De Denderbode Landbouwnota's. aan Zondag, 28 April 1.012 N' 4484 Grasland. LANDBOUW - BIJVOEGSEL BEMESTING. Op dit tijdstip is het nog alleen gepast over de stikstofbemesting te redeneeren. Tusschen sodani- traat en ammoniaksulfaat kan de keus niet lastig zijn. Wij lezen immers in een der lofartikelen over het ammoniak-' sulfaat dat de uitwerking van deze meststof zeer duurzaam is, dat men niet zelden het sulfaat nog ziet werken gedurende het groef aar na de toe passing. Deze meststof wordt maar langzaam verwerkt. Ziedaar, in eenige woorden, reden genoeg om het sulfaat niet te gebruiken tot bemesting der suikerbeeten. Inderdaad, die duurzamer n lang zame uitwerking is geenszins gepast voor de suikerbeetdeze zou voortgaan met zich te ont wikkelen en geene suiker vormen. «Om rijke bee'en te winnen, zegt D' Smets, moeten ze gedeel telijke ten minste van stikstof beroofd blijven, wanneer ze hun ne ontwikkeling hebben bereikt.» 't Is dus niet van grond ontbloot dat Baron d'Otreppe, na zijne proefteelten opbeefen verklaart, dat de ammoniakale stikstof zich alleszins minderwaardig heeft getoond tegenover nitraat bij de beetenteelten dat M. Damseaux tevens verklaart, dat de nitrische vorm de voordeeligste is om stikstof aan de beeten te verschaffen. Doch niet zelden blijven de landbouwers aarzelen tegenover de hooge prijzen der stikstofmes- ten. 't Is waar dat het ammoniaksul faat buitenmate duur kost en dat de prijs van het nitraat hoog staat, doch men moet onderzoeken welke winst het gebruik van nitraat kan afwerpen. Wij zouden de kolommen van ons Bijvoegsel kunnen vullen met de proeven op beeten genomen, doch wij zullen ons beperken tot die van 1911Deze reeks proeven heeft een gemiddelde meerop brengst opgeleverd van 2025 kg. voor 100 kg. nitraat, gebruikt tegen 400 kg. per hectare dit maakt ongeveer 12 fr. voor 1000 kg. beeten. Voor de voederbeeten mag men zonder vrees 600 kg. nitraat per hectare gebruiken. In 1905 waren er proefvelden met voederbeeten in 45 belgische gemeentenen de gemiddelde opbrengstvermeerdering, met 600 kg- nitraat verkregen, bedroeg 16.410 kg. Berekenen wij de waarde dezer meeropbrengst tegen 16 fr. de 1000 kg. beeten en de waarde van het nitraat tegen 27 fr. de 100 14 kg., dan vinden wij eene winst van 262.56fr. 162 fr. 100.56fr. Is het niet beter de 162 fr., wel ke het nitraat kost, te gebruiken tot opbrengstverbetering eener hectare beett n dan ze uit te zetten tegen een intrest van 3 7„ Ara. Er beslaan nu ongeveer 600 variëteiten van aardappels. Het zou moeilijk zijn al die varië teiten te klasseeren volgens de kleur der schil dit zou overigens weinig nut opleveren. Wat bij het klasseeren van eenig belang moet zijn, is te weten of de variëteit geschikt is als eetaardappel of als nijverheidsaardappel. Om dit met cenige zekerheid vast te stellen kan men best gebruik maken van het vergrootglas, om de vorming der cellen te onderzoeken men heeft inderdaad opgemerkt dat de eetaardappels kleine cellen, de andere veelgrooter cellen bezitten. De magnum bonum en de Richter's Imperator, met het vergrootglas beschouwd, vertoonen zeer groote cellenlaten hun amel- donk bijgevolg zeer gemakkelijk los en zijn voor de nijverheid best geschikt. De Voederbeet. Het tijdstip, waarop de beeten geplant worden, is aan gebroken, laat ons dus de teeltvoorwaar- den van dit gewas in 't kort bespreken. De beet is eene plant die den grond uitput, die onze akkers zeer verarmt aan voedende bestanddeelen. De voeder beeten verarmen echter de hoeve niet zoozeer aan voedende bestanddeelen als de suikerbeeten, omdat ze