Zondag 7 Juli 1912.
5 centiemen het nummer.
65ste Jaar 4503.
Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan
GODSDIENST, HUISGEZIN, EIGENDOM,
van de Stad en 't Arrondissement van Aalst.
VADERLAND, TAAL, VRIJHEID.
Guldensporenslag.
II Juli 1502.
GELOOF EN LIEFDE
Prijzei) vaij Reinigljeid,
Vit mijn Congoleesch
dagboek
HET BEGIJNHOF VAN AALST
DE DENDERBODE
Dit blad verschijnt den Woensdag en Zaterdag van iedere week onder dagteekening van
den volgenden dag. De prijs ervan is tweemaal ter week voor de Stad 5 frank mei
den Post verzonden 6 frank 's jaars, fr. 3,25 voor zes maanden fr. 1,75 voor drij maanden,
voorop te betalen. De inschrijving eindigt met 31 December. De onkosten der kwit-
tantiën doo de Post ontvangen zijn ten laste van den schuldenaar.
Men schrijlt in bij G. VAN DE PUTTE-GOOSSENS Korte Zoutstraat, nr 31. en in alle
Postkantoren des Lands.
Per drukregel Gewone 15 centiemen Reklamen fr. 1,00 Vonnissen op 34* bladzijde
50 centiemen. Dikwijls te herhalen bekendmakingen by accoord. Niet opgenomen
handschriften worden niet teruggestuurd. Heeren Notarissen moeten hunne inzendingen
doen, uiterlijk tegen den Dijnsdag en Vrijdag in den voormiddag.
Voor de advertentiën uit vreemde landen zich te wenden ten bureele van dit blad.
CL'IQI'M aUL'M.
Aalst, 6 Juli 1912.
Weer breekt de luisterrijke datum aan
die als een reuzeneik staat op 't roemrijk
veld van Vlaanderen's verledene en ons
de gewichtigste gebeurtenis uit onze
geschiedenis herinnert.
Nog altijd is Vlaanderen onafhankelijk,
dank zij den gezegenden dag van 11 Juli
1302 nog altijd mogen wij 011s ver
heugen in onze nationaliteit en vrijheid
mogen wij ongedwongen knielen en bid
den, en liet vrije woord spreken van ons
vrij gemoed.
Aan de helden van Groeninge hebben
wij liet te danken dat wij nog als volk
bestaan en roemrijke eeuwen hebben
gekend dat wij de Vlaamsche kunst de
gansche wereld dooi- hebben doen hoog
schatten en welvaart hebben genoten.
Waren onze Vaderen over 610 jaren,
zoo moedig, zoo krachtdadig niet ge
weest, wij waren al meer dan 6 eeuwen
door bet groote Frankrijk opgeslorpt
geworden en denkelijk zou hot Vlaam
sche volk geen bestaan meer hebben
gehad de naam van Vlaming ware
verloren gegaan.
Ja, dan hadden wij reeds zes eeuwen
den moedwil dor Franschc koningen,
keizers en republikeinen moeten verduren
en Onder bedwang slaan van uitbuiting
en ;ifpt;rsing Dan hadden wij ons aan
deel gehad in al de ongerechtigheden die
sedertdien in Frankrijk hebben plaats
gehad. Als volk zouden wij,de ijselijkheid
op ons geweien hebben geladen der
moord onzer vorsten, van Europa ver
scheidene malen Ie zwaarde en te vine te
hebben gebracht en tijdens de huivering
wekkende revolutie der zonderbroeken
van 1790, 300 duizend onschuldige men-
sclien te hebben vermoord.
I)e geschiedenis van Frankrijk vooral
dezer laatste jaren is verre van heilzaam
te zijn voor land en volk.
Moesten wij de oorlogen, tie schanda
lige verduisteringen en ware plunderin
gen van Staats- en andere gelden, den
godsdienstoorlog, den roof der kerk- en
kloostergoederen, de verbanning der
kloosterlingen, de volksverdrukkingen,
de dwinglandij, de volksontaarding, dó
schelmerijen,enz. herinneren hel zou ons
te verre leiden.
