Voeding der Dieren.
Volkswetenschap.
mingen, o. a. door de School van Hohen-
heim, door de proeven van Longenthal
en Ruckman, die hebben doen uitschij
nen dat de vermindering der droge stof
door ontbladeiing van r3 °/0 tot 50 °/0 en
zelfs meer kan bereiken.
Door Nobbe en Siegeit, in Duitsch-
land, door Corenwinder, Du Chartre-
Champion, Pellet, enz., in Frankrijk, is
de vermindering aan opbrengst, aan sui
ker, aan droge stof, aan eiwitstoffen door
ontbladering bewezen geworden.
Dit verschijnsel is overigens zeer ge
makkelijk om te begrijpen: de bladeren
zijn de organen, waarmede de plant dc
noodige zuurstof opneemtwaarmede zij
de koolstof toeëigent tot vorming van
suiker en van eiwitstoffen. Neemt nu die
organen gedeeltelijk weg en gij zult ver
mindering waarnemen van hunne uitwer
king. Ook moet men niet uit het oog
verliezen, dat door het afbladeren de
hals der beet zich meer ontwikkelt, hard
en vezelachtig wordt, waardoor de voe
dende waarde en de handelswaarde ver
minderen.
Dr Schacht, in Duitschland, heeft na
volledige afbladering een verlies in suiker
waargenomen van 3.77 °/0 en na gedeelte
lijke afbladering eene vermindering van
1,07 0/0.
M. Violette, deken der faculteit in de
Rechten, te Rijsel, heeft deze proefne
mingen herhaald en hij is tot de volgende
uitslagen gekomen: Te Watines (Noord)
zaaide hij beeten van de variëteit rost N°2
Fl. Desprez; de moederplant bevatte
i4°/o suiker Op 29 Juli had het beetland
een gelijk vorming voorkomen. De helft
van het proefveld werd afgebladerd, zoo
dat alleen de nnddenste bladeren, rond het
hart, overbleven op 11 Augustus werd
een tweede maal en op 1 September een
derde maal afgebladerd. Den 27en dei
zelfde maand werden, op iedere helft
van het proefveld twee rijen beeten uitge
daan. De ontbladerde beeten waren klei-
nei, hun loof was groener, en de schei
kundige ontleding leverde de volgende
inlichtingen
Ontbladerde niet onbladerde
beeten beeten
Dichtheid v» h' sap op 15° 1.048 1.060
Suiker per decil. sap 102.00 135.11
Organische stoffen 12.6 10.8
Asch per liter sap 6.64 6.2
Ook het opbrengstvelschil was aan
zienlijk, terwijl de niet ontbladerde bee
ten eene opbrengst gaven van 44.000 kg.
leverden de ontbladerde slechts 23.000 kg.
op. Deze vermindering van opbrengst
werd dikwijls waargenomen en ziehier
daarover nog andere bijzonderheden
Men legde diie proefperceelen aan van
120 aien elk; op een perceel werd niet af
gebladerd, op de andere perceelen werd
een of tweemaal afgebladerd in Juli en
Augustus
1° perceel 2 maal ontbladerd 14.000 kg.
2c 1 maal 19.200 kg.
3c niet -• 23.040 kg.
Men zal waarschijnlijk inbrengen dat
inde praktijk de ontbladering niet zoo
sterk wordt toegepast dit is mogelijk,
maar van't oogenblik dat men ontbla
dert. brengt men schade aan de beeten
toe. Overigens de hoedanigheid van de
beetbladeren als voeder, vergeleken met
het gras is de volgende
Gras Beetbladeren Verschil
Droge stof
20.0
9.5
10.5
Verteerbare eiwitstof 1 9
0.9
1.0
Vetstof
0.5
02
0.3
Koolhydraten
7.7
4.0
3.7
Verteerbare celstof
2.7
0.8
1 9
Zetmeelwaarde
12.1
5.5
6.6
In vergelijking met andere voedermid
delen. die als tusschen- of navrucht kun
nen geteeld worden hebben beetbladeren
eene zeer geringe waaide zoodat het af
bladeien a's eene noodlottige behandeling
moet worden beschouwd.
Een fransch geleerde M. Dei.érain zegt
niet ten onrechte dat men met de beet
bladeren een slap iantsoen samenstelt
gedurende den zomer en daarbij ook
nog het winterrantsoen in voedzaamheid
vermindert.
