ie locm m mosBoo
Oorlogsweel
LEDIGE KERKEN...
KATHOLIEK NIEUWS- EN AANKONDIGINGSBLAD
Zondag 22 April 1917
5 centiemen hel nummer
71su Jaar N° 4732
Van de Putte-Goossens
Week-Kalender.
LENTELIED VAN GRIEG,
in 1812.
LETTERKUNDIGE KRONIJK
LANDBOUW.
DE DENDERBODE
Abonnementsprijs: 3 irank 'sjaars.
Men schrijft in te Aalst
31, KORTE ZOUTSTRAAT, 31
DRUKKER-UITGEVER
AANKONDIGINGEN
Kleine één maal 0,75 fr twee maal i.aj tr.
Gewone annoncen o,i5 de regel.
Vonnissen, sterfgevallen, enz. 0,50 de regel.
Dikwijls te herhalen volgen» akkoord.
Aalst, den 21 April 1917.
APRIL.
Evangelie van den Zondag
Ik ben de goede Herder. Joan. X.
22 Zondag, 2. na Paschen. HH. Soter en
Cajus, paus en mart.
23 Maandag, H. Joris, mart.
24 Dinsdag, H. Fidelis van Sigmaringen.
25 Woensdag, Solemniteit van den H. Jozef,
Bruidegom v. O. L. V. en Patroon van
Kerk en Vaderland. Kruisdag.
26 Donderdag, H. Marcus, evang.
27 Vrijdag. H. Ahthimus, bis. en mart.
28 Zaterdag, H. Paulus a Cruce, b.
(Aan Dom Aogustinus-Verhaegen O. S. B.)
O, speel het nog, dat tintiend lentelied,
Dat door de kamer toovert zang en licht
Van zaalge meidagmorgens, als 't verschiet
In parelmoeren glanzing openligt
Dat om mij heen een stroom van bloesems giet
Die stil wit sneeuwen langs mijn aangezicht
Dat als kristallen klokgeklingel vliet
Uit diepe verte in trilling teer en licht
Dat helder jubelt als een frissche bron,
Die zilvrig spat en perelt in de zon
Met droppen lauw gelijk een kinderzoen
O, speel het nog, en laat zijn klankenpracht
Weer borlen in den avond
Door mijn nacht
Blijft het dan lichten als een blank visioen.
Jef CRICK.
God onze Heer, Gij zijt de Heer der Heeren,
Gij draagt de wereld op uw hand;
Lacht Ge op een volk, het bloeit vol eeren,
't Straal van uw oog stort het in 't zand
A. Rodenbach.
De alarmkreet onzer priesters is tot
ons gekomen, die luid het wee en de ver
ontwaardiging van hun hart luchtten,
omdat van jaar tot jaar het verzuim van
den Paaschplicht als een kankerende
wonde grootere verwoestingen aanricht
in de ziel van ons volk, en onze kerken
gevaar loopen meer en meer verlaten te
worden .rwyl daarbuiten Dood en
Hongersteedr- cweldigerde jammerende
en verbleoke do menschheid bij de keel
grijpen.
De boozen zullen misschien in hun
hart durven juichen en zeggen De.
Godsdienst is tenietHet rijk van God
is uit
Arme zinneloozen
Die woorden zouden als een doodvon
nis op hun lippen moeten klinken, want
God die volgens de krachtige taal van j
den psalmistde twee uiteinden der
aarde in zijn hand houdt, en de hoogste
bergen als zijn eigondom aanziet», laat
niet straffeloos met zich spotten.
Hij heeft de menschheid niet van
noode, doch de menschheid kan Hem
niet missen, en den lach zijner genade
niet ontberen indien zij wil leven blijven
en bloeien.
God blijft immer het levensdoel van al
het geschapene, en dezelfde onverander
lijke scheppingswetten die zon, maan en
sterren, door de eeuwen heen bewegen
en richten, drijven ook de menschheid
66 Mengelwerk. Nadruk verboden
Groot Historisch Verhaal.
(Getrokken uit het vermaard hoek van
Graaf Philiep de Ségur, Generaal, die
den veldtocht meegemaakt heeft).
