Van Beroemde
Bekeerlingen.
Napoleons Veldtocht
mr Komt te verschijnen,
Geschiedkundige Kronijk
KATH0LIEK NIEUWS* EN MNK0NDIGINGSBLHD
Zondag 15 October 1916
5 centiemen het nummer
71s,c Jaar IV0 4726
VAN DE PUTTE-GOOSSENS
Week-Kalender.
MOEDER-GEDICHTEN,
in Rusland, in 1812.
!)e Bladeren vallen...
LANDBOUW
DE DENDËRBODË
Abonnementsprijs 3 irank 's jaars
Men schrijft in te Aalst
31, KORTE ZOUTSTRAAT, 31
DRUKKER-UITGEVER
AANKONDIGINGEN
Kleine één maal 0,75 fr.twee maal 1,25 fr.
Gewone annoncen 0,15 fr. cle regel.
Vonnissen, sterfgevallen, enz. 0,50 fr. de regel.
Dikwijls te herhalen volgens akkoord.
Aalst, den 15 October 1916.
OCTOBER.
Evangelie van den Zondag
Jesus geneest een verlamde. Matth. IX.
15 Zondag, 18. na Sinxen. H. Theresia.
16 Maandag, H. Gerardus Majella.
17 Dinsdag, H. Hedwiga.
18 Woensdag, H. Lucas.
19 Donderdag, H. Petrus van Alcantara.
20 Vrijdag, H. Joannes Canius.
21 Zaterdag, HH. Ursula en gezellen.
XV
Mijn Moeder was een heilige vromv,
0 daar ligt blijdschap in dien rouw
Mijn Moeder was heilig, en rein, en zoet
Als de melk van haar horst... O mijn Moeder was
[goed
En schoon, schoon oud 1 Niet één groef in haar wang,
Haar oogen al ziel en haar woorden al zang
Gij hoordet, gij zaagt haar, en vroegt, mijn vriend
Ach,jongen, waariiebt gezoo'n moeder verdiend?»
En toch, gij wist nog niet al wat zij deed
Uit verborgen zorgen hoe hard zij streed
In de nederigheid van haar weduwsmart,
Met een roos op 't gelaal en een doorn in het hart
Haar kinderen schonk zij het hrood uit haar mond,
Tot het laatste hloed uit haar warme wond...
Mijn Moeder Zoote gedachtenis,
Beheersch wat er goeds in mijn leven is
Renb i»e Clercq.
i
Johannes Jörgensen.
(5e Vervolg)
Passer comma un troupeau, les yeux fixes terre
Et renier le reste, est-ce done être heureux
Non, e'est cesser d'ètre homme et dégrader ion ünie.
Je ne puis malgré inoi l'intini me tourmente
Malgré nous vers le ciel il faut lever les yeux
fA.DE MUSSET.)
In dezen hartverscheurenden kreet
heeft de dichter héél het leed uitge
schreeuwd der XIX'- eeuweeuw van
twijfel en van zonde. De vrijdenkers had
den den hemel gesloten, de starren uitge-
bluscht. Nu bleef er nog alleen de aarde
over voorden mensch, en aan die aarde
zou hij al het genot vragen dat zij geven
kon. Gelijk de bij de honig uit de bloem
zuigt, zoo zou hij uit het leven, dat voor
hem niet verder meer reikte dan den
aardschen gezichtskring, al den wellust
zuigen, al het geluk persen dat er in te
vinden was.
Maar de mensch, volgens het prachtig
vers van Lamartine
40 Mengelwerk. Nadruk verboden.
Groot Historisch Verhaal.
(Getrokken uit het vermaard boek van
Graaf Philiep de Ségur, Generaal, die
den veldtocht meegemaakt heeft).
Aan den kant der franschen werd
er niets van dat alles gedaan: geen
militair of godsdienstig praalvertoon,
geene revue, geen enkel middel aan
gewend om op te hitsen of te begees
teren. De proklamatie van den keizer
werd zelfs zeer laattijdig aan de sol
daten uitgedeeld, en des anderdaags
werd zij zoo laat aan sommige korp
sen voorgelezen dat menige soldaat
in het vuur trok zonder haar gehoord
te hebben. Terwijl de russen het
zwaard van den heiligen Michaël ble
ven aanroepen, en alles van den
hemel verwachtten, verwachtten de
lranschen niets dan van hun eigene
krachten en van de dapperheid van
hun eigen zwaard.
