MELKERIJ. HET NEERHOF. Volkswetenschap. Voeding der Dieren. Wil een dorstig -paard geen voedsel gebruiken vooraleer het gedronken heeft, legt dan een weinig hooi op het water en het gevaar-zal zoo groot niet meer zijn. Overigens moet men ni t te veel vreezen voor ongevallen, wanneer het p.ard, dat warm heeft, drinkt op voorwaarde dat men hetzelve in beweging zet onmiddellijk nadat hét gedronken heeft. Het vetten der Varkens. Het varken is zeer vraatzuchtig het veislindt gretig en met haast al het voed sel dat men toedient, zonder zich veel te bekommeren met het knauwen. Het ge volg daarvan is, dat veel voedsel te wei nig wordt doorspeekseld en dus onvolle dig wordt verteerd. Dit is des te meer belangrijk om aanstippen, omdat men de gewoonte heelt van dikwijls, zooniet altijd, het voedsel onder geheel vloeiba ren vorm toe te dienen. Ook willen wij doen opmeiken, dat het vaiken, gekend om zijn alverslinden,ook zonder onderscheid of oordeel allerhande soorten van voedsel ontvangtmen be kommert^ zich noch om den ouderdom, noch om den groei, noch om de vetheid van het dier. Bij het vetten der varkens moet men di? voedermiddelen kiezen die het best voor eene goede vertering gepast zijn. Me n moet ook denken aan den invloed der voedermiddelen op de hoedanigheid van het spek. Aardappelen, gekneusd graan, garst bijvoorbeeld, koitmeel en af- geioomde melk geven allerbeste uitsla gen. Varkens die alzoo gemest worden, geven spek van beste hoedanigheid. Ongelukkiglijk kost zulk rantsoen soms te duur en is men verplicht gebruik te maken van nijverheidsafval of voeder- stoffen welke niet zoo duur kosten. Tusschen deze. hebben wij stokerij - en brouwerij-afval, beetwortels, wortels, maïs, sommige voederkoeken. Het groot verteervermogen van het vaiken laat ons toe veel verscheidenheid in het rantsoen te brengen, doch wij moe ten niet vergeten dat zulks soms gebeurt ten nadeele van het vleesch of spek. Na het gevogelte is het varken het meest ge schikt om door inwerking van het voedsel scb -ikundige wijzigingen te weeg te biengen in de samenstelling van het vet. Het onmatig toedienen van lijnkoek, bij voorbeeld, maakt het vet geelachtig, we jk, de geur en smaak worden onaan genaam in zooverre dat men het reeds opmerkt bij het braden. Wanneer het var ken met visch wordt gevoed, krijgt het vet een grijsachtig, bleek, lijkachtig uit.jilijk en het wordt week. Met ranzige vocderkoek-n gevoed, levert het varken oneetbaar vet vleeschmeel geeft een "Sin ïak als van schimmel en rijstmeel een rotachtigen smaak. Voedt men het varken met wortels dan heeft het spek weinig smaak en is weinig vast, dit geelachtig vet laat zich ook niet lang bewaren. Ook de drafsoorten zijn niet zeer gunstig voor de hoedanigheid van het spek. Het onmatig toedienen van al die voe- derstoffen moet dus vermeden worden. Als men van dezelve niet meer geeft dan een derde van het geheel rantsoen en daarbij zorg draagt van ze achterwege te laten gedurende het laatste derde deel van het vettingstijdperk, dan verdwijnt de schadelijke invloed. Om alzoo nutte trekken uit den gunstigen invloed van maïs op de vetting, gebruikt men dit voedermiddel, maar men vervangt het in de laatste weken door garstemeel. Wanneer men bij maïsmeel palm- of kokoskoeken toedient, verdwijnt de olie achtige smaak van het spek. Zeer waterachtig voedsel, beeten, ver- schc draf, afval uit brouwerij, stokerij, melkerij, moet ook in de laatste weken door vaster voedsel vervangen worden. - Te veel toebereiding aan het varkens- voedsel besteden moet ook afgekeurd worden. Hoe eenvoudiger de toeberei ding, hoe beter. Het koken is maargoed vooi enkele voedermiddelen, zooals aard appels, harde granen, melkerijafval, enz. 