Frankrijk is onder geen opzicht te ver
gelijken aan Vlaanderen. Dnmcrs geen
land ter wereld heeftzoovele voorbeelden
van burgerdeugd opgeleverd dan Vlaan-
deren.
Waar heeft de vrijheidzueht zoovele
edele karakters gevormd, zooveel groot
heid van gemoed, zoovele opoffering doen
ontstaan
Hier te lande wilde vaderland zeggen
iiiiERD, hier wilde het zeggen autaar,
hier werd het woord begrepen in zijne
edelste beteekenis.
Geschiedkundige ridderroman uit den
eersten kruistocht
door Petrus Van Nuffel.
5e Vervolg
IV.
De ontwakende dageraad baadde zich 111
purperen gloed. Twijfelachtig blonk de
dagfakkel, in worstel met den wegsmelten
de» nacktmist, die het sluimerende dorpje
nog steeds met grijze schaduwen over
dekte. Langzaam verdween de nachtsehe-
moring en glom do zon in vollen luister aan
de kim op, kleurde er den hemel met kla-
tergoudlicht en wierp over het aardrijk
duizenden stralen, welke zich glinsterend
in de dauwdroppelen spiegelden. Wijl de
rillende morgenkoude verdrongen werd
door eene weldoende warmte, herleefde
ganscli de natuur en scheen alles den lof
van den Schepper te zingen en Hem te
danken.
Eenige dorpelingen kwamen op de stoe
pen hunner huizen, tuurden eens nieuws
gierig de straal, in, links en rechts, of
blikte.) naar de diepblauwe lucht en pen
den nadien de luiken. Een uur daarna had
alles in de gemeente zijn gewoon uitzicht
hernomen. Meisjes, die manden op het hoofd
De Guldenspörenslag heelt dit alles
teweeg gebracht, maar nog meer moet
het.
Het gestadig blootstaan aan vreemden
invloed, heeft hel karakter van ons volk
wel eenigszins ontaard, maar dank ons
roemrijk verleden, dank onze deugden
als stam, zullen wij onze eigen volksaard
heroveren.
Wij moeten ons eigen zijn in kunst,
in onderwijs, in betrachting, in handel en
wandel.
Ons groote verleden alleen verlichtte
de baan onzer toekomst.
Herworden wij Vlamingen met al de
deugden welke onze vaderen versierden
en hun dien glorievollen naam in de
wereldgeschiedenis deden verwerven.
Ons Vaderland is ons niet te klein,
maar het moet zijn eigen blijven, daarin
ligt de grootheid van den dag van mor
gen, daarin ligt Vlaanderen's roem.
Alles voor Vlaanderen, en Vlaanderen
voor Christus die leuze sta in ons
hert geprent.
Minnen wij hot kleine en toch zoo
groote Vaderland, leerden wij zijne ge
schiedenis, stellen wij belang in zijne
kunst, zijne taal weze ons lief.
Het weze in het Vlaamsch dat wij den
ken en bidden.
Als Vlamingen worden onze kinderen
geboren, als Vlamingen gaan wij Ion
grave in 't Vlaamsch outwikkele onze
geest en loeren onze kinders God bidden
en onze ouders eoren.
O dan. Ij liljj-jL iv.ij.-ATa:uidor-"ii lief,
omdat hel ons Vlaanderen is, gelijk wij
onze moeder minnen omdat zij onze
moeder is.
Aldus volbrengen wij ecneb plicht,
aldus zullen wij worden een volk dat
schittert in eigen glans en de grootheid
van voorheen herleven doel
Dinsdag voormiddag, heeft ter groote
feestzaal van hot Stadhuis, de Prijsuil
reiking van Reinigheid met het gobrui
kei ijk cermomëol, plaatsgehad.
