De rol der Pilatussen en der Judassen. Zondag- 6 April 1913. 5 centiemen het nummer 66ste Jaar 4577. Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan GODSDIENST, HUISGEZIN. EIGENDOM, van de Stad en 't Arrondissement van Aalst. VADERLAND, TAAL, VRIJHEID. Week-Kalender. a pril 3}£ GGG0H£Is&ilR Politiek overzicht. Kookkunst en gezondheidsleer. Hoe ie ons Katholiek Geloof eerbied'gen. Hel vraagstuk van den DENDER Uit mijn Congoleesch dagboek DE DENDERBODE Dit blad verschijnt den Zaterdag van iedere week onder dagteekening van den volgenden dag. De prijs ervan is voor de Stad 3 frank met den Post ver zonden 3,5o frank 's jaars, voorop te betalen. De inschrijving eindigt met 3t December. De onkosten der kwittantiën door de Post ontvangen zijn ten laste van den schuldenaar. Men schrijft in bij C. VAN DE PUTTE-GOOSSENS, Korte Zoutstraat, n. 3i, en in alle Postkantoren des Lands CUIQUK 8LUM. Annoncen, per drukregel Gewone i5 centiemen Kleine Aankondigingen tr. u,6o (3 a 4 regels)Reklamen fr. 1,00 Vonnissen op 3= bladzijde 5o centiemen. Dikwijls te herhalen bekendmakingen bij accoord. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggestuurd. Heeren Notarissen worden vriendelijk verzocht hunne inzendingen te doen, uiterlijk tegen den Vrijdag in den voormiddag. Voor de adverteutiën uit vreemde landen zich te wenden ten bureele van dit blad. Aalst, den 5 April 1913 De zon gaat op te 5 u. 20 in. onder te 6 u. 14. De dagen lengen van den 1 tot 30. 2 uur 10 111. Nieuwe maan Zondag 6 April, 5.48 u. 's avonds. Evang. v. d. Z. Ik ben de goede herder. 6 Zondag Misertcordia. H Ciclestinus 1. paus. H. Sixtus I. paus. II. Prudentius. bisschop, H. Wilhelmus, abt. 7 Maandag Gelukz. Ilermanus Jozef, bel H, Alber- tus. klniz. 8 DijnsdagH. Perpetuus, biss. H. Walericu», bel. 9 Woensdag ii. Waldetrudis, beschermheilige van Bergen, H. Maria Cleophas 10 Donderdag H. Mechiildis, maagd. H. Maearius, hissch. H. Bailemud, mart. 11 Vrijdag H. Leo de Grootepaus. H. Isaak kluiz. 12 Zaterdag H. Julias, paus, 11. Erkembode, biss. H. Sabas, mart. Jaren lang, in dagblad en op meeting, hebben de socialistische leiders hunne scharen opgehitst tegen de rtgeering. Anseele, de man met zijn hart vol haat, Vandervelde, Huysmans, Destrée, Ter- wagne, Furnémont, Debunne en heel de kliek hoe menigmaal hebben zij in de kamers geene revolutionnaire rede voeringen uitgesproken Altijd, wanneer zij dreigden met ge weld en oproer, was er A. S. mede gemengd. In 1902, bloedig jaartal dat voor eeuwig de socialistenpartij brandmerkt, luidde hun liedje En krijgen wij hel A. S. niet dan smijten wij met dynamiet Op 10 Oogst 1911, wanneer zij met dwang hunne troepen hadden byeenge- trommeld in de Hoofdstad, ging het er in koor van - Aan ons uwe kerken en kas- teelen enz. - Die betooging werd uitsluitend voor A. S. op touw gezet welnu, zij had net en duidelijk een oproerig karakter de opschriften die men er droeg, de liederen die men er huilde, de aanspra ken die er werden gehouden: alles be wees het overvloedig. En in de jongste kamerzittingen Na de mislukte taktiek van den liberaal Hymans, heeft kapitein Anseele er dan niet luid Den trpmpet van haaten oproer gestoken Op onze Vlaamsche werklieden, in wier harten de liefde tot Godsdienst en haard zoo diep is geplant, hebben de ophitsende woorden dier hatelijke stiel predikanten niet veel indruk gemaakt. Anders is het er mede gesteld in het Walenland waar het geloof hij zoovelen schipbreuk leed, en de drift naar genot en vermaak de opperste wet is. Tegenover die weerlooze lieden die onder den zweepslag van een vlammend woord, tot alle buitensporigheden kun nen opgejaagd worden, hebben de roode leiders met hunne geweldige welspre