Eenigen verheugden zich over dit
nieuws, in de hoop dat het den terug
keer van den keizer naar Frankrijk
zoo verhaasten, en dat hij dan in zijn
land blijven zou zonder zich nog daar
buiten te gaan blootstellen. Des
anderdaags werden al deze veronder
stellingen verdreven door de ontbe
ringen van het oogenblik. Wat Napo
leon aangaat, al zijn gedachten waren
nog te Parijs en hij vervolgde ver
strooid zijn weg naar Smolensk, toen
gansch zijn aandacht terug op zijn
omgeving werd ingeroepen door de
aankomst van een adjudant van Ney.
Vanaf Viazma was deze maarschalk
begonnen met onzen aftocht te be
schermen, die voor zoovelen een
doodelijken afloop had, en die hem
met onsterfelijken roem zou kronen.
Tot aan Dorogobouje waren wij
slechts door benden vuige kozakken
verontrust geweest, aangelokt door
onze stervenden en in den steek ge
laten rijtuigen, en die overal vluchtten
waar wij de hand naar hen uitstrek
ten, maar die het ons niettemin lastig
mieken door hun aanhoudend terug-
keeren.
naar Hem toe door het wentelend ver
loop der tijden.
Gelijk al de wateren van de groote
zee komen en terug daarheen moeten,
hetzij in zachte en vredige stroomen die
overal bloei en vruchtbaarheid brengeD,
hetzij in bulderende springvloeden die
verwoesting en puinen op hun weg
zaaien zoo vaart ook alle leven op
aard©, met liefde of haat, met zegen of
vloek den eeuwigen Godsschoot binnen.
Ten tijde van vrede vloeit alle leven in
kalmen en effen gang naar zijn Schepper
toe, maar ten tijde van beroering, als de
oorlog aardeen hemel in vuur zet, slin
geren de menschen zelf met hun kanon
nen elkander vóór den stoel van den
Oppersten Rechter.
Maar steeds blijft de schakel tusschen
het schepsel en den Schepper bestaan,
steeds rijst boren den horizont van al
het geschapene de ontzagwekkende figuur
van God, als het eene en onveranderlijko
levensdoel waar alles heen moet.
De bijbelsche geschiedenis is vol van
deze waarheid altijd heeft God de vol
keren met liefde of geweld tot zich ge
trokken, en iodermaal dat het mensch-
dom zich door de zonde losscheurde van
zijnen Maker, en Hem den rug toekeerde
of zijn altaren verliet, was het mateloos
ongelukkig en haalde 't zich schrikke
lijke straffen op den hals.
In het sober en majestalisch verhaal
van den bijbel kunnen wij nagaan hoe
koning Pharao, de vermetele trotschaard,
die zich vermeten durfde met God in
't strijdperk to treden, als een worm
werd vorpletterd onder de wraak van
den Heer.
Mozes kwam tot hem als Godsgezant,
en zeide Zoo sprak de Eeuwige, de
God van Israël Laat mijn volk gaan,
opdat het Mij eeren zou iu de woestijn
En Pharao antwoordde
Wie is de Eeuwige Ik ken hem
niet, en zal het volk van Israel niet
laten gaan.
Als een vloek was dit woord tot den
hemel gestegen de hemel had het ge
hoord en zou niet doof blijven. De straf
begon de tien plagen van Egypten. De
wateren worden veranderd in bloed, 011
daarna vergiftigd door oen menigte van
kikvorschen. Het stof der aarde brengt
een ongedierte voort dat menschen en
paarden doodt. De oogst wordt vernie
tigd. Een schielijke sterfte doet de last
dieren en kudden der Egytenaren bezwij
ken. De pest breekt uit en bedekt het
volk van Pharao met afzichtelijke zwe
ren. Bliksems en hagelvlagen dooden
menschen en dieren, ontwortelen al de
boomen en verwoesten al de oogsllanden.
Een wolk van sprinkhanen barst open
over Egypten, en dezen 'verslindun het
gras der weiden en de vruchten der hoo
rnen welke de hagel nog gespaard had.
