Zondag 7 Juli 1912. 5 centiemen het nummer. 65ste Jaar 4503. Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan GODSDIENST, HUISGEZIN, EIGENDOM, van de Stad en 't Arrondissement van Aalst. VADERLAND, TAAL, VRIJHEID. Guldensporenslag. II Juli 1502. GELOOF EN LIEFDE Prijzei) vaij Reinigljeid, Vit mijn Congoleesch dagboek HET BEGIJNHOF VAN AALST DE DENDERBODE Dit blad verschijnt den Woensdag en Zaterdag van iedere week onder dagteekening van den volgenden dag. De prijs ervan is tweemaal ter week voor de Stad 5 frank mei den Post verzonden 6 frank 's jaars, fr. 3,25 voor zes maanden fr. 1,75 voor drij maanden, voorop te betalen. De inschrijving eindigt met 31 December. De onkosten der kwit- tantiën doo de Post ontvangen zijn ten laste van den schuldenaar. Men schrijlt in bij G. VAN DE PUTTE-GOOSSENS Korte Zoutstraat, nr 31. en in alle Postkantoren des Lands. Per drukregel Gewone 15 centiemen Reklamen fr. 1,00 Vonnissen op 34* bladzijde 50 centiemen. Dikwijls te herhalen bekendmakingen by accoord. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd. Heeren Notarissen moeten hunne inzendingen doen, uiterlijk tegen den Dijnsdag en Vrijdag in den voormiddag. Voor de advertentiën uit vreemde landen zich te wenden ten bureele van dit blad. CL'IQI'M aUL'M. Aalst, 6 Juli 1912. Weer breekt de luisterrijke datum aan die als een reuzeneik staat op 't roemrijk veld van Vlaanderen's verledene en ons de gewichtigste gebeurtenis uit onze geschiedenis herinnert. Nog altijd is Vlaanderen onafhankelijk, dank zij den gezegenden dag van 11 Juli 1302 nog altijd mogen wij 011s ver heugen in onze nationaliteit en vrijheid mogen wij ongedwongen knielen en bid den, en liet vrije woord spreken van ons vrij gemoed. Aan de helden van Groeninge hebben wij liet te danken dat wij nog als volk bestaan en roemrijke eeuwen hebben gekend dat wij de Vlaamsche kunst de gansche wereld dooi- hebben doen hoog schatten en welvaart hebben genoten. Waren onze Vaderen over 610 jaren, zoo moedig, zoo krachtdadig niet ge weest, wij waren al meer dan 6 eeuwen door bet groote Frankrijk opgeslorpt geworden en denkelijk zou hot Vlaam sche volk geen bestaan meer hebben gehad de naam van Vlaming ware verloren gegaan. Ja, dan hadden wij reeds zes eeuwen den moedwil dor Franschc koningen, keizers en republikeinen moeten verduren en Onder bedwang slaan van uitbuiting en ;ifpt;rsing Dan hadden wij ons aan deel gehad in al de ongerechtigheden die sedertdien in Frankrijk hebben plaats gehad. Als volk zouden wij,de ijselijkheid op ons geweien hebben geladen der moord onzer vorsten, van Europa ver scheidene malen Ie zwaarde en te vine te hebben gebracht en tijdens de huivering wekkende revolutie der zonderbroeken van 1790, 300 duizend onschuldige men- sclien te hebben vermoord. I)e geschiedenis van Frankrijk vooral dezer laatste jaren is verre van heilzaam te zijn voor land en volk. Moesten wij de oorlogen, tie schanda lige verduisteringen en ware plunderin gen van Staats- en andere gelden, den godsdienstoorlog, den roof der kerk- en kloostergoederen, de verbanning der kloosterlingen, de volksverdrukkingen, de dwinglandij, de volksontaarding, dó schelmerijen,enz. herinneren hel zou ons te verre leiden. Frankrijk is onder geen opzicht te ver gelijken aan Vlaanderen. Dnmcrs geen land ter wereld heeftzoovele voorbeelden van burgerdeugd opgeleverd dan Vlaan- deren. Waar heeft de vrijheidzueht zoovele edele karakters gevormd, zooveel groot heid van gemoed, zoovele opoffering doen ontstaan Hier te lande wilde vaderland zeggen iiiiERD, hier wilde het zeggen autaar, hier werd het woord begrepen in zijne edelste beteekenis. Geschiedkundige ridderroman uit den eersten kruistocht door Petrus Van Nuffel. 