HOENDERTEELT
Volkswetenschap.
Voeding der Dieren.
veevoeder moeten voortbrengen,
maar laten wij volstrekt weigeren
groenten te eten, die in onmiddel
lijke aanraking met onreinheden
zijn geweest.
De groenteteler zal aldra ver
plicht zijn, door de eischen der
verbruikers het doelmatig aan
wenden der meststoffen te leeren
kennen.
F. Pipers.
In Canada houdt men zich veel bezig
met voortbrengst van fruit én let men
veel op de kwaliteit van het'fruit. Die
kwaliteit wordt op tentoonstellingen ge
schat met behulp eener puntenschaal.
Hier volgt de puntenschaal die door
een Comiteit werd opgemaakt tot keu
ring van appelen en peren die op telloo-
ren uitgestald worden
Vorm
15
Dikte
15
Kleur
25
Gelijkmatigheid
25
Geene gebreken
20
100
Voor keuring van appelen, peren en
perziken in doozen verpakt
Vruchten Dikte 10
Kleur 20
Gelijkmatigheid 15
Geene gebreken 15
Weefselbouw en sappigheid. 15
75
Verpakking Benoodighedrn 3
Opmaking 4
Volheid of ronding 4
Afzondering 5
Stijl der verpakking 5
Rechtlijnigheid 4
25 100
De schade die veroorzaakt wordt door
insekten, zwammen, kneuzingen, het
afknotten van den vruchtsteel, enz.
waardoor de waarde of het uitzicht der
uitgestalde vruchten verminderd wordt,
zullen voor gebreken gehouden worden.
De uitgestalde vruchten moeten hunne
natuurlijke verschheid behouden hebben.
De omvang is van minder belang dan
een scherpe kleur en afwezigheid van
gebreken. Vorm en kleur moeten zoo
gelijkmatig mogelijk wezen.
Rechtlijnigheid bedoelt de rangschik
king der vruchten in de doos.
Behendigheid en goede smaak van den
•erpakker worden beoo deeld naar het
uitzicht der vruchten en den stijl of op
schik der verpakking.
Alvorens de doos wordt toegesloten
moet er in 't middenpunt der bovenrij
rene ronding zijn van 3.75 centim. en
moeten de vruchten der uiteinden 6
buiten de dooswanden uitsteken. Wan
néér het scheel is toegesloten moet er in
t midden van het scheel en van den
onderwand der doos eene welving zijn
van 18 ra/m.
Aankoop van Voeder.
In scheikunde wordt gezegd niets
gaat verloren, alles wordt vervormd
Die zelfde spreuk kan men, nu vooral,
op den handel in voedermiddelen voor
het vee toepassen want gedwongen
door het heerschende voedet gebrek ziet
men alle mogelijken afval tot veevoeder
toebereiden en verhandelen.
Dit heeft zijn voordeel, doch ook zijn
nadeel.
Vooreest oefenen deze voeder m id de
len een gunstigen invloed uit op de
markt dezer stoffen in 't algemeen,
want, moesten maar alleen puike en
uitgezochte voed^rmiddelen tér markt
gebracht worden, dan zou de mededin
ger de prijzen derzelve, zoodanig doen
stijgen, dat de kleine landbouwer aan
geen koopen van veevoeder meer zou
durven denken.
De invoer van dezen afval van minder
waarde in het rantsoen heeft echter ook
een' nadeelig gevolg meer dan ooit
worden, dezen winter, de voedermidde-
len vervalscht. Dat de landbouwer dus
op zijne hoede weze en, bij den aan
koop van voederkoeken, meel, zemelen,
enz. de noodige voorzorgen neme, om
tegen bedrogen vervalsching bevrijdde
blijven.
't Is voldoende daartoe de wetten en
reglementen nopens het toezicht door
de Staats-laboratoria na te leven hij
moet op de factuur'waarborg eischen
van een minimum gehalte aan eiwit
stoffen en vetstoffen van een minimum
gehalte aan water en asch van een
Z'er hooge reinheid van het product
95t.h. voor de lijnzaadkoeken en 99 t.h.
voor de aard noot-, cocos-, sesaamkoe
ken enz. Hij moet stalen nemen en de
ontledingen doen uitvoeren.