Een wonderbare duisternis daalt neer
over Pharao en zijn volk, en omhult hen
gedurende drie dagen met een ondoor-
dringbaren sluier. Al hun eerstgeborenen,
zoo van menschen als van dieren, komen
om. En eindelijk, na den róirakuleuzen
doortocht van de Roode Zee, door de
kinderen van Israël, wordt de koppige
en hoogmoedige koning Pharao daar in
't diepste der baren verzwolgen met al
zijo ruiters en zijn oorlogwagens, zoodat
het woord van den Heer waarheid werd
Ik zal verheerlijkt worden in
Het was echter daarom niet dat
Ney zijn adjudant stuurde. Toen hij
DoFOgobouje naderde had hij de
sporen gevonden der wanorde waar
aan de hem voorafgaande korpsen
zich overleverden, en hij was er niet
in gelukt die te doen verdwijnen. Tot
nog toe had hij zich kunnen verzoe
nen met de noodzakelijkheid die ons
dwong ons reisgoed in de handen van
den vijand achter te laten, maar toen
hij vóór Dorogobouje de eerste ka
nons prijs gegeven zag, dan had hij
zich voelen rood worden van schaam
te.
Daar miek hij halt, en na een schrik-
kelijken nacht, waarin de sneeuw, de
koude en de honger het meerendeel
zijner soldaten van de vuren verjaag
den, bracht het eerste krieken van
den dag hem een verdubbelden
sneeuwstorm aan, met den aanval
van den vijand en het schouwspel
eener bijna algemeene desertie. Vruch
teloos had hij zeil dan gestreden aan
het hoofd zijner overblijvende solda
ten en officieren; hij zag zich genood
zaakt in allerhaast tot achter den
Dnieper te wijken. Het was hierover
dat hij aan Napoleon tijding deed, en
hij verlangde hem van alles op de
hoogte te zetten. Zijn adjudant kreeg
last al het schrikkelijke van zijn toe
stand aan den keizer te ontsluieren.
Ney wilde de verantwoordelijkheid
er van niet dragen.
Doch de keizer wist reeds genoeg
met wat hij onder de oogen had, hoe
het er ellendig toeging. De vluchte-
Pharaoin zijn oorlogswagens en zijn
ruiterij, en zij zullen weten dat lk de
Eeuwige hen.
Neen, God laat niet straffeloos met
zich spotten
Wee dan het volk dat zijn altaren en
zijn tempels verlaat, en den knie niet
meer buigen komt voor Hem diezelfde
God die den bijbel vult met de wonderen
van zijn macht en zijn majesteit, met de
weldaden zijner liefde en de bliksems
van zijn toorn, houdt nog itnmer heel de
Schepping in zijn hand en kan met een
straal van ziju oog de dwazen en blin
den als nietige wormen in 't zand smak
ken
Toekomende week zullen
wij onze reeks VAN BE
ROEMDE BEKEERLINGEN
voortzetten met de prachtige fi
guur van den vermaarden pre
dikant
HENRI LACORDAIRE,
die zulk een diep spoor heeft nage
laten in een der belangrijkste
zedelijke en politie e omwentelin
gen van het vroegere Frankrijk.
-Witte Weeën -. Een gedichtenkrans
door Isid. Van Beugem, opgedragen
aan zijn overledene moeder.
In het leven van iederen mensch komt er
een stormdag, een lijdensdag, waarop hij
iets schoons ziet breken dat niet meer te
herstellen is. en een wonde in 't hart ont
vangt welke nooit meer gansch genezen zal
de dag waarop hij zijne moeder naar 't kerk
hof heeft zien dragen.
Hoeveel dieper en breeder moet zulk een
wonde dan niet gapen in het hart van den
moederloos geworden dichter, 't is te zeggen
van een dier menschen wier gemoed voort
durend gespannen staat als een fijn snaar
tuig dat bij de minste aanraking aan het
trillen en het zinderen gaat
De kunstenaar toch aanschouwt zijn moe
der met nog gansch andere oogen dan een
gewoon sterveling. Zijn blik blijft niet toeven
bij de oppervlakte, bij de vergankelijke lijnen
der stoffelijke schoonheid, maar hij dringt
dieper door in het hart en de ziel, en wordt
daar in verrukking gebracht door de hooge
zedelijke schoonheid welke met een goddelij-
ken glans uit de peillooze gronden van het
moederwezen opstraalt.