kendheid als Ware Judassen gehandeld. Onder den dekmantel van A. S. hebben zij de belangen dier werk- Ook wel tegen de schoolwet van Schollaert, maar die beweging ging saam met den strijd tegen den Godsdienst strijd,die het wezen zelf der socia listische partij uitmaakt. lieden verraden, om hunne eigene belan genhet rechthouden van hun kraam te redden. Dit blijkt klaar, wanneer men weet dal de roode partij er céue is van mistevredenheid en twiststokerij de hoofdmans moeten gedurig trachten de gemoederen hunner slaafsche benden in gisting te houden, en ze onder allerlei voorwendsels in den slag^te werpen dan tegen het patroonschap, dan tegen de kerk, nu voor... A. S. Van die taktiek hangt het behoud der partij zelf af. A S. is nu weer het bedriegelijk lok aas geweest dat men vóór de oogen der lichtgeloovige arbeiders heeft doen schit teren als iets, dat hen op aarde een hemelsch paradijs moei openen Langs wettigen weg kan men het niet bereiken, men gaat nu de bahn op van het geweld dè a'gemeene werkstaking men weet in welke omstandigheden wordt uitgeroepen. Anseele begrijpt heel goed dat de A. W. het A. S. aan de werkende klas niets zal schenken hij bekent zelf dat voor eene politieke werkstaking de syndicale kassen niet mogen uitgeput worden en toch schreeuwde hij het luidst om de AW. te doen uitbreken. De reden hiervan Achter hem staan de waalsche werk lieden, opgehitst, bedrogen, gepaaid met beloften, dronken gemaakt door eene goddeloozc pers "Vooruit», «Le Peuple- en G'°l die dag aan dag met venijn en vitriool werkte die ongelukkiger) zijn niet meer te temmen. Algemeene(?) Werk staking of ons kraam valt in duigen Dat heeft de roode kapitein verstaan, hij. die de plechtigheid van het uur besefte én de grond een poos voelde wankelen onder zijne voeten. En op het Paasch- congres te Brussel slingerde hij de hoog dravende zinsnede Liever de nederlaag dan den af tocht De nederlaag is op voorhand aan de socialisten beschoren. Intusschen werpt Anseele zijne benden in den strijd, hij levert ze over aan gewisse armoede en ellende, om zijn eigen vel d. i. zijn gezag als leider en gelduitbuiter op groo- te schaal, te redden Niemand is meer ikzuchtig dan een socialistenleider. Zijne genegenheid voor den werkman geeft hij lucht in ronkende woorden die sohitteren als gouden zeep bellen; maar zijn hart en zijn kofferfort— die twee zijn onafscheidbaar vereenigd houdt hij potdicht gesloten voor de arme wrueters. In plaats van de opgeruide Waalsche arbeiders in hun zotten geestdrift voor de A. W. tegen te werken en te beletten dat zij zich blindelings hals over kop in hun eigen bederf storten,zien wij Anseele en Cle nog wat olie op het vuur gieten, en zij laten zich drijven met de noodlot tige strooming, die zij zelf doen ont staan hebben, onkel en alleen, om hun eigen belang builen gevaar te houden. Dit algemeen en schandig verraad der werkliedenklas ware niet volledig, indien er naast de Judassen, Geen Pilatussen stonden. Die Pilatussen,wij vinden ze in Vander velde, Huysmans en tutti quanti. Die hoofdleiders hebben nog den schijnbaren moed gehad hunne onstui mige scharen wat te willen intoomen, en te erkennen dat de A.W. niets dan ram pen en ellende voor werkman en nij verheid zon slichten. Maar, 't en duurde niet lang 1 Hun eigen persoontje lag dit maal in de balans, en dan moest die na tuurlijk langs hunnen kant overwegen Zij hebben zich dus niet verantwoorde lijk verklaard voor de gevolgen der A. W., zij wasschen zich de handen, ze ver vullen den rol van Pilalus Vandervelde, sprak o. a. Alles is nu gedaanen niettegen staande den ernst van het uur, gevoel ik mij verlicht omdat ik niet langer onder eenen zworen last van verant woordelijkheidde