Het toeval wilde dat de keizer juist
dien dag het portret ontving van den
koning van Rome van dit kind
dat bij zijne geboorte met zulk eene
Dit was de titel vau den eenigen zoon van
Napoleon, die later, op 21 jarigen ouderdom,
zoo droevig sterven zou als een arme banneling
eu teringlijder.
est un dieu tombé qui
se souvient des cieucc,
hij is een gevallen god die een niet le
heelen wonde in zijn hart draagt het
heimwee van hot «verloren oden- en het
gevoel van zijn bovenaardsche bestem
ming.
En vruchteloos tracht hij dit heimwee
to paaien en te sussen in den storm der
vermaken. De mensch kan zijn ziel niet
dooden. En wanneer hij den kroes der
wulpschheid tot den laatstee drop hoeft
geledigd, dan huivert zijn ziel van ver-
voling en leegheid dan jammert hij om
de broosheid en de nutteloosheid van het
loven dat hij reddeloos, als een hoopje
zand, door zijn lamme vingers voelt weg
vloeien...
En intusscben hoort hij de doodsklok
ken rusteloos luiden boven zijn hoofd,
ziet hij graven delven en lijken heendra
gen, terwijl er altijd aan nieuwe levens
geboren worden. Do raadselen van leven
en dood kwellen hem. De vragen en
dan?als wij dood zijn?» rijzen soms
met wreed-folterenden angst in zijnen
ontnuchterden geest op.
Het besef dat dit aardsche leven,
bij zich zelf bepaald, de moeile niet
loont geleefd te worden (Paul Bour-
get), kan hem in sommige, oogonblikken
tot walgens toe met levensmoeheid vor-
vullen.
Het is bij zulke gewaarwordingen dat
Flaubert, de groote ongeloovige kunste
naar, uitriep
Een schrikkelijke hou doet gansch
mijne ziel verstijven DU gaat alle
gedacht van lijden le boven. Hel is als
eene dood welke dieper is dan de
dood
En E. Tardicu (1), een andere onge
loovige, verklaart die smart ongenees
baar, omdat hel leven, zegt hij, belee-
kenis noch doel heeft en dat hel tever
geefs naar eenen toestand van even
wicht en geliik streeft.
Wat dan gedaan
Dan zal de mensch, spijts alles, zijn
mensch-zijn trachten te vergeten, zyn
bewustzijn te dooven, te cliloroformee-
ren den last van zijn geweten en zijn
ziel af te schudden
En
Na het labeur van den dag, is men
bang voor de verveling dié ons des
avonds in de eenzame woning over
valt dan gaan de meest onterfden in
een café-concert, in eene ontzenuwende
atmosfeer en vóór een verbeestend
spektakel, de laatste moreele kracht
verspillen die hen nog bijgebleven
was. (2).
Ofwel, nog dieper zinkend, zal de
ll)In zijn Essai- d'unepsychologie l'Ennui.»
(2) Ficrens Ocvacrt in zijn bekend hoek La
Tristesse Contemporaine...
vervoering was toegejuicht geweest
door de natie Ook ging er door het
krijgshaftig gemoed van den keizer
eene diepe ontroering, toen hij, te
midden van al deze dreigende toebe
reidselen tot den slag, die zoete beel
tenis ontving, en hij zelf stelde ze ten
toon vóór zijne tenten. Vervolgens
riep hij zijne officieren, en tot zelfs de
soldaten zijner oude garde hij wilde
zijne gevoelens aan die oude grena
diers meedeelen, en ften aldus met
hoop vervullen voor de worsteling van
morgen.
De nacht brak weer aan, en met
hem kwam de vrees terug dat de rus
sen zouden kunnen schampavie spe
len door de duisternis, en andermaal
het slagveld laten liggen. Die vrees
maakte den slaap van den keizer zeer
onrustig, en onophoudend vroeg hij
hoe laat het was en deed iemand uit
zenden naar de schildwachten om te
vernemen of de vijand nog altijd ter
plaats lag. Hij koesterde daarover
nog zulk een twijfel dat hij orde ge
geven had zijne proclamatie slechts
desanderdaags uit te deelen, en zulks
in geval dat er gevochten werd.