5e Vervolg IV. De ontwakende dageraad baadde zich 111 purperen gloed. Twijfelachtig blonk de dagfakkel, in worstel met den wegsmelten de» nacktmist, die het sluimerende dorpje nog steeds met grijze schaduwen over dekte. Langzaam verdween de nachtsehe- moring en glom do zon in vollen luister aan de kim op, kleurde er den hemel met kla- tergoudlicht en wierp over het aardrijk duizenden stralen, welke zich glinsterend in de dauwdroppelen spiegelden. Wijl de rillende morgenkoude verdrongen werd door eene weldoende warmte, herleefde ganscli de natuur en scheen alles den lof van den Schepper te zingen en Hem te danken. Eenige dorpelingen kwamen op de stoe pen hunner huizen, tuurden eens nieuws gierig de straal, in, links en rechts, of blikte.) naar de diepblauwe lucht en pen den nadien de luiken. Een uur daarna had alles in de gemeente zijn gewoon uitzicht hernomen. Meisjes, die manden op het hoofd De Guldenspörenslag heelt dit alles teweeg gebracht, maar nog meer moet het. Het gestadig blootstaan aan vreemden invloed, heeft hel karakter van ons volk wel eenigszins ontaard, maar dank ons roemrijk verleden, dank onze deugden als stam, zullen wij onze eigen volksaard heroveren. Wij moeten ons eigen zijn in kunst, in onderwijs, in betrachting, in handel en wandel. Ons groote verleden alleen verlichtte de baan onzer toekomst. Herworden wij Vlamingen met al de deugden welke onze vaderen versierden en hun dien glorievollen naam in de wereldgeschiedenis deden verwerven. Ons Vaderland is ons niet te klein, maar het moet zijn eigen blijven, daarin ligt de grootheid van den dag van mor gen, daarin ligt Vlaanderen's roem. Alles voor Vlaanderen, en Vlaanderen voor Christus die leuze sta in ons hert geprent. Minnen wij hot kleine en toch zoo groote Vaderland, leerden wij zijne ge schiedenis, stellen wij belang in zijne kunst, zijne taal weze ons lief. Het weze in het Vlaamsch dat wij den ken en bidden. Als Vlamingen worden onze kinderen geboren, als Vlamingen gaan wij Ion grave in 't Vlaamsch outwikkele onze geest en loeren onze kinders God bidden en onze ouders eoren. O dan. Ij liljj-jL iv.ij.-ATa:uidor-"ii lief, omdat hel ons Vlaanderen is, gelijk wij onze moeder minnen omdat zij onze moeder is. Aldus volbrengen wij ecneb plicht, aldus zullen wij worden een volk dat schittert in eigen glans en de grootheid van voorheen herleven doel Dinsdag voormiddag, heeft ter groote feestzaal van hot Stadhuis, de Prijsuil reiking van Reinigheid met het gobrui kei ijk cermomëol, plaatsgehad. Te dezer gelegenheid sprak onze acht bare heer Burgemeester MI,.Glieeraerdts, de volgende redevoering uit op de welke wij de ernstige aandacht onzer Model ui r gers inroepen Dames! Heeren Het Stadsbestuur heelt er steeds aan gehouden in do feestelijkheden der jaar- lijksche kermis te begrijpen de uitdeeling der prijzen aan de behoeftige huigezinnen op de welke de aandacht is getrokken geweest om hunne goede verzorging, hunne zindelijkheid en hunnen geordenden levenswandel. Benevens het liefdadig doel trachten wij aldus de algemeene belangstelling op te wekken voor hel bewaren der gezondheid in de- werkers- woonsten. Immers wat moot. het meest medehelpen 