Te dezer gelegenheid sprak onze acht
bare heer Burgemeester MI,.Glieeraerdts,
de volgende redevoering uit op de welke
wij de ernstige aandacht onzer Model ui r
gers inroepen
Dames! Heeren
Het Stadsbestuur heelt er steeds aan
gehouden in do feestelijkheden der jaar-
lijksche kermis te begrijpen de uitdeeling
der prijzen aan de behoeftige huigezinnen
op de welke de aandacht is getrokken
geweest om hunne goede verzorging,
hunne zindelijkheid en hunnen geordenden
levenswandel. Benevens het liefdadig
doel trachten wij aldus de algemeene
belangstelling op te wekken voor hel
bewaren der gezondheid in de- werkers-
woonsten. Immers wat moot. het meest
medehelpen 0111 ziekten te voorkomen,
tenzij de reinheid in de omgeving, in de
huiskamer waar het dagelijksch voedsel
wordt verbruikt, in de slaapvertrekken
waar, na lastigen arbeid, de verkwik
kende en herscheppende rust wordt ge-j
noten
Is het de plicht van een openbaar Be-!
stuur bij middel van eene uitzonderlijke}
belooning de behoeftigen aan te moedigen, f
ook dienen de werklieden te worden in!
de gelegenheid gesteld ene behoorlijke!
woonst met al het noodigedat er toestaat!
aan te treffen. Het is de reden van den
strijd dien wij hebben gevoerd tegen de
ongezonde en onbewoonbare huizen,
strijd, dien wij, ondanks harde bekam-
ping van menige belanghebbende eige
naars, toch hebben gewonnen. Hij heeft'
voor gevolg gehad lal van gebrekkige
huisjes te doen verdwijnen en ze te doen»
vervangen door goed verluchte en aan-f
trckkelijke gebouwen, zoodat het uitzicht!
der Stad op sommige plaatsen er gansch!
is door veranderd.
Maar het is niet genoeg het gebouw:
hoog en breed op te richten, de bewoners'
moeten zich nog liet allernoodzakelijkste:
der levensbehoeften, dat is het drinkwa- f
tor, in goede voorwaarden kunnen ver-I
schaffen. Gebrek aan zuiver, gebruikbaar;
water is bijna altijd de oorzaak van!
besmettelijke ziekten, onder ander de;
typhuskoorts,die voortdurend slachtoffers!
maken.
Uit de meeste onderzoeken die dadelijki
worden bevolen in ieder geval aan ons.
Bestuur ter kennis gebracht, is het ge-i
bleken, dat het ontslaan der ziekte loe te'f
wijlen is, t zij aan don slechten toestan<.\
van oenen waterput, 't zij aan de schade
lijke iiidringingen van den inhöud van
oenen nabij bestaanden gemnkput. De
eigenaars moeien zorg dragen dal de ge
makpuiten in goeden staat gehouden
worden, want op hen weegt eene groote
zedelijke verantwoordelijkheid hunne
onachtzaamheid, hunne kwade wil kun
nen soins hel leven aan talrijke menschep
ontnemen.
Maak ik van deze gelegenheid gebruik
om de aandacht hierop te vestigen, dan
moetik er onmiddelijk hij voegen dat onze
Stad eene der gezondste verblijfplaatsen
is van gansch het land allen moeten wij
samenwerken 0111, door de middelen in
ous'bereik, dezen to -stand te behouden
en nog Ie verbeteren.
Eu hier dat ik spreek, bijzonderlijk tot
de werkende klas, tot de vaders en de
moeders, kan ik niet nalaten hunne be
hoedzaamheid op te wekken legen de
vreeselijke kwaal der teringziek te, waar-,
legen de wetenschap der geneeskundigen
meest altijd onmachtig schijnt.Reinigheid
in hel huishouden en voorzichtigheid om
verkoudheid te vermijden bij het verlaten
van overmatig verwarmde fabriekplaat-
sen of danszalen, zijn de bestendige voor
zorgen die van deze gevaarlijke ziekte
best zullen bevrijden.
Aan dezen welke lieden eenen prijs
ontvangen stuur ik mijne beste geluk wen-
sclien. Dat het eene aanmoediging weze
om meer en meer tot voorbeeld t<- dienen
aan degenen die hen omringen, dat het
hun aanzette om aan hunne geburen.door
woord en daad.de overtuiging in te pren
ten van al het geluk dat kan genoten
worden in een rein en deftig leven.
Aan U, Dames en Heeren, welke voort
durend bezorgd blijft met de liefdadige
instellingen binnen deze Stad en er edel
moedige menschlieveiidheid beloont, bied
ik, in naam van de gansche bevolking,
de uitdrukking van welverdiende erken
tenis
Eene algemeene geestdriftige toejui-
ching'tfegroelte deze zoo wel doordachte
raadgevende redevoering.