Het afsnijden der doorgeschoten beeten
is zelfs niet aan te raden.
Beter doet men de plant geheel en al
uit te trekken.
Kortom het ontbladeren der beeten is
een noodlottige gewoonte, waarbij men
veel verliest en niets wint.
F. P. della Campagne
(Verboden nadruk.)
De bladeren der zwarte bezie of
cassis worden met goed gevolg ge
bruikt als geneesmiddel voor wonden.
De groene bladeren worden daartoe
fijn gehakt en op de wonde gelegdde
gedroogde bladeren worden vooraf
gaandelijk in warm water geweekt
en daarna klein gehakt. Alle ettering
verdwijn' en de wonde geneest spoedig.
Een fransch blad meldt nu nog een
ander gebruik dezer bladeren: Om de
hoenierziekte te genezen, laat men
eene hoeveelheid dezer bladeren in
water hooken. Wanneer de hennen
's morgens het hok verlaten zet men
hun dit cassis-water voor en men kan
zeker zijn, zegt het blad, dal de zieke
hoenders die er van drinken zullen
genezen.
De Zetmeelwaarde.
Sedert ongeveer vijf jaar vindt men in
de tabellen der samenstelling van voedcr-
dermiddelen een nieuwe kolom, met ae
cijfers der zetmeelwaarde.
Over de beteekenis van deze kolom
moeten wij eenige uitleggingen gei en,
des te meer, omdat de uitvinding van deze
zetmeelwaarde eene wezenlijke vooruit
gang is op het gebied van voedingsleer.
Eene plant geeft, bij ontleding, water
stof, zuurstof, koolstof, stikstof c-n andere
enkelvoudige bestanddeelen, die geput
werden, de eene uit den grond, onder
vorm van water, nitraten, carbonaten,
phosphaten, sulfaten, enz. de andere uit
den dampkring, onder vorm van kool
zuur, zuurstof en zelfs van stikstof.
Deze scheikundige lichamen, hebben
zich met elkander verbonden in de plan-
tencel, onder de werking der zonnestra
len, waarvan zij de warmte of beter
de kracht hebben opgenomen en opge
hoopt in de verbrandbare stoffen als zijn
de stikstofhoudende bestanddeelen, de
vetstoffen de kooldvaten, enz.
De kracht of het warmtegevend vermo
gen. aldus als voorraad opgesloten,
heet sluimertnde, laterwerkende, potentieele, of
gebonden kracht.
In het dier vindt men, bij ontleding,
dezelfde bestanddeele 1 als in de plant,
het is overigens de plant die deze
bestanddeelen verschaft en het dier
eigent zich dus de plantendeelen, met de
daarin sluimerende kracht toe. Het dier
gebruikt die bestanddeelen om warmte en
arbeid te vei schaffen of het hoopt dezel
ve op in nieuwe samenstellingen als in
vleesch, melk, wol, vet, enz.
Volgens deze uitleggingen kan men
berekenen hoeveel voedsel een dier ver-
eischt voor eene welkdanige opbrengst,
hetzij men zich daarbij steunt op de hoe
veelheid verteerbare bestanddeelen, hetzij
op de krachtgevende waarde van die
bestanddeelen 't Is deze laatste wijze
van berekenen, die men tegenwoordig
gebruikt. Als wij verondeistellen dat
eene melkgevende koe zich uitsluitelijk
met hooi voedt, dan moet de kracht wel
ke in dit hooi opgesloten of gebonden
ligt geheel en al worden teruggevonden
in het organism der koe, in de melk die ze
voortbrengst en in de uitwerpselen.
Om nu deze kracht te kunnen voor
stellen, om de uitwerkselen dezer
kracht in het oiganism te kunnen meten
en vergelijken, gebruikt men als maat
staf de calorie of warmte-eenheidd. i. de
hoeveelheid warmte, die vereischt wordt
0111 1 kg. water een centigraad warmer te
maken deze warmte-hoeveelheid staat
gelijk met de kracht die vereischt wordt
om een gewicht van 425 kg. een meter
naar omhoog te heffen.
Als men nu deze maat bezit, kan men
de kracht die in een voeder of in een dier
lijk product ligt opgesloten, meten, door
die stof te verbranden en men kan zich
rekenschap geven van de hoeveelheid
warmte of arbeid door het organism
voortgebracht.