0111 ziekten te voorkomen, tenzij de reinheid in de omgeving, in de huiskamer waar het dagelijksch voedsel wordt verbruikt, in de slaapvertrekken waar, na lastigen arbeid, de verkwik kende en herscheppende rust wordt ge-j noten Is het de plicht van een openbaar Be-! stuur bij middel van eene uitzonderlijke} belooning de behoeftigen aan te moedigen, f ook dienen de werklieden te worden in! de gelegenheid gesteld ene behoorlijke! woonst met al het noodigedat er toestaat! aan te treffen. Het is de reden van den strijd dien wij hebben gevoerd tegen de ongezonde en onbewoonbare huizen, strijd, dien wij, ondanks harde bekam- ping van menige belanghebbende eige naars, toch hebben gewonnen. Hij heeft' voor gevolg gehad lal van gebrekkige huisjes te doen verdwijnen en ze te doen» vervangen door goed verluchte en aan-f trckkelijke gebouwen, zoodat het uitzicht! der Stad op sommige plaatsen er gansch! is door veranderd. Maar het is niet genoeg het gebouw: hoog en breed op te richten, de bewoners' moeten zich nog liet allernoodzakelijkste: der levensbehoeften, dat is het drinkwa- f tor, in goede voorwaarden kunnen ver-I schaffen. Gebrek aan zuiver, gebruikbaar; water is bijna altijd de oorzaak van! besmettelijke ziekten, onder ander de; typhuskoorts,die voortdurend slachtoffers! maken. Uit de meeste onderzoeken die dadelijki worden bevolen in ieder geval aan ons. Bestuur ter kennis gebracht, is het ge-i bleken, dat het ontslaan der ziekte loe te'f wijlen is, t zij aan don slechten toestan<.\ van oenen waterput, 't zij aan de schade lijke iiidringingen van den inhöud van oenen nabij bestaanden gemnkput. De eigenaars moeien zorg dragen dal de ge makpuiten in goeden staat gehouden worden, want op hen weegt eene groote zedelijke verantwoordelijkheid hunne onachtzaamheid, hunne kwade wil kun nen soins hel leven aan talrijke menschep ontnemen. Maak ik van deze gelegenheid gebruik om de aandacht hierop te vestigen, dan moetik er onmiddelijk hij voegen dat onze Stad eene der gezondste verblijfplaatsen is van gansch het land allen moeten wij samenwerken 0111, door de middelen in ous'bereik, dezen to -stand te behouden en nog Ie verbeteren. Eu hier dat ik spreek, bijzonderlijk tot de werkende klas, tot de vaders en de moeders, kan ik niet nalaten hunne be hoedzaamheid op te wekken legen de vreeselijke kwaal der teringziek te, waar-, legen de wetenschap der geneeskundigen meest altijd onmachtig schijnt.Reinigheid in hel huishouden en voorzichtigheid om verkoudheid te vermijden bij het verlaten van overmatig verwarmde fabriekplaat- sen of danszalen, zijn de bestendige voor zorgen die van deze gevaarlijke ziekte best zullen bevrijden. Aan dezen welke lieden eenen prijs ontvangen stuur ik mijne beste geluk wen- sclien. Dat het eene aanmoediging weze om meer en meer tot voorbeeld t<- dienen aan degenen die hen omringen, dat het hun aanzette om aan hunne geburen.door woord en daad.de overtuiging in te pren ten van al het geluk dat kan genoten worden in een rein en deftig leven. Aan U, Dames en Heeren, welke voort durend bezorgd blijft met de liefdadige instellingen binnen deze Stad en er edel moedige menschlieveiidheid beloont, bied ik, in naam van de gansche bevolking, de uitdrukking van welverdiende erken tenis Eene algemeene geestdriftige toejui- ching'tfegroelte deze zoo wel doordachte raadgevende redevoering. Vroeger jaren beliep het getal prijzen, bestaande meestal in slaapgerief enz. tot 28; dees