woede van het pro letariaat moet in toom houdennoch aan zijnen geestdrift weerstand bie den iLe Peuple, 24 Maart 11.) Die woorden had-len heel g<>ed kunnen liggen in den mond van Pontius Pilatus, toen hij den Zaligmaker aan den toorn der opgewonden Jodenscharen overle verde. Het zijn hier de werklieden zelf die aan den hongersnood werden over geleverd, en die ongelukkigen juichten over hunne eigene veroordeeling Wij wenschen van gansclier harte dat de A. W. mocht vredelievend zijn, maar wie zou er niet aan twijfelen, als men bedenkt al wat er vroeger gebeurde? Heeft Vooruit- niet over eenige jaren geleerd Hoe men dynamietmaakt, aan zijne lezers Heeft hij niet honderd maal de massa tot oproer aangezet? Heeft niet in alle raetingzalen de stem van den rooden Kapitein en zijn gevolg, als een kreet van uitdaging geklonken Heeft men niet aan den onnoozelen werkman het Katholiek bestuur als eenen bloed vijand afgeschilderd Nu schijnen de leiders voor het uit werksel hunne lafhertige handelwijze terug le deinzen, en zij spreken gedurig van vrede... Een vulkaan barst niet uit in vrede, en eene menigte, in wier hart men jaren lang nijd, haat, verbolgenheid en wraak zucht heeft opgehoopt, kan vergeleken worden aan de uitbarsting van eenen vulkaan,éénmaal dat al die gevoelens te saam uitbreken in haar,met eenen gewel digen drang, door niets meer tegen te houden. Of is dat niet de gemoedsgesteltenis van zoovele gefopte mijnwerkers uit de Walensl reken Wat er dan ook gebeure nijverheid geknakt, huishoudens gebroodroofd, onlusten uitgebroken, hel zal almaal komen over het hoofd der roode Pilatussen en Judassen, die ten aanzien van gansch het land, hunne ge blinddoekte partij zoo lal verraden en overgeleverd hebben UIT HET BESTAAN DER Vrijdenkers onzer eeuw DOOR Dr J. R. SNIEDERS EERSTE DEEL. I. Bij den schoenmaker. Een gemeen straatliedjo neuriënd kwam mijnheer Landry Ketzer by Feldijk, den schoenmaker, in huis, en wierp met een bastaardvloek de deur achter zich dicht. Ketzer was een zwaar, diklyvig kereltje, met vuurrode kaken, kleine, puilende oogen en dikke lippen, evenals die van een trom petter van een Cavalerieregiment. In weer wil van zijn eenigszins versleten heeren kleedsel, zag hij er toch uit als een heer schap omdat hij in gang en houding, en in de manier van zijn sigaar uit en in don mond te brengen, en den rook van zich af te blazen, den Dandy zeer goed nabootste. Hela, Ho ouwe jongen, hoe gaat het riep hij ik mag vergaan, als ik u sedert een paar maanden nog gezien heb. Vader ziek, zei eon kleine jongen, die op den vloer zat, en zich bezig hield met looden soldaten, paarden en kanonnon in slagorde te zetten. Wat zegt gy, Dardjo, is vader ziek En sinds wanneer en waarom Dat zal toch zekor niet erg w ezen Ik ook ben verkou- vfen geweest, en ik mag vergaan, als ik niet meende, dat Landrij Ketzer den hoek omging. Zoo babbelde het kleine kereltje, terwijl hij zich op een stoel hijgend liet nedervallen. Mijnheer Landry, sprak eene stem in een aangrenzend vertrek. Zyt gy dat, ouwe jongen zei Ketzer opspringend ligt gij daar in uw nest Zytgij waarlijk ziek Ik ga op rois, mynheer Landry, her nam de flauwe stem ik heb els en span riem voor altijd ter zijde gelegd. Kom, gekheid, Ofschoon ik een ontzettend groote reis ga aanvangen, denk ik toch geen schoenen of laarzen meer noodig te heb ben mijnheer Landry, ik ga sterven. Ja, nu zie ik dat gij waarlijk ziek zyt doch wie wordt niet al oens ziek Daareven is mijn parochiepastoor hier ge woest Houdt gy nog altyd aan dat oude tuig, Feldijk Zeker, mynheer Landry, ik heb in mijn geloof geleefd, en wil er ook in ster ven. Nu, ieder kookt zooals hy het gaarne eet. Ik sterf gerust, mijnheer