MELKERIJ. HET NEERHOF. Volkswetenschap. Ontginning. rapen aan de paarden. De rutabagas zijn beter dan de gewone witte of gele rapen. Volgens een befaamd landbouwkun dige zijn 50 kg. rapen zoo voedzaam als 11 kg. hooihij oordeelt dat voor paarden welke geen snelheid moeten leveren, de rapen kunnen gegeven worden in plaats van haver. Het schijnt dat het paard veel smaak heeft in gekookte rapen. Door dit voedsel wordt het haar der paarden glad en blinkend. Evenals de aardappelen zijn de onge kookte rapen ook te zeer afdrijvend. Ze moeten dus gaar gekookt of gestoomG worden,men dient ze toe, des avonds na den arbeid en, wanneer de knollen te dik zijn. snijdt men ze aan stukken. De boonen zijn een uitstekend voedsel voor paarden die veel arbeid moeten leveren ze passen beter voor oude dan voor jonge paarden. Men geeft van 1 1/2 kg. tot 3 kg. per dag en men vermindert met hetzelfde gewicht de haver. Erwten worden meestal onder de boo nen gemengd, omdat ze lastiger te ver teren zijn. Voederkoeken, vooral de aardnootkoe^ ken, verbrijzeld en met de gekookte aardappelen of rapen vermengd, zijn uitmuntend. Men geeft van 1 tot 2 kg. per dag. Men ziet dat de Engelschen hunne landbouwpaarden op geheel andere wijze voeden. Behalve de wortelen, de boonen. de erwten, de voederkoeken, de gerst en de maïs, meenen wij dat de andere voe dermiddelen, zooals gekookte aardappe len en rapen, vooral met 35 kg. van de eerste en 50 k. van de tweede toegediend, niet aan te prijzen zijn. Gekookt voeder is zoo weinig gepast voor het paard als voor het schaap, welke eerder droog voeder moeten ontvangen, merken wij alleen op dat de gedroogde aardappelen beter zouden passen. F. Pirard Landbouw-1 ngen ieur (Verboden! nadruk). Keukenzout voor de Koeien Chloor en sodium zijn bijzondere bestan ddeelen van het bloed en deze stoffen worden spoedig met de vloeibare uitwerpselen uit het lichaam verwijderd. Men zal dus begrijpen dat er voortdurend voor deze stoffen bij de voeding der koeien moet gezorgd worden. Welnu in het gewoon veevoeder granen, aardappelen, beeten enz. komt maar weinig chloor en ook sodium voor. Wij moeten dus keukenzout toedienen, welk uit- sluitélijk uit deze twee stoffen be staat, zout geeft daarenboven een aangenamen smaak aan het voeder vermeerdert de vorming van speek sel, maag-en darmsappen, waar door de vertering beter en spoedi ger geschiedt. Men heeft zelfs te rechte mogen zeggen dat het toedienen van zout de melkopbrengst heeft bevor derd. vermits eene betere verte ring van het voedsel ook eene grocter melkvorming voor gevolg moet hebben. Verwaarloozen wij dus het zout niet in de voeding. Of, wat het best is, leggen wij inde kribbe een steen van klipzout, waaraan de dieren kunnen likken zooveel ze willen Het is betreurenswaardig dat, ondanks de voordrachten, die overal sinds jaren worden gehouden, ondanks de menig vuldige artikels,die daarover in bladen en tijdschriften verschijnen, ondanks de melkerijscholen. er nog zooveel onver schilligheid in zake van melkerij gevon den wordt. Zeker kan er verbetering worden waar genomen, vooral waar er samenwerkende melkerij en tot stand kwamen, maar op zoovele, plaatsen is de reinheid, vooral bij de kleine landbouwers, nog altoos een ijdel woorddaar heerscht nog altoos de oude slenter. Soms ziet men benevens het gebruik van een afroomer, toch de dwalingen aangaande het Jjoter bereiden nog voortbestaan. Vooral voor de kleine hoeven kunnen de melkerijscholen groot nut opleveren daardoor worden de landbouwers er toe gebracht deel te maken van de samen werkende melkerij. indien er eene bestaat of de boter te bereiden volgens de voor schriften der wetenschapindien er geene melkerij in de nabijheid is. Bij sommige landbouwers kent men riog weinig of niets over de samenstelling der melk, over de veranderingen welke de melk' kan ondergaan. Men weet zelfs niet eens wat elke koe aan melk en aan boter voortbrengt. Men kent niets van het juist op maat rijpen van den room het gebruik van d( n warmtemeter in de boterkarn is evenmin gekend. Voor hen is de gewoonte