Door de microscopische, ontleding
wordt uitgemaakt of e«n product bedor
ven, gezond of vervalscht is deze ontle
ding is dus onmisbaar.
Door de scheikundige ontleding wordt
het gehalte aan eiwitstof, vet, water en
asch vastgesteld. Door deze ontlediDg
ontdekt men de toevoeging van vreemde
minerale stoffen. Afwijkingen van het
gewoon gehalte aan eiwitstoffen en vet
stoffen, doen vermoeden dat de koop
waardoor toevoeging van water, mine
rale stoffen of minderwaardige afvals-
producten is vervalscht geworden.
Niet zelden worden de voederkoeken
en het. meel verkocht met waarborg van
een gezamenlijk of totaal gehalte aan
eiwitstoffen en vetstoffen; daarmede
moet de landbouwer zich niet tevreden
stellen, hij moet waarborg eischen van
het afzonderlijk gehalte aan eiwitstof
en aan vetstof, want de voedingswaarde
van beide bestanddeelen is zeer verschil
lend.
Waarborg op de factuur heeft echter
maar weinig te beteekenen, indien de
landbouwer het aangekochte product
niet doet ontleden. .Vleestal vindt hij
dat. zulke ontleding te duur kost. Noch
tans zou hij er zijn voordeel bij halen,
indien hij wist nut te trekken uit de
juiste aanduiding der ontleding betrek
kelijk de samenstelling der gebruikte
voedermiddelen.
Ook moet de landbouwer weten dat
hij, in sommige voorwaarden recht heeft
op kostelooz ontleding Wanneer hij
koopt aan een huis dat onder Staats-toe-
zicht is gesteld en wanneer de gekochte
hoeveelheid 5000kg. bedraagt van een
zelfde product of van verschillende pro
ducten
In dit laatste geval heeft de landbou
wer echter maar recht op de ontleding
van een enkel product koopt hij bijv.
5000 k. lijnzaadkoeken aan zulk huis dan
kan hij, in overeenstemming met de
wettelijke voorschriften, daarvaan kos-
telooze ontleding verkrijgen koopt hij
2000 kg. lijnzaadkoeken, 1000 kg. aard-
nootkoeken, 1000 kg. Thomasphosphaat
en 1000 kg. Kaïniet aan hetzelfde hui*,
dan heeft hij recht op ontleding van
één dier producten, naar zijn keus.
Niettegenstaande dit voorrecht heeft
de landbouwer toch dé gewoonte niet
zijne aankoopen te doen ontleden. Zie
hier éenige opgaven daarover, welke
worden medegedeeld door den Bestuur
der van het Staats-Laboratoriura te Has
selt- Zij hebben alleen betrekking op
Limburg, doch in de anderen provin
ciën zou men tot geene andere waarne
mingen geraken.
Voedermiddelen Wagons Getal
van 10.000 kg. ontledingen
Lijnzaadkoeken en meet 521 10
Katoenmeel 263 8
Andere koeken en meel 167 5
Maïsmeel et maïs 623 0
Gedroogde draf 175 1
Zemelen en kortmeel 747 3
Gebrek aan toezicht op den handel
der voedermiddelen en de menigvuldige
vervalschingen moeten ontzaggelijke
schade berokkenen aan den landbouwer,
die echter van niets gewaagd, zoolang
er zich geen buitengewoon ernstig geval
voordoet.
F". Pjrard
Landbouw-ingenieur
(Verboden nadruk,)
Een le er aar aan de Hoogeschool
van Getting en heeft gedurende veer
tien jaar onderzoekingen gedaan
nopens den rol van het water voor
aangroei der geteelde ge wassen. Wij
lezen in zijne hesluiten De henu/ti-
ging van het water tot vorming der
droge stof hangt niet alt een van de
plant zelve afof zelfs van de hoeveel
heid water die de plant te har er be
schikking heeft, maar ook van den
voorraad voedende bestanddeelen die
zich in 't water in oplossing bevindt.