Dit stelsel van berekening werd
bepaaldelijk vastgesteld door de duitsche
geleerden Rubner en Stohmann. Volgens
hunne proeven kan men de gebonden kracht
van een voedsel berekenen en de ruwe
voedende waarde kennen door samen
telling van de caloriën in elk toeëigen-
baar bestanddeel bevat. Men kan ook de
velschillende voederstoffen met elkander
vergelijken, en vaststellen welke produc
ten dezelfde warmte of kracht leveren en
elkander kunnen vervangen: dit noemt
men gelijkkrachtige of isodynamische gewich
ten.
Men heeft aangenomen dat de hoe
veelheid caloriën welke in het organism
ontwikkeld wordt door de (E.S eiwit
stoffen 4.1 en door de (K.H.) koolhydra-
ten4.1 bedraagt,door de (V.S.) vetstoffen
9,5. Zoodat de hoeveelheid kracht van
een voeder voorgesteld wordt als volgt:
4.1XES 4.1XKH9.5XVS
of 41 (ES -f KH -f 2.4 VS)
of ES -f- KH -f- 2.4 VS
Het is dus voldoende de verteerbare
vetstoffen met 2.4 te vermenigvuldigen
en er de andere verteerbare bestanddee
len aan toe te vcegen, om de ruwe kracht
waarde van een voeder vast te stellen.
Dit is echter nog niet voldoende, want
twee voedermiddelen met dezelfde ruwe
krachtwaarde hebben niet dezelfde voe
dende waarde, in andere woorden: alhoe
wel twee voedermiddelen met dezelfde
krachtsom het organism binnengaan,
werken ze toch aldaar niet dezelfde hoe
veelheid kracht uit. Dit komt hierdoor
dat voor elk voedsel niet evenveel arbeid
tot knauwen, verteeren, en verwerken
wordt vereischt. Met dien arbeid die het
organism moet leveren om het voeder te
verwerken dient dus rekening gehouden
te worden 0111 de zuivere voedingswaarde
van een voeder te bepalen.
Tot over eenige jaren had men geene
grondslagen om de berekening van dezen
arbeid op te steunen en moest men zich
beperken tot de hierboven beschreven
tuwe krachtwaarde. Het is nu dank aan de
nieuwere opzoekingen van O. Keliner,
dat men de zuivere voedingswaarde der
voeder middelen kan vaststellen, door
rekening te houden met de verteerbaar
heid. Om de berekeningen verstaanbaar
der te maken, stelt de Duitsche geleerde
de wezenlijke of zuivere waarde van het
voeder voor door een overeenstemmend
cijfer dat de krachtwaarde van het zet
meel opgeeft.
Hierboven hebben wij gezien dat de
eiwitstoffen en de koolhydraten dezelfde
ruwe krachtwaarde bezitten (4.i calori
ën), terwijl de vetstoffen er 2,4 maal
meer 9.5 caloriën) inhielden. De verge
lijkende waarde met zetmeel is volgens
O. Keliner
1 deel verteerbare eiwitstof 0.94 zetmeel
1 vet in groenvoeder 1.91
1 vet in granen =2,12
1 vet in oliezaden =2.41
1 koolhydraat en celstof= 1.C0
I suiker 0.78
Volgens die cijfers verkrijgt men dus
de ruwe voeditigsivaarde vap. een voeder
door middel der volgende foimuul:
E SX°-94 -f VSX 191 (2 12 of2.41)
-f- K H X daarbij in aanmerking
nemende dat men verstaat door E S, de
verteerbare eiwitstof en door K H. de
veiteerbare koolhydraten en de ver
teerbare cel stof.
Om de wezenlijke waarde of zuivere voe
dingswaarde in betrekking tot het zetmeel
te bepalen, moet de waaide door boven
staande formuul voorgesteld verminderd
worden met de hoeveelheid arbeid die tot
het verwerken van eene overeenstemmen
de hoeveelheid zetmeel vereischt wordt.
Dit heeft O. Keliner gedaan achtervolgens
pioevcn, die vooi elk voedsel een stand-
vastigen vermenigvuldiger in betrekking tot
het zetmeel hebben vastgesteld.
't Is voldoende de laatst opgegeven
formuul van de ruwe voedingswaarde met
dien factor te vermenigvuldigen, om de
zetmeelwaarde voor 100 deelen van een
bepaald voeder voor te stellen.