en de ondervinding vol doende om uil te maken of de room warm of koud genoeg is. Zij hebben geen roommeter nog ander toestel om te onderzoeken hoeveel boter door elke koe wordt opgeleverd. Zij stellen zich tevre den met te zeggen die nieuwsgierigheid dient tot niets men moet de beesten nemen zooals ze zijn en hunne melk benuttigen zoo goed men kan fine. voeden zij hunne melkkoeien Daarover zijn ze zelv'en niet een-; inge licht een armvol hooi. een hoop rapen, enz. Naar de waarde van de voe<Wmid- delen wordt niet veel omgezien, men geeft veel van de voedermiddelen waarvan men veel op de hoeve heeft gewonnen. Men vraagt zich niet af of de melkop brengst daardoor begunstigd wordt en of door ander voedsel de hoeveelheid boter en melk niet zou toenemen. Vraag hun of ze niet vreezen dat1 de onreinheid van het lokaal en van de omgevende lucht (om hen niet te ver schrikken met den wetenschappelijken naam van microben) hunne boter zal bederven? Zij zullen enkellijk glimlachen, alhoewil ze toch moeten bekennen dat reeds dikwijls de boter slechts met groo- te moeiten kon verkregen worden. Het. is diingend noodig dat zulke landbouwers zich onderrichten in alles wat de melkerij betreft. Vooral bet jonge geslacht moet zich op de hoogte stellen van alles wat de wetenschap daarover heeft aan 't licht gebracht. De jonge lieden moeten de voordrach ten bijwonen, zij moeten «andachtig lezen de melkerijscholen volgen en naar goeden raad luisteren. Wij hebben reeds verscheidene artikels in or s Bijvoegsel afgekondigd, waaruit ze het grootste nut konden trekken. The L'airyman (Nadruk verboden) In West-Afrika, in de Antillen, in Indo-chinaen in Oceanië drin- .ken de kinderen nooit koemelk de inlandsche runders zijn geheel en al vrij van tuberculosis en toch' lijden de menschen er aan tering, zoodat de ziekte zich moet voort zetten van de,n eenen mensch op den anderen. De Duif. Men vraagt ons een artikel over de huisduif, daarom zullen wij hier cenige bijzonderheden mededeelen over de voornaamste variëteiten der tamme duif. Wij zullen ons echter onthouden van nauwkeurige beschrijvingen, welke te zeer breedvoerig zouden worden. Duiven vindt men overal, niet alleen in de dorpen, maar zelfs in de steden, als men maar over eene kleine ruimte beschikt, 't Is tezelfdertijd aangenaam en nuttig. Mm0 Millet Robinet, die een klein handboek over het neerhof schreef, vindt dat de duivenliefhebberij voor sommige personen in Belgie en Holland een ruitteerende drift is. Waarschijnlijk zijn hier de liefhebbers van reisduiven bedoeld, die, al zijn ze soms maar eenvoudige arbeiders, daar mede veel geld verliezen. Van die duiven zullen we hier niet spreken. De vogels van het dui vengeslacht tel len, over de wereld verspreid 72 soorten. Daarvan vindt men er m onze streken drie de rotsduif, de houtduif en de ringduif. Tot de eerste dezer drie soorten behooren de huisrassen, zooals de reisduivende kroppers, de capucientjesde geschelptede paumieerlende zwaluwduifde zwitsersche de ringslagersde tuimelaars enz. In de verschillende rassen komen dan nog talrijke variëteiten voor en elke variëteit heeft dan nog eens op hare beurt ver- scheidenen onder-variëteiten, die alle wederom naar de streek velschillende namen diagen. De Kroppers worden alzoo genoemd naar de eigenschap, die ze bezitten, om hun krop zeer dik met ingeademde lucht op te zwèllen de eene variëteit zwelt de krop bolvormig, de andere peervormig op. Het dunne uiteinde der opzwellingis naar de borst gerich*. F duiw deze* laatste variëteit zijn wat kleiner doch ze broeden zoo goed als de andere. Dë gewone, veldduif is zwaarder en ook sterker da» d<: kropper haar vlcesch is uitmuntend en ze broedt veel. Tusschen de huisduiven met roode ringen om de oogen en een rooden uitwas boven den bek, vindt men gepluimte van allerhande kleuren, 't Is deze variëteit die het meest ter markt wordt gebracht. Ook de Turksche duiven hebben dezen uitwas boven den bek, De Romeinsche duiven, veel verspreid in Italië, zijn wat kleiner dan de Turksche. Uit de kruising dezer verschillend va