op de hoeve door het vee verbruikt worden en dus onder vorm van mest een groot gedeelte der opgenomen stoffen teruggeven. De beet verkiest een diep bewerkten grond, zand-leemachtig of klei-kalkach tig. Meestal wordt ze na graangewassen of na aardappelen geteeld. Volgens M. Damseaux, zijn de beeten, na klaver of luzern, meer aan insectenschade blootge steld. In den Herfst moet de grond 30 a 40 centimeter diep bewerkt worden in de Lente volstaat eene gewone beploeging. De onkruiden doen veel schade aan de ontwikkeling der jongo. beeten, ook moet het wieden goed onderhouden worden. Als de beeten goed zichtbaar op den grond staan, moeten ze geschoffeld of gehakt worden. Eene goede bemesting is noodzakelijk Eeist en vooral eene sterke hoeveelheid stalmest, ingedolven vóór den Winter, omdat eene lentetoepassing de bladeren te sterk doet ontwikkelen ten nadeele van de wortelen ook omdat daar de wortelen verlakken, hetgeen het uitdoen en het bewaren bemoeilijkt. Vloeimest vóór de zaaiing toegepast is ook goed te keuren. Tusschen de handelsmesten zijn er geen beter voor de voederbeet dan sodanitraat en superphosphaat. Ook kan men met voordeel, op de voorafgaande teelt, 400 tot 600 kg. kaïniet toepassen. Het sodanitraat wordt vóói de lente-beploeging uitgesbooid vóór «.Ie zaaiing 150 k. en na het uitdunnen 150 k. Indien men geen stalmest heeft gebruikt, moeten deze hoeveelheden minstens ver dubbeld worden. Ook nog andere omstandigheden komen in aanmerking, zooals de variëteit, de keus van het zaad, de afstand tusschen de ïijen en tusschen de planten, enz. Bij de keus der variëteit zal men meer bekommerd zijn met dc hoeveelheid droge stof, dan met de dikte der worte len. De dikke wortelen bevatten te veel water dit'wordt door de landbouwers te veel uit het oog verloren. Ze moesten zich toeleggen op het verkrijgen van veel dro ge stof en daarom niet uit het oog verlie zen. wat we vroeger reeds hebben gezeid over den afstand tusschen de beeten. Krok of Hanekam. In sommige streken wordt dit gewas veel geteeld 'c is een uitmuntend voeder dat gemaaid en ook afgeweid kan worden. Deze plant groeit bij voorkeur op kalk en kleiachtigen grond, wiens ondergrond diep genoeg is zij wederstaat goed aan droogte en aan vorst. Een Vochtigen Winter kan haar veel schade toebrengen. M n onderscheidt twee variëteiten de ene kan slechts éénmaal, de andere tweemaal gemaaid worden deze laatste variëteit is veel struischer, doch het zaad van beide variëteiten is zeer moeilijk te o?!derscheiden. Wanneer men geen goed gezuiverd zaad koopt, loopt men gevaar van veel onkruid, de zoogenaamde pim pernel te zaaien, waardoor de gansche pbrengst vernield wordt. Krok wordt in de Lente gezaaid, onder een graangewas, ofwel alleen in den Heifst; maar dan vroeg genoeg om reeds tegen de guurheid des Winters bestand te zijn. M n zaait 200 k perhectaie. Als be mesting. heeft deze. plant phos- phaten en potasch noodig. De enkele hanekam, die maar eens kan gen&aid worden, wordt in bloei afge maaid, de andere variëteit wanneer de bloemen verschijnen. Dit gewas kan twee of drie jaren overblijven, het vierde jaar vermindert echter de opbrengst. Krok is .cen-jgoed groen voeder en ook het hooi is uitmuntend. De Voederwortel. Begin Maan wordt de voederwortel onder de rogge geraaid. Als afzonderlijke plant geteeld, wordt ze nu gezaaid. Ze is een uitmun tend veevoederte weinig verbouwd in de meeste streken. Voor alle dieren kan ze als voeder dienen, zoowel voor de werkpaarden als voor de melkkoeien. Men heeft per hectare 4 tot 5 kg. zaad noodig men zaait op rijen, die 