De rol der Pilatussen
en der Judassen.
Zondag- 6 April 1913.
5 centiemen het nummer
66ste Jaar 4577.
Vrij onafhankelijk volksgezind orgaan
GODSDIENST, HUISGEZIN. EIGENDOM,
van de Stad en 't Arrondissement van Aalst.
VADERLAND, TAAL, VRIJHEID.
Week-Kalender.
a pril
3}£ GGG0H£Is&ilR
Politiek overzicht.
Kookkunst en gezondheidsleer.
Hoe ie ons Katholiek
Geloof eerbied'gen.
Hel vraagstuk van den
DENDER
Uit mijn Congoleesch
dagboek
DE DENDERBODE
Dit blad verschijnt den Zaterdag van iedere week onder dagteekening van den
volgenden dag. De prijs ervan is voor de Stad 3 frank met den Post ver
zonden 3,5o frank 's jaars, voorop te betalen. De inschrijving eindigt met
3t December. De onkosten der kwittantiën door de Post ontvangen zijn ten
laste van den schuldenaar.
Men schrijft in bij C. VAN DE PUTTE-GOOSSENS, Korte Zoutstraat, n. 3i, en
in alle Postkantoren des Lands
CUIQUK 8LUM.
Annoncen, per drukregel Gewone i5 centiemen Kleine Aankondigingen tr. u,6o (3 a
4 regels)Reklamen fr. 1,00 Vonnissen op 3= bladzijde 5o centiemen. Dikwijls te
herhalen bekendmakingen bij accoord. Niet opgenomen handschriften worden niet
teruggestuurd. Heeren Notarissen worden vriendelijk verzocht hunne inzendingen
te doen, uiterlijk tegen den Vrijdag in den voormiddag.
Voor de adverteutiën uit vreemde landen zich te wenden ten bureele van dit blad.
Aalst, den 5 April 1913
De zon gaat op te 5 u. 20 in. onder te 6 u. 14.
De dagen lengen van den 1 tot 30. 2 uur 10 111.
Nieuwe maan Zondag 6 April, 5.48 u. 's avonds.
Evang. v. d. Z.
Ik ben de goede herder.
6 Zondag Misertcordia. H Ciclestinus 1. paus.
H. Sixtus I. paus. II. Prudentius. bisschop, H.
Wilhelmus, abt.
7 Maandag Gelukz. Ilermanus Jozef, bel H, Alber-
tus. klniz.
8 DijnsdagH. Perpetuus, biss. H. Walericu», bel.
9 Woensdag ii. Waldetrudis, beschermheilige van
Bergen, H. Maria Cleophas
10 Donderdag H. Mechiildis, maagd. H. Maearius,
hissch. H. Bailemud, mart.
11 Vrijdag H. Leo de Grootepaus. H. Isaak kluiz.
12 Zaterdag H. Julias, paus, 11. Erkembode, biss.
H. Sabas, mart.
Jaren lang, in dagblad en op meeting,
hebben de socialistische leiders hunne
scharen opgehitst tegen de rtgeering.
Anseele, de man met zijn hart vol haat,
Vandervelde, Huysmans, Destrée, Ter-
wagne, Furnémont, Debunne en heel de
kliek hoe menigmaal hebben zij in de
kamers geene revolutionnaire rede
voeringen uitgesproken
Altijd, wanneer zij dreigden met ge
weld en oproer, was er A. S. mede
gemengd.
In 1902, bloedig jaartal dat voor
eeuwig de socialistenpartij brandmerkt,
luidde hun liedje
En krijgen wij hel A. S. niet
dan smijten wij met dynamiet
Op 10 Oogst 1911, wanneer zij met
dwang hunne troepen hadden byeenge-
trommeld in de Hoofdstad, ging het er
in koor van
- Aan ons uwe kerken en kas-
teelen enz. -
Die betooging werd uitsluitend voor
A. S. op touw gezet welnu, zij had
net en duidelijk een oproerig karakter
de opschriften die men er droeg, de
liederen die men er huilde, de aanspra
ken die er werden gehouden: alles be
wees het overvloedig. En in de jongste
kamerzittingen Na de mislukte taktiek
van den liberaal Hymans, heeft kapitein
Anseele er dan niet luid
Den trpmpet van haaten oproer
gestoken
Op onze Vlaamsche werklieden, in
wier harten de liefde tot Godsdienst en
haard zoo diep is geplant, hebben de
ophitsende woorden dier hatelijke stiel
predikanten niet veel indruk gemaakt.