't Is beter het graan slechts te kneuzen of te pletten. Voedermeel zal mén met grof voeder vermengen. Wanneer men gebruik maakt van soep, zegt Kellner, dan zal men deze niet te vloeibaar maken, ze moet eene brei of pap vormen, "welke op de warmte van het lichaam afgekoeld wordt toegediend. In dit geval moeten de eetbakken zorgvuldig onderhouden wor den, evenals al de gereedschappen die met de brei in aanraking komen. Voor de jonge dieren geeft men het voedsel in driemaal en men onderhoude nauwkeurig dezelfde uren om te voeden. De vetstal- len moeten matig warm zijn, droog, rein en goed verluchteene te groote warmte vermindert den eetlust en kan evenzoo schadelijk zijn als eene te groote koude.» Laat ons eindelijk ook niet vergeten, dat het varken, gekend om zijn morsig heid, toch uiterst wel de aan hem bestede reinigheidszorgen terugbetaalt. F. PlRARD. Landbouw-ingenieur (Verboden nadruk) Vooraleer de veulens ter weide ïe brengen bij nat, koud of mistig weder, is hel aan te bevélen hun eerst, op stal, wat hooi te laten eten. HET KNEDEN. Zoodra de boter gevormd is in het botervat, moet de botermelk verwijderd worden, daardoor wardt de goede bewa ring en de kwaliteit der bot r bevorderd. Slecht ontmelkte boter wordt spoedig ranzig. Op de pachthoeve wordt de botermelk door middel van water, uit de boter verwijderd in de melkerijen verwijderd men de botermelk zonder gebruik van water, door de middenpuntvliedende kracht. De werktuigen die daartoe gebruikt worden, bestaan voornamelijk uit een trommel met doordringbaren wand, welke de melk doorlaat en de boter, in een doek gewonden, weerhoudt. De trommel draait ongeveer 800 tot 1000 maal rond per minuut. Om met water de botermelk te verwij deren, wordt na het karnen de melk afgetrokken en vervangen door eene even groote hoeveelheid frisch water. Daarna wordt de karn in beweging gezet, vervolgens wederom afgetrokken en opnieuw met frisch water gevuld totdat het water volkomen helder is. Bij het aflaten van botermelk of water vangt men telkens de boterdeeltjcs op met een zijgdoek of teems. Men kan ook de boter wasschen in een zeer fijnen haren teems, welke men in een bak met frisch water dompelt. Zoodra de botermelk verwijderd is, wordt de boter met spaantjes gekneed en men laat ze eenigen tijd in den bak hard worden, vooraleer ze te kneden. Men onthoude zich altoos vain kneden, wanneer de boter niet hard genoeg is. Het gebruik van ijs om de boter hard te maken kan zeer aanbevolen worden daardoor wint men tijd, vermits de boter onmiddellijk kan gekneed worden. Door het kneden wordt het overtollige water en de botermelk die nog niet ver wijderd was, afgezonderd daardoor wordt de boter ook vaster en meer gelijk vormig, het vervangt op voordeelige wijze het bewerken der boter met de hand, hetgeen tegenstrijdig is met de gezondheidsleer, ondoelmatig en schade lijk. Het bewerken met de hand is eene zeer groote en vermoeiende bewerking, welke daarenboven veel reinheid en bedrevenheid van de bewerkers eischt. Hoe men het ook aanlegge, altoos zal door aanraking met de warme en natte handen de boter van haren fijnen smaak en ook van hare hoedanigheid en waarde verliezen. Men gebruike bijgevolg de mekanieke kneders. Deze zijn tweeërlei de eene bewegen zich heen en weer, de andere draaien rond. De eerste passen voorbewerking van kleine hoeveelheden, de tweede zijn op hunne plaats in de melkerijen. Telkens dat de rol van de kneder over de boter is heengegaan, wordt deze met spaantjes opgezet. Het kneden geschiedt zoodra de boter hard genoeg is zonder te wachten totdat ze echter te hard is geworden, want zoodra ze begint te brokkelen, wordt het bewerken lastig. Vooraleer de bewerking te beginnen, wordt de kneder eerst met warm water» daarna met koud water gewasschen, daar door zal de boter minder vastkleven. Het kneden mag niet te lang duren, daardoor verliest de boter haar aroma en wordt vetachtig, te weinig kneden is ook niet goed, omdat ze dan te veel water en kaas- stof inhoudt, waardoor ze slechter kan bewaard worden. Men houdt op met kneden zoodra er geen botermelk meer wegvloeit en wan neer de boter in dunne schijfjes gesneden geen waterdruppels meer laat te voor schijn komen onder de drukking van het mes. Tijdens het kneden wordt ook de boter gezouten en de hoeveelheid zout verschilt volgens de goesting der verbruikers. The Dairyman (Verboden nadruk) Sommige insectenzooals de wol lige bloedluis der appelboomen, zijn beschermd tegen de insectendoodende vloeistoffen door eene ondoordring bare waslaag, welke het lichaam be dekt. Die laag wordt echter spoedig opgelost door toevoeging van een wei nig pelrool, waardoor de vloeistof dan hare uitwerking kan hebben. Men kan alzoo 100 grammen brui ne zeep oplossen in 100 gram warm wateren er, druppel voor druppel, terwijl men aanhoudend roert, 100 gram petrool laten