30 tot .3.5 centimeter afstand hebben, en in de rij staan de planten op 10 tot 15 centimeter. Wortelzaad ontkiemt niet gemakkelijk, daarom legt men het zaad gedurende 3 dagen vóór het zaaien te weeken. H> tgeen het ontkiemen verhindeit is de ruigte die het zaad omgeeft door het zaad goed tusschen de handen te wrijven, verdwijnt die ruigte, het zaad komt dan beter in aanraking met vochtigheid gro ld, het ontkiemt spoediger. Het zaad wordt l tot 1 1/2 centimeter diep onder gebracht. Tusschen de beste variëteiten noemt meu de witte met groenen hals en de lange roode met groenen hals. De wortel heeft gaarne een klei-kalkachtigen en ook een zan tachtigen grond, welk» d ep bewerkt en goed los gemaakt is. Zware gronde zijn niet zoo goed geschikt lot deze teelt. De akker moet goed zuiver gehouden woiden en best gereinigd zijn door eene voorafgaande hak vrucht. Als bemesting wordt stalmest tegen 35.'H)0 tot 50.000 kg. per hectare aange wend. Deze toepassing moet in den Herfst geschieden en geenszins in de Lente, zooniet wint men vertakte worte- tele n. Als hulpmesten gebruikt men 300 kg. spda nitraat en 600 tot 800 kg. super phosphaat. De plant heeft ook gaarne eene toepassing van potaschmest. 1 >e wortel wordt te weinig geteeld hare opbrengst bereikt 10.000 kg. ten minste en dit gewas is voedzamer dan de beetwortel. De Luzern. Dit gewas is afkom stig uit de zuiderstreken, waar hetzelve veel langer duurt dan in ons land. Onder ons klimaat vereischt de luzern goede zorgen om in voldoende hoeveel heid een voedzaam voeder op te leveren. Meestal moet hier het luzerneveld te spoedig uitgeroeid worden, omdat het- :elve gebrekkig wordt gereedgemaakt en omdat het zaad niet allerbest is. Om den akker goed te bereiden moet de grond met de grootste zorg worden gere nigd en verbrokkeld, zoo noodig moet hij gedraineerd en gekalkt worden altoos diep genoeg bewerkt. Om niet te veel onkruid in den akker te hebben zal men de luzern laten volgen op eene hakvrucht, aardappelen of beeten,die een zuiveren akker achterlaten: Bij het aanleggen van een luzerneveld zal men inwerken 200 tot 300 kg. plei ster. 400 tot 500 kg. metaalslakken en 100 tot 200 kg. kaïniet. Wat het zaad betreft zal men de voor keur geven aan het zaad uit Provence, dat van Poitou is niet zoo goed. F. P. della Campagne. (Verboden nadruk.) Naschrift. Twee der gewassen, hier besproken, krok en luzern bezitten de eigenschap van de stikstof Jer lucht te kunnen benuttigen. Dit belet niet dat de toepassing van eene kleine hoeveelheid sodanitraat 50 tot 100 kg. bij het aanleggen of de volgende jaren vroeg in de Lente toege past, zeer winstgevend is en ook bij vooi uitstrevende landbouwers niet achter wege blijfiRed. Duitschland heeftin iqio, ingevoerd 3i400 ton ammoniaksulfaat en slechts 24.500 ton in 1911 dus eene vermindering van 6.24 millioen mark. De uitvoer van ammoniaksulfaat daalde van 93000 ton in jQio tot 74000 ton in iq: r deze vermindering van uitvoer bedraagt 18.yS millioen mark waarde. In dit cijfer van uitvoer neemt Belgic het grootste aandeel ia, namelijk 21.900 ton! Wij moeten dus geheven dat zij, die hei ammiaksul- faat een nationale meststof heeten, ten deel van hun Vaderland in Duitschland heb ben liggen Het grasland kan in twee klassen ver deeld worden de lage en de hoogi beemden. De lage beemden zijn gelegen langs stroomen en rivieren, in de dalen of in valleien zeer dikwijls zijn deze beemden te rat en vereischen dringend het droog leggen of draineeren. Soms heeft men ook gelegenheid om de laagten aan te vullen. In de hooge beemden integend'el heeft