Vroeger jaren beliep het getal prijzen,
bestaande meestal in slaapgerief enz. tot
28; dees jaar waren er 42 prijzen. Jaar
lijks zullen ze noodzakelijk nog moeten
vermeerderen in evenredigheid van den
aangroei onzer bevolking.
door Cosïn.
Stichting van den landbouwpost
van Kitunguru.
XIV.
1 NovemberAllerheiligen. Feest in de
kerken van België en der gansche kristen
beid. Wat doet het hier deugd aan het
hart, wanneer men hier als verloren
alleen en als builen de wereld den blik
len hemel kan richten, en denkt, daar is
mijn vaderland, daar zijn Zusters en
Broeders in hel geloof tot wie ik mij in
nood en druk mag wenden en die mij
helpen zullen. Dit troostend gedacht ver
vulde mij dezen morgend bij mijn ontwa
ken, toen ik mijn morgondgebed bad. Ik
speel mijne beste witte kleederen aan, de
dag belooft schoon tez jn, de zon schijnt
zoo lief door de wolken en noodigt tot
wandelen uit.
Om 8 ure doe ik mijn boy, mijn velo
gereed maken en 8 d/2 ure ben ik reeds
uit alle macht aan 't duwen op de pedaals
om dien berg daar 1/2 uur van Kitunguru
op te rijden. Ik ga eens per velo eene
lange wandeling doen vandaag en de
omstreken en dorpen eens verkennen, üo
weg loopt over bergen, door valleien,
met afgebrand gras, zoodat zij als zwarte
reuzen vlekken vormen op een groen
lapijl, door revieren, kleine en groote,
wier wateren vloeien over een bed van
grauwe rotsblokken en als eene zilveren
geschubde slang, slingeren onder de
groene takken der hoornen wier bladeren
tot in het water hangen en over de
slang, als een heerlijk groen, doch don
ker gewelf vormen, doordichte wouden
met kreupelhout en misvormde kromme
hoornen, door uitgestrekte wouden van
bambous, 6 a 7 meters hoog, door naakt
geblakerde pleinen en kleine en groote
dorpen, waarvan de bewoners u welkom
heeten en u volgens inlandsch gebruik
hunne onderwerping en onderdanigheid
betuigen. Daarna werpen zij zich op den
grond, raken dien met beide handen aan,
brengen ze daarna aan hel hart, om
eindelijk eenige malen in de handen Ie
klappen. Dit beduidt dat zij de overheid
droegen met allerhande mondbehoeften,
vertrokken naar de nabijgelegen plaatsen
om hunne waar aan den man te brengen
oude en jonge boeren, landbouwershalm op
den schouder, gingen naar den akker. Hier
en daar stonden vrouwen, die, onder heftige
gebaren, een belangwekkend gesprek had
den aangeknoopt. Maar wat voorzeker dn
algemeene drukte ovorheerschte, was wel
eene menigte knapen van allen leeftijd, die
de wijk naar bet kleine dorpsforum kozen
en daar, onder elkaar, met begeestering,
als om strijd, snoefden van vechten, moor
den en branden, van soldaten <n ridders.
Wat die jonge snaken zinnens waren
Wanneer hedendaags, door onze dorpen en
steden, i-uitcryregimenten voorbijtrekken,
ziet men deze. telkens vergezeld van de
woelige, prettige straatjeugd, die hen bij
liet krijgsmuziek, dansend en springend,
enigen tijd gezelschap houdt... Eens de
laatste tonen van de muziek verdwenen,
haasten zich allen, moe en afgemat, terug
tot moeder's dak.
Alom is en was de jeugd dezelfde.
Het sloeg negen uren. Bereids werden
de knapen ten hevigste in hun ongeduld
geprikkeld, wanneer drio klaroenblazers
verschenen, die, bij middel van hun schel
geluid, het leger ter bijeenkomst maanden.
Van alle kanten daagden krijgers op. Wil
fried eveneens sloot zich bij de makkers
aan en blikte met voldoening over de
schaar.
