De Denderbode Zondag. 30 Maart 1913 De Beemden. m m aan N" 4516 TO BI JVOEGSEL De opbrengst van het grasland staat onder den invloed van den aard van den grond, van zijne vruchtbaarheid, van zijne toebereiding of bewer king, van den aard der geblikte zaden en van het zaaien dezer zaden. Goede beemden kunnen maar aangelegd worden op goeden, vruchtbaren grond.'welke rijkelijk van voedende bestanddeelen voorzien is. Daar het inwerken der minerale bestanddeelen, maar dege lijk kan geschieden, wanneer men den grond gereedlegt om tot beemd aangelegd te worden, zoo zal men vóór de zaaiing een lijken voorraad van voedende bestanddeelen invoeren. Benevens eene hoeveelheid stalmest van 50 tot 60.000 kg. per hectare, zal men 1000 tot 1500 kg, Thomas- phosphaten en 600 tot 800 kg. kaïniet inwerken. Daarna, bij het laatste eggen, nog een weinig superphosphaat en een 100 kg. chilinitraat. zoo zullen de jonge planten onmiddellijk de noodige stikstof te hunner beschikking vinden. De grond moet allerbest gereedgemaakt worden; vooral in dit geval is een slecht uitgevoerd werk onherstelbaar. Het beploegen, het reinigen en het verbrokke len van den grond mogen niets te wenschen over laten. Het vernielen der onkruiden is hier zoo nood zakelijk als op den akker, wil men de jonge gras zode niet zien verstikken onder de schadelijke gewassen, zooals hondsribbe of weegbree, renon- kelen, paardebloemen, enz. De lichte en fijne zaden moeten in een goed verbrokkelden en goed gezetten grond uitge strooid worden. Wij vestigen vooral de aandacht op de goede zadenhet vaagsel van den hooizolder, het zoo genaamd Iwoizaad mag geenszins gebruikt worden om een grasland aan te leggen. Men vergete niet dat de weide maar éénmaal wordt gezaaid en dat door het gebruik van slechte zaden al de opbreng sten in gevaar gebracht worden. De aankoop van zaadmengsels kan niet aanbe volen worden; beter is het de verschillende zaad- soorten afzonderlijk te koopen en zelf het mengsel gereed te maken. In alle geval' moet men de kiemkracht en de reinheid der zaden nauwkeurig onderzoeken, dit is eene voorzorg die men onder geen voorwendsel mag nalaten. Tusschen de vlinderbloemigen, die in het meng sel moeten voorkomen, noemen wij de purper- klaver (l tot 2 kg. per hectare), de witte klaver (2 tot 4 kg.) de bastaardklaver, vooral in boomgaar den, of de lupulien, hopperupsklaver (ongeveer 2 kg.) Doch door hunne veelvuldigheid hebben toch de grasplanten steeds het meeste belang en toch zijn ze minder gekend dan de vlinderbloemigen. Onder den algemeenen naam van gras verstaat men eene zeer groote verscheidenheid van goede en slechte gewassen. De landbouwer kan en moet al die verschillende grassoorten niet kennen, maar het zou tocb wel gepast zijn. dat hij diegene wist te onderscheiden, welke vooral geschikt zijn om hem eene groote hoeveelheid goed hooi op te leveren. Veel beter dan de nauwkeurigste beschrijvingen zullen de afbeeldingen, die hier volgen, hem de goede variëteiten leeren kennen. Nu binnen kort onze graslanden weer in vollen groei zullen staan, kunnen de landbouwers eens toezien, of ook de hierna afgebeelde goede soor ten in hunne weide voorkomen. 