MELKERIJ Volksweïensciiap. Voeding der Dieren. langs onder en men vult trapswijze de ton met goeden tuingrond. Niet gansch de ton moet met aarde gevuld worden, in 't midden plaats men, naarmate men vult eenige stukken van brikken boven elkander, om alzoo een doorgang voor tocht te verkrijgen waarlangs de vochtigheid kan ont snappen. De dehorei-w or telen beginnen sp'oe dig uit te schieten en ondertusschen houdt men den kelder, waar de ton geplaatst is, duister. Zoodra de blade ren 10 centimeter lang zijnbegint men den oogst en na de eerste snede besproeit men met lauw warm water om de volgende snede te bevorderen Gebruik nooit twee jaar dezelfde aarde en kies voor wortelen altoos het echte Witloof Gelijkwaardige Voederhoeveel- heden. Het vraagstuk der redematige veevoe ding blijft altoos even moeilijk om op te lossen en het zal ook niet opgelost worden in de praktijk, zoolang de land bouwer niet narekent en geen aanteeke- ningen maakt. De beredeneerde voeding is nochtans onmisbaar en daarom zou de landbouwer moeten in staat zijn de rantsoenbereke ningen te maken. Veronderstellen wij dat de dieren zich in goeden staat bevinden, dat zij veel opbrengsten leveren, dan kunnen wij daaruit nog niet besluiten dat ze redema- tig gevoed worden en op de meest spaarzame wijze. Het kan zelfs gebeuren dat de landbouwer er nadeel bij heeft, zonder dat hij zulks bemerkt. Om het rantsoen vast te stellen en om d-; voedingswaarde van de voederstoffen te bepalen, moet Inen rekening houden met de verhouding tusschen de verteer bare bestanddeelen van het voeder men moet alleen de voortbrengstwaarde van het voeder in aanmerking nemen. Men weet, inderdaad, dat niet alle op neembare bestanddeelen van het ver bruikte voedsel in opbrengst overgaan.dat niet alle kracht, welke het voeder inhoudt benuttigd wordt, maar dat er een zeker verlies ontstaat door het opnemen, het knauwen, het verteren en het vervoer door het lichaam van de voedende bestanddeelen. Ten einde het vaststellen der rantsoenen, met" in acht neming van de voedingswaarde te vergemakkelijken heeft Kellner voor de verschillende voe dermiddelen eene zetmeelwaarde bere kend in andere woorden, hij heeft het nuttige gedeelte van het voeder afgezon- der van hetgeen verloren gaat in het organism en de uitwerking van dat nuttige gedeelte, voorgesteld door verge lijking met de uitwerking van eene zekere hoeveelheid zetmeel. Als men, bij voorbeeld, zegt dat een voedermiddel eene zetmeelwaarde heeft, welke 50 bedraagt, dan kunnen 100 kg. van dat voeder zooveel uitwerking hebben in de voeding als 50 kg zetmeel. Men weet ook dat tusschen de voeden de bestanddeelen, de eiwitstof eenen bijzonderen rol vervult, welke noch door de vetstoffen, noch door de koolhydraten kan vervuld worden. De eiwitstof dient tot de vorming en tot het onderhoud der weefsels. Wanneer die rol vervuld is, dan kan het overtollige eiwitstof vervan gen worden door vet of koolhydraat. Benevens de hoeveelheid verteerbare eiwitstof, welke onmisbaar is voor de weefsels, kunnen dus alle voedingsbe- standdeelen door berekening tot zetmeel herleid worden, zoodat de cijfers der vetstoffen, der koolhydraten, derovertol lige eiwitstof der celstof door één getal kunnen voorgesteld worden, dit getal is de zetmeelwaarde. Door de herleiding van al die voedende bestanddeelen tot een enkel getal, vergemakkelijkt men, op aanzienlijke wijze, de- berekening der rantsoenen, evenals de vervanging van een voedermiddel door een ander. Het getal der zetmeelwaarde stemt immers overeen met de voedingswaarde van het voeder. Wanneer wij in het rantsoen een voe dermiddel door een ander willen vervan gen, dan zoekt men hunne zetmeelwaarde en men berekent hoeveel men van het eene voeder moet toedienen om de voedingswaarde van het ander te berei ken. Nemen wij, als voorbeeld, dat in een rantsoen 10 kg. beeten door hooi moeten vervangen worden De zetmeelwaarde per 1000 gr. is 75 voor de voederbeet 300 voor het weidehooi zoodat men slechts de volgende berekening heeft te maken, om te weten hoeveel hooi men zal moeten gebruiken. 