Era© tatawupo De Denderbode Zondag, 29 Juni 1913 TUINBOUW. LANDBOUWNOTA'S. aan N* 4589 LANDBOUW BIJVOËGrSEL daarmede hooger opbrengsten te winnen. N u zien wij juist het tegengestelde 1905 1912 Rapen 138.886 heet. 135.740 heet. Wortels 13.860 9.742 Spurrie 25.436 23.881 Gemiddelde opbrengsten Rapen 25.587 kilog. 14.368kilog. Wortels 14.013 11.098 Spurrie 12.517 5.220 Indien bovenstaande getallen juist zijn ze zijn getrokken uit de officieele sta-, tistieken dan zou men goed doen met aan de landbouwers het nut der navruch- tenteelt te doen begrijpen. Wij bevinden ons reeds in het bezit der opgaven, welke door de zorgen van het Ministerie van Landbouw met een prijzenswaardigen spoed zijn ingewon nen over de opbrengsten der akkers in het afgeloopen jaar 1912. Al die opgaven hebben veel belang en daar ze ook voor den landbouwer tot zeer nuttige gevolgtrekkingen kunnen leiden, deelen wij hier eenige van die getallen mede, betrekkelijk de voornaamste ge wassen, die in alle streken van ons land worden verbouwd. Vele landbouwers weten, op geen honderden kilogrammen na, hoeveel el ke teelt zoo ongeveer in Belgie, per hectare, kan opleveren. Zij weten ook niet welke opbrengst dezelfde teelt in eene andere provincie dan de hunne bereikt. Zij stellen zich daarom niet zel- deii rhet een te geringen oogst tevreden. Van al de graangewassen neemt de r»gge in ons land de grootste plaats in; zij wordt geteeld op meer dan 263 dui zend heqtaren, daarom willen wij daar aan eenige regels in het bijzonder verleenen. De gemiddelde opbrengst der rogge bereikte, in 1912, aan graan, 2057 kg., zijnde ongeveer drie zakken minder dan in het jaar 1911. Zonder nu daarom profeet te zijn, kunnen wij voor het loopend jaar 1913 wederom eene nieuwe vermindering van opbrengst aankon digen. Dit moet voorzeker toegeschreven wor den aan minder gunstige weersvoorwaar- den, maar toch ook mogen wij niet nalaten de landbouwers voor een deel van dien toestand aansprakelijk te ma ken. Eens de rogge gezaaid, bekommeren de meest landbouwers zich niet anders meer om hun gewas dan om den slechten stand, den vertraagden groei, het magere uitzicht, de verwinterde halmpjes te be treuren, maar zij denken er niets eens aan de treurende gewassen ter hulp te komen met snelwerkende en oplosbare meststoffen. Wij weten wat ze daartegen inbrengen: «waar de aren ontbreken kan al het nitraat en superphosphaat der wereld de graanopbengst niet verhoogen Voorzeker, maar de landbouwer die nooit op doelmatige wijze 200 of 300 kg. nitraat op slecht uitgewinterde rogge heeft gebruikt, kan zich niet inbeelden hoezeer het uitstoelen en dus de vermeer dering der aren bevorderd wordt, door een vroegtijdig aanwenden van die hoeveelheid nitraat. Dit jaar heeft het uitstoelen niet regel matig kunnen geschieden, omdat het verhinderd werd door de koude vochtig heid van den grond en omdat het overtollig water de beschikbaren nitrische stikstof der bovenste grondlaag, voort- 28 komende van genitrifieerde organische en ammoniakale stikstof had uitgeloogd. Over 't algemeen wordt er te weinig kunstmest gebruikt, dit wordt door de gemiddelde opbrengsten bewezen. Wan neer men de verschillende provincies in oogenschouw neemt, ziet men al spoedig dat West-Vlaanderen de kroon spant, omdat daar ock de grootste hoeveelheden kunstmest worden gebruikt. De gemid delde opbrengsten van die provincie overtreffen in 't algemeen die van het land. Ziehier: Teelten 