Anders is het er mede gesteld in het
Walenland waar het geloof hij zoovelen
schipbreuk leed, en de drift naar genot
en vermaak de opperste wet is.
Tegenover die weerlooze lieden die
onder den zweepslag van een vlammend
woord, tot alle buitensporigheden kun
nen opgejaagd worden, hebben de roode
leiders met hunne geweldige welspre
kendheid als
Ware Judassen
gehandeld. Onder den dekmantel van
A. S. hebben zij de belangen dier werk-
Ook wel tegen de schoolwet van Schollaert,
maar die beweging ging saam met den strijd tegen
den Godsdienst strijd,die het wezen zelf der socia
listische partij uitmaakt.
lieden verraden, om hunne eigene belan
genhet rechthouden van hun kraam
te redden. Dit blijkt klaar, wanneer men
weet dal de roode partij er céue is van
mistevredenheid en twiststokerij de
hoofdmans moeten gedurig trachten de
gemoederen hunner slaafsche benden in
gisting te houden, en ze onder allerlei
voorwendsels in den slag^te werpen
dan tegen het patroonschap, dan tegen de
kerk, nu voor... A. S. Van die taktiek
hangt het behoud der partij zelf af.
A S. is nu weer het bedriegelijk lok
aas geweest dat men vóór de oogen der
lichtgeloovige arbeiders heeft doen schit
teren als iets, dat hen op aarde een
hemelsch paradijs moei openen Langs
wettigen weg kan men het niet bereiken,
men gaat nu de bahn op van het geweld
dè a'gemeene werkstaking men
weet in welke omstandigheden wordt
uitgeroepen.
Anseele begrijpt heel goed
dat de A. W. het A. S. aan de werkende
klas niets zal schenken hij bekent zelf
dat voor eene politieke werkstaking
de syndicale kassen niet mogen uitgeput
worden en toch schreeuwde hij het
luidst om de AW. te doen uitbreken.
De reden hiervan
Achter hem staan de waalsche werk
lieden, opgehitst, bedrogen, gepaaid met
beloften, dronken gemaakt door eene
goddeloozc pers "Vooruit», «Le Peuple-
en G'°l die dag aan dag met venijn en
vitriool werkte die ongelukkiger) zijn
niet meer te temmen. Algemeene(?) Werk
staking of ons kraam valt in duigen
Dat heeft de roode kapitein verstaan, hij.
die de plechtigheid van het uur besefte
én de grond een poos voelde wankelen
onder zijne voeten. En op het Paasch-
congres te Brussel slingerde hij de hoog
dravende zinsnede
Liever de nederlaag dan den af
tocht De nederlaag is op voorhand
aan de socialisten beschoren. Intusschen
werpt Anseele zijne benden in den strijd,
hij levert ze over aan gewisse armoede
en ellende, om zijn eigen vel d. i. zijn
gezag als leider en gelduitbuiter op groo-
te schaal, te redden
Niemand is meer ikzuchtig dan een
socialistenleider. Zijne genegenheid voor
den werkman geeft hij lucht in ronkende
woorden die sohitteren als gouden zeep
bellen; maar zijn hart en zijn kofferfort—
die twee zijn onafscheidbaar vereenigd
houdt hij potdicht gesloten voor de arme
wrueters.
In plaats van de opgeruide Waalsche
arbeiders in hun zotten geestdrift voor
de A. W. tegen te werken en te beletten
dat zij zich blindelings hals over kop in
hun eigen bederf storten,zien wij Anseele
en Cle nog wat olie op het vuur gieten,
en zij laten zich drijven met de noodlot
tige strooming, die zij zelf doen ont
staan hebben, onkel en alleen, om hun
eigen belang builen gevaar te houden.