men de groote droogte te bestrij den, te zorgen voor den toevoer van voe dende bestandeelen, welke in de lage beemden niet zelden met overvloed door de overstroomingen worden aangebracht. Op de hooge beemden zal men zooveel mogelijk het water der kleine beekjes benuttigen en zorgen voor goede bemes- ling. Wat het bewateren aangaat, dit bestaat gewoonlijk in het onder water zetten der wei Ie, z mder dat men zich iekenschap geeft van het beoogde doel, het geschiedt niet zelden op zeer gebrekkige wijze. De onderhom szorgen worden ook geheel en al verwaarloosd en het grasland aan zich z.elven overgelaten. Het toepassen der meststoffen, het reinigen der grachten en sloten, het uiteenwerpen der molshoopen, het verdelgen der mossen, het vernieu wen der graszoden, het wegnemen van de bladeren en van allerlei afval zijn zoo vel zorgen, die meestal verwaarloosd blijven. Ook is het te betreuren dat men soms droge en dorre graslanden vindt op twee stappen van rivieren, die met hunne wa ter» n dikwijls een overvloed van viucht- baarmakende b»istanddeelt n medevoeren. Wij zullen hier in 't kort de voornaam ste zorgen bespreken, welke aan het grasland moeten toegepast worden, zoo v<5or bewatering als voor onderhoud. In den Winter, wanneer het sterk riest, wordt niet bewaterd, maar men zuivert alsdan de graszoden van de bla den 11 en den organischen afval. Bij zach ter weder zal rnen de noodige meststoffen uitstrooien en ook de molshoopen ver spreiden. In de Lente zal men bewateren, bij oorkeur als het regent, en zoodra de on weer schijnt zal men de weide droog laten, ten einde den grond te verwar men. Mf-n zal ook 's nachts bewateren, om he' bevriezen van het jonge gras te belet- i en Vanaf Mei worden de lage -beemden niet meer bewaterd, ze moeten warmte opvatten. De hooge beemden worden nog enk llijk vochtig gehouden en zoodra het gras volledig in groei is, houdt men hier ook op met bewateren. In de Lente worden de oude beemden duchtig geëgd, om het mos en het onkruid te verdelgen en om den grond duchten. Ook kan men in de Lente nog meststoften uitstrooien, indien zulks in den Herfst of in den Winter niet is kunnen gedaan worden. Na het afmaaien van het gras, wacht men een tiental dag» n om dan overvloe dig te bewateren. Inde weilanden moeten voortdurend de uitwerpselen der dieren uitgespreid worden, zooniet ontstaan er overal gras- bossen, welke de dieren niet afgrazen. Als er, ondanks deze zorgen, bossen ontstaan, moeten deze afgemaaid wor den. M en kan nooit te veel zorgen bestede n aan het onderhoud der giaslanden, want de voortbrengselen van d ize gronden hebben eenen grooten invloed op de winsten der hoeve. Zonder goede beem den, geen goed vee, geen goede mest, bijgevolg geen goede bemesting der bouwgronden, die dus weinig of geen winsten zullen opleveren. G. des Prés. (Verboden nadruk) Is de kleur van het luzerne zaad eene aan duiding voor ouderdom en kiemkrackt Op deze vraag antwoordt dt Af iirii'tr ;.l Gazette of New South Wales als volgt regen varië teiten werden aan het onderzoek onderworpen Gemiddelde kierribaarheid der gele zaden 92 °/0 Gemiddelde kiembaarheid der bruine zaden 44 °/0 Men ziet dat, over algemeen, de gele zaden dt beste zi n. Ook heeft men waargenomen dat de schimmels zich gemakkei: her op de bruine zaden ontwikkelen. De bruine kleur kan voortko men van ten meer gevorderde rijpheid bij het inoogsten, maar ook kat: zij Int gevolg zijn van ongunstig weder l>ij den engst, tan ontoereikend drogen vóór het inoogsta:

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Denderbode | 1912 | | pagina 3