Van Beroemde Bekeerlingen DE VREDESKWESTIE. KATHOLIEK NIEUWS" EN AANKONDIGINGSBLAD Zondag 17 Juni 1917 5 centiemen het nummer' 71"® Jaar IV'4 760 Week-Kalender. Kinder-Gedichten in 1812. DE DENDERBODE Abonnementsprijs 3 trank 's jaars. Men schrijft in te Aalst 31, KORTE ZOUTSTRAAT, 31 DRUKKERUITGEVER Van de Putte-Goossens AANKONDIGINGEN Kleine één maal 0,75 fr. twee maal 1,25 k\ Gewone annoncen o,i5 ie regel. Vonnissen, sterfgevallen, enz. 0,5e de regel. Dikwijls te herhalen volgens akkoord. Aalst, den 16 Juni 1917. JUNI. Evangelie van den Zondag: Jesus ontvangt de Zondaren. Luc. XV. 17 Zondag, 3 na Sinksen. 18 Maandag, H.H. Marcus en Marcelliantis. 19 Dijnsdag. H. Joanna van Falconeriis. 20 Woensdag, H. Silverius. 21 Donderdag, H. Aloysius van Gonzaga. 22 Vrijdag, H. Paulinus- 23 Zaterdag, Vigilie van H. Joannes Baptista, H. Ludgardis, mgd. XX. Laat de kleinen tot Mij komen. Zij duwden verre weg, o Heer, De lieve kleinen, blond en teer, Die kwamen U hun hartjen dragen En U een kus en kruisken vragen. Laat komen, zegdetGij zoo zoet, Dat niemand hen geen kwaad en doet Laat komen, allen, dichte bij, De lieve kleinen aan mijn zij 1» En op en rond U vielen neder De blonde lokjes, och zoo teeder Hun oogjes vroegen schuchter-blauw Wie Hij toch 't meeste minnen zou En mag ik een dier kleinen zijn, Die komen met een hartjen rein, Om U te minnen, meer en meer, U, Jezuken, mijn lieven Heer En mag ik een dier kleinen zijn En komen met een hartjen rein, Om op Uw hart mij moe te schreien In bange smart en bitter lijen Och, mocht ik een dier kleinen zijn, Er blijven met een hartjen rein, Dan leefden samen, steeds bemind, De lieve Jesus met een kind G. P. 11. Henri Lacordaire. 6e Vervolg. Zijne bekeering. Hij zegt vaarwel aan roem en wereld. Intrede in het semi narie. Zijn geluk. «Mijn vriend, ik heb steeds het ge loof gezocht te goeder trouw en buiten allen hoogmoed om, hetgeen het eenige middel is om het te vin den. Lacordaire. Het werk der genade maakt rasschen vooruitgang in het leven van den jongen advokaat die een zoo schitterende toe komst voor hem ziet opengaan. Zijn ziel is ook uitmuntend voorbereid om het licht van het geloof op te vangen. De hoogmoed die zooveel geesten benevelt en harten versteent, en zooveel knieën belet te buigen voor God, heeft geen pak op dezen edelen jongeling wiens brief wisseling een zoo vroegtijdigen afkeer van alle wereldscho glorie verraadt. Het zinnengenot houdt hem evenmin onder zyn ontzenuwend juk gebogen, want terwijl zooveel anderen hun dorst naar geluk gaan lesschen aan de drabbige fonteinen der zonde, zit hij op zijn een- 72 Mengelwerk. Nadruk verboden Groot Historisch Verhaal. (Getrokken uit het vermaard boek van Graaf Philiep de Ségur, Generaal, die den veldtocht meegemaakt heeft). Het eerste korps was gered, doch terzelvertijd vernamen wij dat onze achterhoede niet langer stand houden kon in Krasnoë, dat maarschalk Ney misschien nog in Smolensk kon zijn en wij er niet meer mochten aan den ken hem at te wachten. Wij moesten spoed maken want weldra zou achter ons allen terugtocht afgesneden zijn. Nochtans Napoleon aarzelt nog hij kan er niet toe besluiten Ney aan zijn lot over te laten en hem op te offeren. Ten langen laatste, als hij ziet dat het heil van gansch ons leger hier op het spel staat, maakt hij een besluit hij roept Mortier, en hem droevig de hand drukkend, zegt hij Ik mag geen oogenblik meer verliezen want reeds zijn wij aan alle kanten van vijanden omsingeld. Misschien is Kutusof mij reeds voorop te Lyadi, en zelfs te Orcha ik moet mij daar oogenblikkelijk met mijne oude garde heen begeven om ons de baan voor den aftocht vrij te houden. Davoust zal u met zijn korps aflossen, doch gij zaam kamerken te