Dit algemeen en schandig verraad
der werkliedenklas ware niet volledig,
indien er naast de Judassen,
Geen Pilatussen stonden.
Die Pilatussen,wij vinden ze in Vander
velde, Huysmans en tutti quanti.
Die hoofdleiders hebben nog den
schijnbaren moed gehad hunne onstui
mige scharen wat te willen intoomen, en
te erkennen dat de A.W. niets dan ram
pen en ellende voor werkman en nij
verheid zon slichten. Maar, 't en duurde
niet lang 1 Hun eigen persoontje lag dit
maal in de balans, en dan moest die na
tuurlijk langs hunnen kant overwegen
Zij hebben zich dus niet verantwoorde
lijk verklaard voor de gevolgen der A.
W., zij wasschen zich de handen, ze ver
vullen den rol van Pilalus
Vandervelde, sprak o. a.
Alles is nu gedaanen niettegen
staande den ernst van het uur, gevoel
ik mij verlicht omdat ik niet langer
onder eenen zworen last van verant
woordelijkheidde woede van het pro
letariaat moet in toom houdennoch
aan zijnen geestdrift weerstand bie
den iLe Peuple, 24 Maart 11.)
Die woorden had-len heel g<>ed kunnen
liggen in den mond van Pontius Pilatus,
toen hij den Zaligmaker aan den toorn
der opgewonden Jodenscharen overle
verde. Het zijn hier de werklieden zelf
die aan den hongersnood werden over
geleverd, en die ongelukkigen juichten
over hunne eigene veroordeeling
Wij wenschen van gansclier harte dat
de A. W. mocht vredelievend zijn, maar
wie zou er niet aan twijfelen, als men
bedenkt al wat er vroeger gebeurde?
Heeft Vooruit- niet over eenige jaren
geleerd
Hoe men dynamietmaakt,
aan zijne lezers Heeft hij niet honderd
maal de massa tot oproer aangezet? Heeft
niet in alle raetingzalen de stem van
den rooden Kapitein en zijn gevolg, als
een kreet van uitdaging geklonken Heeft
men niet aan den onnoozelen werkman
het Katholiek bestuur als eenen bloed
vijand afgeschilderd
Nu schijnen de leiders voor het uit
werksel hunne lafhertige handelwijze
terug le deinzen, en zij spreken gedurig
van vrede...
Een vulkaan barst
niet uit in vrede,
en eene menigte, in wier hart men jaren
lang nijd, haat, verbolgenheid en wraak
zucht heeft opgehoopt, kan vergeleken
worden aan de uitbarsting van eenen
vulkaan,éénmaal dat al die gevoelens te
saam uitbreken in haar,met eenen gewel
digen drang, door niets meer tegen te
houden.
Of is dat niet de gemoedsgesteltenis
van zoovele gefopte mijnwerkers uit de
Walensl reken
Wat er dan ook gebeure
nijverheid geknakt,
huishoudens gebroodroofd,
onlusten uitgebroken,
hel zal almaal komen over het hoofd
der roode Pilatussen en Judassen, die ten
aanzien van gansch het land, hunne ge
blinddoekte partij zoo lal verraden en
overgeleverd hebben
UIT HET BESTAAN DER
Vrijdenkers onzer eeuw
DOOR
Dr J. R. SNIEDERS
EERSTE DEEL.
I.
Bij den schoenmaker.
Een gemeen straatliedjo neuriënd kwam
mijnheer Landry Ketzer by Feldijk, den
schoenmaker, in huis, en wierp met een
bastaardvloek de deur achter zich dicht.