Het moederhart 1
Een hart dat als een vat rol heiige wondergaven
Denonnrek zalig maakt waarin 't zijn geuren l>rengt,
Dat nimmer uitgeput, hoeveel er zich aan laven,
Nog immer vuiler wordt hoe meer 't zijn schatten
[plengt
(K. Ledeganck).
Wie beter dan de dichter die in al de
strevingen van zijn leven wil opgaan naar
schoonheid en waarheid, zal al de schatten
weten te waardeeren van het moederhart dat
het meesterstuk is der schepping
De drijfveer immers en het doeleinde van
alle kunsten laten zich in deze twee treffende
regels samenvatten
a Aimer le beau, Ie vrai,
Chercber leur harmonie. (De Musset).
Waar smelten schoonheid en waarheid tot
het volledigste en zuiverste akkoord samen
tenzij in het moederhart
Waar vindt de Liefde haar zoetste harmo
nie van woorden, waar klinkt zij zoo innig
en zoo rechtzinnig tenzij in een moeder-
mond
lingen waren hem bereids voorop:
hij begreep dat er niets anders meer
te doen viel dan deel voor deel het
leger op te offeren, beginnende met
de uiteinden, om het hoofd te redden.
Wanneer dan de adjudant zijn om
standig verhaal begon, onderbrak hij
hem met deze woorden Kolonel,
ik vraag u al die bijzonderheden niet!
De kolonel zweeg, genoeg begrijpen
de dat in deze onvermijdelijke ramp,
waarin iedereen moest trachten zijn
volle zedelijke kracht te bewaren, de
keizer zich niet begeerde in te laten
met klachten die ontmoedigen en ver
zwakken zouden.
Hij bemerkte de houding van Na
poleon, een houding welke hem ge
durende gansch den aftocht bijbleef
zij was ernstig, zwijgend en gelaten.
Lichamelijk leed hij minder dan de
anderen, doch zijn zedelijke smart
was veel heviger, en hij berustte niet
temin gansch in zijn ongeluk.
Op dit oogenblik zond generaal
Charpentier hem uit Smolensk een
eetwaren-konvooi. Bessiéres wilde
er de hand op leggen voor zijn garde,
doch de keizer deed de levensmidde
len aanstonds aan maarschalk Ney
geworden, zeggende 0 dat dezen die
vochten vóór de anderen moesten
eten. Terzeivertijd bevool hij aan
Ney zich genoeg te verdedigen om
toe te laten aan het leger te Smolensk
uit te rusten en zich daar herin te
richten.
Deze hoop steunde er velen in hun
plicht, maar nog meer anderen lieten
Wij allen die staan in de stormen des
levens, die smachten naar geluk, die bemin
nen kunnen met een gloed die ziel en zinnen
schroeit, bij wie zijn wij telkens terugge
keerd om de doornen uit ons hart te laten
trekken, om vrede en peis als een stroom
van zegeningen, als een regen van bloemen
over ons te voelen uitstorten, tenzij bij
moeder
Wie zag den rimpel op ons voorhoofd
Wie hoorde den zucht die opsteeg uit ons
hart Wie ried de minste trilling van leed
die ons door het gemoed ging Wie bracht
de nachten slapeloos voor ons door Wie
volgde ons overal met de beschermende scha
duw harer steeds waaksche zorg en toewij
ding
Naar moeder vloeiden al de goede daden
en goede gepeinzen van ons leven gelijk de
stroomen en rivieren naar den eindeloozen
oceaan, en eenmaal dat zij voor goed ver
dween uit onzen levenskring, hebben wij
rondom ons een kilte en een leegte gewaar
geworden die huiveren en duizelen deden.
Haar vierden alle kunsten met eerbied en
geestdrift.
De dichters legden aan haar voeten de
gouden strofen van hun dank en hun liefde.
Schilders en beeldhouwers wedijverden
om in marmeren lijnen-spel of warme kleu-
ren-taal een flonkering van hare zieleschoon-
heid op te vangen en terug te kaatsen.