De waarde van dezen factor verschilt
merkelijk volgéns de verschillende voeder
middelen zij kan gaan van
0.20 tot 0.50 voor de stroosoorten
0 50 tot 0 80 voor de booisoorten
0 60 tot 0.95 voor groen voeders
0.70 tot 1,00 voor wortelgewassen en zemelen
0,80 tot 1.00 voor granen en koeken
In alles wat voorafgaat beschouwen wij
de voedendebestaanddeelenals hebbende
in het organism denzelfden rol te vervul
len. Het blijkt immeis uit proefnemin
gen dat de eene stof de andere in de
voeding kan vervangen tot in zeer ruime
mate. men moet alleen in aanmerking
nemen dat een vereischt minimum van zuivere
verteerbare eiwitstof ni< t kan vervange 1
worien Als men daarbij rekening houdt
met de vereischte hoeveel leii droge stof,
om het veerteei kanaal te vulllen. heeft
men al de opgaven om een rantsoen ie
be ekenen en om de voordeeligste voeder
middelen tot samenstelling van dit rant
soen te kiezen.
F. Pirard
Landbouw-ingenicur
(Verboden nadruk)
In de« GARDENER'S CHRONICLE,
worden de laurierbladeren aange
wezen als een middel om de blad
luizen te verdrijven. De bladeren
worden daartoe gekneusd en tus
schen de planten gelegd, geduren
de een nacht. bv. Op de potten der
bloemen is dit een zeer geschikt
middel. Ook de gekende roode
spinnen, die op de meloenen voor
komen, kunnen verdreven worden
door laurierbladeren een paar
uren tusschen de planten te leggen.
Het plotselinge ontstaan.
Niets ontstaat plotseling Elk ci komt
van een ei voort Elke cel wordt uit ecne-
cef geboren en elk levend wezen heeft
zijn oorsprong in een levend wezen dat
voorafgaat I
Maar zegt me dan van waar de eerste
worm is gekomen van al diegene die aldra
krioelen ineen verrot lichaam, in bedor
ven vleesch of kaas Vanwaar de worm
komt die in het fruit of in vermolmd hout
knaagt Vanwaar de worm, die het
schurft verooizaakt, vanwaar de onder-
huidsche luis, bij de luisziekte, vanwaar
de lintworm
Op al die vragen moet men antwoorden,
dat die wezens hun leven te danken heb
ben aan gelijksoortige wezens die hen
voorafgingen. Evenals men geene besmet
tehjke ziekte opdoet, zonder de microben
van die ziekte in het organism te brengen,
evenmin zal men het schuift of de luis
ziekte opdoen als men de woekerdiertjes
van die kwalen niet bezit.
De beroemde Pasteur heeft bewezen
dat er ook geen plotselinge ontstaan is bij
dc microscopisch kleine diertjes of gewas
sen, die de verrotting of de gisting ver
wekken. Langen tijd vóór hem reeds,
bestreed Francesco Redi het denkbeeld
van een plotseling ontstaan van schiin-
11 els enz.
Het geslachteloos of heterogeen ont
staan, d. i. het worden van een wezen
zonder ouders, werd reeds door Aritos-
teles verdedigd, als hij zeide dat de
dieren ontstonden uit het midden waar
ze leefden de weekdieren uit de zee, de
rupsen uit de bladeren, enz, Over min
dan twee eeuwen nog werd volgehouden,
dat de bijen uit bedorven ossonvleesch,
de wespen uit bedorven paai den\ Ieesch
ontstonden; het plotselinge ontstaan werd
door den geleerden natuurkundige Buf-
fon uitgelegd door de veronderstelling
van organische moleculen. Onze landge
noot, de geleei de Van Helmont, schreef
in de I7e eeuw Het zuiveiste bronwa
ter brengt wormen tot stand, wanneer
men het bewaart in een vat dat van den
geur eener giststof is doortrokken. De
geuren die uit de moerassen opstijgen
doen slekken, bloedzuigers, grassen, kik-
vorschen ontstaan.
Door strenge en gewetensvolle proeven
heeft Pasteur bewezen, dat de stof niet
uit eigen beweging kan ontstaan, in ande
re woorden, dat geene wezens zonder
ouders ter wereld komen.
