De Denderbode TOT AKKOORD Voeding der Dieren. aan Zondag, 29 Oct. 1911 N"4410 Vernieuwing van Zaadgraan LANDBOUW BIJVOEGSEL Het vraagstuk van de vergelij kende waarde der stikstof in de verschillende meststoffen is in de laatste tijden wederom te berde gekomen, dank aan eene gedach tenwisseling hierover in verschei dene dagbladen gevoerd. Wij kennen de zienswijze over dit punt van talrijke geleerden uit Duitschland, uit Frankrijk, uit Hol land en uit Belgie wij weten dat zij het allen eens zijn om aan de sitkstof van het ammoniaksuifaat drie vierden, of 75 der waarde van de stikstof in sodanitraat toe te kennen. Op een gegeven oogen- biik hebben wij de hoop gekoes terd, dat voorstanders van het sul faat namen van schijvers of aan halingen uit hunne werken gingen bekend inaken,om de gelijke bemes- tingsmaarde van de ammoniacale en van de nitrische stikstof te bewijzen. Wij zijn in onze ver wachting bedrogen geworden, de stellige vraag om bewijzen, door een der publicisten gesteld,is zon der antwoord gebleven. Laten wij nu eens ter zijde leg gen wat over deze kwestie bekend is van de geleerden der Euro- peesche landen,om een oogslag te werpen op hetgeen door degeleer den van de nieuwe wereld wordt gezdd,en om aizoo te zien of hun ne ondervindingen de onze steu nen ofwel of zij aan de ammo niacale stikstof even zooveel dan wei minder waarde toekennen dan aan de nitrische stikstof. De proefnemingen, waarvan wij hier de uitslagen gaan mededee- len, werden ingericht in de Ve- reenigde Staten, te New - Jersey, door de landbouwkundigen E. B. Voorhees en J. C. Lipman. Deze proeven hebben tien jaren geduurd met 20 teeltreeksen tezeifder tijd. De uitslagen zijn afgekondigd geworden onder den titelInvesti gations relative to the Use of nitrage- nous Fertilizer materials. De schrijvers hadden niet het vaststellen der vergelijkende waar de van beide stikstofmesten tot voorwerp hunner proeven geno men: zij gebruikten de verschil lende meststoffen en namen nota van hetgeen ze over de uitwerking opmerkten. Ziehier de belangrijkste beslui ten van hun verslag 1° Eene aanwending van meer stikstof vermeerdert onvermijde lijk de hoeveelheid stikstof in het geteelde gewas. 2° Door aanwending van min der nitraat met stalmest, verkrijgt men droge stof die armer is aan stikstof, dan door aanwending van meer nitraat in dezelfde omstandigheden. 3° Het groote verschil in de verhouding van stikstof der gewassen, bewijst hoe noodzake- 8 lijk het is deze meststof gebruiken volgens de behoeften der gewassen. —Wij vestigen de bijzondere aan dacht der landbouwers op deze drie eerste besluiten maar al ti dikwijls zien zij niets dan de hoe veelheid van de opbrengst en bekommeren zich niet om de hoe danigheid de meststoffen beïn vloeden de scheikundige samen telling der gewassen. 4° Men heeft ondervonden dat sodanitraat, ammoniaksuifaat en gedroogd bloed niet dezelfde bemestingswaarde hebben. Als bron van stikstof voor de planten is nitraat meer waard dan ammo niaksuifaat en dit heeft meerwaar de dan gedroogd bloed. Ziedaar eene eerste afdoende bevestiging van wat wij ook hier steeds beweerden; de proefnemers zullen deze zienswijze staven. 5° Door de aanwezigheid van nitraat, wordt de stikstof van stal mest en van humus vollediger benuttigd, dan wanneer men geen nitraat heeft gebruikt; grooter hoe veelheden nitraat doen den stal mest beter benuttigen dan geringe hoeveelheden. Deze onrechtstreeksche uit werking van nitraat tegenover toe- gepasten stalmest is wel der moei te waard om vermeld te worden. 