En zoo heeft deze jonge man, dtchter Isid.
Van Beugem, ook een krans WITTE
WEEËN neergelegd op het graf zijner
moeder.
Prachtig zijn deze gedichten uitgegeven,
in album vorm, op groote glanzend-witte
bladzijden die reeds bij het openslaan alleen
u iets heel innigs en teers doen tegen-
waaien.
En dan gaat men met gedempte stem die
verzen aan het lezen, ruw en eenvoudig neer
geschreven, zonder eenige verfijning in
woord of beeld, doch waarin men den pols
slag van een edel en vurig hart voelen kan.
Deze poëzij wil met schroomvalligheid en
piëteit aangeraakt worden. De dichter zelf
liet slechts vijf en twintig exemplaren van
zijn werk ter pers leggen, als om daarmede
te beduiden dat hij zijn lezerstal binnen een
zeer beperkten en intiemen kring beoogde te
houden.
Wij laten hier een paar gedichten volgen
die goed het thema weergeven dat door de
stille lijdensmuziek dezer verzen heen en
weer golft.
De merbelaantjes staan te bloeien,
En van de boomen, die hier groeien,
Vond zij merblaantjes, bloeiend, 't schoonst-,
De wiedauwwissen poesjes steken
Op hunne wijmen, reek aan reke, en
Die bracht ze mede mij ter woonst.
De madeliefjes kommen almeteen, en
Ze blommen weiden 't allenthène
Met wonderwitte uitwendigheid
Kwaóoogcbloemen zie ik ginds, tusschen
Het rilde hout der elzenbusschen,
Als een vergeten sneeuwtapijt..
De meerschsalade en 't speenkruid en de
Ranonkels, bloemen, die ze kende en
Me leerde, staan ten bloei gereed
Maar niet één bloem zal tooien mogen
Mijn moederhuis, nu diep gebogen
In 't rouwkleed van ons aller leed.
En hier, deze ontroerende bekentenis
Hoe zal ik al uw goedheid weten
Nu S'j gegungen zijt
Hoe met 't geheugen trouw te meten
Uw goed zijn eindloosheid
Wel zeggen lieden, die u kenden,
Zij had geen wederga
En nooit en zal bij ons niet enden
Het licht uwer gena.
Maar hoe het duizendvoud omvatten
Van uw geborgen goed,
Als ik slechts halvelings kan schatten
Wat van uw overvloed
Hiermede nemen we afscheid van Witte
Weeën Het is een lief boek, het is een rein
boek, waarin de dichter met simpele woor
den zijn dank en zijn liefde uitzingt voor
deze, die eens door den Schepper op ons
aller weg werd geplaatst als een zegening,
als een handwijzer naar eeuwige waarheid
en schoonheid onze onvergetelijke moeder
13-4-' 17. Jep Crick.
Enden eindigen.
Nog slechts
enkele exem
plaren van on
zen Almanak en Dagklapper voor
den Vlaamschen Haard, waarin
het meesterwerk van Jef Crick
voorkomt, zijn nog verkrijgbaar
aan den spotprijs van 25 centie
men, ten bureele van De Dender-
bode n.
thans alles in den steek om zoo gauw
mogelijk in Smolensk als in het be
loofde land te kunnen aankomen.
Hoofdstuk VI
Ney en de zijnen aan 't werk.
Ney van zijn kant begreep dat er
een offer vallen moest, en dat hij daar
voor aangewezen was. Hij offerde
zich dus op, om gansch alleen het
hoofd te bieden aan een gevaar dat
zoo groot was als zijn moed. Van dit
oogenblik af mengde hij zijn eer niet
meer aan het verlies van reisgoed of
kanons, welke de winter alleen hem
ontrukte. De rivier der Borysthena
weerhoudt aan een harer bochten een
deel van onze bagage en ons geschut
dat over de bevroren hellingen niet
geraaktzonder aarzelen laat hij het
aan den vijand over, trekt over de
rivier, en dwingt den stroom die eerst
als een hinderpaal op zijn weg lag,
thans als een verdedigingsmiddel te
dienen tusschen hem en de russen.