studeeren en te zoeken naar waarheid, met een hartstocht en een rechtzinnigheid die het kenmerk zijn van groote en uitgelezen zielen. En als hij dan een blik werpt naar buiten, en onder hem hot roezemoezend leven der vermaken aan den gang hoort, schudt hij weemoedig het hoofd en op zijn lippen komt het bitter woord van den Wijzo IJdelheid Alles is ijdel onder de zon De wereld met zijn kleurig panorama van broze genietingen, is niet gemaakt om dit hart to vullen dat openligt als oen peilloozen afgrond. Daar kan alleen God vrede en verzadiging brengen. En gelijk een bloem geleidelijk groeit naar de zon, zoo groeit zijn schoone en diepe geest met natuurlijken drang naar het licht van het geloof voor hetwelk hij zich ge schapen voelt. Op dit beslissend oogen blik broeien er grootsche levensplannen in hem, waarvan de ernst zich meer dan ooit op zijn peinzend gelaat afspiegelt. Hij wordt eon raadsel voor zijn vrienden. Rond dit tijdstip kan men hem soms ontwaren in een verlatene kerk, knie lende inde schaduw van eenen pijler, met heel zijn ziel weggezonken in een zee van gedachten. Op zekeren dag komt een zijner jonge konfraUrs hem bezoe ken op zijn studiekamer, en hij ziet hem daar zitten aan zijn schrijftafel, bleek van het donken en het droomen. Henri, zegt hij hem, ge zijt droef. Er kwelt u iets. Gij weet dat ik uw vriend ben en u in alles wil terzijde staan. Ik dank u, antwoordt Lacordaire, doch het plan dat ik in mij draag, is nog niet gansch rijp. Als het uur van spreken geslagen is, zult gij het de eerste Tornemeu. Eeuige dagen later gaat hij zelf den jeugdigen advokaat bezoeken, en hij valt met het verpletterend nieuws bij hem binnen Hewel, beste, mijn besluit is genomen ik ga naar een seminarie De andere kon zijn ooren niet gelooven, maar nu opende Henri hem heel zijn hart en liet hem daarin de wonderbare werking der genade nagaan. De nevelen van den twij felwaren dus doorgescheurd, de zon der waarheid bestraalde hem, en in haar zegenend licht zag hij het leven 1111 ineens zoo feestelijk en zoo gelukkig vóór hem openliggen. Hij heeft zijn levensdoel ge vonden. Priester wil hij worden, en alzoo in éénen vlucht de hoogste toppen der menschelijke waardigheid en grootheid bereiken. Dit is de eenige glorie-krans die hem kan bevredigen niet met de verwelkbare bloemen van wereldschen roem, doch met de onsterfolijke kroon van het priosterschap begeert hij zijn hoofd getooid te zien. Hoe is het nu in hem al vrede en licht De dag vóór zijn intrede in het seminarie, schrijft hij aan een zijner vrienden Er zijn weinige woorden toe noodig om te zeggen wat ik te zeggen heb, en - nochtans heeft mijn hart er behoefte - aan zich langdurig te kunnen uitstor- ten. Ik verlaat de balie wij zullen er elkander nooit ontmoeten. Onze droo- - men, gedurende vijf jaren gekoesterd, zullen zich nooit verwezenlijken. Ik treed morgen in het seminarie van Saint-Sulpice... Gisteren was mijn ziel - nog gevuld met de vergankelijkheid der wereld, alhoewel ik reeds goös- dienstig gevoelde de roem was nog mijn levensideaal. Heden heb ik mijn verwachtingen hooger geplaatst, en ik vraag hier heneden niets anders dan onbekendheid en vrede De balie verliet hij, waar er gepleten wordt voor tijdelijke zaken on belangen, moet beiden trachten het nog tot in den nacht in Krasnoë uit te houden, dan zult ge mij komen vervoegen, Daarna, het hart vol wanhoop omdat hij Ney moet verlaten, verwijdert hij zich langzaam van'het slagveld, door kruist Krasnoë waar hij nogmaals blijft wachten, en dringt dan door tot Lyadi. Intusschen blijft generaal Roguet dapper vechten, de helft zijner man nen is reeds gesneuveld. Het is twee uren in den namiddag, en nog ver baast hij de russen door zijn onwrik bare