AANKOMST
Pardessus.
Mans- Vrouwkleerstoffen.
45, ÜORTE-Zou'l 'straat, 45, Aalst.
HuisJ. TH YB A ERT-SCHOLLA EBT
van de
Velouren. Lijnwaden.
Demit, enz. enz.
Aalst, 10, Korte Zoutstraat, 10 Aalst,
DE ORGELÜRflflISIER.
Bijv oegsel aan DE DENDERBODE van Zondag 21 September 1915 Nr46(M.
Alvorens U van MEUBELS te voorzien wendt V in vertrouwen tol het bekend
waar gij lot awe groote verwondering ALLE SOORTEN VAN MEUBELS
zult vinden aan zeer voordeelige prijzen. Men bestelt ten huize.
EERSTE DEEL
Vreeselijke Nieuwjaarsnacht.
I.
De winter was zeer streng in de laatste
dagen der maand December 1893.
Zonder er- in te slagen de felle koude uit
hun woning te houden, zag men de arme lie
den hun weinig voorziene beurs uitputten om
kolen te koopen en zich een weinig eten te
verschaffen
Kon het dan anders, of die vreeselijke,
ongenadige winter werd door dc arme huisge
zinnen gevloekt
Doch, wat de armoede nog verergerde,
was, dat de langdurige vorst overal het werk
had stilgelegd en door die gedwongen werke
loosheid was in vele huisgezinnen de armoede
ten top gestegen.
Ongeveer negen uur 's morgens kwam
'n man van 'n vijftig jaren de hoogte af,
waarop 't oude dorp van Saint-Ouen gebouwd
is. Zorgvuldig was hij gewikkeld in een war-
wen overjas met pels gevoerd, waarvan de
kraag om zijn hals rechtgetrokken was om
zijn ooren tegen den bijtenden noord-wester-
wlnd te beschutten. Zijn handen waren in
pels-handschoenen gestoken.
Bij de kade der Seine gekomen, ging hij
een smaal straatje in, dat uitkomt in de Pa
rijsstraat, op 'n twintig passen van de twee
bruggen, die over den stroom lagen, tegen
den hoek van het eiland Saint-Denis, en
Sait-Ouen en dit verbinden met de ruime
vlakte van Gennevilliers.
Met vasten en snellen stap ging die reizi
ger vooruit. Aan het -Restaurant du Perron-
gekomen, eene kleine herberg, hoorde hij
roepen
Goeden dag, mijnheer de dokter
Stilhoudende, keek de man op en zag bo
ven de trap, die naar dc deur leidde, een
kloek manspersoon staan, met een lachend
en openhartig gelaat. Daar hij zijn een hand
kwijt was, groette hij den dokter, door eer
biedig met zijn linkerhand zijn muts op te
lichten. Hij had een verstandig gelaat en zijn
grootc oogen blonken van eerlijkheid en le
venslust.
Die man droeg een bruinfluweclen costuum
met strepen doorweven.
Het lint der militaire medaille pronkte in
het knoopsgat van zijn vest, en daarnaast
dal van den veldtocht van Tonkin.
Ha, goeden dag, Magloire, riep de
dokter, vriendelijk den ouden soldaat toe
knikkende.
En met de hand naar een dier overgroote
draaiorgels wijzende welke men orchestrion
heet, en dat op een kar aan den voet van den
trap stond, vroeg hij
Gij zult toch zeker den moed niet heb
ben met uw speeltuig rond te rijden in zulk
slecht weder
En waarom niet, mijnheer Bordet
vroeg de eenarm, al is het een weinig koud,
al tintelen de vingers en al is onze neus wat
rood, toch zou ik gaarne wat geld verdienen
met mijn orgel.
De trappen afdalende, kwam Magloire de
hand des dokters drukken.
Welnu, mijn waarde vriend, sprak hij,
ik ben in alle geval wel zeker nooit twee be-
vrozen handen te hebben, daar de rechter
weg is.
Hij stootte zijn orgelkar voort naar de kaai
der Seine, in de richting van Asn ères.