Landrij, de pastoor heeft mij veel gangbaar reisgeld gegeven goede munt, waarin ik vertrou wen heb... God is altijd zoo goed geweest M. WISTON CHURCHILL sprak Maan dag in 't Lagerhuis eene tweede redevoering uit aangaande het budjet der Engelsche krijgsvloot. De zuivere politieke beweegrede daar latende, heeft hij er zich bij bepaald aan het Parlement eene reeks technische inlich tingen te geven nopens den huidigen toestand der vloot en zijne plannen aangaande de Admiraliteit. Het blijkt uit zijne uitleggingen, dat Enge land in den tegenwoordige n toestand 6o sterkter is dan de sterkste na hem komende krijgsvloot en dat een zesde nog aan de Me- tropolitaansche wateren mag onttrokken worden om in andere havens des Keizerrijks gebruikt te worden. Dit zijn de vooruitzich ten tot in 1915. HET ANTWOORD DER BALKAN- STATEN op het voorstel der mogendheden is Dinsdag meegedeeld maar de tekst is nog niet officieel gekend. Naar ingewonnen in lichtingen is dit antwoord in princiep eene bijtreding, maar altijd onder dit voorbehoud dat de Vcreenigden hunne eischen nopens de oorlogsschatting behouden en zij den afstand eisc'nen van al de eilanden der En- geïsche zee. Op het eerste punt kan men overeenko men, namelijk met het deel te verminderen dat de verbonden Staten in de ottomaansche schuld zouden te betalen hebben. De tweede kwestie zal de moeilijkheden bestaande tus- schen Griekenland en Italië nog verscherpen. DE DIPLOMATISCHE TOESTAND no pens Montenegro blijft onduidelijk. De afgezanten te Londen hebben htt ge dacht opgeworpen tot eene gezamenlijke ylootbetooging tegen Montenegro te beslui ten, met het doel de diplomatische werken te steunen, aangezien laatstgenoemd land weerstand blijft bieden aan de wenschen van Oostenrijk. Al de mogendheden zijn 't akkoord en zul len zich in die betooging doen vertegenwoor digen. AANGAANDE HET BULGAARSCH- Rumeensch geschil, werd verleden Woens dag te St-Petersburg een zitting, voor den vorm gehouden, gedurende dewelke de belanghebbende Staten zich bepaald heb ben het register hunne wederzijdsche eischen inhoudende neer te leggen, i De officieele vergadering werd gevolgd Aoor een zienswijze, die naar men meent tot eene overeenkomst zal leiden. Te Weenen blijft men beweeren datSilistrie aan Rumenië zal toegekend worden. Drooge erwten enboonen. M-n moet ze van daags te voren in regen water laten weeken. Men zet ze op het vuur met koud regenwater eerst als ze half gaar zijn, doet men er zout in. Als ray'i voor het afkoken pompwater ge in/ ikt, worden ze hard en zwaar te ver- ?n ook als men ze in ziedend water doe'l. Droge-erwtensoep. Als droge erwten gaar gekookt zijn, stampt men ze door eenen blikken teems fijn, terwijl men ze met hun sop begiet. Men laat eenen of twee klein gesneden ajuinen in botïr bruin worden men giet er de fijn gestampte erwten met hun sop bij de soep moet nog eenige minuien koken. Men bereidt die soep met eenen varkens poot, ook met spek. vleeschsop enz. Groene erwlsoep wordt op gelijke wijze bereid Broodkorstjes. Men snijdt oud bakken broodkruim in teerlingjes, die mqji langs alle kanten in boter laat bruin worden. Men doet ze in de soepkom, na dat/er de soep ingegoten werd.Zij worden mol spinazie en met allo doorgestoken gropnselsoepen opgediend. Het is u al lang bekend, niet waar, vriend Lezer, dat de socialisten nooit den spot drijven met ons Geloof. Ge moet maar een klerikalen domper zijn om zulks te beweren, en om u nogmaals te bewijzen dat wij klerikalen, fanatieke kleppers zijn, zal ik u, voor de duizend ste keer, laten lezen wat de hoofdorga nen der roode comedianten zooal huiten kiestijd durven neerpennen I. In zijn nummer van 27 Maart II. schrijft - Le Peuple