invallen. Om te gebruiken voegt men daarbij vijftien maal zooveel ivater. DE GANS. Na de hen is de gans de nuttigste huis vogel. Z j levert pluimen en dons, haar vleesch is smakelijk en in sommige streken is de vette leverpastei van ganzen zeer gezocht door de lekkerbekken; men roe.:.t de leverpastei van Visé, Toulouse, Strasburg. De ganzen worden levend gepluimd, drie of viermaal 's jaars en om tot de grootste opbrengst te geraken, moet de jonge gar>s reeds in April uitgebroed zijn en 4 maal gepluimd worden; de eerste maal op hare twee maanden; de tweede maal anderhalve maand later de derde maal als de vogel 5 maand oud is en de laatste maal anderhalve maand nadien. Daarna wordt de gans gemest en in December verkocht. Wanneer men de ganzen nog langer behoudt om ze te pluimen, geeft men de voorkeur aan de mannelijke vogels. In sommige streken worden degeslachte ganzen niet gepluimd maar wel gevild en de toebereide huid met pluimen levert alsdan de zeer gezochte zwamnpelsen Er zijn verschillende variëteiten van ganzen; dc grootste zijn de voordeeligste. Om ganzen te kweeken moet men over eene tamelijk groote ruimte met gras beschikken. Houdt men de ganzen opgesloten, dan moet men hun overvloedig groene gewas sen, -klaver, gras, waterkers enz. ver schaffen. De gans broedt 28 tot 30 dagen. De jonge ganzen worden gevoed met eene pastei, bestaande uit garstemeel, maïs, boekweit en verbrijzelde gekookte aard appelen. Deze pastei wordt tamelijk week gemaakt met water of melk. Ook vergete men het groen voedsel niet, gehakt gras, kervel en netelen. Men laat de jonge ganzen zoo dikwijls mogelijk grazenzè zijn vraatzuchtig en hebben vijf of zesmaal per dag voedsel noodig. Om ganzen te vetten moet men eerst zorgen dat ze goed in vleescb zijn, door toedienen van boekweit, haver en maïs benevens het groen voeder. Ongekookte beetwortels kunnen ook met voorkeur worden gegeven. Zoodra de vogels in goeden staat zijn, worden ze opgesloten en het vetten begint. Dit kan uitsluitelijk met haver uitgevoerd worden en twintig liter van dit graan zijn voldoende om eene gans te vetten, doch om tot het maximum te geraken gaat men, volgens Mme Millet-Robinet, als volgt tewerk: a Na zes of zeven dagen gevoed te hebben met haver, voegt men daarbij gekookte aardappels en gekabbelde melk, tezamen gekneed vijf of zes dagen later voegt men daarbij een weinig garste- of boek- weitmeel, maïsmeel, gekookte erwten en gekookte rapen en men geeft gekabbelde melk als drank. Na eene behandeling van twintig dagen met opsluiting zijn de ganzen volkomen vet en het vetten heeft niet te duur gekost. Wil men het vetten nog krachtiger doordrijven, dan steekt men de gai.zen tweemaal per dag, zeven of acht deegbollen op, vervaardigd uit meel cn aardappelen. In de omstreken van Toulouse worden de ganzen gemest dóór maïs op te gieten met behulp van een trechter. In de nabij heid van Strasburg, waar men vooral de lever wil ontwikkelen, worden de ganzen vastgebonden, zoodat ze gansch beweeg- loos moeten blijven. Men geeft hun maïs in warm water geweekt, met een weinig zout en wat look. Van tijd tot tijd krijgen ze een lepel heulolie. Daar zouden de dierenbeschermers met voordeel kunnen optreden. Avïcola. (Verboden nadruk). Het volgende middel wordt aanbe volen om de paarden te beschermen tegen de vliegen. Men maakt een af kooksel van bladeren en stam van een steekappel (stramonium); een deel steekappelplant op drie deelen taaier. Men laat 19 tot 20 minuten afkoken. Wanneer men 's morgens de binnen vlakte der pooten, den buik en de achterdeelen daarmede wrijft is hel dier voor den ganschen dag tegen zijne vijanden bevrijd. Het Keukenzout. Keukenzout of chloorsodium is een onmisbaar product voor menschen en dieren, 't Is als een soort van regelaar der levensverrichtingen, wiens gemis eerst ernstige stoornis daarna den dood voor gevolg zou hebben. Het verbruik van keukenzout is dus verplicht en zijne vervaardiging uit zee water, op de kusten der Middellandschc zee en van den Atlantischen oceaan is eene zeer belangrijke nijverheid. In sommige streken van Europa vindt men ook rotszout, maar dit maakt overal den rijkdom uit der Fransche bezettingen in Afrika, vooral in Tunisië. Zoilt is een voedsel, het geelt ook meer smaak aan de spijzen, het is wateraf- drijvend, het doet speeksel afscheiden en bij de dieren heeft het veel invloed op de gezondheid, maakt hen levèndig en op geruimd. Volgens Stutzer begunstig het zout de spijsvertering,maar zijne rol als dusdanig is nog niet met juistheid vastgesteld. Volgens Dr Rosenthael zou het chloor sodium ook de vruchtbaarheid begunsti gen, op voorwaarde van niet overtollig gebruikt te worden, want met overtollig heid gebruikt, wordt het organism er door verzwakt. 