6° Voor 100 deelen stikstof onder verschillende vormen toe gediend, vindt men in de gewas sen de volgende hoeveelheden terug 1= vruchtafwisseling. 2= vruchtafw Sodanitraat 62.76 61.42 0/° Ammoniaksuifaat 49.51 37.01 ol° Stalmest 25.10°/o 30 00 oj« De schrijvers doen opmerken dat door aanwending van ammo niaksulfaat de zuurheid des bodems genoeg heeft toegenomen om de gewone ontwikkeling der planten te wijzigen. 7°Animoniaksuifaat en gedroogd bloed hebben de zuurheid des bodems doen toenemen. 8° Als men de hoeveelheid stik stof, welke van het nitraat wordt toegeëigend door 100 voorstelt, dan zijn de vergelijkende hoeveel heden voor de andere stikstofmes ten de volgende 1= vruchtafw.: 2e vr.: Belde vr.: Sodanitraat 100 100 100 Ammoniaksuifaat 78.9 60.3 69.7 Gedroogd bloed 76.3 52.1 64.4 Vaste uitwerpsels, versch 32.9 39.2 35.9 Vaste en vloeibare uit werpsels, versch 50.4 55 6 53.0 - Deze cijfers die de toegeëi gende stikstof voorstellen, komen zeer wel overeen met de vergelij kende waarde die wij in het begin van dit artikel hebben aangeduid. Men merke ook op hoe de natuurlijke mest eene grooter hoe veelheid stikstof voorbehoud tot de tweede vruchtafwisseling. Wij zijn overtuigd dat de land bouwers met belangstelling heb ben kennis genomen van deze waarnemingen der Amerikaan- sche geleerden, en wij durven ook de aandacht onzer landbouwkun digen op dezelve vestigen, zij zullen er zonder twijfel stof in vinden tot verschillende nuttige proeven. Ara. De landbouwer beeldt zich te gemakkelijk in dat al degenen, die teekenen met den titel van land bouw-ingenieur, landbouwkun dige of Drin natuurkunde» oprecht vakkundigen en geleerden zijn, zegt La Croix des Syndicats wij voegen daarbij, dat de landbou wer moet wantrouwig zijn van hetgeen geschreven wordt door personen die onder een deknaam schrijven en daaraan den titel van landbouw-ingenieur toevoegen Moet het zaadgraan vernieuwd wor den Moet men nieuwe variëteiten van rogge, tarwe en garst tegen hooge prij zen aankoopen om, zooals men zegt, terug in de soort te komen? Over dit vraagstuk is men het niet eens de eenen antwoorden bevestigend, de anderen ontkennend. Het zaad moet verni .uwd worden als de geteelde plant wezenlijk ontaard of verbasterd is hetgeen het gevolg is van den aard des bodems of van het klimaat. De ontaarding kan ook nog veroorzaakt worden door kruising met slechte varië teiten, door overrompeling der onkrui den, enz. Al deze oorzaken van verbastering staan in het bereik van den landbouwer en ze kunnen door hem uit den weg wor den geruimd. In dat geval moet de bovengestelde vraag dus bevestigend worden beantwoord. Hetzaadgraan moet vernieuwd worden wanneer de noodige zorgen tot Bewaring der goede variëteit hebben ontbroken. Dit is bijna altijd het geval. Men kiest niet zorgvuldig goed zaadgraan. Men zaait in slechte voor waarden van bebouwing en bemesting, men laat aan het onkruid de overhand. Men onderzoekt niet vorgvuldig genoeg welke variëteiten het best passen aan den grond, dien men bebouwt, onder het kli maat, waar men zich bevindt en voor de streek, die men bewoont. Het zaad wordt niet getreuzeld, zoodat soms de slechtst gevormde graankorrels tot zaadgoed wor den gebruikt. In zulke voorwaarden moet het zaad- aan vernieuwd worden en de land bouwer zal vermeerdering van opbrengst er krijgen door invoer eener goede varië teit. De groote moeilijkhied is dan gelegen in de keus eener goede variëteit, wijlde landbouwers de bijzondere hoedanig heden van elke variëteit niet kan ken- Er