O. a. Een Brus- solscli gezel gaat naar Angleur een voordracht gevon over liet volgend on derwerp Door en door de geestigheden van het geloof God, Duivel, Schepping, Jesus, Ziel, Vagevuur. Hemel, Hel, enz. voor den armen schoenmaker hier op aarde, en zal mij... Bedenk u goed, Feldijk, onderbrak hom Ketzer, zeer ernstig; ik mag vergaan... docli in uwe plaats, zou ik liever hier blij ven bij uw kind. Ja, voor den kleinen Theodard had ik nog wel eenige jaren willen leven doch de goede God schijnt daarover anders be schikt te hebben. En laat gij* den armen knaap iets achter want het is lieden een dure tijd. Daar, in de kas ligt nog iets voor hem. Misschien een appel voor den dorst Ja, mijnheer Ketzer, geef mij de hand, en beloof mij op uwe eer dat gij zorg zult dragen voor den knaap, gij hebt mij be loofd datAch, God, wat is dat Er kwam een stuiptrek over het lichaam van den schoenmaker geloopen, waarna hij roerloos bleef liggen. Nu, Feldijk, wat is dat nu voor gek heid riep Landrij hevig ontsteld zijt gij dood, ouwe jongen Bedenk u goed waa rom blijft gij niet hier Feldijk Feldyk wilt gy ook iets gebruiken Spreek nog eens, ouwe 1 Ja, ik mag vergaan, als de kerel niet dood is. Ketzer zag verlegen om zich heenen vervolgde Dat is daar al eene zonderlinge ge schiedenis... en toch is het zoo 011 niet anders... Ja, dood is hij... Feldijk wezen lijk dood Zonderling wie zou dat daar even gedacht hebbon II. Ziehier wat L'Avcnir du Bori- nage schrijft in zijn nummer van Zon dag 11. Geen doopen meer in de Kerk! Geen huwelijken meer in de Kerk Geen kerkelijke begravingen meer Geen eer ste communie meer ter Kerk De werkersklas moet de kerkelijke staking inrichten, deze moet algegeineen, aanhoudend en radi caal zijn. Het wachtwoord der werklieden moet zijn, van nu af: geen kind, geen vrouw, geen man, geen cent meer voor de Kerk Cbristene werklieden ge zijt nogmaals verwittigd, en dat door de roode politie kers zelf Laat gezel Vandervelde maar op zeemzoetigen toon zeggen dat de stand- regelen der werkliedenpartij alle geloofs- meening, 't zij katholieke of andere eer biedigen, maar zeg dan ook bij u zeiven Zeer goed, maar gezel Vandervelde is de Socialistische-partij niet. De Jonge Vlaming. Ik ben een jonge Vlaming En min den vadergrond, Waar God in eedle herten Den Geest der Vrijheid zond. Ik inin der Vlaamsche gouwen pracht, Waar 't golvend graan ons tegenlacht. Ik hen een jonge Vlaming En min den vadergrond. Ik ben een jonge Vlaming En heb mijn tale lief, Waarin de vaaderen schreven D'alouden vrijheidsbrief Waarin ik zing mijn lustig lied. En Gode dank en hulde bied. Ik ben een jonge Vlaming En heb mijn tale liet. Ik ben een jonge Vlaming, Wiens borst van vrijheid gloeit Daarvoor heeft inenigmalen Het Vlaamsehe bloed gevloeid. Ik eer der vaadren burgermoed. Die ons verwierf zoo'n kostbaar goed Ik ben een jonge Vlaming, Wiens borst van vrijheid gloeit. Fr. Willcms. Daar schoot hem eensklaps een heldere lichtstraal voor da oogen. Wat zegde hij daar even van een appel voor den dorst dacht Landrij, de oogen gevestigd op eene kas, dio in een hoek der kamer stond Dardje, loop daar eens even naar den bakker, den hoek der straat om, en haal een krentenbrood vader heeft honger..Ziedaar, verlies uw geld niet. De knaap liet zijn looden soldaten, paar den en kanonnen op den vloer staan, be keek het kleine zilverstuk, dat in zijne hand lag, en liep haastig do deur uit Landrij Ketzer schoof den grendel er voor greep ha'astig een schoenmakers hamer van de werktafel, en brak, met de platte punt tusschen de twee deuren te wringen, in een oogenblik de kas open. Voor hem lag eene roodmarokijnen brie- ventasch, door den schoenmaker zeiven, zeer kunstig bewerktdezelve