Ketzer was een zwaar, diklyvig kereltje,
met vuurrode kaken, kleine, puilende oogen
en dikke lippen, evenals die van een trom
petter van een Cavalerieregiment. In weer
wil van zijn eenigszins versleten heeren
kleedsel, zag hij er toch uit als een heer
schap omdat hij in gang en houding, en in
de manier van zijn sigaar uit en in don
mond te brengen, en den rook van zich af
te blazen, den Dandy zeer goed nabootste.
Hela, Ho ouwe jongen, hoe gaat
het riep hij ik mag vergaan, als ik u
sedert een paar maanden nog gezien heb.
Vader ziek, zei eon kleine jongen,
die op den vloer zat, en zich bezig hield met
looden soldaten, paarden en kanonnon in
slagorde te zetten.
Wat zegt gy, Dardjo, is vader ziek
En sinds wanneer en waarom Dat zal toch
zekor niet erg w ezen Ik ook ben verkou-
vfen geweest, en ik mag vergaan, als ik
niet meende, dat Landrij Ketzer den hoek
omging. Zoo babbelde het kleine kereltje,
terwijl hij zich op een stoel hijgend liet
nedervallen.
Mijnheer Landry, sprak eene stem in
een aangrenzend vertrek.
Zyt gy dat, ouwe jongen zei Ketzer
opspringend ligt gij daar in uw nest
Zytgij waarlijk ziek
Ik ga op rois, mynheer Landry, her
nam de flauwe stem ik heb els en span
riem voor altijd ter zijde gelegd.
Kom, gekheid,
Ofschoon ik een ontzettend groote
reis ga aanvangen, denk ik toch geen
schoenen of laarzen meer noodig te heb
ben mijnheer Landry, ik ga sterven.
Ja, nu zie ik dat gij waarlijk ziek zyt
doch wie wordt niet al oens ziek
Daareven is mijn parochiepastoor hier
ge woest
Houdt gy nog altyd aan dat oude
tuig, Feldijk
Zeker, mynheer Landry, ik heb in
mijn geloof geleefd, en wil er ook in ster
ven.
Nu, ieder kookt zooals hy het gaarne
eet.
Ik sterf gerust, mijnheer Landrij, de
pastoor heeft mij veel gangbaar reisgeld
gegeven goede munt, waarin ik vertrou
wen heb... God is altijd zoo goed geweest
M. WISTON CHURCHILL sprak Maan
dag in 't Lagerhuis eene tweede redevoering
uit aangaande het budjet der Engelsche
krijgsvloot. De zuivere politieke beweegrede
daar latende, heeft hij er zich bij bepaald aan
het Parlement eene reeks technische inlich
tingen te geven nopens den huidigen toestand
der vloot en zijne plannen aangaande de
Admiraliteit.
Het blijkt uit zijne uitleggingen, dat Enge
land in den tegenwoordige n toestand 6o
sterkter is dan de sterkste na hem komende
krijgsvloot en dat een zesde nog aan de Me-
tropolitaansche wateren mag onttrokken
worden om in andere havens des Keizerrijks
gebruikt te worden. Dit zijn de vooruitzich
ten tot in 1915.
HET ANTWOORD DER BALKAN-
STATEN op het voorstel der mogendheden
is Dinsdag meegedeeld maar de tekst is nog
niet officieel gekend. Naar ingewonnen in
lichtingen is dit antwoord in princiep eene
bijtreding, maar altijd onder dit voorbehoud
dat de Vcreenigden hunne eischen nopens
de oorlogsschatting behouden en zij den
afstand eisc'nen van al de eilanden der En-
geïsche zee.
Op het eerste punt kan men overeenko
men, namelijk met het deel te verminderen
dat de verbonden Staten in de ottomaansche
schuld zouden te betalen hebben. De tweede
kwestie zal de moeilijkheden bestaande tus-
schen Griekenland en Italië nog verscherpen.
DE DIPLOMATISCHE TOESTAND no
pens Montenegro blijft onduidelijk.
De afgezanten te Londen hebben htt ge
dacht opgeworpen tot eene gezamenlijke
ylootbetooging tegen Montenegro te beslui
ten, met het doel de diplomatische werken
te steunen, aangezien laatstgenoemd land
weerstand blijft bieden aan de wenschen van
Oostenrijk.
