VONDELS LUCIFER in 't St. Jozefscollege OPGEPASTVandaag 8 dagen 25sl ~l Zondag 16 Juli 1911 5 centiemen per nummer 65s!efJaar 4579 Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan van de Stad en '1 Arrondissement van Aalst. uit den Schoolstrijd. -» as GODSDIENST, HUISGEZIN, EIGENDOM. VADERLAND, TAAL, VRIJHEID. dezer om 5 uren heerlijke Volksvertooning van Kaarten aan 1 fr. en 0,50 fr. te verkrijgen ten bureele van dit blad. Eenige Heldendaden uit het Socialismus. Zondagrust. De Savooien. Dit blad verschijnt den Woensdag en Zaterdag^van iedere week onder dagtee- kening van den volgenden dag. De prys ervan is tweemaal ter week voor Je Stad 5 frank met den Post verzonden 6 frank 's jaars, fr. 3-25 voor zes maanden fr. i-75 voor dry maanden, voorop te betalen. De inschrijving eindigt met 31 December. De onkosten der kwittantiën door de Post ont vangen zijn ten laste van den schuldenaar. Men Schrijft in bij C. Van de Putte-GoosHens, Korte Zoutstraat, N* 31 n in alle Postkantoren des Lands. Per drukregel Gewone 15 centiemen Reklamen fr. 1-00 Vonnissen op 3d# bladzijde 50 centiemen. Dikwijls te herbalen bekendmakingen bij accoord Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd. Heeren ota; rissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk tegen den dynsdag vrijdag in den voormiddag. Voor de advertentiën uit vreemde landen zich te wenden ten bureele van dit blad. CLIQUE SLUM. nitraa 1° De Aelst, 1 Si Juli, 1911. Eene Ilei'Inneriuj; Een kloosterliog, Missionaris, schrijft bij zijn terugkeer in ons land, het volgende aan de Patriote Het was in de maand October 1889... Mijn vader werd door eene lange en zeer smartelijke ziekte weggerukt. Mijne arme moeder bleef weduwe met zes kleine kinderen. Het oudste was elf jaar oud, en de twee jongsten, twee lingen, waren geen twee maanden oud. En tot overmaat van ramp waren de weinige spaarpenningen, zoo zorgvul dig bijeengebracht sedert lang verdwe nen, Wij verkeerden in de diepste armoede. Het is waar, sinds eenige maanden werden wij ondersteund door het Wel dadigheidsbureel. De Armenmeester die feitelijk een braaf en beleefd man was, maar met een ietwat valschenblik, kwam ons iedere week bezoeken en reikte ons eene almoes toe, juist genoeg om niet van honger te sterven. Hij was liberaal en ook in dienst van een sec- tarisch bestuur. Do jacht op de katholieke kinder zielen werd tot het uiterste gedreven. Wilde de Armenmeester wellicht ook een overdreven ijver aan den dag leggen, ofwel had hij soms bevelen ontvangen dat weet ik nietZeker is het dat hij op zekeren dag tot mijne moeder zegde. Vrouw de klassen gaan in de gemeenteschool weldra herbeginnen. Mijne moeder antwoordde hem niet, maar een der kleinen, dezelfde die deze regelen schrijft riep uit Mijnheer, de klassen zijn sinds September herbegonnen wy gaan er gedrieën naartoe. Wij bezochten inderdaad de katho lieke school waarvan de leergangen sinds een maand waren heropend. De brave man richtte op mijne moeder eenen weinig bemoedigenden blik en vertrok zonder iets te zeggen. De volgende week kwam hij terug. Ditmaal zegde hij op meer uitdrukke- 1 ij ken toon Vrouw gaat gij uwe kinderen naar de gemeenteschool zenden Ieder van 13e Vervolg. 't Is niet zoo plezierig lezen en wat nu volgt, verdient ook wat breedvoeriger ver teld te worden. Den ganscher. 