Dezelfde stelling werd als volgt door
Dr Smets verkondigd hoe vrucht
baarder de grond is, hoe minder
water door de planten verdampt wordt
hoe armer de grond is aan voedende
bestanddeelen, hoe meer water door
de planten moet verdampt voorden
om de voeding te verzekeren. Voor
een drogen grond moet bijgevolg meer
gemest worden dan voor een vochti-
gen grond.
Broedeiëren.
De beste wijze om een neerhof te ver-
kiijgen met de keur der leghennen,is geen
andere eieren te laten uitbroeien dan de
schoonste eieren van de beste legsters.
Men moet dus een doelmatige keuze doen
en het beste middel in een- neeihof van
eenig belang is eenige goede leghennen
in een afgescheiden loop af te zonderen,
met een goeden haan die zelf van een
goede leghen afkomstig is.
Vorm en omvang der eieren geven
geene de minste aanduiding nopens de
erfelijke eigenschappen, in dit geval
nopens de waarde van de hen als legstei
De schoonste eieren van een middelma
tige legstei zullen maar bij uitzondering,
zegtM. Gayot, vruchtbare hennen voort
brengen. Er is zooveel belang bij, zegt
hij, te weten van welke hennen de eieren
komen die men in den nest gaat leggen
om uit te broeien, dan er belang is, bij
voorbeeld het vermogen tot melkvoort-
brengst te kennen van de koe waarvan
men de vaars voor melkgeving bestemt.
Men moet dus de broedeieren zorge
lijk uitkiezen en men legge die, naarmate
de moogsting geschiedt, in doozen of
ondiepe korven op eene laag zemelen of
droog zagemeel. Men zal geene te dikke
of te kleine eieren nemen, maar alleen
eieren van middelmatigen omvang. De
schaal der te verkiezen eieren piag noch
te dun noch te dik wezen dunschalige
eieren zijn zelfs minder te kiezen dan
dikschalige, ómdat eene dunne schaal
het uitdrogen van het eiwit veeleer
bevordert en een vlies ontsluit dat meer
weerstand biedt dan het vlies uit dik
schalige eieren. Het kiekentje boort
gemakkelijker door de dikke schaal heen,
waarvan het onderliggende vlies dunner
is.
De eierenkassen zullen in een droge
plaats en buiten gevaar voor gedaver en
uitwasemingen geplaatst worden het is
wenschelijk de eieren dagelijks om te kee-
ren opdat de dooier niet te dicht bij de
schaal kome.
Men kan soms genoodzaakt wezen eie
ren te laten uitbroeien die gereisd heb
ben het is alsdan noodig die eieren
onmiddelijk na de aankomst 24 tot 36
uren in een koele plaats te leggen.
Wat de ouderdom betreft, heeft men
meer zekerheid te gelukken met versche
eieren dan met die verschillende weken
oud zijn. Men moet in alle geval geen
eieren nemen van meer dan twintig
dagen en het is beter geen eieren te ne
men die meer dan acht dagen gelegdzijn.
Het is wenschelijk de uitgekozen
broedeieren met eenigzins lauwwarm
water te wasschen daarna af te drogen.
Een groote hinder voor het uitbroeien is
dat men nooit op voorhand zeggen kan
of alle eieren bevrucht zijn zoomin als
men met zekerheid voorzeggen kan welk
geslacht uit het ei komen zal. Het zou
nochtans zeer aangenaam en vooral zeer
profijtig zijn geen andere dan bevruchte
eieren onder de broedster te leggen. Dit
wordt door niets aangeduid en men zou
tot het uitkomen moeten wachten indien
men niet beschikte over het lichtspiege-
len. Die behandeling kwam vooral in
voege sedert de invoering der broeima-
chienen omdat men bij kunstmatigen,
meer dan bij natuurlijken uitbroei, belang
heeft geen andere eieren tot uitbroei te
leggen dan die de meeste waarborgen
geven voor bevruchting. Windeieren ver
schillen van andere eieren noch door
smaak noch uitzicht zij bewaren zelfs
beter dan de andere en het gebruik ervan
met bevruchte eiren in het broeimachicn
berokkend dubbel verlies aan hoender-
teelers.