Lang gerekt bazuingeblaas klonk over
liet dorp. Alle rangen kwamen in beweging
en stapten voorwaarts De jeugd wuifde
met de zakdoeken of liep hand in hand,
dansend en huppelend, voorop,
i Lang duurde deze marscli. Geen knaap
I was meer tc bespeuren.
Voor het vallen van den avond, naderde
men eene groote, sterke stad. Elk wis ver-
vervuld met een angstig voorgevoel. E11
inderdaad, er warou redenen toe. Van er te
blijven rusten kon in geenen deele spraak j
wezen te klein in getal en erg tw ijfelende
of er wel van hunne strijdgenooten binnen
de vesting waren, vreesden zij zeer in deze
te treden. Toch kon men de stad niet ont
wijken om Jeruzalem to bereiken. Wat
aangevangen
Ridders en edelen stonden, in dichte
schaar, elkaar diepdenkend te aanzien.
Die stad...? wees Wilfried...
Antiochié rolde het koud.
Geen middel haar te ontkomen?
Dat is een gewaagd bestaan...
Wij moeten er evenwel door, dwars
door
Niets kon Wilfried, na eene genomenc
bepaling weerhouden. Hij dreef die kost
wat kost door, zonder gevaren te tellen.
Gaan wij vooruitmoedigde hij aan
1 dat niemand van ons eenige hoegenaamde
j uitdaging beantwoorde en smaad en schimp,
vanwege de bevolking van Antiociiié, ver-
j dure. Binnen eenige uren zijn wij buiten
hun bereik en stellen wij onze tenten.
De karavaan draalde niet. Mistrouwig
dei' blanken erkennen en in de vrede met
u willen leven. Ik koop er kiekens en
eieren en beveel hun dit alles 's anderen
daags naar Kitunguru te dragen dio
bwana - 't zal gebeuren. Ik betaal ze,
geef een matabiche aan den sultano,
spring op mijn velo en ben weg naar een
ander dorp.
Ten 11 ure zet ik mij op een boomstam
onder de lommerrijke reuzenkruin van
een monsterboom, noem uit mijnvelova-
lies, twee harde beschuiten en eene doos
viande militaire. Wanneer dit alles bin
nengespeeld is, dient mij de ledige doos
om water te scheppen in de rivier en op
matige wijze mijnen dorst te lesschen
want overvloedig water drinken in de
zon en als men bezweet is, zou gevaarlijk
zijn Tot 2 ure 's namiddags blijf ik daar
rusten en droomen waarna ik op mijn
gemak de terugreis aanvang en vermoeid
doch tevreden om 5 1/2 ure te Kitunguru
terug kom.
2 November Gansch den dag regent
het zoodat er van werken geen spraak-
kan zijn en ik stillekens in mijne tent
blijf zitten en het plezier van don regen
wazio.
3 November Nog immer regenen, re
genen, doch nu vergezeld van donder en
bliksem Zelfs geen gedacht van werken
en nogmaals zie ik gansch den dag van
uit mijn tent dit vervelend waterspel na.
't Is toch een heerlijk, grootsch doch
tevens vreeswekkend schouwspel, wan
neer die watermassa zoo de bergen af
rolt en hoornen en rotsblokken in zijne
onstuimige vaart medesleurt en op enkele
minuten aan den voet der bergen, rivieren
vormt van 40 tot 50 meters breed, daar
waar men gisteren nog droogvoets door
ging Daaruit kunt ge u een gedacht vor
men welke onschatbare hoeveelheid
water er hier op enkele minuten neer
valt.
4 November De lucht is uitgeklaard,
doch ik sla voor eene donkere kwestie.
M. Godin laat mij weten dat hij mij heden
het vee van Lukonzolwa zal zenden en
ik moet zorgen dat de stalling in orde is.
Ja, zonder dien dwarsdrijver van regen
en ook ik heb geen gras. Wat daarmee
gedaan. Ik hak den knoop in eens dooi
en zend al de zwarten weg om zelf gras
te halen, die vrouwen en kinderen bren
gen mij toch maar weinig aarde aan den
dijk. Gansch den dag dus brengt men
maar gras aan, morgen is liet Zondag
doch Maandag zal men het dak plaatsen,
's Avonds komt het vee uit Lukonzolwa
toe onder geleide van mijn vriend Gode-
fried, die uit Pweto naar Lukonzolwa
teruggekeerd is, om M Thiryfait te ver
vangen, naar Elisabethville geroepen.