75X'0 300 Dus 2 k. 5 hooi hebb?n zooveel zetmeel waarde als 10 kg. betten. Om deze berekeningen aan den landbouwer te bespareli en om het wijzigen der rantsoenen nog meer te vergemakkelijken, kan men verder gaan dan het samenstellen van eene tabel der zetmeelwaarde van de voedermiddelen, men kan eene tabel opmaken van gelijk waardige voeder hoeveelheden. Deze tabel der gelijkwaardige voeder- hoeveelheden zou de hoeveelheid voeder aanduiden welke er noodig is, om tot dezelfde opbrengst te geraken. In het gegeven voorbeeld staan 2 kg 5 hooi als gelijkwaardig voedermiddel tegenover 10 kg. beeten. Men levert in wiskunde, dat twee hoeveelheden gelijk zijn aan elkander, wanneer zij beide gelijk zijn aan eene zelfde derde hoeveelheid. Nemen wij voor deze derde hoeveel heid èèn kilogram zetmeel, dan kunnen wij de gelijkwaardige hoeveelheden vaststellen voor alle voedermiddelen door oplossing der volgende formulen 1000 gelijkwaardig voeder middel van huune opbrengst, over dit laatste punt handelen wij in een volgend artikel. F. Pirard Landbou W-Ingenieur (Verboden nadruk) De pad is voor vele personen een afschuwelijk dier, dat men dood slaat zonder te weten waaromomdat hel zoo leeljjk, zoo vuil en afstootend is misschien en nochtans hoe nuttig is de pad Zij voedt zich uitsluit lij met kerf dieren, larven en allerhande scha delijke dieren. Zij is vooral verlekkerd op die kleine grijs' en zwarte slakken, waarvan zij er eene verbazende hoe veelheid verslindt. In Engeland staat de pad in zoo groote achting bij de hoveniers, dat deze dezelve aankoopen om ze in den tuin te zeiten. Het rijpen van den Room. zetmeelwaarde De volgende hoeveelheden der genoem de voedermiddelen hebben eene waarde, welke ongeveer gelijkstaat met 1 kg. zetmeel, de berekening komt dan tot de volgende gelijkwaardige voederhoe veel heden. Zetmeel- Gelijkwaardige waarde voederhoeveelh, kg. kg. Weidegras 121 8.3 Snijrogge 120 8.3 Purperklaver 109 9.2 Luzern v.d. bloei 85 11.8 Groene spurrie 105 9.5 Inkarnaatklaver 76 13. Gemid.weidehooi 317 3.15 klaverhooi 314 3.2 luzernhooi 235 4.25 wikkenhooi 285 3.5 Tarwestrooi 130 7.7 Rogge 113 8.85 Haver 173 5.8 Garste 100 10.0 Gem. Voederbeet 75 13.35 Wortelen 100 10.0 Rutabaga 66 15.2 Haver 600 1.67 Garst 675 1.48 Rogge 750 1.33 Tarwe 750 1.33 Maïs 800 1.25 Erwt 690 1.45 Boonen 678 1.48 Wikken 690 1.45 Tarwezemelen 496 2.25 Katoenmeel 690 1 45 Aardnootkoek 806 1 24 Kokos 755 1.33 Lijnzaad 710 1.41 Palm 721 1.39 Sesaam 738 1.36 Soja 776 1.29 Uit deze tabel blijkt, dat kg. zeme- en dezelfde voedingswaarde hebben als 1.410 kg. hjnzaadkoek, 13 kg. 359 beeten 3 kg. 150 weidehooi, 8 kg. 300 weide gras, enz. Waaito kunnen die getallen dienen Tot het verg. lijken van verschillende rantsoenen met elkander tot het verge makkelijken van de vervanging van een voeder door een ander tot beoordeeling van de waarde der dieren onder opzicht Nadat de landbouwer heeft waargeno men, dat 's Winters de boter steeds hard geen fjnen smaak' bezit, dat ze 's Zomers spoedig bederft, komt hg tot het besluit, dat het hem onmogelijk is, altijd regelmatig goede boter te inaken. Daar hij toch altijd op dezelfde wijze te werk gaat, schrijft hij de veranderingen van smaak en uitzicht toe aan het weder, aan de voeding der dieren en nog aan andere oorzaken, die soms maar weinig met het boteren te stellen hebben. Regelmatig bij het invallen van de eerste koude, zegt M. Maicas, Bestuur der van Staatsmelkerij-station te Gem bloers, worden wij ondervraagd over de middelen tegen h t vervaardigen van slechte boter en tot beter bewari-.'g derzelve. Algemeen geldt de zienswijze dat op de hoeve goede boter gemaakt wordt tijdens het goede seizoen, van 15 April tot 15 Juni en van 15 September tot 1 November. Zoodra het te koud of te warm wordt verliest de boter haren aangenamen smaak en wordt soms slecht. In plaats van er zich dp toe le leggen om de oorzaken van dit mislukken uit den weg te ruimen, bepaalt men er zich bij, door weinig helpende middelen de gekende gebreken wat te verminderen, terwijl dat het toch wel mogelijk zcu zyn altijd op dezelfde wijze te gelukken. Men moet wel weten dat het vervaar digen van goede boter geheel en al