Nadat hij op dit punt gerustgesteld
was, kwelde hem weer iets anders
al de ontberingen die zijne soldaten
hebben geleden. Hoe zullen zij in
zulk een toestand het hoofd weten te
bieden aan eene langdurige en ver
schrikkelijke botsing In dit gevaar
stelt hij al zijne hoop op de oude gar-
mensch er toekomen het geluk - der
redolooze dieren te benijden, gelijk do
realist Whitman zingt in het lied over
hem zelf (Song of myself)
De dieren zijn wel gelukkig zij zijn
voldaan en gerust ik zou met de dieren wil
len gaan wonen. Heel dikwijls sla ik hen
gade
Zij maken zich nooit kwaad bloed zij
zuchten nooit over den toestand hunner ziel
Zij blijven des nachts niet wakker om
hunne zonden te beweenen...
Ha de dieren zijn wel gelukkig ik zou
met de dieren willen gaan wonen
Doch, haasten wij óns uit die kleine,
laag-bij-den-grond-liggende levensbe
schouwing, waar het beschamend is een
mensch te moeten zien afdalen, op
te stijgen naar de hoogten waar de groot-
sche zielekrelen klinken van kunste
naars, arme bannelingen, die hun twijfel
en hun verlangen uitschreeuwen naar de
starren.
Is de kunstenaar in de maatschappij
niet gelijk de boom in de vlakte Het
kleinste windje, dat terloops een bijna
onzichtbare rimpeling wuift door het
gras aan zijn voeten, doet al zijne bla
deren reeds roeren en ruischen, en wan
neer er stormen over het land opsteken,
dan staat héél zijn kruin als verwilderd
te bruisen en te daveren in 't geweld.
Zoo vinden ook al de vreugden of
weeën die de samenleving beroeren, hun
trouwsten en diepsten weerklank in de
ziel van den kunstenaar,, en 't is daar
vooral, dat het orkaan van ongeloof en
twijfel dat in deze laatste tijden alles het
ondersle boven keerde, een schreeuw van
lijden verwekt welke de roerendsto ver
tolking is van den schreeuw der gebannen-
menschheid op zoek naar het verloren
paradijs...
Daar alle ware en diepe kunst een
verlangen is naar oneindigheid, zoo
wordt zij er onvermijdelijk toegebracht
in hare srnart-liederen het verlangen uit
te drukken naar God.
En eenmaal als God wordt gevonden
en begroet in het Leven en de Kunst, dan
stroomt er over allo dingen een rustig
en heerlijk licht uit, waarvan de ziel
nooit is verzadigd
Het is op dien weg die leidt naar God,
dat wij .Johannes Jörgensen, twijfelaar
en kunstenaar, thans verder volgen gaan.
('L Vervolgt).
en is te bekomen op ons bureel aan 0,35 fr.
liet exemplaar, een nieuw lyrisch gedicht
Mondschein-Sonate van Beethoven
door Jef Crick.
de. Hij doet maarschalk Bessiéres tot
hem komen, aan wiens kommando hij
haar het liefst toevertrouwd ziet, en
hij begeert van hem te weten of het
dit uitgelezen korps aan niets ont
breekt. Verscheidene malen roept hij
hem terug en hij overstelpt hem met
vragen. Hij verlangt dat men aan die
oude soldaten eenen voorraad be
schuiten en rijst voor drie dagen zou
uitdeden, genomen uit hunne reserve-
foergons. Eindelijk om zich zelf te
overtuigen dat dit bevel uitgevoerd
is, staat hij terug op, en aan de gre
nadiers die wacht houden bij zijne
tenten gaat hij vragen of zij die le
vensmiddelen ontvangen hebben. Te
vreden over hun antwoord, keert hij
terug en sluimert lichtjes in.
Doch het is voor niet lang. Weldra
verkeert hij weer in gansch waak-
schen toestand, en denkend aan den
dag van morgen, zegt hij daar is
iets grootsch op handen, het zal een
schrikkelijke slag zijn. Hij vraagt
aan Rapp of hij gelooft in onze over
winning. - Ongetwijfeld, antwoordt
deze, doch zij zal bloedig zijn.