Om een ei te spiegelen houdt men het
voor het licht eener lamp en onderzoekt
men op doorschijnendheid. Die behande
ling wordt van af den vijfden dag ver
richt. Op dit oogenblik is de kiem reeds
eenigzins ontwikkelden vormt dekopeen
zwart punt waarrond bloedrijke vezels
uitkringen; zoodat het geheel het uitzicht
eener spin vertoond. Is h ;t onbevrucht
dan is er geene verandering te bespeuren
het blijft door?cbijnend en kan verorberd
wrden.
Een wooid nu. om te sluiten, over de
ontwikkeling vap de kiem. Die ontwik
keling begint met den tweede dag van
het uitbroeien. Men bemerkt dan reeds
het ontstaan van het hart, oogen en
darmkanaals. Den derden dag klopt liet
hart gedurende twee uren, ontwikkelt het
stelsel van den bloedsomloop, en ver
schijnt de lever. Met den 4° dag worden
oogen en kop duidelijker zichtbaar men
ziet reeds duidelijk den bek, de vleugels
en de pooten. Den 5C dag grijpt verdere
ontwikkeling plaats van alle organen
kop en oogen vooral zijn naar verhou
ding zeer groot. Den 6" dag begint de
beendervormmg den 7° dag kan de bek
reeds open gaan. beginnen pooten en
vleugels te veroeren, en verschijnen
de longen. Den 8° dag zijn de nagels
gevormd. Den 9C dag begint de vorm mg
van het vleesch en bemerkt men de eerste
pluimen, die reeds talrijk zijn op den 10°
dag. Den 14e dag is het vórmingsproces
van het kiekentje afgeloopen. Het is met
pluimen overdekten ontwikkeld verder
gedurende de volgende dagen.
Den 20 of 21«<-n dag breekt het kiekent
je gezond en krachtig door de schaal
heen.
A v ico LA
(Nadruk verboden).
Volgens The Tropical Agriculturist uit
Colombo, dat hierbij op het verslag
steunt der tabakkeurders uit Londen,
werd over de wereld gedurende het fis-
kaal jaar dat sluit op 31 Juni 1910, eene
hoeveelheid verbruikt van
852.179.995 k. tabak.
Hier volgt het gemiddeld verbruik per
jaar en inwoner in de verschillende lan
den
Nederland
3400
België
2810
Vereenigde Staten
25S0
Cuba
2310
Zwitserland
2130
Denemarken
2080
Argentina
1810
Duitschland
1580
Zweden
1540
Oostenrijk
1360
Groot-Brittanje
906
Italië
486
Schurft en Luisziekte.
Ellende en onzindelijkheid zijn twee
kwalen die dikwijls hand in hand
gaan zij hebben droevige ziekten ten
gevolge, zooals schurft en luisziekte,
waarvan de eerste door eene mijtsoort,
de tweede door een insekt veroorzaakt
worden. Beide ziekten tasten vooral
verzwakte wezens aan die 't ontbreekt
aan zindelijkheid en zorgen der gezond
heidsleer Schurft wordt veroorzaakt
door woekerdiertjes van de orde der
mijten, die huizen op mensch en dier;
bij den mensch is het de Sarcoptes
scabeï Dit diertje is nauwelijks zicht
baar met ongewapend oog; de lengte
ervan is nietgrooter dan 1/3 millimeter.
Het heeft 4 paar pooten waarvan de
twee achterste paren weinig afgetee-
kend zijn en tot haren verlengen, ter
wijl de twee voorste aan het onderuit-
einde een kleine opzwelling vertonen.
De Saricoptes of Schurftmijt boort
gangen onder de huid, meestal tusschen
de vingeren en aan den poJs. Die gangen
monden in kleine blaasjes uit zij zijn
ongeveer 5 m/m lang, wit, grijs, zwart
of rood zij veroorzaken hevige jeukte.
Het schurft kan over het gansche
lichaam verbreiden, bij uitzondering
van het gelaat het kan jaren duren
en verdwijnt nooit vanzelfs. De ziekte
vei breidt door aanrakingder kleederen,
maar men kan dn* ook betrappen zoo
men om 't even welkdanig voorwerp
ter hand neemt uit eene plaats waar
het, schurft dikwijls heerschende is.