zijn te veel variëteiten en elk aar komen er nieuwe bij. Voor de graangewassen bijv. vindt men nieuwe variëteiten met nieuwe eigen schappen, volgens de teeltvoorwaarden of tegenslagen van het afgeloopen jaar Heeft het graan een jaar veel gelegerd, dan kan men zeker nieuwe variëteiten verwachten, waarvan de reklaam zegt dat ze nooit legeren men rekent er op dat de landbouwer den laatsten tegenslag nog friseh in het geheugen heeft. De zinverwante benamingen van varië- teiten maken de keus nog moeilijker de Vlaamsche tarwe, de tarwe van Bergues, de tarwe van Armentière is eene en dezelfde variëteit de Witte Victoria, de Prins Albert, de Challange, de witte van Mayenne, enz. 't is al dezelfde. Het ware veel gemakkelijker en beter eenige vaste en goed gekende variëteiten te bezitten. Ongelukkiglijk zijn er vele handelshuizen, die zich willen doen ken nen door eene nieuwe variëteit ter markt te brengen en daarom eene oude, soms slechte variëteit herdoopen een schoo- ne naam wordt uitgedacht en, zonder bewijzen meestal, wordt bevestigd dat de nieuwe variëteit allerlei bijzondere hoe danigheden bezit. Laten wij ons niet verleiden door die klinkende benamingen en alleen nieuw zaadgraan aanschaffen eener goed geken de variëteit, als wij weten dat het graan dat wij verbouwen wezenlijk ontaard 't Is ook niet af te keuren, verschei dene variëteiten onder elkander te zaaien, op voorwaarde dat ze gelijktijdig rijpen daardoor is de opbrengst niet zoozeer blootgesteld aan de nadeelige invloeden die soms eene variëteit beschadigen en de andere niet. Door de Vermenging kan men ook eene variëteit met zwakke halmen doen steu nen door eene andere met sterke hal men, wanneer de eerste meer opbrengst verschaft dan de tweede. Het is moeilijk de eene of de andere variëteit aan te bevelen de landbouwer moet door proefvelden onderzoeken wel ke voor hem het best gepast is. Doch hierbij moet hij niet van af het eerste jaar uitspraak doen. Eerst nadat men twee maal op dcnzelfden grond geoogst heeft, kan men weten of eene variëteit waarlijk goed is. De nieuwe plant moet gepast zijn voor den grond en het klimaat, wel nu, het eerste zaadgraan werd op anderen grond en onder ander klimaat gewonnen, zoodat het goed kan gebeuren, dat het niet gepast is voor de nieuwe teeltvoor waarden, waarin het zich gaat bevinden. Wat het vermengen van variëteiten betreft, kunnen wij, volgens M. de Vil- morin, eenige noemen die goed samen gaan Op vruchtbaren grond vroeg i den Herfst gezaaid de Armentière en de Herfst- Victoria de roode Schotsche en de Sheriff. Voor de zaaiïngen van einde October en begin November de blauwe tarwe en de witte Victoria de Herfst- Chiddam en de Squarehead. Op kalkachtigen bodem voor de eerste zaaiïngen de roode Schotsche en Vlaan- drens Witte, Tunstall en Herfst-Victoria; voor de late zaaiïngen deHerfst-Clnddam en de stijve roode Saumur en witte Victoria Noé-tarwe en Chiddain. F. P. della Campagne (Verboden nadruk.) Zout is minder te ontberen dan suiker, niet aleen is het een onont beerlijke toespijs, maar ook een afkoelingsmiddel bij het maken van ijs. Het verwijdert vlug en goed de vetvlekken als men het in alcool oplost en met deze oplossing de vlekken inwrijft, om ze daarna met lauw water uit te spoelen en vervolgens goed te wrijven. Gewoon zout is uitstekend geschikt voor het afborstelen van stroomat- ten, mattenwerk en rieten zittin gen van stoelen, die, na afwas- sehing er als nieuw uitzien. Roest en inktvlekken kunnen door zout worden verwijderd, als dit in wat citroenzuur