Ik weet het, herneemt de keizer,
maar ik bezit tachtig duizend man
ik zal er twintig duizend verliezen, en
met de overblijvenden doe ik mijne
intrede in Moscoudaar zullen de
achterblijvers ons komen vervoegen,
daarna de marsch-bataljons, en we
zullen sterker zijn dan vóór het ge
vecht.
Daar valt een blad
Op 't pad,
Nog één, nog ééu,
Komt ziegezagend naar beneen
Nu twee, dan drij,
Nog eentje bij
Nu vijf, dan tien
't Wordt schoon om zien
Hoe velen
Er gaan aan 't tuimelspelen
Het zij
Als sneeuwde 't gele bladjes rondom mij
De grond in 't woud
Ligt dik bestrooid met reuzelgoud.
Welhaast
Als 't bamiswindje blaast
En raast,
Dan zullen zij nedervallen
Allen
Geen kruin zal nog één bladje dragen,
Dan komt daarin de droeve noordwind klagen.
Fons Van de Maele.
De garst.
Er is verleden jaar veel garst gezaaid
geworden, en er zal er dit jaar voorzeker
wederom veol gezaaid worden. Het
graan is een zeer gewaardeerd veevoe
der, dat tevens door de brouwerijen
steeds aan goede prijzen gekocht wordt,
op voorwaarde, dat het van eerste hoe
danigheid zij, 't. t. z niet te rijk aan
eiwitstoffen.
De garst komt best in lichte en kalk
achtige loomgronden, alhoewel zij in
meest alle gronden gedijdt, op voor
waarde dat zij niet te nat noch te zwaar
zijn. Zij voedt zich meer in de bovenlaag
des gronds dan de tarwe, dus is eene
diepe omwerking, alhoewel zeer voor-
deelig, niet zoo noodzakelijk.
De beste moutgarst is deze, uilsluite-
1 ijk geteeld bij middel van handelsmest
stoffen, alhoewel goed ontbonden stal
mest, in matige hoeveelheid, liefst
geruimen tijd vóór de zaaiing toegediend,
goede uitslagen geeft.
Wat wij nopens de potasch, het fos-
foorzuur en de stikstof bij de teelt der
rogge zogden en ook voor de tarwe
zullen zeggon, is hier ook toepasselijk
de potasch verzekert met de stikstof den
goeden groei en de hooge opbrengst, en
mot het fosfoorzuur de goede hoedanig
heid straf stroo, en zwaar graan.
Tijdens do diepe omploeging brengt
men 600 tot 800 kgr. kaïniet en even
veel slak por hectare in den grond, die
bij de oppervlakkige omwerking, die de
zaaiïng voorafgaat, door ongeveer 200
kgr. chloorpotasch en 500 tot 600 kgr.
superfosfaat mogen vervangen worden,
In die berekening scheen hij nog
zijne garde noch de ruiterij te begrij
pen. Dan bekruipt hem weer de
vrees dat de vijand er zou kunnen van
door gaan, en hij zendt andermaal
iemand uit naar de schildwachten.
Dezen doen hem melden dat de nacht
vuren der russen altijd met denzelf
den klaren gloed branden, en dat heel
hun leger daar verzameld ligt De
tegenwoordigheid van den vijand stelt
den keizer gerust en eindelijk zoekt
hij in te slapen.
Maar de lange dag-marschen die
hij met het leger komt af te leggen,
de slapelooze nachten die hij heelt
doorgemaakt, de angsten en de zor
gen hebben zijn ijzeren gestel uitge
put meteen heeft de plotsche verkil
ling van de lucht hem aangegrepen,
en nij valt ten prooi aan eenen koorts
aanval gepaard gaande met eenen
drogen noest.
Gedurende het overige van den
nacht tracht hij tevergeefs den dorst
te lesschen die hem verschroeit. Bij
dit alles voegt zich dan nog zijne
vroegere kwaal die zich sinds
gisteren weerom doen voelen heelt.
Eindelijk is het vijf uren.
Een officier van Ney komt hem aan
kondigen dat de maarschalk nog
(*i Al deze bijzonderheden zijn des te geloof
waardiger daar de schrijver die ze ons mede
deelt, generaal de Ségur, adjudant was van
Napoleon.