riëteiten ontstaan nu weer allerhande producten. Verder heeft men nog duiven wier poo- ten met pluimen bezet zijn*, deze ook zijn zeer viuchtbaar. zij broeden tot 8 en y maal per jaar. De trommelduiven, de kapkens, degescheltte, de zwaluwen, de tuimelaars, de ringslagers enz. zijn eerder prachtvogels, die in ge sloten hokken worden gehouden. De trommelaars hebben een kuifje in den nek en op den kop, de pooten bepluimd en hét geluid, dat ze laten hooren, gelijkt het verwijderd roffelen eener trom. De capucienen of kapkens hebben hun kop om geven van een dikken krans pluimen. De poolsche duif heeft een zeer korten en zeer dikken bek. De geschelpte is wit. uitgezon derd de kop, de uiteinden van vleugels en staart welke blauw, geel of zwart zijn. Ze zijn niet groot van gestalte en hebben achter tegen den kop een kuifje, in den vorm eener schelp. De zwaluwen vindt men niet veel de valkjes zijn geelbruin van kleur en hun pooten zijn bepluimd. In een volgend artikel zullen wij eenige bijzonderheden mededeelen over het ver zorgen en kweeken van duiven. Avicola (Verboden nadruk). M. F. Houssay heeft eene vergelij king gemaakt voor het Leggen van hoenders die gevoed worden met granen en andere die vleesch bij hun voeder ontvangen. Verder bevonden zich de hoenders in dezelfde voor- vjaarden. De vleeschelende hoenders gaven zwaarder en ook een grooler getal eieren twee graanetende hennen leg den de eene 127 eieren, wegende 0 k 691, de andere 67 eieren, wegende 4 kg. 050 van twee vleeschelende gaf de eene 176 eieren <~n de andere 121, wegende 10 kg. 195 en 7 kg. 154. Het ontginnen van heide hangt tegen woordig in de lucht. Ieder meent, dat hij met den tijd niet meegaat, wanneer hij niet ten minste een klein hoekje beide in bouw- of weiland heeft omgezet. Niet alle ontginningen gelukken evenwel, om de eenvoudige reden, dat niet alle heide gronden zoo geschikt zijp, dat ze met goed gevolg kunnen ontgonnen worden. Verder laat dikwijls de grondbewerking veel te wenschen over. En dit is zeker, waaraan de bewerking van den bodem niet de noodige zorg Woidt besteed, waar niet gezorgd wordt, dat de heidezode op de juiste diepte wordt ondergebrachtdaar brengt de ontginning dikwijls teleurstel ling. Ook is het om verschillende redenen gewenscht, dat de grond in het jaar van de grondbewerking niet wordt bebouwd. Daarentegen gelukken vele ontginnin gen ook zeer«goed. Maar dat is dan ook daar, waar met het bovenstaande rekening is gehouden. Van een ontginning in Hol land willen wij in 't kort de uitslagen mededeelen. Eerst over de bewerking. Deze had plaats in September van 't jaar 1911De grond, bestaande uit zwartachtig zand op rood zand, werd 35 c. M. omgespit zoodanig, dat de zode diep genoeg, maar ook niet te diep werd ondergebracht. Als bemesting werd gegeven in den Herfst 1000 K. G. kalk. 800 K. G. patentkali en 700 K. G. superphosphaat. Alsproefgewas dienden aardappelen. Het proefveld de ontginning diende tegelijk als proefveld voor Chilinitraatwerd verdeeld in 4 perceelen groot i, 3, 3 en 3 are, welke achtereenvolgens weiden bemest met 0, 200, 300 en 400 K. G..Chilinitraat per H. A. De opbrengst per HA. bedroeg van de 4 veldjes Kg Zonder Chilinitraat 2.000 groote 3,400 kleine Met 200 K. G. Chilinitraat 10.000 groote 2,300 kleine Met 300 K. G. Chilinitraat 17.500 groote 4.200 kleine Met 400 K. G. Chilinitraat 20,000 groote 3,800 kleine of samentellende: 5,400 K. G.. i2,300 K. G., 21,700 K. G. en 23,800 K. G. Re kenen wij 1 H. L. aardappels op 70 K.G. dan blijkt dat de opbrengst bedraagt 77 H. L., 175 H. L., 3-10 H.L. en 340 H. L. Wanneer wij de waaide van 1 H. L. stellen op 3 frank., dan blijken de gelde lijke opbrengsten te bedragen 231 fr., 525 fr., 930 fr. en 1020 fr. Het Chilinitraat heeft hier dus zeer gunstig gewerkt: Door aanwending toch van 400 K. G. verhoogde de geldelijke opbrengst met 789 fr. Wanneer wij hierbij in aanmerking nemen, dat de verhouding tusschen groote aardappels en kleine in gunstigen zin veranderde, dan mogen wij gerust zeggen, dat Chilinitraat bij heide- onginningen eene