bevatte ver scheidene banknoten. Ketzer stak haar in zijn binnenzak, deed de kas dicht, legde den hamer op zijne plaats, en schoof den grendel weer van de deur. Juist kwam er eene buurvrouw binnen, die zegde dat zij geheel den nacht bij den schoenmaker had gewaakt, maar nu even naar huis was geweest, om... De man is dood, onderbrak Landry Ketzer ja, ik mag vergaan, als hij niet dood is... hij wilde niet anders. De buurvrouw, die den armen schoen maker goed mocht lijden, begon to huilen Onze confrater Dender en Schelde neemt het ten kwade dat De Denderbode de belangen van schippers en eigenaars van gronden gelegen aan de Dendervallei, in deze zaak verdedigd en inzonderlijk verzet aanteekend tegen de tolrechten op de scheepvaart in Deudcrmonde geeischt. Wij zijn hoogenaamd niet voornemens voor den oogenblik, in vorderen rede twist over deze zaak met den schrijver van hel. artikel van Dender Schelde te treden, wij behouden overigens hier over ons vroeger schrijven. Wat de verbreeding en verdieping van do rivier betreft en zelfs het verplaatsen van liet sas van Wi' ze tot op het grond gebied van Aalst, houden wij staan dat dit gedacht is opgeworpen geweest door de technische commissie gelast met de studiën tot verbreeding der rivier. De vraag gesteld door den schrijver van het artikel Dender en Schelde Waarvoor dit werk van ver breeding en verdieping alleen gedaan tot in Aalst schijnt ons zeer goedaardig en het is waarlijk te verwon deren dat dit geniaal gedacht niet voor gesteld wierd ten tijde van Maria-Tlieresia, wanneer do kanalisatie, alleen tot Aalst bevolen werd. Kom, kom, confrater denkt niet dat dien oud gekende antagonism tusschen Aalst en Dendermonde nog bestaat, wel integendeel onze vurigste wcnscli is al hier, dat onze Zusterstad de vooruitstre vende weg inslage en dat zij de buitenge wone gelegenheid om zich uit te breiden en te verfraaien waarneme, nu zij ont bloot is van die krijgsversterkingeu welke haar omsingelden. DOOR PETRUS COSYN. TERUG NAAR 'T VADERLAND. LI. Om 11 ure komen wij te Kapata, het doel onzer reis aan. Seffens wordt er vuur gemaakt om mij the te bereiden, maar welk water? Niet blond maar zwart en met een walgelijken reuk, ik verzaak dan ook aan den the en na eene uur rus- tens beveel ik op te breken en voort te reizen tot men beter water vindt. Om 1 1/2 ure houdt de cara vaan stil te Kikolé waar slechts eeu huis staat, het huis voor reizende passanten en waar er water te vinden is, iets of wat beter dan te Kapata. Doch, onmogelijk nog verder te reizen want 't is nog 4 uren verder voor er een rivier of water te vinden is. Dus hier maar tent opgeslagen en 't waterjgeno- men gelijk het is. Ik doe eerst het huis eens goed reinigen want het heeft het hoogst noodig. Er zijn hier thans 3 kara vanen ik schat de zwarten op zoo een 200tal en éen blanke, ik. De twee kara vanen zijn de eene komende van Elisa- bettiville en gaande naar Pweto,de andere vertrokken te Kilwa voor Kassenga. Ge moet niet vragen welk een la wijd het is 's avonds, om 11 1/2 ure heb ik nog geen ook toegedaan, ik sta dan ook op en roep eens zoo luid ik kan aan de deur Basi, bantus, basi sika Stil hé zwarten, stil, verstaan Ja ze hebben het goed verstaan en 11a 4/2 uurs is alles doodstil. 3 December. Om 4 ure,'t is nog bijna donker, maak ik appel. Lufungulu bakt mij een goeden eierkoek en maakt the. Om 4 1/2 ure marsch De veldflesch in alluminium is gevuld met the, do maau giet haar zachtzil veren licht over de baan en door het groen der maagdelijke wou den,geen haan kraait,geen vogeltje zingt, alleen de weergalm weerkaatst het me- lankoliek «koloké» der zwarten van berg tot berg. Geluidloos in gedachten verzon ken schijdt de karavaan over den krom en slommen weg en verdwijnt in het duister bosch daar voor ons. 