1912 Gemiddelde opbrengsten Belgie. West-Vlaanderen Rogge Tarwe Spelt Wintergarst Haver Suikerbeeten Voederbeeten Aardappelen Hooi le snede kg- 2057 2602 2246 2790 1942 27962 60302 21101 kg- 2135 2655 2400 2996 3006 33303 84100 21788 4919 en Bolré, welke dus den gemiddelden oogst van Vlaanderen overtreft. De provinciën, waar sedert jaren de laatste grond is ontgonnen geworden, bereiken veel gemakkelijker een hooger middengetaldit wil echter niet zeggen, dat in die provinciën geen verbeteringen meer mogelijk zijn. Alhoewel Belgie nu aan de spits staat der Europeesche lan den met zijne landbouwvoortbrengselen, toch zouden zijne gemiddelde opbreng sten nog merkelijk stijgen, door overal krachtbebouwing aan te wenden, door beter bewerking van den grond, door sterker en doelmatiger bemesting, door nauwkeuriger zaadkeus, door het be trachten bij alle teelten van de beste groei voorwaarden Ara. Geene andere provincie komt tot zoo gunstige uitslagenwel kan de eene of andere teelt wat hooger stijgen in op brengst, doch de gezamenlijke uitslag is nergens zoo gunstig. 't Is door meer aan krachtbebouwing te doen in die proviniën waar thans de gemiddelde opbrengsten te laag staan dat men den gezamenlijken toestand van het land nog kan verbeteren Beschouwen wij slechts de volgende vergelijkende tabel Teelten Gemiddelde opbrengsten 1912 West-VI Antw. Limb. kg- kg- kg- Rogge 2135 1831 1844 Tarwe 2654 2510 2300 Wintergarst 2996 2774 2604 Haver 3006 1092 1637 Suikerbeeten 33303 34000 27220 Voederbeeten 84100 50000 50395 Aardappelen 21788 22400 18505 Hooi, le snede 4919 4037 2906 't Zou nu toch verkeerd zijn uit deze tabel op te maken, dat in vergelijking met West-Vlaanderen, de provinciën Antwerpen en Limburg bewoond wor den door verachterde landbouwers. Wie kent niet de rijke oogsten der Polders en wie heeft nooit inbewondering gestaan voor de prachtige beetenakkers en heer lijke tarwevelden in het vruchtbare Haspengouw? Die landbouwers kennen daar ook krachtbebouwing en door velen hunner hebben wij hoeveelheden super phosphaat en nitraat zien gebruiken, die wij hier niet zouden durven aanprijzen, uit vrees van beschuldigd te worden v?n overdrijving: te zamen met eene got. bemesting nog 500, 600, 700 kg. nitraat en meer op één hectare beelenEn toch bevonden zij er zich wel mede en stegen hunne opbrengsten nog hooger dan die in West-Vlaanderen. Hoe vreemd de bevestiging ook moge klinken, toch aarzelen wij niet te zeggen, dat de vooruitgang op landbouwgebied in Antwerpen en Limburg de oorzaak is van het dalen der cijfers van gemiddelde opbrengstTelkenjare komen er nieuwe gronden onder den ploeg; die nieuw ontgonnen akkers kunnen voorzeker in bet begin geen opbrengsten opleveren, doch tot berekenen der gemiddelde -op brengsten der provincie komen zoowel deze geringe oogsten der nieuwe gronden als de rijke oogsten van Polder en Has pengouw in aanmerking. Zoo 2ien wij, bij voorbeeld, nevens eene gemiddelde rogge-opbengst v:- n 1400 k. in het kanton Peer, die van 2300 kg. te Sichen-Sussen Bemesting der weiden. In van de Weiden alleen in den Herfst te bemesten, waarvan men slechts het vol gend jaar de uitwerking geniet, zou men misschien beter doen, na het hooi te bemesten. Phosphorzuur en potasch. alsdan toegepast, kunnen hunne eerste uitwerking doen gevoelen op het nagras, waarvan zij de opbrengst zullen verbete ren en vermeerderen en daarna het vol gend jaar op de eerste snede. Deze