is opgelost, en de kleuren van tapijten worden geheel opgefriseht, als men het kleed eens met vochtig zout afbor stelt. De Rantsoenen. In onze vorige artikels hebben wij, op algemeene wijze de voornaamste grond slagen der veevoeding onderzocht. Om doelmatig rantsoenen samen te stellen, moet men onderzoeken in welke verhou ding de voedende bestanddeelen moeten worden toegediend om tot het doel, dat men zich voorstelt, te geraken. De land bouwer moet vooraf weten tot welke winst hij kan geraken en daarom moet hij nauwkeurige berekeningen kunnen ma ken tot samenstelling der rantsoenen.Zoo maar voeden zonder meet noch maat is het beste middel om een onzekeren uitslag en dikwijls geene winst te bereiken Rantsoen.Dit is de hoeveelheid voedsel welke het dier in vier en twintig uren noodig heeft. Een dier, dat geen arbeid oplevert, dat zich niet vermoeit, dat niets voortbrengt, heeft eene zekere hoeveelheid voedsel noodig om zich te onderhouden, om de vootdurende verliezen, die het organism door sleet ondergaat, te herstellen. Deze hoeveelheid voedsel heet onderhoudsrant- soen zij verschilt van dier tot dier, vol gens den ouderdom, volgens het gewicht, volgens het geslacht, volgens de warmte der omgeving, enz. Wanneer het koud is, verbruikt het lichaam veel meer voedende bestanddee len om zich te verwannen en het lichaam op een gemiddelde warmtegraad te behouden. Welk ook de warmtegraad der omgeving zij, toch verliest het dier ijk lichaam voortdurend warmte en dus ook brandstof. De brandstof is de kool stofder glucoos, welke voortkomt uit de hervorming van de stikstofvrije extract- stoffen en van eene zekere hoeveelheid vet. Een onderhoudsrantsoen moet bijge- rolg deze bestanddeelen inhouden. Zelfs wanneer het organism in rust is, werkt het toch. Al de organen zijn, niet tegenstaande de rust, in beweging. Er zijn bijgevolg ook stikstof houdende bestanddeelen in het rantsoen noodig, tot vervanging van die. welke verdwijnen. Wij hebben gezeid, dat er stikstofvrije stoffen en vetstoffen noodig zijn. Vet, in tamelijk geringe hoeveelheid, dient tot voorraad voor het geval dat er te veel warmte ontstaat. Wanneer het dier vet is, dan zullen de vetstoffen die in het lichaam tot verbranding dienen, eerder trachten te verdwijnen dan wanneer het dier mager is of slechts in goeden toestand. Bijgevolg moet een vet dier meer vetstof fen in zijn onderhoudsratsoen ontvangen dan een mager dier. Dus 1° hei onderhondsrantsoen vermeerdert de waarde van het dier niethet dient alleen om het dier te laten leven en levert voor den landbouwer geen winst op 2° Hoe vetter een dier is, hoe meer kost het om hetzelve in den staat te houden waarin het zich bevindt 3° Op een gegeven oogenblik staat de hoeveelheid bestanddeelen, die het lichaam ingaan, gelijk met de hoeveelheid die er uit verwijderd wordt de verliezen wegen op tegen de winsten. Het dier wordt niet vetter en vermagert ook niet, dan komt het onderhoudsrant- soen tot zijne uitwerking. Ee.n dier, dat groeit, arbeidt, melk of een ander voortbrengsel oplevert, eischt een sterker rantsoen. Men begrijpt ge makkelijk dat een werkend paard meer voedsel noodig heeft dan een opstal rus tend paard bij het eerste is de ademha ling sterker, het zweeten overvloediger, het verslijt van geheel het organism gioo- ter. Het dier dat zich moet onderhouden opbrengst leveren heeft meer voedsel noodig dan om zich enkellijk te onder houden, 't is deze bijgevoegde hoeveel-

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Denderbode | 1911 | | pagina 3