't Is frisch, koud zelfs, de zwarten hebben geen trek 111 zingen wat anders hunne geliefkoosde bezigheid is, doch stappen flink door. Om 6 ure kleurt de horizont ginds achter de liooge bergketen ten oosten, zich met stralend schitterend goud. Roode licht bundels als uit een machtig vuurwerk ontsprongen, schieten ton allen kanten opwaarts, zonderlinge geluiden stijgen uit het diepe des wouds op. vogelenzang en dit alles overheerschend klinkt het blijde gezang mijner zwarte pakdragers dreunend door de morgendstilte weerge- kaatst door dc bergen Koloké, Iioloké, Bantu na nani Bantu na bwana-kasi Kwenda na Lubombaschi Hou Hou Hou, Koloké, Koloké. 't Zal een warme dag worden en de weg is lang naar Mukobé, een marsch van 9 uren en flink doorstappen en 't erg ste van al geen water gedurende de 5 eerste uren. Wat een tocht. Om 10 uren ben ik te Kapepula en beveel er halt te houden. Mijne beenen en... mijne maag vragen de eene rust de andere werk. er kwamen mannon en vrouwen uit de buurt binnen, on jammerend herhaalde men. dat het toch ongelukkig was, zoo spoedig te sterven. Het zoontje van den overledene kwam binnen met zijn krenten brood, schreide een oogenblik omdat hij anderen daar staan zag met de tranen in de oogen, en ging weldra zie!: wederom rus tig nederzetten op den vloer by zijne looden soldaten, paarden en kanonnen. Hebben wij reeds gezegd dat dit tooneel in eon der afgelegene zijstraatjes dor Ko ninklijke Residentie voorviel Twee dagen later voerde men liet lijk van den schoenmaker naar het doodenveld. Bloedverwanten waren er niet tegen woordig de schoenmaker, zoo verzekerde Landrij, had noch broeders, noch zusters, ook geen neven of nichten. Sedert de:i dood zijner vrouw was hy alleen in de we reld met zijn eenig zoontje. Ketzer alleen, die altijd een vriend van den overledene geweest was, woonde twee dagen later den lijkdienst bij hy hield den kleinen Dard bij do hand terwyl de dood gravers de kist lieten zakken, en daarna het graf toestopten. Weldra was op het kerkhof alles afge- loopen en toen ging Landrij Ketzer, die by het verlaten van het kerkhof, daar eenige vrienden ontmoette, met hen en den kleinen Dard eene nabijgelegen herberg binnen, waar hij allen onthaalde op brande wijn en sigaren. Willen wij eens een overzicht maken van Kctzer's vrienden Het zyn allen mannen met wie wij, gedurende den loop van ons verhaal, nauw in kennis moeten blijven. Vooreerst hebben wy mijnheer Abraham Blits, een gewezen schoolmeester en tevens opsteller van een weekblad, dat in eene kleine provinciestad werd uitgegeven. Blits veronachtzaamde zjjne school, rand de in zijn weekblad Kerk en priester en ook dc openbare zedelijkheid aan, en droDk zooveel bitteren jenever, dat zijn hoofd en vooral zijne beenen veeltyds te bed wilden liggen. Daarbij had hij de gewoonte twist te zoeken in de herberg, betaalde zyne schulden niet, en had zelfs roeds een paar malen voor scliuftige zaken, eenige weken in liet tuchthuis doorgebracht. Op zekeren dag stond hy met opgeheven vuist voor zijn schoolopziener, en had hem, zonder de tus8chcnkomsl zyner vrouw, stellig buiten de school geworpen. Om deze en meer andere redenen kreeg Blits zijn ontslag als schoolmeester, terwijl kort daarna het weekblad, waarvan hij de opsteller was, bij gebrek aan levensbloed, te niet ging. Abraham Blits hield het nog een tyd lang vol in de provinciestad, waar hij een jaar of tien had verbleven, en zeilde toen, met de algemeene verachting en vooral met schulden beladen, op de hoofdstad af. Wordt voortgezet.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Denderbode | 1913 | | pagina 1