De dokter volgde den zelfden weg.
Een geneesheer volgens de oude trant, die
sedert vijf en-twintig jaar zijne kunst uit
oefende en ieders achting en genegenheid ge
noot, was dokter Bordet in den echten zin
des woords.
Het kan dan ook niet anders of hij werd
door iedereen bemind, en de armen toonden
hem het meeste vertrouwen en een grooten
eerbied, want hij was altijd bereid hen te be
zoeken en bij te staan, zelfs als hij van te
voren wist op geen betaling te moeten reke-
Van vele zijner ambtgenoten verschilde hij
zelfs hierin, dat hij aan zijn rijke klanten
niet door overdreven rekeningen de zorgen
deed betalen, die hij aan de armen besteedde.
Overal waar hij bekend was, telde hij niet
anders dan vrienden, omdat hij door zijn
goedhartigheid en menschlievendheid immer
bereid was, tot het lastigste en zwaarste, om
de lijdende ter hulp te komen.
Hij hield veel van Magloir.
In den omtrek, evenals te Saint-Denis en
Saint-Ouen; was Magloire de eenarm zoo
noemde men den orgeldraaier zeer gezien
Als kloekgebouwde kerel had hij vroeger
bij de mariniers gediend. Hij had aan den
veldtocht van Tonkin deelgenomen en te
Formosa zijn rechterarm gelaten.
Daar hij met een arm geen beroep kon
uitoefenen, had de prefectuur der Seine hem
welwillend de medaille verleend, die toelaat
als rondreizend muzikant het dagelijksch
brood te verdienen. Ook had hij eerlijk en
oveivloedig brood.
Het gedrag van Magloire was onberispelijk:
hij was geen dronkaard, geen verkwister,
daarbij was hij in 's lands dienst verminkt
en voor zijn dapper gedrag met de militaire
orde vereerd om al die redenen genoot hij
de achting en genegenheid van allen.
Daar hij altijd de schoonste liedjes op zijn
orgel zetle en die in de straat voor de deuren
der inwoners speelde, gunde men hem, liever
dan een ander, den penning.
Kwam hij ergens, dan hoorde men de jon
gens en meisjes juichen, zingen en springen
op de polka of wals, of het vroolijk danslied,
dat hij hen voorspeelde.
Ook dansten oudere jongens en grootere
meisjes wel eens op de tonen van zijn muziek.
Iets wat niet weinig bijbracht om den bijval
dien hij genoot nog te vermeerderen, was dat
hij papiertjes uitdeelde, waar hun de toe
komst in voorspeld werd, of raadselbriefjes
of andere, op papier van alle kleur gedrukt;
ook nog zedespreuken of eenvoudige prent-
dichtjes. Dat kostte hem twee frank de dui
zend.
Daarbij had Magloire een welluidende
stem, en wist daar ook al zijn voordeel uit te
trekken om zijn winst te vergrooten.
Op zijn orgel stonden, behalve dansliedjes,
ook nogeenige volkszangen en romancen.
Hij zong ze op romantische wijze, daar hij
ze van buiten geleerd had.
Overal waar hij speelde regende het stui
vers en zilvergeld.
Iedereen zou met zijn dagclijksche winst
tevreden geweest zijn, zooveel te meer Mag
loire, die eenvoudig van aard was en met
veel minder tevreden geweest was.
In geheel den omtrek van Parijs bezat hij
vaste klanten en uitgelezen huizen. Maar,
nog eens gezegd, hij hechtte niet aan liet
geld en na zijn kost, zijn kleederen, die altijd
zeer zindelijk en net waren, en het huur der
gemeubelde kamer die hij in de Soubises-
straat te Saint-Ouen bewoonde, betaald te
hebben, verdeelde hij zijn spaargeld, dat nog
al aanzienlijk was, in tweeën.
Aan zijn oude moeder die te Pont d'Ain
woonde, zond hij de eene, maar de grootste
helft. De andere gebruikt hij om eenige arme
of behoeftige huisgezinnen van de wijk te
helpen.
