken, zou het
jammer gevonden hebben, dit jachtveld te
verlaten zonder er partij van getrokken te
hebben.
Tot uwen dienst, heeren, zegde ik
dan ook, ik geloof dat wij eene kleine ont
spanning verdiend hebben.
Wordt Voortgezot