jaar waren er 42 prijzen. Jaar lijks zullen ze noodzakelijk nog moeten vermeerderen in evenredigheid van den aangroei onzer bevolking. door Cosïn. Stichting van den landbouwpost van Kitunguru. XIV. 1 NovemberAllerheiligen. Feest in de kerken van België en der gansche kristen beid. Wat doet het hier deugd aan het hart, wanneer men hier als verloren alleen en als builen de wereld den blik len hemel kan richten, en denkt, daar is mijn vaderland, daar zijn Zusters en Broeders in hel geloof tot wie ik mij in nood en druk mag wenden en die mij helpen zullen. Dit troostend gedacht ver vulde mij dezen morgend bij mijn ontwa ken, toen ik mijn morgondgebed bad. Ik speel mijne beste witte kleederen aan, de dag belooft schoon tez jn, de zon schijnt zoo lief door de wolken en noodigt tot wandelen uit. Om 8 ure doe ik mijn boy, mijn velo gereed maken en 8 d/2 ure ben ik reeds uit alle macht aan 't duwen op de pedaals om dien berg daar 1/2 uur van Kitunguru op te rijden. Ik ga eens per velo eene lange wandeling doen vandaag en de omstreken en dorpen eens verkennen, üo weg loopt over bergen, door valleien, met afgebrand gras, zoodat zij als zwarte reuzen vlekken vormen op een groen lapijl, door revieren, kleine en groote, wier wateren vloeien over een bed van grauwe rotsblokken en als eene zilveren geschubde slang, slingeren onder de groene takken der hoornen wier bladeren tot in het water hangen en over de slang, als een heerlijk groen, doch don ker gewelf vormen, doordichte wouden met kreupelhout en misvormde kromme hoornen, door uitgestrekte wouden van bambous, 6 a 7 meters hoog, door naakt geblakerde pleinen en kleine en groote dorpen, waarvan de bewoners u welkom heeten en u volgens inlandsch gebruik hunne onderwerping en onderdanigheid betuigen. Daarna werpen zij zich op den grond, raken dien met beide handen aan, brengen ze daarna aan hel hart, om eindelijk eenige malen in de handen Ie klappen. Dit beduidt dat zij de overheid droegen met allerhande mondbehoeften, vertrokken naar de nabijgelegen plaatsen om hunne waar aan den man te brengen oude en jonge boeren, landbouwershalm op den schouder, gingen naar den akker. Hier en daar stonden vrouwen, die, onder heftige gebaren, een belangwekkend gesprek had den aangeknoopt. Maar wat voorzeker dn algemeene drukte ovorheerschte, was wel eene menigte knapen van allen leeftijd, die de wijk naar bet kleine dorpsforum kozen en daar, onder elkaar, met begeestering, als om strijd, snoefden van vechten, moor den en branden, van soldaten <n ridders. Wat die jonge snaken zinnens waren Wanneer hedendaags, door onze dorpen en steden, i-uitcryregimenten voorbijtrekken, ziet men deze. telkens vergezeld van de woelige, prettige straatjeugd, die hen bij liet krijgsmuziek, dansend en springend, enigen tijd gezelschap houdt... Eens de laatste tonen van de muziek verdwenen, haasten zich allen, moe en afgemat, terug tot moeder's dak. Alom is en was de jeugd dezelfde. Het sloeg negen uren. Bereids werden de knapen ten hevigste in hun ongeduld geprikkeld, wanneer drio klaroenblazers verschenen, die, bij middel van hun schel geluid, het leger ter bijeenkomst maanden. Van alle kanten daagden krijgers op. Wil fried eveneens sloot zich bij de makkers aan en blikte met voldoening over de schaar. Lang gerekt bazuingeblaas klonk over liet dorp. Alle rangen kwamen in beweging en stapten voorwaarts De jeugd wuifde met de zakdoeken of liep hand in hand, dansend en