han delwijze werd meermalen aanbevolen door gezaghebbende landbouwkundigen, en in alle streken waar men ze heeft toe gepast heeft men er zich wel mede bevonden Zooals M. Grandeau te recht heeft geschrevenDeze handelwijze heeft het voordeel dephosphaten goed in den grond te brengen in weiden, welke in Herfst Winter niet zelden overstroomd zijn, zoodat alsdan de bemesting onmogelijk is. Niet alleen de phosphaten ook de po- taschmesten kunnen op dat tijdstip des jaars aangewend worden. Men kan toepassen s 500 tot 600 kg. metaalslakken, 200 tot 300 kg. kaïniet per hectare. In droge weiden kan men super phosphaat gebruiken in plaats van me taalslakken Men zal na de eerste snede niet ver- waarloozen de noodige hoeveelheid stik stof aan te wenden, door toepassing van 50 tot 150 kg. chilinitraat volgens den bemestingstoestand der weide. Nieuw hooi. Mag men nieuw hooi, onmiddellijk na het binnenhalen, aan het vee geven Neen, zegt men, daardoor ontstaan buikkrampen, ontsteking -van het verteerkanaal, het verzwakt de paar den, enz. Onze meening is, dat deze slechte gevolgen weinig gegrond zijn. De onge vallen, welke men nu en dan heeft waar genomen, hadden veeleer hunnen oor sprong in een gebrek van toezicht of van samenstelling van 't rantsoen. Versch hooi is smakelijker en zoeter waardoor de dieren tot gulzigheid worden opgewekt. Daar de hoeveelheid hooi, welke aan de paarden wordt gegeven, meestal niet wordt gewogen en men genegen is de ruif goed vol te geven, wanneer de voor raad nog groot is, gebeurt het niet zelden dat de paarden aan slechte vertering lijden, omdat zc over voeder d weiden daardoor kan dan ontsteking der inge wanden ontstaan, met buikkrampen enz. Deze ongesteldheden zi n alsdan des te gevaarlijker, omdat door het gulzig eten. het voeder slechter geknauwd is geworden Zeker is het, dat nieuw hooi voedzamer is dan oud, waaruit een gedeelte der voe dende bestanddeelen is verloren gegaan Wij besluiten dat er geen waar gevaar gelegen is in het toedienen van nieuw hooi, op voorwaarde dat men geen verhit hooi geeft, dat men hetzelve op de zijden den hoop afneemtdat men zorgt dat het rantsoen overigens goed is samen gesteld en dat de hos veelheid wat gerin ger zij dan van oud hooi. Verdelging van het warkruid. Luzerne- en klavervelden kunnen door het warkruid overrompeld worden. Ziehier hoe men, volgens M. Jaurand, het veld daarvan zuivert door middel van vuur. Over de plek, waar het warkruid zich heeft verspreid, legt men eene dunne laag (10 b. 15 centimeter) stroo, die zich zelfs een 50 centimeter verder uitstrekt dan de aangetaste plek. Men steekt dit stroo in brand van de windzijde. Daar het warkruid gemakkelijker brandt dan de andere gewassen, ziet men hetzelfde tusschen de klaver- en luzernebossen uitbranden. Het middel is echter wat al te sterk in sommige gevallen wanneer de luzerne nog jong is, mag de stroolaag maar 5 a 6 centimeter dik zijn. In luzernevelden is de schade door verbranding aan de gewassen toegebracht ook niet zoo erg als in klavervelden, omdat de luzerne gemakkelijker uitschiet op de wortels. Wanneer de luzerne echter maar onge veer een jaar oud is, bestaat er ook gevaar omdat de jonge plantjes nog niet sterk genoeg geworteld zijn. Ook op sommige kalkachtige gronden dient men voorzich tig te zijn, omdat de wortels aldaar niet zoo gemakkelijk diep doordringen waar door het gevaar van uitbranding dan ook grooter wordt. Het beste tijdstip