23 Mei sukkelden wij voort op de sneeuwvlakten, af en toe gin gen wy wat rusten. Wij moeten wel een vreemd mager troepje geweest zijn, zooals wy daar met zwakken voet voortgingen over de beviozen sneeuw,met gretige oogen overal naar voedsel zoekend. Het baatte niets geen eten was ergens te vinden. We legden dien dag niet meer dan zeven mijlen af. Juist voor zonsondorgang waren wij aan den voet van den bergtop, die dui zenden voeten steil oprees als eene rots van ijs. Zwak als wy waren, merkten wij niet eens op welk een prachtig schouwspel hier de ondergang der zon opleverde, de laatste stralen maakten den witten bergtop tot een schitterenden diadeem. Ik denk, zoo zegde Good, dat wij nu toch dicht bij dat hol moeten zijn, waarvan die oude Portugees schrijft. Ja, antwoordde ik, als er ten minste zoo 'n bergspleet is. Kom, Quatermain, mopperde Sir Henry, spreek zoo niet. Ik heb alle ver trouwen in dien man donk maar aan het lien zal nieuwe kleederen krijgen en er zal niets meer ontbreken. Mijnheer zoolang als hun vader leefde, hebben zij de katholieke school bezocht ik heb mijnen armen man beloofd hen daar te laten... Ik kan ze dus naar geen andere scholen zenden. Bedenk uw wel, vrouw, indien gij uwe kinderen neit naar de gemeente school zendt, mag ik u niets meer geven. Ik zal mijn lot verduldig dragen, Mynheer, ik zal werken zooveel-ik kan en indien wij ondanks dit alles nog honger moeten lijden, zal ik mijn oudste kinderen uitzenden om een stuk brood te gaan bedelen. En, zich tot myn oudsten broeder wendende, zegde zij Gij hoort het, mijnheer wil ons uu geen eten meer geven. Gij zult van deur tot deur moeten gaan bedelen, want de winter nadert en uw kleiue broerdjes zullen van hongeren koude lijden. O neen moeder dat durf ik niet, En de tranen ontsprongen zijne oogen. Mijne moeder sprak nog wat met den Armenmeester. Hare woorden moeten welsprekend zijn geweest, want ik zag hem heeogaan terwijl hij een traan wegvaagde. Maar de weeken gaan voorbij en van het Weldadigheidsbureel vertoond zich niemand meer. Nochtans een der tweelingen sterft. Mijne bedroefde moeder gaat den Armenmeester vinden ik weet niet of liet denzelfden was en vraagt hem heel nederig en ootmoedig eeD doodskistje... Het antwoord was zoo kort als wreedaardig Voor u is hier niets te bekomen. Mynheer, een lijkkistje kost maar drie frank. Ik heb u al gezegd dat er voor u niets te bekomen is. Dergelijke houding tegenover eene arme weduwe wekte by al onze buren eene diepe verontwaardiging... De winter brak aan en liet ons weldra al zijne guurheid gevoelen, De Godde lijke Voorzienigheid, die wij eiken avond gezamenlijk baden, had mede lijden met ons... Op hare ingeving offeren de twee onderpastoors der parochie zich letterlijk op om brood voor ons te vinden. Dank aan hen moesten wij nooit naar bed gaan, zonder, avondeten. water. We zullen de plek spoedig vinden. Als wy ze niet vóór don donkeren vinden, zijn wij kinderen des doods, was mijn troostvol bescheid. De volgende tien minuten sukkelden wij stilzwijgend voort, tot Umbopa, die naast my liep en voortdurend zijn buik wreef, a om den honger tevreden te stellen, n mij by den arm greep. Zie eens, zegde hij, naar een vooruit stekend deel van de helling wijzend. Ik volgde zijne aanwijzing na en bemerk te een paar honderd meters verder iets, dat wel eeu gat geleek in den sneeuw. Daar is het hol. zegde Umbopa. Wij liepen er zoo gauw heen als wy kon den, en bevonden, dat daar inderdaad de ingang was tot een berghol, ongetwijfeld hetzelfde, waarvan de Silvestre schreef. We waren juist bijtijds, want toen wij de schuilplaats bereikten, ging de zon met snelheid onder en werd het donker eene schemering van beteekonis is er op deze breedte niet. Wij kropen dan in het hol, dat niet erg groot scheen, gingen voor de warmte dicht opeen zitten, dronken wat er nog van onzen brandewyn over was ieder een mondvol on trachten in den slaap onze ellende te vergeten. Maar de koude waste hevig dan dat wij den slaap konden vatten de baro meter zou zeker niet minder dan veertien of vijftien graden onder het vriespunt aange wezen hebben. Wat zulk eon temperatuur beteekende Het volgende jaar wilde mijne moeder eene nieuwe poging aanwenden. Zij ging dus M. V... opzoeken, die alsdan met het Weldadigheidsbestuur was gelast. Mijnheer zegde zij hem, ik kom u hulp afsmeeken voor mijne arme kin deren. Het is mij volstrekt onmogelijk genoeg te