huppelend, voorop, i Lang duurde deze marscli. Geen knaap I was meer tc bespeuren. Voor het vallen van den avond, naderde men eene groote, sterke stad. Elk wis ver- vervuld met een angstig voorgevoel. E11 inderdaad, er warou redenen toe. Van er te blijven rusten kon in geenen deele spraak j wezen te klein in getal en erg tw ijfelende of er wel van hunne strijdgenooten binnen de vesting waren, vreesden zij zeer in deze te treden. Toch kon men de stad niet ont wijken om Jeruzalem to bereiken. Wat aangevangen Ridders en edelen stonden, in dichte schaar, elkaar diepdenkend te aanzien. Die stad...? wees Wilfried... Antiochié rolde het koud. Geen middel haar te ontkomen? Dat is een gewaagd bestaan... Wij moeten er evenwel door, dwars door Niets kon Wilfried, na eene genomenc bepaling weerhouden. Hij dreef die kost wat kost door, zonder gevaren te tellen. Gaan wij vooruitmoedigde hij aan 1 dat niemand van ons eenige hoegenaamde j uitdaging beantwoorde en smaad en schimp, vanwege de bevolking van Antiociiié, ver- j dure. Binnen eenige uren zijn wij buiten hun bereik en stellen wij onze tenten. De karavaan draalde niet. Mistrouwig dei' blanken erkennen en in de vrede met u willen leven. Ik koop er kiekens en eieren en beveel hun dit alles 's anderen daags naar Kitunguru te dragen dio bwana - 't zal gebeuren. Ik betaal ze, geef een matabiche aan den sultano, spring op mijn velo en ben weg naar een ander dorp. Ten 11 ure zet ik mij op een boomstam onder de lommerrijke reuzenkruin van een monsterboom, noem uit mijnvelova- lies, twee harde beschuiten en eene doos viande militaire. Wanneer dit alles bin nengespeeld is, dient mij de ledige doos om water te scheppen in de rivier en op matige wijze mijnen dorst te lesschen want overvloedig water drinken in de zon en als men bezweet is, zou gevaarlijk zijn Tot 2 ure 's namiddags blijf ik daar rusten en droomen waarna ik op mijn gemak de terugreis aanvang en vermoeid doch tevreden om 5 1/2 ure te Kitunguru terug kom. 2 November Gansch den dag regent het zoodat er van werken geen spraak- kan zijn en ik stillekens in mijne tent blijf zitten en het plezier van don regen wazio. 3 November Nog immer regenen, re genen, doch nu vergezeld van donder en bliksem Zelfs geen gedacht van werken en nogmaals zie ik gansch den dag van uit mijn tent dit vervelend waterspel na. 't Is toch een heerlijk, grootsch doch tevens vreeswekkend schouwspel, wan neer die watermassa zoo de bergen af rolt en hoornen en rotsblokken in zijne onstuimige vaart medesleurt en op enkele minuten aan den voet der bergen, rivieren vormt van 40 tot 50 meters breed, daar waar men gisteren nog droogvoets door ging Daaruit kunt ge u een gedacht vor men welke onschatbare hoeveelheid water er hier op enkele minuten neer valt. 4 November De lucht is uitgeklaard, doch ik sla voor eene donkere kwestie. M. Godin laat mij weten dat hij mij heden het vee van Lukonzolwa zal zenden en ik moet zorgen dat de stalling in orde is. Ja, zonder dien dwarsdrijver van regen en ook ik heb geen gras. Wat daarmee gedaan. Ik hak den knoop in eens dooi en zend al de zwarten weg om zelf gras te halen, die vrouwen en kinderen bren gen mij toch maar weinig aarde aan den dijk. Gansch den dag dus brengt men maar gras aan, morgen is liet Zondag doch Maandag zal men het dak plaatsen, 's Avonds komt het vee uit Lukonzolwa toe onder geleide van mijn vriend Gode- fried, die uit Pweto naar Lukonzolwa teruggekeerd is, om M Thiryfait te ver vangen, naar Elisabethville geroepen. Of dit onverwachte weerzien hartelijk en vreugde was hoeft ge niette vragen. Wij hebben gekout en geklapt als twee oude wijven, over onzen leertijd in de koloniale school van Laeken, onze reis tot Lukonzolwa, en over de... toekomst die wij hoopvol en niet moed te gemoet zien. 