Al de mogendheden zijn 't akkoord en zul
len zich in die betooging doen vertegenwoor
digen.
AANGAANDE HET BULGAARSCH-
Rumeensch geschil, werd verleden Woens
dag te St-Petersburg een zitting, voor den
vorm gehouden, gedurende dewelke de
belanghebbende Staten zich bepaald heb
ben het register hunne wederzijdsche eischen
inhoudende neer te leggen,
i De officieele vergadering werd gevolgd
Aoor een zienswijze, die naar men meent tot
eene overeenkomst zal leiden.
Te Weenen blijft men beweeren datSilistrie
aan Rumenië zal toegekend worden.
Drooge erwten enboonen. M-n
moet ze van daags te voren in regen
water laten weeken. Men zet ze op het
vuur met koud regenwater eerst als ze
half gaar zijn, doet men er zout in. Als
ray'i voor het afkoken pompwater ge
in/ ikt, worden ze hard en zwaar te ver-
?n ook als men ze in ziedend water
doe'l.
Droge-erwtensoep. Als droge
erwten gaar gekookt zijn, stampt men
ze door eenen blikken teems fijn, terwijl
men ze met hun sop begiet. Men laat
eenen of twee klein gesneden ajuinen in
botïr bruin worden men giet er de fijn
gestampte erwten met hun sop bij de
soep moet nog eenige minuien koken.
Men bereidt die soep met eenen varkens
poot, ook met spek. vleeschsop enz.
Groene erwlsoep wordt op gelijke
wijze bereid
Broodkorstjes. Men snijdt oud
bakken broodkruim in teerlingjes, die
mqji langs alle kanten in boter laat bruin
worden. Men doet ze in de soepkom, na
dat/er de soep ingegoten werd.Zij worden
mol spinazie en met allo doorgestoken
gropnselsoepen opgediend.
Het is u al lang bekend, niet waar,
vriend Lezer, dat de socialisten nooit
den spot drijven met ons Geloof. Ge
moet maar een klerikalen domper zijn
om zulks te beweren, en om u nogmaals
te bewijzen dat wij klerikalen, fanatieke
kleppers zijn, zal ik u, voor de duizend
ste keer, laten lezen wat de hoofdorga
nen der roode comedianten zooal huiten
kiestijd durven neerpennen
I. In zijn nummer van 27 Maart II.
schrijft - Le Peuple O. a. Een Brus-
solscli gezel gaat naar Angleur een
voordracht gevon over liet volgend on
derwerp Door en door de geestigheden
van het geloof God, Duivel, Schepping,
Jesus, Ziel, Vagevuur. Hemel, Hel, enz.
voor den armen schoenmaker hier op aarde,
en zal mij...
Bedenk u goed, Feldijk, onderbrak
hom Ketzer, zeer ernstig; ik mag vergaan...
docli in uwe plaats, zou ik liever hier blij
ven bij uw kind.
Ja, voor den kleinen Theodard had
ik nog wel eenige jaren willen leven doch
de goede God schijnt daarover anders be
schikt te hebben.
En laat gij* den armen knaap iets
achter want het is lieden een dure tijd.
Daar, in de kas ligt nog iets voor hem.
Misschien een appel voor den dorst
Ja, mijnheer Ketzer, geef mij de hand,
en beloof mij op uwe eer dat gij zorg zult
dragen voor den knaap, gij hebt mij be
loofd datAch, God, wat is dat
Er kwam een stuiptrek over het lichaam
van den schoenmaker geloopen, waarna hij
roerloos bleef liggen.
Nu, Feldijk, wat is dat nu voor gek
heid riep Landrij hevig ontsteld zijt gij
dood, ouwe jongen Bedenk u goed waa
rom blijft gij niet hier Feldijk Feldyk
wilt gy ook iets gebruiken Spreek nog
eens, ouwe 1 Ja, ik mag vergaan, als de
kerel niet dood is.