Om iemand te bedriegen of ook zich in te
beelden, dat iemand hem bedroog, daartoe
was Magloire onbekwaam. Meer dan eens
reeds had hij ondervonden, dat de armen, om
onderstand te bekomen, hem vertelsels of
leugens wijsgemaakt hadden anderen had
den hun luiheid en dranklust onder den man
tel der armoede verborgen. Maar Magloire
voor den Winlrr
VAHDENBERKI-JOURET
had een edelmoedig hart hij vergaf dat alles
gemakkelijk aan zijne bedriegers en zette
niettemin zijn goede werken voort
Onze twee vrienden, de dokter en de orgel
draaier. waren beiden den weg opgegaan,die
naar de Seine geleidt. Zij begaven zich in de
riehting der dokken van St-Ouen en volgden
den weg naar Ansières.
Alzoo voortstappende, ging het gesprek
tusschen beiden voort
Maar Magloire, zeide de dokter, weet
ge wel dat ge uw leven verkort met zoo door
alle weer en wind uw beroep uitte oefenen?
Mijnheer de dokter, ik heb zorgen, ant
woordde de eenarm.
Dat weet ik wel, vriend; uw oude moe
der en de armen voor wien gij een ware voor
zienigheid zijt...
Ik mag hen niet teleurstellen, mijnheer
zij rekenen op mij...
Ik weet ook dat gij niets anders kent
dan uw plichten Maar gij hebt mij zelf ge
zegd dat gij gedurende het goede seizoen
genoeg verdient om in den winter wat uit te
rusten... Een verkoudheid is spoedig opge
daan, verstaat ge dat
Bah wat is dat, een verkoudheid
Dat is waar, maar achter een verkoud
heid komt een bronchitis, dan een ontsteking
der longen, en dan...
Indien mij zoo iets moest gebeuren,
zoudt ge mij wel willen helpen, nietwaar
mijnheer de dokter Doch ik ben flink en
gezond.
Ja, maar ik heb mannen gekend, die
niemand meer kon helpen. Ten tweede om
dezen tijd moet uw winst maar gering zijn...
Dokter, dat hebt ge mis, want de win
ter is voor mij een goede tijd...
Is dat waar
Dat is inderdaad zoo... Daar ik zoowat
overal mee bekend ben, moet ik er bijvoegen
dat iedereen mij gaarne ziet. Als men mijn
orgel hoort, als men mij ziet draaien .ondanks
den nijpenden vorst of in de sneeuwstormen,
dan zegt men Arme Magloire Om in zulk
hondenweer rond te loopen, moet de eenarm
het toch noodig hebben en wij die hier zoo
warm achter de kachel zitten Dan heeft men
medelijden met mij, en hij die in den zomer
tien centiemen gaf, geeft er twintig, en zelfs
valt er meer dan een zilverstukje in mijn
schaal. Niemand wint daarbij dan mijn arme
inenschen.Die brave lieden hebben geen werk
en lijdei] honger zij hebben het toch zoo
noodig Dan komen de centjes van Magloire
hun wel te pas om brood en kolen te koo
pen.
Altijd over een ander bezorgd, zeide de
dokter.
Ik, ging Magloire voort, mag dan wel
ene beelje bibberen om hem te verwarmen.
En dan, wat wilt ge er aan doen Ik vind
daar mijn vermaak in, dokter, en ik geloof
wel, dat ik ook wel mijn genoegen hebben
mag, niet waar, mijnheer Bordet
Wat een braaf man toch, dacht de doktor,
maar zonder het te zeggen.
Daar de orgeldraaier geen antwoord kreeg,
ging hij voort
Ik weet wel, mijnheer de dokter, dat gij
juist doen zoudt zooals ik Ik ken u wel, en
er zijn er onder uw zieken velen, aan wien
.gij nog het geld geeft om hun medicijnen te
koopen. Ge doet wel. Er zijn er reeds genoeg,
die de armen zouden kunnen helpen, en
liever het geld met hamers breken er. het in
hun koffers ophoopen.