berust op de gisting of het rijpen van de room. Om regelmatig altijd dezelfde boter te maken, moet men erin gelukken den room altijd op dezelfden graad té ver zuren, welk ook het midden zij, waarin men -zich bevindt of de warmte welke er buiten heerscht. Wanneer het rijpen van de room niet tot den gepasten graad is gekomen, hetgeen 's Winters maar al te dikwijls gebeurt, heeft de boter noch haren aangenamen smaak, noch haren goeden geur en de vermindering van hoedanig heid gaat samen met de vermindering van hoeveelheid, omdat in dit geval eene zekere hoeveelheid vetstoffen in de botermelk achterblijft. Dit is des te meer betreurenswaardig, omdat 's Winters de boter gewoonlijk den hoogs'en prijs bereikt.Gaasch nood zakelijk is het bijgevolg, dat de landbou wer nauwkeurig het rijpen van de room gadesla, opdat de zuurheid juist tot den gepasten graad kome. De zuurheid ontstaat door de ver menigvuldiging en de werking der melkfermenten, wier getal en wier leefbaarheid 's Winters kleiner zijn, zoodat noodzakelijk op dat tijdstip des jaars de verzuring moet vertraagd zijn. Het cenige hulpmiddel dat er kan bestaan moet dus gelegen zijn in het begunstigen van het leven der melkfer menten, om alzoo -tot den vereischten verzuringsgraad te komen. Ziehier desaangaande de raadgevingen door M. Don.ic onlangs in een artikel .medegedeeld In de mel .erijen, waar de room ge pasteuriseerd wordt, ka - men, door den warmtegraad der veizuringop 17-18° c. te brengen en door de hoeveelheid gist- stof te brengen tot 8-10 t.h. de vereisch'e zuurheid 75 tot 80 Dornic bereiken op het oogenblik van te karnen. I de andere melkerijen moet men ook tot de warmte zijne toevlucht nemen en het vermrings lokaal zoodanig verwarmen, dat de room, als men begint te karnen niet beneden de 17 centigraden warmte is. Eindelijk zou men ook op z er voor- d?e%e Yr ijze, zelfs zonder ds room te pasteuriseeren, er 2 tot 5 t. h. giststQi kun r en bijvoegen, juist toebereid als voor de gepasteuriseerde room, in dezelf de voorwaarden en met dezelfde fermen ten. Zulk mengsel kan nooit schaden aan de boterbereiding, integendeel, het is veel voorzichtiger al'ius te 'werk te gaan, dan gebruik te maken van botermelk, zooals men niet zelden ziet doen. De room kan dan in den Winter be handeld worden gelijk in den Zomer me» kan dan afkoelen tot op 12 13 graden op voorwaarde dat men de room weer op 18 20 graden brengt, bij het begia van h;t rijpen, om het r:'pingsproces te verhaasten. Door deze afkoSling verwijde't men eene 'zekere hoeveelheid ongewensch'e fermenten, die in de melk voorkomen en men geeft den voorsprong aan de melk fermenten, die zich dan beter kunnen ontwikkelen. Kortom, zegt M. Dornic om te eindi gen, het regelen van de gisting of verzu ring van de room moet zoowel in, den Winter als in den Zomer verzorgd worden In de Winter moet de verzuring bevor derd worden om tot de hoogste kwaliteit van boter te geraken en om zoo weinig mogelijk verlies te hebben in de boter melk in den Zomer, integendeel, moet de verzuring vertraagd worden, om harde boter te vormen, welke goed kan bewaard worden, deze twee hoedanigheden zijn op dit tijdstip des jaars de kenmerken van goede boter. The Dairyman (Verboden nadruk) Wij lezen in een tjjdschrift Les Elevages sportlfs hetgeen volgtWy hebben met een persoon, die in nauwe betrekking staat lot het Mi isterie van Landbouw een onderhoud gehad over het te koop stelle t vvn nachtegalen, van zoodra deze zangers zijn terugge komen en wij meenen te kunnen bevestigen, dat in de aanstaande Lente een veel strenger toezicht zal gehouden worden op het vangen en verkoopen van vogels, om den handel in nachtegalen te beletten. Wij wenschen uit ganscher harte, dat de reglementen en wettelijke voor schriften desaangaande met onver biddelijke strengheid worden toege past. Om aardappels te vervroegen. Het tijdschift «Cosmos» heeft zich onlangs beziggehouden met een nieuw stelsel om vroege aardappelen te winnen. Wij willen, ten bate van onze lezers, hier in het kort vei tellen, watdeschrij- MJBayer, daarover» mededeelt dan kunnen de stedelingen zoowel als dorpelingen, zelfs wanneer ze o.ver geen vierkantén meter grond beschikken, zich toeleggen op het winnen van vroege lardappels. 