't Is juist op deze verzwakkende uit werking dat M. Lindet de aandacht vestigt, om den ontsmettenden rol van dit product uit te leggen. Volgens hem staan de microben een gedeelte van hunne bestanddeelen af bij de aanwezigheid van eene sterke zoutoplossing, zoodat ze daarna de sterkte niet meer hebben om zich te vermenigvuldigen. Men zou evenwel ongelijk hebben te gelooven, zooals dit maar al te veel het geval is, dat het zulk krachtig ontsmet tingsmiddel is dat het de bacteriaansche besmetting kan verminderen en dat het eene microbe-doodende uitwerking heeft. Wij mogen zelfs het zout beschouwen als kunnende dienen tot schuilplaats van sommige ziekteverwekkende microben. Over 't algt meen moet men als besmet en ongezond beschouwen alle zout dat hier met scheepsladingen wordt aange brachtzelfs geraffineerd zout is niet gtheel en al zuiver omdat het raffineeren meestal niet in de noodige voorwaarden van reinheid wordt uitgevoerd. Nu echter wordt er ook door sommige nijveraars zout in den handel gebracht, dat door de hitte is gesteriliseerd gewor den. Dóch zoowel in de keuken als in de nijverheid van opgelegde voortbrengselen wordt veel ruw gewasschen zout, grijs of grof zout gebezigd. Deze produkten zijn onrein, zooals reeds blijkt uit de bewer king zelve Dit zout wordt getrokken uit zeewater, dat onvermijdelijk besmet is door de nabijheid der kusten, door aller lei afval van het vaste land, door den aanvoer van het rivier- en rioolwater. MM. Rappin en Grosseron, die op bijzondere wijze de reinheid van het keukenzout hebben bestudeerd vonden ia een kubiek centimeter zeewater 15000 bacteriën. Een andere maal beliep het getal bacteriën tot 36500 en het getal schimmels tot 100. Dit besmet water wordt door de buizen aangevoerd naar de kristalisetrbakken, waar de bacteriën zich nog kunnen ver menigvuldigen om eindelijk, na de ver damping, met het zout over te blijven. Het aldus onrein product wordt daarna nog bevuild tijdens de behandelingen met vuile werktuigen, uitgestort op onreine oppervlakten, en voortdurend bevuild door het aanhoudend betreden der werklieden. Om dan verder het ver lies van zout door de regens tégen te gaan, worden de zouthoopen bedekt met slijkaarde, totdat het zout in de fabriek kan gewassch n en geraffineerd worden. Om het te wasschen wordt het zout in zoutwater gedompeld. Dit water dient verscheidene malen en is vol van onrein heden van allen aard, in zoovérre dat gewasschen zout soms meer onreinheden bevat dan ongewasschen Om te raffineeren wordt het zout opge lost in zeewater, dat nabij de kust wordt opgenomenmen laat het gesmolten zout zinken en het water wordt verdampt met eene warmte van 108 tot 110 graden. Deze warmte is eigenlijk niet voldoende om al de kiemen te doodén. Na het raffi neeren wordt het zout zonder eenige voorzorgen tegen besmetting bewaard ook vindt men er dat 1G00 tot 3000 bacte riën per gram en 100 tot 200 schimmels bevat. Geraffineerd zout bevat dus, na .sterili seering, het minste kiemen, doch zeer dikwijls wordt de voorkeur gegeven aan ruw zout, waarin benevens veel onrein heden ook allerhande bacteriën en schim mels voorkomen. Een onderzoek van gewoon ruw zout deed daarin 6000 tot 76000 bacteriën per gram ontdekken. Men zal gemakkelijk begrijpen dat gezouten eetwaren, met zulk een product gereedgemaakt, niet geheel en al zonder gevaar zijn voor de gezondheid. Volgens M. Grosseron zou men enkel mogen gebruik maken van zout dat op 130 tot 140 graden gesteriliseerd is ge worden. M. Audonard heeft zelfs voorgesteld, op het internationaal congres tegen de vervalsching der levensmiddelen, den verkoop enkellijk toe te laten van geste riliseerd en behoorlijk bewaard geraffi neerd zout. F. de Vineski (Verboden nadruk)

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Denderbode | 1913 | | pagina 4