verdienen om hen te voeden en te kleedcn 't Is waar vrouw, ik weet het maar waarom wilt gij niet doen wat wij van u vragen. Dat is onmogelijk, mijnheer. Welnu, vrouw, het is ons onmoge lijk u te helpen. Dan blijft er mij niets over dan mijne kinderen te verlaten, mijnheer; dat zij dan hun brood op straat gaan zoeken. Eene vrouw die hare kinderen verlaat, wordt naar Hoogstraelen over gebracht, en hare kinderen worden uitbsteed aan tien frank per maand. Bij die woorden steeg het schaamrood naar het voorhoofd mijnor moeder. Fier richtte zij zich op die beleediging en in haar hart de gevoelens van schaamte en verontwaardiging, welke gingen uitbarsten, onderdrukkend, zegde zij Mijnheer, kunt gij mij verwijten dat ik voor myne kinderen niet alles heb gedaan wat ik kon Neen vrouw. Welnu, hoe kunt ge dan zoo spre ken Geef mij de tien frank, mijnheer, welke gij voor elk mijner drie oudste kinderen zoudt verleenen dat maakt dertig fr. in de maand, en ik zal mij met overige gelasten. Onmogelijk, wij hebben niets voor u, en overigens, indien gij mij niet ge looft, ga dan den burgemeester vinden. Eenige uren nadien was mijne moe der bij den burgemeester L..., van droeve gedachtenis. Mijnheer, gij weet wie ik ben ik kom u persoonlijk smeeken eenige onderstand te willen verleenen voor mijne arme kinderen wij zijn in de diepste armoede gedompeld. Gij zult toch zoo hardvochtig niet zijn hun een stuk brood te weigeren. Het antwoord was kort en bondig Van degenen die niet willen ge hoorzamen trekt men de hand af. Mijne moeder was stom van versla genheid. Zij kwam terug thuis met de dood in de ziel, het hart overstelpt en aan houdend zeggend Wat zal er van mijne arme kin deren geworden... Nochtans kloosterzusters hoorden wat er was omgegaan. Ontroerd door medelijden, verzoeken zij de ongelukkige weduwe om hun haren nood te komen klagen. Bij dit verhaal werden de goede en zachtmoe dige harten bewogen. De kinderen werden gekoesterd. Iedereen wilde de jongste van al in zijne armen drukken eu met liefkozingen overladen. Troost en hoop herleefden in de ziel mijner moeder de strijd was uitgestreden. Zij heeft de ziel harer kinderen gered. Zoo doen de verdedigers der vrijheid do liberalen voor ons, die uitgeput waren van gebrek en gewoon aan dc hitte van eene woestijn, kan de lezer beter begrijpen dan ik be schrijven. Genoeg zij het, dat ik mij nader bij den dood gevoelde dan ooit. Uur na uur zaten wij daar in dien bitte ren nacht, de koude al onze ledematen voe lende verstijven. Wy kropen steeds dichter bijeeu, maar 't baatte niets er was geen warmte in onze verstijfde lichamen. Soms viel er een van ons voor enkele minuten in eene sluimering, maar wij kon don niet lang slapen. En misschien was dat gelukkig, want wie weet of wij nog wel ooit wakker geivorden zouden zijn. Ik ge loof, dat het alleen de wilskracht was, wel ke ons nog in 't leven hield. Niet iang vóór het dag begon te worden, hoorde ik den Hottentot Windvogel, wiens tanden den ganschen nacht geklapperd hadden als kleppers, een diepen zucht sla ken. Het klappertanden hield op. Ik dacht daar toen niet verder over na, denkend dat hij in slaap was gevallen. Ilij leunde tegen mij met zyn rug, die steeds kouder en kou der scheen te worden en ten laatste zoo kil was als ijs. Langzamerhand werd de kim grauw ver licht, daarop schoten gouden stralen te voorschijn en ten laatste verscheen de zon boven den horizon en schéén in het hol op onze bijna vervrozen lichamen en op Wind- vogel, die dood gevrozen was. Geen won der dat zijn rug zoo koud werd. Arme jon gen Hy was gestorven, toen ik hem boor- Te Gilly bestaat een socialistisch syn- dikaat van 3000 leden. Meer dan 6000 fr. kwamen jaarlijks iu de roode kas, waarover een citoyen de wacht hield Men bouwde weldra een kasteel dat Volkshuis heette dan eene coöperatieve brouwerij. Het syndikaat van Gilly nam die brouwerij