't Was 3 uren 's morgens toen wij ons in onzen pier legden, 't is morgen immers Zondag, wij hoeven ons niet te geneeren. (laaide zij in do stad. Hare komst ontstak bij de Muzelmannen, doodvijanden der geloovigcn, niet alleen verbolgenheid, maar tevens iiooge verba zing. Werktuiglijk sloegen zij de band aan hunne wapenen er slaakten kreten van toorn en spijt. Niet éen woord kwam uit Wilfried's mom'. vol weemoed en angst bemerkte hij, altijd duchtig voortstappende, de rampvolle gisting onder de inwoners de gemoederen verbitterden al langs 0111 meer kreten, die hem de beschuldiging der verwoeste stad verweten, troffen hem en, boe zeer Dij zijn volk tot grooten spoed aanzette, des te inniger hij overtuigd werd dat niets, baast nog kalmte, baten kon Integendeel, hunne slaafsche onder verping had een gansch verkeerd uitwerksel en de toestand geraakte meer om meer gespannen. Plots bleef het leger gestremd. De voor wacht was overvallen en, midden der stad. tegengehouden. Al de inwoners liepen te wapen stormklokken luidden vrouwen 1 en kinderen braken der kruisvaarders 1-an- gen en sloegen tie soldaten in het wezen. I Vooruitgebood de overste Vluch ten Vluchten Voor dc eerste maal weigerde men aan zijn dringend bevel te gehoorzamen. Nie mand week eenen duim breed. Vluchten schreeuwde hij Redt u Nooit. donderde het 1 Wij weren ons tot den dood Tot den dood Tot (len dood God wil het huilde Wilfried, ver gramd en hitsig over zijn oogenblik van zwakheid Voor Jeruzalem en liet Heilig Graf Op een omzien waren soldaten en burgers handgemeen zwaarden en speren vormden hoven hunne hoofden een hoscli van flik kerend staal, het geklikklak eene muziek van ijzingwekkende harmonij, liet wraak- getier en gehuil der strijdenden eenen doodenzang. Eilaas De kruisvaarders zouden het onderspit delven ondanks hunnen leeuwon- moed. Wat vermocht hun klein leger tegen duizenden bloeddorstige afgodendienaars, die op eigen grond vochten en liet verraad en verrassing onafscheidbaar aan hunne zijde hielden Hun getal smolt als de sneeuw voor de zon. En, desniettegen staande, zetten de Turken do afgrijselijke raensclienslaehting voort, doorwroetten met helsche wreedheid de ingewanden der weerloozen Slechts een vijfhonderd Christenen kamp ten nog met den dood. De krijg was uitgewoed. Antiochié be hield de zege. Het gering getal overgeblevene der kruisvaarders was met zyn«n bevelhebber op de vlucht gegaan. Gedurende den nacht had men geen oogenblik stil gebleven de nederlaag had hun vleugels aan het lichaam gehechtweenende over het lot hunner wapenbroeders, de lippen ten bloede per sende van verkropte gramschap, gemarteld De - Oudheidkundige Kring van de Stad en het voormalig Land van Aalststuurde dezer dagen aan zijne leden een werk dat de aandacht heeft opgewekt der geschiedkundigen en inzonderheid der Aalstenaars, liefhebbers hunner aloude geschiedenis. Geen wonder het is het Cartularium en Renteboek van het begijnhof St-Catharina op den Zavel te Aalst, uitgegeven door den eerw. heer E. Soens, (1) schrijver van menigvuldige geleerde navorschingen en om zijne hoeken, Rol van het booze begin