De dokter legde vriendelijk de hand op
den schouder van den orgeldraaier.
Magloire, zeide hij, gij zijt een brave
jongen, dat zal uw geluk zijn.
De eenarm lachte.
Zooveel te beter, antwoordde hij
Dokter Bordet hernam
Waar rijdt ge vandaag met uw orgel
naar toe
Zooals alle Zaterdagen ga ik naar het
park van Neuilly, Zondag ben ik te Saint-
Ouen, Maandag te Asnières en te Courbevoie,
Dinsdag te Saint-Denis en den omstrek,
Woensdag te Vincennés Montreuil en Fon-
tenay, Donderdag te St. Maur, Nogent, Join-
ville en het park, Vrijdag te Passy en Au-
teuil. Ge ziet, dat ik zoo wat alles afloop. Ik
heb zelfs klanten te Fontenay-aux-Roscs,
waar ik een of twceinal per maand naar
toe g
- Dus zijt ge zoowat i
wandelende
Dit is waar, en ik heb, gelijk hij, goede
beenen, maar meer centen op zak.
Welnu, Magloire, stel het goed vandaag.
Bij die woorden bleef de dokter staan en
reikte den orgeldraaier de hand.
Des doktors hand drukkende zeide Mag
loire
Gaat gij naar vrouw Aubin, meneer de
dokter
En met liet hoofd wees hij naar een huis,
dat langs den weg stond, en waarboven het
volgende uithangbord prijkte
(A LA MÈRE AUBIN)
Moeder Aubin.
Wijn. Restauratie. Gemeubileerde
Kamers.
Inderdaad.
Die brave vrouw is toch zeker niet ziek?
Neen het is een harer huursters.
Een harer huursters Wie dan
Een jonge vrouw.
Ja, ik ken haar, dokter... Zij heet Ger-
maine, en heeft een meisje van zeven tot acht
jaar. Zij werkte in de vervenfabriek om de
verf in te pakken.
Zij is het.
En is zij nog niet beter, dokter
Och, neen
Is zij zeer ziek
Het is een vogel voor de kat.
Dan beklaag ik de arme moeder
Zij lijdt aan tering, die tot het uiterste
stadium gekomen is. Was men er eerder bij
geweest, zij zou wel genezen zijn, maar de
ontberingen, die zij uitgestaan heeft en
't werk, dat zij uitoefende, hebben de kwaal
ongeneeslijk gemaakt.
Men zou waarlijk moeten verbieden de
j vrouwen zulk beroep te laten uitoefenen. Zij
worden langzaam vergiftigd door de che
mische stoffen in te ademen, waarmede men
dc verf maakt
Daar hebt ge gelijk in, Magloire, maar
ze moeten toch leven
Inderdaad, maar dat zulk een gevaarlijk
beroep haar dan tenminste genoeg gaf om te
kunnen leven De beste werkvrouw verdient
2 frank daags.
Ik moet bekennen, dat het bitter weinig
is, zeide de dokter.
Hoe kan een vrouw met een kind
daarmee toekomen ging Magloire voort. De
twee arme schepsels kunnen er nauwelijks
droog brood voor koopen. Ik weet wel, dat
vrouw Aubin goedhartig is, dat zij haar
kamers niet te duur verhuurt, dat haar keu
ken goed, en de porties ruim gemeten zijn,
dat haar wijn niet gedoopt is, maar vroeg of
laat moet dat alles toch betaald worden... En
hoe zich dan uit den slag getrokken Wonen,
zich kleeden, laten wasschen, eten met
tweeën, met zestig frank in de maand, dat
kan immers niet. Men heeft zich alle ontbe
ringen op te leggen, inen moet willens of niet,
schulden maken, en eindelijk sterft men van
honger, of men sterft aan een ziekte, gelijk
de arme vrouw, waarvan wij spreken.
Kent gij die arme vrouw, Magloire
vroeg de dokter.
Ik ken haar alleen van zien en van
hooren spreken. Een of tweemaal is het
gebeurd, dat ik in de eetkamer van vrouw