Ketzer zag verlegen om zich heenen
vervolgde
Dat is daar al eene zonderlinge ge
schiedenis... en toch is het zoo 011 niet
anders... Ja, dood is hij... Feldijk wezen
lijk dood Zonderling wie zou dat daar
even gedacht hebbon
II. Ziehier wat L'Avcnir du Bori-
nage schrijft in zijn nummer van Zon
dag 11. Geen doopen meer in de Kerk!
Geen huwelijken meer in de Kerk Geen
kerkelijke begravingen meer Geen eer
ste communie meer ter Kerk
De werkersklas moet
de kerkelijke staking inrichten, deze
moet algegeineen, aanhoudend en radi
caal zijn.
Het wachtwoord der werklieden moet
zijn, van nu af: geen kind, geen vrouw,
geen man, geen cent meer voor de
Kerk
Cbristene werklieden ge zijt nogmaals
verwittigd, en dat door de roode politie
kers zelf Laat gezel Vandervelde maar op
zeemzoetigen toon zeggen dat de stand-
regelen der werkliedenpartij alle geloofs-
meening, 't zij katholieke of andere eer
biedigen, maar zeg dan ook bij u zeiven
Zeer goed, maar gezel Vandervelde
is de Socialistische-partij niet.
De Jonge Vlaming.
Ik ben een jonge Vlaming
En min den vadergrond,
Waar God in eedle herten
Den Geest der Vrijheid zond.
Ik inin der Vlaamsche gouwen pracht,
Waar 't golvend graan ons tegenlacht.
Ik hen een jonge Vlaming
En min den vadergrond.
Ik ben een jonge Vlaming
En heb mijn tale lief,
Waarin de vaaderen schreven
D'alouden vrijheidsbrief
Waarin ik zing mijn lustig lied.
En Gode dank en hulde bied.
Ik ben een jonge Vlaming
En heb mijn tale liet.
Ik ben een jonge Vlaming,
Wiens borst van vrijheid gloeit
Daarvoor heeft inenigmalen
Het Vlaamsehe bloed gevloeid.
Ik eer der vaadren burgermoed.
Die ons verwierf zoo'n kostbaar goed
Ik ben een jonge Vlaming,
Wiens borst van vrijheid gloeit.
Fr. Willcms.
Daar schoot hem eensklaps een heldere
lichtstraal voor da oogen.
Wat zegde hij daar even van een
appel voor den dorst dacht Landrij, de
oogen gevestigd op eene kas, dio in een
hoek der kamer stond Dardje, loop daar
eens even naar den bakker, den hoek der
straat om, en haal een krentenbrood vader
heeft honger..Ziedaar, verlies uw geld
niet.
De knaap liet zijn looden soldaten, paar
den en kanonnen op den vloer staan, be
keek het kleine zilverstuk, dat in zijne hand
lag, en liep haastig do deur uit
Landrij Ketzer schoof den grendel er
voor greep ha'astig een schoenmakers
hamer van de werktafel, en brak, met de
platte punt tusschen de twee deuren te
wringen, in een oogenblik de kas open.
Voor hem lag eene roodmarokijnen brie-
ventasch, door den schoenmaker zeiven,
zeer kunstig bewerktdezelve bevatte ver
scheidene banknoten. Ketzer stak haar in
zijn binnenzak, deed de kas dicht, legde
den hamer op zijne plaats, en schoof den
grendel weer van de deur.
Juist kwam er eene buurvrouw binnen,
die zegde dat zij geheel den nacht bij den
schoenmaker had gewaakt, maar nu even
naar huis was geweest, om...
De man is dood, onderbrak Landry
Ketzer ja, ik mag vergaan, als hij niet
dood is... hij wilde niet anders.
De buurvrouw, die den armen schoen
maker goed mocht lijden, begon to huilen
Onze confrater Dender en Schelde
neemt het ten kwade dat De Denderbode
de belangen van schippers en eigenaars
van gronden gelegen aan de Dendervallei,
in deze zaak verdedigd en inzonderlijk
verzet aanteekend tegen de tolrechten op
de scheepvaart in Deudcrmonde geeischt.