sel en Handboek van Germaan- sche Godenleer door de Koninklijke Vlaamsche Akademie bekroond. Bij het lezen der eerste bladzijden is men reeds overtuigd van de waarde der stof en van de meesterlijke wijze op dewelke deze behandeld wordt. Eerst krijgen wij in eene zaakrijke inleiding, een klaar en kort begrip over den oor sprong der begijnhoven in het algemeen en over dit van Aalst in liet bijzonder. Met kracht van bewijzen toont de schrij ver dat niet de H. Begga als stichtster der huidige begijnhoven mag worden aanzien en wel voornamelijk niet, om de reden dat deze heilige in de VIP eeuw leefde, terwijl geen enkel begijnhof hooger opklimt dan tot het einde der XII" eeuw. Op menige plaats waren er wel vóór dien tijd, in Nederland en Duitschland, geestelijke dochters die als conversen rond eene abdij, of als kluize iiaressen rond ccnc kerk, een stil en godvruchtig leven leidden, onder het toezicht van nabijwonende priesters zooals onlangs, na den eerw. heer Soens, een geleerde uit Diisseldorf, kapelaan heer Greven, (21 komt uit een te zetten doch deze waren geene eigenlijke begij nen. Naar de meening van eerw. lieer Soens en van de meeste geschiedschrijvers dezer laatste tijden, hebben de begijn hoven hun ontstaan te danken aan den Luikschen priester Lambertus Le bègiuï of den stamelaar. In het heetste van den Investituurstrijd, middenin du hevigste woelingen tusschen Kerk mi Staat, en het grofste zedelijk verval, ver gaderde deze vrome priester eenige god vruchtige juffrouwen aan de poorten der stad Luik, gaf hun langzamerhand wijze vermaningen met vaste regels en bouwde hun een kerkje, Sint-Christoffel genaamd, waarrond de huizen der juffrouwen werden geschaard. Zoo ontstond liet eerste begijnhof te Luik in 1179-80. Van daar kwam de eigenaardige instelling naar Nederland, Frankrijk en Duitsch land over, en werd er met den groolsien bijval verspreid. Immers, het leven der begijnen houdt tusschen vroom- en vrij heid eene middelmaat en is aan liet karakter der Nederlandscho volkeren (1) Eertijds leeraar van Rhetorica in Sint Lievenskollegie te Gent, nu leeraar van Godsdienst bij het Koninklijk Atheneum derzelfde stad. (2) Oorsprong der begijnhoven. door het vuur van den vlammenden haat die hun binnenate verteerde, stormden zy voort. Andermaal stonden zij onopzettelyk voor een oud burchtslot. Verlaten, onbewoond merkte een ridder op. Wilfried twijfelde. In weerwil zijner onzekerheid ontbrak hem kracht en moed om verder te reizen. Na eene korte poos rustens velden zij, by middel hunner zwaarden, eenige jonge boomen turneèr, die zy gebruikten tot het oprichten van tenten of aanleggen van vuren. Weinig werd er dan gesproken. Moede loos en uitgeput vielen zij, rug aan rug, gelijk ontzielde wezens, aangetast door eene brandende koorts,in een woeligen slaap. De morgenstond vond velen der ongeluk- kigen nog wakend. V. Het slot, onder wiens scbaduwe het zóo besnoeide christene leger had stand gevat, kon onbetwistbaar, in sterkte en omvang, op goeden uitslag, vele kastoelen naar do kroon steken. Door breede wallen, diepe grachten, als in een slank keurslijf geregen en omvat, waarvan de logge ophaalbrug u n sluithaak scheen, mocht het met recht een kunstjuweel uit de eerste jaren der bescha ving genoemd worden. Den uitgeslrekten voorhof opgestapt, trof men deneigenlijken burcht aan. Wordt voortgezst. 1

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Denderbode | 1912 | | pagina 1