25 De Kropaar, De Kropaar is een forsch bovengras, dat zich zeer vroeg in 't voorjaar ontwikkelt en tot vrij laat in den herfst doorgroeit, 't Levert veel op. De dikke halmen worden van 59 tot 130 centimeter lang. Zij worden spoedig hard en daarom mag, dit gras niet te dun staan. Het wordt ook wel tusschen de vreemde gras soorten, Engelsch 'raygrass, gezaaid, om het legeren te beletten. Voor de maaibeemden mag de hoeveelheid zaad van kropaar niet overdreven groot zijn (7 kg. per heet.) zooniet zou de waarde- van het hooi verminderen. Kropaai groeit in alle gronden en ontwikkelt zich buitengewoon sterk na eene toepassing van vloeimest of 100 tot 150 kg. nitraat. 2. Weide-Vossenstaart. De Weidevossestaart is ook een bovengras, dat zeer vroeg bloeit en tot laat in den Herfst doorgroeit. Op frissche en overlommerde plaatsen kan deze grassoort nog zeer |wel groeien en is daarom vooral gepast in de boomgaarden. Het gras is bijzonder voedzaam'en wordt om die reden zoowel gezocht als om zijn vroegtijdigen groei. Men zaait van d ze sooit ongeveer 5 kg. per heet. Men moet deze grassoort niet verwisselen met duist of zwarigras, dat ook eene soort vossestaart is, waar', an d - dieren echter niet veel houden, en voor onkruid mag aanzien worden. YV'eidevosse- staait heeft veel gelijke-is met thimothee, doch kan gemakkelijk daarvan onderscheiden worden. 3. Timothee. De aar van Timothee heeft den vorm van een lampglaspoetser, gelijkt veel op de aar van weide vossestaart, doch is aan het uiteinde dunner en gehe.il ruig. Met den vinger *kan men het ve r schil voelende weidevossestaat t.heeft sch. rpe, de limothee ronde kapjes. In de graszade mengsels kom', de timothee vooi 6 tot 7 kg. per hectare tusschen. Het hooi van deze grasplant is zeer goed. Alhoewel de timothee niet zoo heel vroeg doorgroeit, schiet ze toch weer spoedig uit. na afgegraasd of afgemaaid te zijn. In lichte gronden is het geraadzaam den groei aan te zetten met 100 tot 200 kg. nitraat per hectare. 4. Beemdlangbloem De Beemdlangbloem is ee. e zeer goede grassoort, die veel en goed voedsel bevat. Zij ontwikkelt zich niet zeer vroeg in de 1 .e.ite, doch groeit later snel door. Alhoewel ook op drogen grond eene tamelijke goede opbrengst met.dit gias wordt verkregen, houot het toch meer van vocht dan va droogte en verdraagt beter dan andere grassoorten het staande water. Daar de beemdlangbloem evenals kropaar nogal hard van stengel kan worden, moet men vóór het blo- n n reeds maaien. Men zaait van deze soort 7 tot 8 kg. per hectare en in geen mengsel mag dit zaad ontbreken Er bestaa i verscheidene variëteiten doch die, welke hier afgebeeld is, heeft dc meeste waarde. - Veldbeemdgras. Dit ondergras ontwikkelt zich zeer vroeg, bloeit half Juni en is dan 45 centimcr hoog. De pluimen zijn blauwgroen, soms met eene bruinachtige tint. De dieren hebben dit gras ze -r gaarne. Men zaait per hectare van 5 tot 7 kg.; soms zaait men ook wel tot 10 kg. per hectare in het mengsel, wanneer men vojral Weiland wil aanlegden. 6. Ruw beemdgras. Het Ruwbeemdgras gelijkt aan het voor gaande doch is daatvan gemakkelijk te onder scheiden door de bleeker kleur der bladeren en ook door de bleekgroene pluimen, welke geen blauw of bruinachtige tint hebben. Het ruwbeemdgras is niet zoo vroeg als het veldbeemdgras. 'toch het past beter voor afge maaide beemden. Daar deze variëteit zich zeer sterk ontwikk» lt. moet het zaad niet al te overvloe dig in het mengsel voorkomen 5 kg. per hectare is voldoende. D. ze grassoort kan aanbevolen worden voor bewaterde graslanden en voor b-iomgaarden.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Denderbode | 1913 | | pagina 3