Wij zijn hoogenaamd niet voornemens
voor den oogenblik, in vorderen rede
twist over deze zaak met den schrijver
van hel. artikel van Dender Schelde
te treden, wij behouden overigens hier
over ons vroeger schrijven.
Wat de verbreeding en verdieping van
do rivier betreft en zelfs het verplaatsen
van liet sas van Wi' ze tot op het grond
gebied van Aalst, houden wij staan dat
dit gedacht is opgeworpen geweest door
de technische commissie gelast met de
studiën tot verbreeding der rivier.
De vraag gesteld door den schrijver
van het artikel Dender en Schelde
Waarvoor dit werk van ver
breeding en verdieping alleen
gedaan tot in Aalst schijnt ons zeer
goedaardig en het is waarlijk te verwon
deren dat dit geniaal gedacht niet voor
gesteld wierd ten tijde van Maria-Tlieresia,
wanneer do kanalisatie, alleen tot Aalst
bevolen werd.
Kom, kom, confrater denkt niet dat
dien oud gekende antagonism tusschen
Aalst en Dendermonde nog bestaat, wel
integendeel onze vurigste wcnscli is al
hier, dat onze Zusterstad de vooruitstre
vende weg inslage en dat zij de buitenge
wone gelegenheid om zich uit te breiden
en te verfraaien waarneme, nu zij ont
bloot is van die krijgsversterkingeu
welke haar omsingelden.
DOOR PETRUS COSYN.
TERUG NAAR 'T VADERLAND.
LI.
Om 11 ure komen wij te Kapata, het
doel onzer reis aan. Seffens wordt er
vuur gemaakt om mij the te bereiden,
maar welk water? Niet blond maar zwart
en met een walgelijken reuk, ik verzaak
dan ook aan den the en na eene uur rus-
tens beveel ik op te breken en voort te
reizen tot men beter water vindt. Om
1 1/2 ure houdt de cara vaan stil te Kikolé
waar slechts eeu huis staat, het huis voor
reizende passanten en waar er water te
vinden is, iets of wat beter dan te Kapata.
Doch, onmogelijk nog verder te reizen
want 't is nog 4 uren verder voor er een
rivier of water te vinden is. Dus hier
maar tent opgeslagen en 't waterjgeno-
men gelijk het is. Ik doe eerst het huis
eens goed reinigen want het heeft het
hoogst noodig. Er zijn hier thans 3 kara
vanen ik schat de zwarten op zoo een
200tal en éen blanke, ik. De twee kara
vanen zijn de eene komende van Elisa-
bettiville en gaande naar Pweto,de andere
vertrokken te Kilwa voor Kassenga. Ge
moet niet vragen welk een la wijd het is
's avonds, om 11 1/2 ure heb ik nog geen
ook toegedaan, ik sta dan ook op en roep
eens zoo luid ik kan aan de deur Basi,
bantus, basi sika Stil hé zwarten, stil,
verstaan Ja ze hebben het goed verstaan
en 11a 4/2 uurs is alles doodstil.
3 December. Om 4 ure,'t is nog bijna
donker, maak ik appel. Lufungulu bakt
mij een goeden eierkoek en maakt the.
Om 4 1/2 ure marsch De veldflesch in
alluminium is gevuld met the, do maau
giet haar zachtzil veren licht over de baan
en door het groen der maagdelijke wou
den,geen haan kraait,geen vogeltje zingt,
alleen de weergalm weerkaatst het me-
lankoliek «koloké» der zwarten van berg
tot berg. Geluidloos in gedachten verzon
ken schijdt de karavaan over den krom
en slommen weg en verdwijnt in het
duister bosch daar voor ons. 't Is frisch,
koud zelfs, de zwarten hebben geen trek
111 zingen wat anders hunne geliefkoosde
bezigheid is, doch stappen flink door. Om
6 ure kleurt de horizont ginds achter de
liooge bergketen ten oosten, zich met
stralend schitterend goud. Roode licht
bundels als uit een machtig vuurwerk
ontsprongen, schieten ton allen kanten
opwaarts, zonderlinge geluiden stijgen
uit het diepe des wouds op. vogelenzang
en dit alles overheerschend klinkt het
blijde gezang mijner zwarte pakdragers
dreunend door de morgendstilte weerge-
kaatst door dc bergen
Koloké, Iioloké,
Bantu na nani
Bantu na bwana-kasi
Kwenda na Lubombaschi
Hou Hou Hou,
Koloké, Koloké.