Vermelden wij onder die voorwerpen
tapiit-n, vlaggen, kleederen, zakken,
enz. Wij hebben een, overigens zeer
zindelijk werkman gekend die door
schurft aangetast werd na behandeling
van zakken met koolzaad'noek uitTndië.
De vrouwelijke mijten zijn dikker
dan de mannelijke zij leggen eieren
en in 't moederlijf uitgebroeide eieren.
De beste behandeling dezer ziekte
bestaat in het bestrijken der aangetaste
deelen met bruine zeep. Na eene wrij
ving van een halve uur neemt men
een gewoon bad, daarna wrijft men
andermaal gedurende een halve uur
met eene zalf die in hoofdzaak bestaat
uit zwavel en potasch. Dan geneert de
ziekte, de blaasjes verdrogen en ver
dwijnen weldra.
Tot de familie der mijtachtigen kan
ook herleid worden de «Demodex folli-
óulorum die men zelfs bij zeer zinde
lijke personen aantreft in de vetblaas-
jes van het gelaat-
Hij veroorzaakt geen nadeel.
De tweede leelijke ziekte waarover
hoeft gehandeld te worden i6, de luis
ziekte of phtiriasis, die door luizen
veroorzaakt wordt. Luizen hooren toe
aan de orde der halfvleugeligen zij
hebben een afgeplat, doorschijnend
lichaam dat aan de randen lederachtig,
en week in 't midden is de eiroude
kop draagt twee draadvormige sprieten
en is voorzien van twee zwarte oogen
en van een mond met een znigspriet
gewapend die door middel van zes pun
tige, kromme haakjes bevestigd is. Lui
zen zijn eierleggend. De eieren der haar-
luizen (Pediculi capitis) plakken aan de
haren en zijn linsvormig. Zij broeien uit
na vijf of zes dagen. Veertien dagen
later reeds grijpt een nieuwe vermenig
vuldiging plaats.
Luizen huizen altijd op onzindelijke
lieden en het beste middel om ze verwij
derd te houden is groote zorgen van zin
delijkheid voor lichaam en hoofd.
De luisziekte wordt veroorzaakt door
de kleederluis (Pediculus vestimenti),
die grooteren blanker is dan de haar
luis. Hij verpestte vroeger kazernen en
gevangenissen en was zeer gemeen in
hospitalen. De geschiedenis zou verha
len dat de koningen Antioc'nus, Hero
des, Agripp Valerius Maxim us, en
Philip II aan die afz,ohtelijke ziekte
stierven.
Een Portugeesch geneesheer uit de
XVI eeuw, Amatus Lusitanus. verhaalt
dat een rijke heer zoo hevig van de luis
ziekte aangetast was dat twee knechten
geen andere bezigheid hadden dan dage
lijks twee korven met ongedierte,
't welk den ongelukkigen overdekte,
naar de zee te brengen. Zoo het al niet
overdreven is, moest het er schrikkelijk
toegaan, 't Is wegens de verbazend-
snelle vermenigvuldiging der luizen dat
dikwijls gedacht wordt dat zij vanzelfs
ontstaan. Er is echter, Goddank, niets
van en de kleine luizen zouden het
levenslicht niet zien zoo hunne moeder
er niet ware om eieren te leggen.
F. DE .VlNESKY.
(Verboden nadruk)
Iiier volgt, een der wenschen die
geopperd werdenop het Wederlandsch
Zuivelcongres te Stockholm Augustus
1911): In aanmerking nemende de
schoone uitkomsten die verkregen wer
den door Vereenigingen voorMelkkon-
trole in Zweden, Denemarken, Noor
wegen, Nederland, Duitschland, Fin
land en Oostenrijk, beoordeelt het Ve
Wederlandsch Zuivelcongres de
Vereenigingen voor Melk en Voeder-
konlrool eene der krachtigste midde
len tol opbeuring der melkveeteelt, tot
bevordering der melkvoortbrèngsl en
verlaging van de melkprijzen. Het
Congres vestigt bovendien de aan
dacht op het overwegend belang der
Kontroolvereenigingen voor in voege
brengen eener oordeelkundige en eko-
nomische voedefingswijze, eener doel
matige boekhouding en verspreiding
der schoone proefnemingen nopens
het onderhoud van hel vee.