Of dit onverwachte weerzien hartelijk
en vreugde was hoeft ge niette vragen.
Wij hebben gekout en geklapt als twee
oude wijven, over onzen leertijd in de
koloniale school van Laeken, onze reis
tot Lukonzolwa, en over de... toekomst
die wij hoopvol en niet moed te gemoet
zien. 't Was 3 uren 's morgens toen wij
ons in onzen pier legden, 't is morgen
immers Zondag, wij hoeven ons niet te
geneeren.
(laaide zij in do stad.
Hare komst ontstak bij de Muzelmannen,
doodvijanden der geloovigcn, niet alleen
verbolgenheid, maar tevens iiooge verba
zing. Werktuiglijk sloegen zij de band aan
hunne wapenen er slaakten kreten van
toorn en spijt. Niet éen woord kwam uit
Wilfried's mom'. vol weemoed en angst
bemerkte hij, altijd duchtig voortstappende,
de rampvolle gisting onder de inwoners
de gemoederen verbitterden al langs 0111
meer kreten, die hem de beschuldiging
der verwoeste stad verweten, troffen hem
en, boe zeer Dij zijn volk tot grooten spoed
aanzette, des te inniger hij overtuigd werd
dat niets, baast nog kalmte, baten kon
Integendeel, hunne slaafsche onder verping
had een gansch verkeerd uitwerksel en de
toestand geraakte meer om meer gespannen.
Plots bleef het leger gestremd. De voor
wacht was overvallen en, midden der stad.
tegengehouden. Al de inwoners liepen te
wapen stormklokken luidden vrouwen
1 en kinderen braken der kruisvaarders 1-an-
gen en sloegen tie soldaten in het wezen.
I Vooruitgebood de overste Vluch
ten Vluchten
Voor dc eerste maal weigerde men aan
zijn dringend bevel te gehoorzamen. Nie
mand week eenen duim breed.
Vluchten schreeuwde hij Redt u
Nooit. donderde het 1 Wij weren
ons tot den dood
Tot den dood Tot (len dood
God wil het huilde Wilfried, ver
gramd en hitsig over zijn oogenblik van
zwakheid Voor Jeruzalem en liet Heilig
Graf
Op een omzien waren soldaten en burgers
handgemeen zwaarden en speren vormden
hoven hunne hoofden een hoscli van flik
kerend staal, het geklikklak eene muziek
van ijzingwekkende harmonij, liet wraak-
getier en gehuil der strijdenden eenen
doodenzang.
Eilaas De kruisvaarders zouden het
onderspit delven ondanks hunnen leeuwon-
moed. Wat vermocht hun klein leger tegen
duizenden bloeddorstige afgodendienaars,
die op eigen grond vochten en liet verraad
en verrassing onafscheidbaar aan hunne
zijde hielden Hun getal smolt als de
sneeuw voor de zon. En, desniettegen
staande, zetten de Turken do afgrijselijke
raensclienslaehting voort, doorwroetten met
helsche wreedheid de ingewanden der
weerloozen
Slechts een vijfhonderd Christenen kamp
ten nog met den dood.
De krijg was uitgewoed. Antiochié be
hield de zege.
Het gering getal overgeblevene der
kruisvaarders was met zyn«n bevelhebber
op de vlucht gegaan. Gedurende den nacht
had men geen oogenblik stil gebleven de
nederlaag had hun vleugels aan het lichaam
gehechtweenende over het lot hunner
wapenbroeders, de lippen ten bloede per
sende van verkropte gramschap, gemarteld
De - Oudheidkundige Kring van
de Stad en het voormalig Land
van Aalststuurde dezer dagen aan
zijne leden een werk dat de aandacht
heeft opgewekt der geschiedkundigen en
inzonderheid der Aalstenaars, liefhebbers
hunner aloude geschiedenis. Geen
wonder het is het Cartularium en
Renteboek van het begijnhof
St-Catharina op den Zavel te
Aalst, uitgegeven door den eerw. heer
E. Soens, (1) schrijver van menigvuldige
geleerde navorschingen en om zijne
hoeken, Rol van het booze begin
sel en Handboek van Germaan-
sche Godenleer door de Koninklijke
Vlaamsche Akademie bekroond.