't Zal een warme dag worden en de
weg is lang naar Mukobé, een marsch
van 9 uren en flink doorstappen en 't erg
ste van al geen water gedurende de 5
eerste uren. Wat een tocht. Om 10 uren
ben ik te Kapepula en beveel er halt te
houden. Mijne beenen en... mijne maag
vragen de eene rust de andere werk.
er kwamen mannon en vrouwen uit de
buurt binnen, on jammerend herhaalde
men. dat het toch ongelukkig was, zoo
spoedig te sterven. Het zoontje van den
overledene kwam binnen met zijn krenten
brood, schreide een oogenblik omdat hij
anderen daar staan zag met de tranen in de
oogen, en ging weldra zie!: wederom rus
tig nederzetten op den vloer by zijne
looden soldaten, paarden en kanonnen.
Hebben wij reeds gezegd dat dit tooneel
in eon der afgelegene zijstraatjes dor Ko
ninklijke Residentie voorviel
Twee dagen later voerde men liet lijk
van den schoenmaker naar het doodenveld.
Bloedverwanten waren er niet tegen
woordig de schoenmaker, zoo verzekerde
Landrij, had noch broeders, noch zusters,
ook geen neven of nichten. Sedert de:i
dood zijner vrouw was hy alleen in de we
reld met zijn eenig zoontje.
Ketzer alleen, die altijd een vriend van
den overledene geweest was, woonde twee
dagen later den lijkdienst bij hy hield den
kleinen Dard bij do hand terwyl de dood
gravers de kist lieten zakken, en daarna
het graf toestopten.
Weldra was op het kerkhof alles afge-
loopen en toen ging Landrij Ketzer, die
by het verlaten van het kerkhof, daar
eenige vrienden ontmoette, met hen en den
kleinen Dard eene nabijgelegen herberg
binnen, waar hij allen onthaalde op brande
wijn en sigaren.
Willen wij eens een overzicht maken van
Kctzer's vrienden Het zyn allen mannen
met wie wij, gedurende den loop van ons
verhaal, nauw in kennis moeten blijven.
Vooreerst hebben wy mijnheer Abraham
Blits, een gewezen schoolmeester en tevens
opsteller van een weekblad, dat in eene
kleine provinciestad werd uitgegeven.
Blits veronachtzaamde zjjne school, rand
de in zijn weekblad Kerk en priester en
ook dc openbare zedelijkheid aan, en droDk
zooveel bitteren jenever, dat zijn hoofd en
vooral zijne beenen veeltyds te bed wilden
liggen. Daarbij had hij de gewoonte twist
te zoeken in de herberg, betaalde zyne
schulden niet, en had zelfs roeds een paar
malen voor scliuftige zaken, eenige weken
in liet tuchthuis doorgebracht. Op zekeren
dag stond hy met opgeheven vuist voor zijn
schoolopziener, en had hem, zonder de
tus8chcnkomsl zyner vrouw, stellig buiten
de school geworpen. Om deze en meer
andere redenen kreeg Blits zijn ontslag als
schoolmeester, terwijl kort daarna het
weekblad, waarvan hij de opsteller was,
bij gebrek aan levensbloed, te niet ging.
Abraham Blits hield het nog een tyd lang
vol in de provinciestad, waar hij een jaar
of tien had verbleven, en zeilde toen, met
de algemeene verachting en vooral met
schulden beladen, op de hoofdstad af.
Wordt voortgezet.