Sommige schrijvers schijnen evenwel
nog geloof te hechten aan het plotselinge
ontstaan en beweeren dat de bewijsvoe
ring van den beroemden Pasteur enkel -
lijk steek houdt voor de bacteriën en
zwammen die het voorwerp zijner opzoe
kingen waren, maar dat enkelvoudig- r
wezens kunnen ontslaan uit de ruwe
stoffen.
Dit laatste zou moeten bewezen worden
maar tot op dat oogenblik weet men ci.
al de g< kende levende wezens voortko
men van andere gelijksooi tige levende
we ze s die hen zijn voorafgaan.
Maar welk is dan de oorsprong der
bovengenoemde wormen en woekerwe-
zens In de verrotte stoffen, in de aan
gestoken vruchten, in het vermolmd hout
zijn de wormen niets anders dan de lar
ven van verschillei.de soorten van vliegen
en insecten, die voor zending schijnen
ontvangen te hebben, mede te werken
tot de vernieling van doode wezens, men
ziet ze soms de levende wezens aantasten
om aan hunne nakomelingen voeder en
bestaanmiddelen te verschaffen.
De meeste vliegen leggen eieren; eeni
ge brengen levende jongen ter wereld.
Tusschen de eeiste zijn er die hunne
eieren op de huid der rupsen leggen; tus
schen de tweede bevindt zich de vleesch-
vreterbestudeerd door Reaumur, en tot
wier geslacht de grijze vleeschvlieg
beh ort Dit insect legt kleine witte
wormpjes, die op het vleesch neergelegd,
daaibinmn dringen en hetzelve niet
gulzigheid verslinden. Na verloop van
eenigen tijd vei vormt zich de huid van
wormpje tot eene pop, waaruit een v ol-
maakt insect te voorschijn treedt.
Andere vliegen leggen hunne eieren op
het vleesch, zooals de goudvlieg en de
blauwe vlieg of calliphora vomitoria. Deze
laatste legt hare eieren in hoopjes en vier
en twintig uren nadat ze gelegd zijn,
verschijnen reeds de larven, die in het
vleesch dringen, hetzelve verslinden en
eene slijmachtige vloe'stof achterlaten,
welke de verrotting bevordert.
De meelworinen, de fruit wormen de
houtwormen zijn ook larven van som
mige insecten die daar voorafgaandelijk
hunne eitjes hebben gelegd; zoo zijn de
fruit wormen de larveu van gekleurde
vlindertjes, die soms aanzienlijke schade
toebrengen aan fruit- en woudboomen.
Wat nu de woekerwezens, zooals dc
lintwormen, de schurftwoimen, de
huidluizen betreft, daarover zullen wij
weieens verderen uitleg geven.
F. de Vinesky.
(Verboden nadruk)
Het best geschikte oogenblik om
de vogels van het neerhof te slach
ten,is 'smorgens vdördatzehethok
verlaten hebben, als hun krop nog
ledig is. Wanneer zulks niet moge
lijk is, zal men de vogels geduren
de eenige uren opsluiten, vooral
eer ze te slachten.
Briefwisseling.
Verscheidene lezers hebben ons reeds gevraagd
wat er best zou kunnen gedaan worden om vee
voeder te winnen, nu dat, door droogte, er niets
meer in 't veld staat.
Om de gewone navruchten te winnen is het sei
zoen reeds ver gevorderd. Ook moet men voorzien
dat vooral in de Lente er gebrek zal zijn aan voe
der. In de meeste gronden zal wellicht de beste
uitslag verkregen worden met snijrogge.
Zonder uitstel het land bewerken, bemesten met
phosphaat en potasch en ook met 50 100 Kg.
sodanüraat per hectare en rogge zaaien. Als het
weder eenigzinds gunstig wil worden, kan men in
den Herfst nog maaien. Is het weder niet gunstig
dan zal men toch in de Lente reeds vroeg groen
voeder hebben. Daar dit gewas echter maar eéne
snede geeft, zal men daarna den akker, die anders
klaver moest dragen met maïs bezaaien. Niet in
éénmaal, maar bijv. in drie of vier perceelen, vol
gens de #rootte, en deze perceelen bezaaien met
een tusschentijd van 2 3 weken. Als het perceel
dan afgevoederd is, kan men wederom opnieuw
zaaien. Doch mest mag niet ontbreken.