't Is inderdaad voldoende in het bezit te zijn van een kelder of donkere plaats, zelfs maar van een dicht sluitende kast of kist, om deze teelt te beproeven. Wanneer men over zulke plaats be schikt, zorgt men voor fijn geziften, goed drogen bladgrond, welke in lagen van eenige centimeters dikte tusschen twee boorden op eene plank gelegd. Men heeft dan eene goede variëteit aardappels gekozen, zooals roode met witte bloem magnum bonum, franschc bollen, enz, welke zich goed laten bewaren. M-cri heeft daartoe bij het uitdoen re. ds goed gezonde en dikre. knolien gekozen die dan bewaard worden totdat het tijdstip van vervroegen is aangebroken. Men kan ook in Juli goede knollen aank open, en ze bewaren tot in den heifst. Ziehier hoe men alsuan te w«.rk gaat Al de scheuten die op de knollen zicht baar zijn geworden, moeten w ggei.omtn worden, zonder daarbij d' n aarüappd lé kwetsen Daarna wordt d- aardappel mi t eene vochtige spons zuive. afge^aagt om al de kiemen van sc< iir,me.s, cie verrot ting zouden kunnen veroorzaken, weg te nemen. De aardappels worden daarna tot op de helft van don knol, in dei blad rond geduwd, daarbij een afstand laten de van een tiental centimetors in alle richtingen tusschen de knollen. Men •sluit daarna de plaats goed dient, zoodat niet de gerinste lichtstraal erin kan door dringen. De duisternis moet volledig zijn, zooniet ontstaan er scheuten en wortel tjes die hoe klein ook, moeten weggeno men worden. Andere zorgen zijn er niet alleen gaat men van tijd tot tijd de knollen eens in oogenschouw nemén om te zien of er geene verrotting ontstaat. Na iwee of drie weken komen er kleine witte punten te vocrschijn, welke zeer spoedig tot jonge knollen uitgroeien. Zoodra 2e dik genoeg zijn, worden ze afgeplukt en men laat de moederknollen, ter plaatse, om de vermenigvuldiging voort te zetten. Na eenige weken heeft men een tweede en ook nog wel een derde opbrengst, tot dat er van ds plantbollen niets meer over blijft dan de schil. Wanneer men de broedplaats bezoekt, neemt .men een lamp om te verlichten het daglicht zou scheuten dóen ontstaan. Volgens de proe en in Engeland geno men, zou het gewicht der gewonnen knollen grooter zijn dan dat der plant knollen hoe zulks mogelijk is moet nog uitgelegd worden. Men heeft ook in Frankrijk proeven genomen met een sttlsel dat gelijkenis heeft met de bovengemelde Engelsch- Amerikaansche teeltMSchribaux heeft een kilogram aardappelen in zand ingedolven en daarvan 560 grammen nieuwe knollen geoogst, wier ui'zicht en smaak zeer goed was. Ook nog een ander stelsel is beproefd gewordan met 100 kg. magnuhi bonum; deze wi ?rdèn geplant in houten kisten, gevuld met vochtigen bladgrond. De plantknollen werden gelegd op verschil lende diepten, op 6, 12 en 18centimeters; de kisten werden in Juni* in eer.en don keren keider weggezet, waar een gemid delde warmte heerschte van 15*. In De cember, wanneer de kisten onderzocht werden, vond men op de hoogte van elke laag plantaardappeis een reescm of bed jonge knollen, waarvan de opbrengst ongeveer de helft bedroe g van de hoe veelheid plantknollen. De engelsche manier, welke wij op de eerste plaats hebben b-sproken, zou dus de voordeeligste zijn, vermits de opbrengst toch het dubbel der plantaard- appels zou kunnen bereiken. De nieuwe knollen, aldus gewonnen hebben eene zoo fijne scbil, dat deze geenszins be- noeft verwijderd te worden. Hun smaak is overigens zeer goed, Zfgt MBoyer, ze zijn ook vast genoeg, en wilt gij er u van overtuigen, dan neem gar sch een voudig eene proef. F. de Vinesky (Verboden nadruk) Dr N. Gerber, wiens naam gekend is door alwie zich bezighoudt met melk en boterbereidingtoien wij het gekende ontleaingsstelsel, met den Acid - butyrometcr, te danken hebben, die uitnemend veel heeft gedaan voor de gezondheidsleer in betrekking tot het melilverbruik, is in zijn geboorte land, te Zurich, den 9"' Februari, in den ouderdom van 64 jaar, overleden.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Denderbode | 1914 | | pagina 4