Bij het lezen der eerste bladzijden is
men reeds overtuigd van de waarde der
stof en van de meesterlijke wijze op
dewelke deze behandeld wordt. Eerst
krijgen wij in eene zaakrijke inleiding,
een klaar en kort begrip over den oor
sprong der begijnhoven in het algemeen
en over dit van Aalst in liet bijzonder.
Met kracht van bewijzen toont de schrij
ver dat niet de H. Begga als stichtster
der huidige begijnhoven mag worden
aanzien en wel voornamelijk niet, om
de reden dat deze heilige in de VIP eeuw
leefde, terwijl geen enkel begijnhof
hooger opklimt dan tot het einde der
XII" eeuw. Op menige plaats waren
er wel vóór dien tijd, in Nederland en
Duitschland, geestelijke dochters die als
conversen rond eene abdij, of als kluize
iiaressen rond ccnc kerk, een stil en
godvruchtig leven leidden, onder het
toezicht van nabijwonende priesters
zooals onlangs, na den eerw. heer Soens,
een geleerde uit Diisseldorf, kapelaan
heer Greven, (21 komt uit een te zetten
doch deze waren geene eigenlijke begij
nen. Naar de meening van eerw. lieer
Soens en van de meeste geschiedschrijvers
dezer laatste tijden, hebben de begijn
hoven hun ontstaan te danken aan den
Luikschen priester Lambertus Le bègiuï
of den stamelaar. In het heetste van
den Investituurstrijd, middenin du
hevigste woelingen tusschen Kerk mi
Staat, en het grofste zedelijk verval, ver
gaderde deze vrome priester eenige god
vruchtige juffrouwen aan de poorten der
stad Luik, gaf hun langzamerhand wijze
vermaningen met vaste regels en bouwde
hun een kerkje, Sint-Christoffel genaamd,
waarrond de huizen der juffrouwen
werden geschaard. Zoo ontstond liet
eerste begijnhof te Luik in 1179-80. Van
daar kwam de eigenaardige instelling
naar Nederland, Frankrijk en Duitsch
land over, en werd er met den groolsien
bijval verspreid. Immers, het leven der
begijnen houdt tusschen vroom- en vrij
heid eene middelmaat en is aan liet
karakter der Nederlandscho volkeren
(1) Eertijds leeraar van Rhetorica in
Sint Lievenskollegie te Gent, nu leeraar
van Godsdienst bij het Koninklijk
Atheneum derzelfde stad.
(2) Oorsprong der begijnhoven.
door het vuur van den vlammenden haat
die hun binnenate verteerde, stormden zy
voort.
Andermaal stonden zij onopzettelyk voor
een oud burchtslot.
Verlaten, onbewoond merkte een
ridder op. Wilfried twijfelde. In weerwil
zijner onzekerheid ontbrak hem kracht en
moed om verder te reizen. Na eene korte
poos rustens velden zij, by middel hunner
zwaarden, eenige jonge boomen turneèr,
die zy gebruikten tot het oprichten van
tenten of aanleggen van vuren.
Weinig werd er dan gesproken. Moede
loos en uitgeput vielen zij, rug aan rug,
gelijk ontzielde wezens, aangetast door eene
brandende koorts,in een woeligen slaap.
De morgenstond vond velen der ongeluk-
kigen nog wakend.
V.
Het slot, onder wiens scbaduwe het zóo
besnoeide christene leger had stand gevat,
kon onbetwistbaar, in sterkte en omvang,
op goeden uitslag, vele kastoelen naar do
kroon steken. Door breede wallen, diepe
grachten, als in een slank keurslijf geregen
en omvat, waarvan de logge ophaalbrug u n
sluithaak scheen, mocht het met recht een
kunstjuweel uit de eerste jaren der bescha
ving genoemd worden. Den uitgeslrekten
voorhof opgestapt, trof men deneigenlijken
burcht aan.
Wordt voortgezst.
1