over. In 1908 bezat die socialistische bond 200,000 fr. als reservefonds. Op den dag van hoden, zegt Le XXt Siècle, is de toe stand der kas zeer hachelijk geworden. Er schijnt een gat le zijn van 30,000 fr. En een roodje van Gilly is ingescheept voor Amerika, gevolgd van de.... ver- wenschingen der bevolking. Te Courcelles heeft de policie, over enkele weken, de boeken der socialis tische coöperatief aangeslagen. Waarom Te Farciennes is eene som van 9000 fr. verdwenen uit de kas der roode mijnwerkers. Men heeft ons niet komen zeggen of iemand zo tegengekomen is. Te Montignies-sur-Sambre is er even eens een gat in de kas der roode vak bonden. Men schat het op 2000 fr., en men voegt erbij dat een socialist voor zijne persoonlijke zaken eene som van 4000 fr, heeft gebruikt van het geld der arbeiders. Hy belooft ze terug te geven. Te Chatelineau heeft het socialistisch syndikaat geene enkele werkstaking moeten voeren. Nochtans, de kas is ledig. Te Cliatelet kondigt meD aan dat een vooruitstrevende socialist, gedreven door het vuur zijner overtui... pardon, zijner liefde, zijne vrouw en kinderen verlaten heeft voor eene gamine van löjaar. Te Leuven heeft de roode coöperatief Immer Hooger »,de Brusselsche recht bank aangesproken, om citoyen Van Langendonck zijne vergoeding van volksvertegenwoordiger aan te slaan tot een bedrag van 3,600. Citoyen Pros moest dus geld aan de socialistische coöperatief. Maar men zegt niet hoeveel Men zegt ook dat de held van 1902, op 9 maanden tjjd, 3,935 fr. gewonnen heeft met voyageren te spelen voor Immer Hooger Doch Pros heeft in Le Patriote geschreven, dat zulks niet waar is en dat er al erg genoeg socia listische meneers zich vetgemest heb- bon Dit zegt nu de chef der Leuvensche rooden zelf. En van dat alles weet Voor uit niets. Het paard is doof en blind. Werklieden, hoelang zult ge u nog lateu kullen. dc zuchten nu was hij geheel stijf. Bovenmate schrikkend gingen wij weg van het lijk hoe vreemd is toch die af schuw van ons. levenden, voor de aanra king van een ontzield lichaam en het bleef daar zitten mot de armen om de opge trokken knieën. Intusschen waren de koude zonnestralen ze gaven hier geen warmte tot zelfs in de nis gedrongen. Plotseling hoorde ik van een der onzen een kreet van schrik. Ik keerde mij om en ziehier wat ik aanschouwde Aan 't einde van 't bol, dat meer dan twintig voet diep was, zat een andere ge stalie, waarvan 't hoofd op de borst russte en de armen slap hingen. Dat was ook een doodde en nog wel een blanke. De anderen zagen dit ook Het schouwspel was te schokkend voor onze zwaar beproefde zenuwen. Wij stoven do grot uit zoo snel onze verdorde ledematen ons wilden dragen. VII. De Salomonstoeg Buiten de grot bleven wij staan, ons zel ve eigenlijk wel wat dwaas vindend. Ik ga terug, zeide sir Henry. Wat vroeg Good. Laat mij uitspreken.... Ik ga terug, als het soms mijn broeder is, dien wij daar gezien hebben Dit was een nieuw denkbeeld en wy gingen weer naar binnen, om te zien of o 8 X A I> AELSX.o— TENTOONSTELLING Juni—Juli 1911 «OUD AELST in de prachtige kelders van het Belfort Vlaainsch Bierhuis Symphoniscke Concerten. Alle Zondagen van 11 ure tot 1 ure 's voormiddags en van 8 ure 's avonds tot middernacht. Alle Maandagen van 8 ure 's avonds tot middernacht. Alle Donderdagen van 8 ure 's avonds allerhande aantrekkelijkheden. Vau 'smiddags tot middernacht, r.enige dienstdoende Apotheker, op Zondag 16 Juli 1911, M. Ghysselinckx, Molen straat. 