onontbeerlijke mest stof is. De Microben-verspreiding. De microben of levelingen, die kleine onzichtbare wezentjes bevinden zich overal. Men vindt ze overvloedig in het water, in de lucht, in den grond, aan alle hoeken en kanten onzer woningen, op ons en rondom ons', op onze kleederen, op ons voedsel, kortom overal. Deze buitengewone verspreiding moet toegeschreven worden aan de gemakke lijkheid, waarmede de bacteriën zich voortzetten, aan hun weerstandsvermo gen, aan de geschiktheid die ze bezitten om zich aan alle middens aan te passen. Deze wezentjes, wier geheel organismu: maar uit eene enkele cel bestaat, min oi meer verschillend van vorm, kunnen ziel. op de eenvoudigste en snelste wijze, voort zetten. Deze vermenigvuldiging verschilt volgens het midden waarin ze plaats heeft dit wil zeggen dat eene zelfde microben- soort zich op verschillende wijzen kan vermenigvuldigen, al r aar de toestanden waarin ze zich bevindt. De vermënigvul digingkan geschieden door celdeeling oi door sporen. De vermenigvuldiging door sporen ge beurt meestal in middens, welke voor het gewone leven der microob ongunstig zijn; hetzij door gemis aan voedende bestand- deelen, hetzij door ophooping van. af- scheidingspioducten, die hetmidden vergiftigen. Men bemerke echter dat vele soorten du macht bezitten om sporen voort te brengen, zelfs tijdens hunne volle ont wikkeling. De vermenigvuldiging dooi celdeeling is eigenlijk de uitbreiding van' hetzelfde wezen, wiens kein zich splitst in twee of viei deelen, die elk een weinig protoplasma medeneimn en weer een celwand uit dit protoplasma vormt. Wanneei een micioob degrootte bereikt heeft, welke voor eene bepaalde soort altoos dezelfde is, ziet men in het midden een soort van schutsel verschijnen, dai dikker wordt en eindelijk de microob in twee cellen verdeel». Somtijds echter ge beurt die verdeeling niet en de cellen blijven als een ketting aan elkander gehecht. Beide afdeelingcn dei oorspron kelijke cel zijn niet altijd even groot, het gebeuit ook wel eens dat een gedeelte zoo klein is, dat het slechls een uilwas gelijkt van het an,der gedeelte. Bij sommige soorten geschiedt de cel- verdeeling in verschillende richtingen, gelijktijdig of opvolgentlijk. Aldus bij de. «micrococcus tetragenus* dat in het speeksel der teringlijders voqr- komt, .geschiedt de cclverdeehng Volgens twee loodrechte plannen. Zoo komt het geen men noemt eene «tetrade» tot stand, die op hare beurt zich op dezelfde wijze splitst, zoodat er eindelijk platte plankjes ontstaan. Wanneer er voedsel genoeg voorhan den is, de verluchting en de warmte ge schikt zijn, dan geschiedt die celdeeling met wonderbare snelheid. Zoo deelt M. Cohn mede, dat er maar twee uren noodig zijn om eene nieuwe deeling te hebben bij die wezentjes welke uit eene eeiste celdeeling ontstaan zijn. Maakt men op dien grondslag de bere kening van de vermenigvuldiging eener microob, die zich in gunstige voorwaar den bevindi en door'niets wórdt tegenge werkt, dan vindt men na 3 dagen zoo iets gelijk 4.772 biilioen wezentjes, 't Is bui tengewoon M. de Freudenreich telde in één kubiek centimeter melk 9000 microbenwelk getal meestal wordt overtroffen; hij plaatste die melk in een warmte van 15° en vond na 1 uur 31.750 microben per kub. centim. 2 40.000 i> 4 oo.ooo 9 120.000 25 5.000.000 Dat de warmte een grooten invloed op de vermenigvuldiging der microben uit oefent, blijkt uit de volgende getallen, welke ook door M. 'de Freudenreich worden medegedeeld Twee monsters van dezelfde melk, welke per kub. centim. 23.000 microben inhield weiden op 25° én 35° warmte ge bracht. De volgende tabel toont de ver menigvuldiging in beide gevallen aan: Na 2 uur 75.000 6 860-000 2.700.000 9 2.150.000 3.400000 25 - 800.000.000 si2.500.000 Men ziet met welke verbazendesnelheid de vermenigvuldiging der microben plaats heeft, 't ls gelukkig voor den mensch, zegt M. Macé, dat deze vermenigvuldi ging voortdurend belemmerd wordt. F. de Vineski. (Verboden nadruk).

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Denderbode | 1912 | | pagina 4