Doch dezen verscholen in hunne
bosschen of weggestoken achter onze
buitgemaakte rijtuigen, vuurden op
de soldaten van "Ney deze ongeluk-
kigen, wier vingers aan den loop hun
ner geweren vastgesteven hingen,
lieten zich ontmoedigen en sloegen
in groot getal op de vlucht. Maar Ney
springt tusschen hen, rukt het geweer
uit de handen van een hunner, en
stormt aan hun hoofd terug tegen den
vijand in, zijn eigen leven met de
grootste roekeloosheid blootstellend.
Terwijl hij weerom soldaat wordt,
De moeskruiden worden nog altijd te
weinig oordeelkundig bemest over het
algemeen ontvangen zij stikstof genoeg,
zelfs te veel stalmest en beer doch
te weinig minerale zouten. Besparen wij
dus liever wat stalmest en beer voor de
bemesting der veldgewassen, en passen
wij eene goede bemesting toe met potasch-
zouten, slak en kalk. Daardoor zullen
deze laatste niet alleen het evenwicht
tusschen de verschillige vruchtbaarma-
kende bestanddeelen des gronds herstel
len, maar nog de zuren verontzijdigen,
en toelaten beter de reserveu van den
grond te benuttigen.
Per are raden wij dus aan tegebruikon,
per are
I. Voor do drooge vruchtenerwten
en boonen 4 kgr. chloorpotasch of 8
kgr. zwavelzure potaschmagnesia eu 10
kgr. slakkenmeel.
II. Voorde bladplanten 2 tot3 kgr.
chloor- of beter nog zwavelzure potasch,
en 5 kgr. slak.
III. Voor do koolgewassen 3 tot 4
kgr. chloor- of zwavelzure potasch, en
7 tot 8 kgr. slak.
IV. Voor de wortel- en knolgewassen
3 kgr. chloor- of zwavelzure potasch en
6 kgr. slakkenmeel. Men bemerke hier
dat de chloorpotasch op de eigenlijke
wortelgewassen toegepast wordt, en de
zwavelzure potasch op de aardappelen.
V. Voor de doorlevende planten 3 tot
4 kgr. chloor- of zwavelzure potasch, en
5 tot 6 kgr. slak.
50 kgr. kalk per are op alle perceelen
is uiterst geraadzaam, des te meer daar
de kalkbemestiugen meer nog in den
moestuin dan op het veld verwaarloosd
wordt. Voor de aardappelen verkiezen
wij de kalkbemesting tor zijde te laten
het schijnt dat de kalk het pokkig wor
den der aardappelen begunstigt eens de
aardappelen gerooid, kan de kalkbemes
ting met voordeel op deze perceelen too-
gepast worden.
Praktijbjsr.
blijft hij toch generaalhij neemt de
voordeelen van het terrein te baat,
steunt zich op een heuvel, en zoekt
dekking in een verschanst huis. Zijne
officieren strijden flink aan zijn zijde,
en de vijand die ons meende te ach
tervolgen moet wijken.
Hierdoor gaf Ney aan ons leger
vierentwintig uren tijd om naar Smo
lensk af te trekken. Des anderdaags
en de volgende dagen herhaalde hij
dezelfde heldendaden. Van Viazma
tot Smolensk streed hij aanhoudend
gedurende tien dagen.
Den i3 November naderde hij
Smolensk, waar hij slechts den vol
genden dag moest binnentreden en
daar weerom slag leveren om den
vijand ter plaats te houden, toen
eensklaps de hoogten waarop hij zijn
linkervleugel wilde laten steunen,
met vluchtelingen bedekt werden. In
hun schrik en ontzetting kwamen die
rampzaligen tot hem gerold over de
sneeuw welke zij met hun bloed kleur
den. De oorzaak dezer paniek was
weldra ontdekt een bende kozakken
chargeerde te midden hen, en toen
Ney die lastige aanvallers doen uit
eenstuiven had, zag hij in de verte het
Italiaansch leger terugkeeren, zonder
reisgoed 9!' geschut, van alles be
roofd en uitgeplunderd
Wat was er gebeurd
ft Vervolgt.)