't zoo was. Na het scherpe licht buiten, konden onze oogen, verzwakt als zy waren door het staren op de sneeuw, eerst niets onder scheiden in de schemering daarbinnen, maar zij gewenden er weer aan en toen gingen wij naar den dooden man. Sir Henry knielde en zag hem in hot ge laat. Goddank, zeide hij, met een zucht van verlichting, 't is mijn broeder niet. Toon ging ik dichterbij en zag ook eens. Het lichaam was dat van een grooten man van middelbaren leeftyd, scherp ge- teekende trekken, grijzend haar en een lan gen zwarten knevel. De huid was geel en strak over do beenderen getrokken zijn kleederen, met uitzondering van wat de overblijfselen bleken van een wollen broek, waren werd wenen, zoodat het bovenlijf bloot was. Om den stijfbevrozen hals van bet arme slachtoffer hing een geel gewor den crucifix. Wie kan dat wezen vroeg ik. Ivunt gij het niet raden sprak Good. Ik schudde ontkennend het hoofd. Wel, de oude dom José da Silvestre natuurlijk. Wie anders Onmogelijk riep ik uit. Die is al driehonderd jaar dood. Wel, in deze koude atinospheer kan hy zoo wei drieduizend jaren oud worden, zou ik meenen, antwoordde Good. Bij eene matige koude kunt ge versch vleesch wel Deze koolsoort wordt voorzeker in de meeste hoven geteeld. Zij wordt door eenieder benuttigd en gewild. Eenige practishe inlichtingen nopens dc kweekwijze zullen dus niet ten onpas komen. De savooien vragen veel vocht en voedsel, vooral stikstof en potasch. 1000 kgr. bevatten gemiddeld 5,3 kgr. stikstof, 2,07 kgr. fosfoor- zuur en 4.48 kgr. potasch. In 't algemeen houden zij meer voe dende bestanddeelen in dan andere koo ien. Daaruit volgt dus dat stikstof en potasch in ruime mate moeten toege diend worden, zoo men loonende uitsla gen wil bekomen. Men geve dus per are 4 kgr. zwavel zure ammonik, 5 kgr. superfosfaat en 4 kilogrammen zwavelzure potasch. Het superfosfaat en de potasch wor den vóór het planten ondergeploegd. Het ammoniaksulfaat wordt op den omgewerkten akker gestrooid en zorg vuldig ingeëgd. Versch stalmest, ale on beir kunnen hier ook goed benuttigd worden, omdat deze koolsoorten veel water vragen en ook veel stikstof en potasch. De beste soorten die wij gerust mogen aanbevelen zijn de velgende. De groote Wintersavooi de groote Savooi des Vertus en de Groene van Aalst. Deze variëteiten geven groote schoone krop pen van goede hoedanigheid. Do laatste is eene plaatselijke ver scheidenheid die zeer aanbevelenswaar dig is en als de beste mag aanzien wor den voor de markt. Het planten dezer groote soorten ge beurt in 't algemeen te dicht. Het is best ze iu alle richtingen op 70 of75 cm. van elkander te zetten in tamelijk voch- tigen grond. In 1909 bekwamen wij met de Groe ne van Aalst de volgende uitslagen die welsprekend zijn en geenen verderen uitleg vragen. OPBRENGST PER ARE I. Stalmest en beir (300 kgr. stalvette en 600 liters beir 410 kgr. II. Zelfde bemesting en 4 kgr. zwavelzuren ammoniak, 4 kg. zwavelzure potasch 5 kg. superfosfaat .564 kgr. Willy. goed houden op eene reis van Nieuw-Zee- land naar Londen. En hier is 't waarachtig koud genoog. Do zon komt hier nooit in geen dier komt de rust van hot lyk versto ren. Zyn slaaf, waarvan hy schreef, heeft ongetwijfeld zijne kleederen genomen en heeft hem toen verlaten. Hy kon hem toch niet alleen begraven. Er was niet langer eenigen twyfel moge lijk. Daar zat hij, de man, die, een tiental geslachten geleden, de aanwyzingen ter- neerschreef, die ons tot deze plok gevoerd hadden. Hier in mijn eigen hand, had ik de ruwe pen, waarmee hij had gearbeid, en om zijn hals hing het kruis dat hy gekust had. Naar hem starend, zag ik als het ware 't laatste bedrijf van het drama weer af spelen de uitgeputte reiziger, stervende van koude en ontberingen, nog trachtend het groote geheim, dat hy ontdekt had, aan anderen mee te deelen. Welk een afster- sterven Het scheen my of ik in die stroevo trek ken eenige gelykenis vond met myn arme vriend Silvestre, die voor twintig jaren in mijne tent was komen sterven, maar mis schien was zulks verbeelding. Hoe het zy, hy zat daar als eene droeve herinnering aan wat zoovelen overkomt, die tot het onbekende willen doordringen. (Wordt voortgezet.)

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Denderbode | 1911 | | pagina 1