Moeilijke watcrloozing-
alhoewel bij de hulpmeststoffen ook mot
het stalmest, doch tamelijk oppervlak
kig, kunnen toegepast worden. Onmid
dellijk vóór de zaaiïrig, geeft inen nog
50 of 75 kgr. zwavelzuren ammoniak,
en men mag zeer matig beren. Het
spreekt, van zelfs dat wij hier oenen
vruchtharen, gezonden grond bedoelen
in uitgepulten grond moeten de hoeveel
heden hulpmeststoffen natuurlijk ver
hoogd worden.
Praictijker.
Een bladzijde uit den Besloten Tijd
en den Boerenkrijg.
(Uit een handschrift, opgesteld-door
Karei Jozef Verhuist, schoolmeester
en organist te Berlaer, bij Lier)
1798. Den 1 January, nieuwjaers-
dag, is de pastorij tot Kessel toegezegelt
en den pastor afgejaegt. Op 3 January
zijn de sleutels van de pastorij van Ber
laer ook weggohaelt, zoodat de Heer
Landdeken, 4 dito, vertrok naar Itegem
met zijnen knegt.
Nu ziet men dat de vrijheid tri u tri -
plieert, men ziet ze allengskens al groo-
ter worden, daer komen hier al gevan
gene priesters door met gendarmen, enz.
die op don Decade verbieden te werken
als er gendarmen passeeren jaegen ze
't volk uyt de smissen od van 't werk...
en dan moest ider buys een vaentjen
uytsteken van drij coulcuren, enz.
1798. Een dingen 't welk strijdt is,
dat iederoert moet een cocarde dragen
van 3 couleuren, ofl 't is al dikwijls ge
beurt dal. ze demenschen in stad opleden,
en deden dan een cocarde koopen en nog
drinkgeld geven aan die vluggen.
Op 30 January kwamen 6 husaeren
mei eonon commissaire weèr om de ker
ken te sluyten, en daer wird inventaris
genomen van wat er nog in was en de
binnendeuren werden met een zegel op
papier toegezeegelt. Maer hij wird korts
dacrnaer weèr om stukken gescheurt.
1798. Men hoort het ongelukkigste
van veele gevangen geestelijke, gedepor
teerd naer Cayennp, enz. In Meert zijn
ten deele veelo abdijen en cloosters afge
broken, als Tongerloo, de Cellobroeders
en de Cappucienen tot Lier.
Op allen de pastorijen is oen gan/ien
gestelt, om ze te bewaren, deze trekken
alle dag 16 1/2.
1798. Op 14 April is hier overleden
d'Heor de Wolf voor deesen proviseur
tot. Zoersel, van d'abdije van St.Bernards.
Zij hebben zoor veel gaen zoeken om dien
heer te vangen, zoodat hij van al die
nlteratioën is gestorven en is hier be-
graeven met een misse gedaen met 3
hoeren in 't huis vau d'heer Caevman.
steeds den vijand vóór zich ziet lig
gen en dat hij de toelating vraagt tot
den aanval. Bij dit nieuws schijnt de
keizer, die door de koorts gansch ter
neergedrukt was, nieuwe krachten te
krijgen. Hij springt op, roept de
zijnen, en gaat buiten, zeggende
Eindelijk nouden wij hen vast
Vooruit Laat ons de poorten van
Moscou openen
Het was half zes uren van den mor
gen. toen Napoleon de wijkschans
bereikte, welke wij den 5 September
veroverden. Daar wachte hij de eerste
klaarten van den dageraad en den
en den galm der eerste geweerschoten
van Poniatowsky. De zon rees in het
Oosten. De keizer toonde haar aan
zijne officieren en riep uit Ziedaar
de zon van Austerlitz
Doch haar licht was ons nadeelig.
Inderdaad, de zon stond op boven
het hoofd der russen, zij verblindde
ons en ontmaskerde de positie van
ons leger voor de slagen van den vij
and. Alsdan bemerkten wij dat wij,
in de duisternis, onze batterijen te
ver van den vijand geplaatst hadden.
Wij moesten ze meer naar voren
schuiven. De russen lieten ons maar
begaan zij schenen geen lust te heb
ben om de eersten deze schrikwek
kende stilte te breken.
('t Vervolgt).