om het warkruid door verbranding uit te roeien is de maand September alsdan is de grond droog min onderscheidt alsdan beter de aange taste plekken, en men kan op dit tijdstip des jaars best dit voeder missen. Wanneer de luzerneplanten sterk zijn en reeds een drietal jaren oud, dan weer staan de wortelen gemakkelijk aan het vuur en schieten wederom spoedig uit. Dit uitschieten is alsdan des te weelde riger omdat al de onkruiden verdelgd zijn, zoodat alle vocht en voedende be standdeelen, voor de luzerne zijn. Om het uitschieten der verbrande plekken te bevorderen, kan men een wei nig superphosphaat en nitraataanwenden. F. P. della Campagne (Nadruk verboden) Ziehier de belangrijkheid dc-r bijzondere teelten in Belgie, in het jaar 1912 Teelten. Uitgestrektheid. Gemiddelde opbrengst per heet aar Vlas 21662 heet. 603 kg. zaad en 1338 kg. lint Koolzaad 631 2270 kg. zaad Tabak 4017 2497 kg. dr. blad. Hop 2283 2020 kg. dr. bellen Cichorei 9469 33232 kg. wortels Kooien worden in onze tuinen veel gekweekt, omdat ze eene ge zonde, aangename en altijd ge zochtegroente zijn. Kooien hebben gaarne een vochtigen grond en eischen goede bewerking en goede bemesting. Men verlieze niet uit oog dat deze gewassen zeer vraat zuchtig zijn, dat ze veel voedende stoffen en vooral veel stikstof noodig hebben zooals dit genoeg zaam gebleken is uit proefteelten, uitgevoerd door M. J. Graftiau in in den proeftuin van het land- bouwcomice te Leuven. In die proefteelten op bloem- koolen,om maar enkellijk die aan te halen, vermeerderde de stikstof de opbrengst met 33, 63, 65, en 43 t.h. dus gemiddeld met 49 t.h. Soortgelijke uitslagen werden verkregen met roode kooien, ka- buiskoolen en savooikoolelf. Al de soorten, uitgezonderd de Brussel- sche spruitkoolen, zijn dus zeer wel gediend met eene bemesting, waarbij de stikstof het grootste bestanddeel uitmaakt. Volgens M. G. de Marneffe en J. Graftiau kan de bemestingsformuul per 10 vierkantmeters eene der volgende zijn: 1° 600 gram chilinitraat 400 gram metaalslakken 15 t.h. 600 gram kaïniet, 2° 600 gram chilinitraat 300 gram superphosphaat 15 t.h. 200 gram potaschulfaat. Voor de Brusschelsche spruit koolen zal men de. dosis nitraat wat verminderen om de stammen niet te zeer te doen ontwikkelen en de spruitjes niet te doen open gaan. Wat nu de toepassing van de meststoffen betreftmen zal den stalmest en de metaalslakken bij het eerste omspitten inwerken het superphosphaat en de potasch- mester. bij het tweede spittèn. Een derde van het chilinitraat wordt bij de planting uitgestrooid een derde wanneer de kooien in groei komen en een maand later het overige. Men kan dit laatste derde chilinitraat ook opgelost in water toedienen of hetzelve bij den vloeimest voegen, welke het vor men der koolhoofden zeer bevor dert De Brusselsche kooien(2° zaaiïng) de groene of boerenkoolen, de raapkoolen, de herlst-bloemkoo- len worden in Mei op zaai bed gezaaidde andere kooien worden in Augustus gezaaid. De koolent eelt is voorzeker eene der belangrijkste, omdat deze groente geheel het jaar door ver bruikt wordt, wanneer men goede variëteiten kiest. P. Fernand d'Amay. (Verboden nadruk) Men vraagt een middel tegen de bladluizen ln 10 liter regenwater lost men 1/2 kg. groene zeep op en daarbij voegt men drie kwaart liter pelrool. Met die oplossing besproeit men de aangetaste planten.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Denderbode | 1913 | | pagina 3