houding, maar de Vijand komt te bemerken dat Napoleon van het ge vechtsterrein is verdwenen en dit maakt hem stoutmoediger. Op zeker oogenblïk kan de jonge garde, bijna geheel ingesloten, geen stap voor- of achterwaarts meer doen. Gelukkiglijk wordt de aandacht der russen op den zelfden stond aangetrokken door eeni ge pelotons die Davoust vereenigd heeft. Mortier maakt daarvan gebruik en beveelt aan de drie duizend solda ten welke hij nog bezit, zich stap voor stap terug te trekken vóór de vijftig duizend vijanden. Daarop schreeuwt generaal Laborde Hoort gij het soldaten De maarschalk beveelt den gewonen stap. Den gewonen stap dus, mannen Voorwaarts En eenigen hunner gewonden meenemend onder een regen van bommen, weken de dapperen langzaam en rustig van doch van die balie zoii hij eenmaal op stijgen naar den kansel, om daar, met de macht van zijn tocverend woord, de eeuwige belangen tan zijn land en zijn volk als een onversaagde kampvechter te vordedigon. Het was in dien zin dat Mgr de Quélon, aartsbisschop van Parjjs, den jongen be keerling toesprak, toen hij hem werd voorgesteld door don' algemeenen vica ris, den Eerw. Heer Bordenes - Wees welgekomen, zegde hij hem terwijl hij hem gul de hand reikte. - Aan de balie hebt gij sterfelijke be ntangen verdedigd, nu gaat gij eene zaak verdedigen die eeuwig recht - vaardig is. Onder-fle menschen zult gij haar wel verschillend zien be- oordeetendaarboven echter is er een oppergerechtshof waar wij haar eenmaal zullen winnen Hij die zoo sprak, vermoedde toen niet dat deze jongeling eeiJ tiental jaren later, als een profeet der nieuwe tijdon, héél het intellectueele Parijs zou doen samen- stroomen om te komen luisteren naar den overweldigenden klank van zyn woord. Henri Lacordaire 3 zegde voor goed vaarwel aan do wereM don 12 Mei 1824, dag zijner intrede in het seminarie. Hij telde toen twee en twintig jaren en had reeds eon gansch leven van arbeid, van strijd en lijden achter zich. Hoe was hij nu gansch veranderd Het geluk borrel de op uit gansch zijn wezen, en verrukt als een kind begroette^ hij den vredigen mei-tuin van het kloobter, die hem wel kom heette met zijn bloeiende bloemen en zijn schuifelende vogels. Wie veel heeft geleden, wie lang heeft gestaan in duisternis en zielsvcrlatenheid, kan zulk een heerlijken jubel uit zijn hart hooren opgaan, wanneer er zich eensklaps een hemel van licht boven hom welft, terwijl er rondom hem rozen geuren en vogels zingen. Deze jongeling, kind nog door de ongerepte frischheid .van zijn gevoel, man reeds door het breed omvatten van zijn vantand, zag zijre' geestelijke we dergeboorte samengaan met dn wederge boorte der leute, en zijn dich tori ijk go- moed, zóó ontvankelijk voor de schoon heden der natuur, was overstelpt van zaligheid. Deze kloostermuren, die voor andoren zulk een somberen aanblik heb ben, schenen hem nu paradijs-mooi. Dagen van beproeving waren nog achter, doch thans liet de Heer hem eerst met volle teugen drinken uit den beker van het reinste geluk. Hooren wij hem die eerste indrukken vertolken in een brief aan eon zijner vrienden Op een avond zat ik aan hot venster, en ik keek naar de maau die zoetjes het huis bestraalde een enkele ster - begon in do diepten van den hemel te pinkelen, op een afstand die mij onge looflijk scheen. Ik weet niet hoe ik er toekwam de nietigheid onzer woning te vergelijken bij de oneindigheid van - dit luchtgewelfen, als ik dan bedacht dat er daar, weggedoken in eenige cellen, een aantal dienaars leefden van den God die al deze wonderwerken miek. menschen door de wereld be- gekt en bespot, dan hadde ik wel kun- nen weeneu over de dwaasheid dier - wereld welke zelfs niet opzien kan naar - omhoog ('t Vervolgt). Leest en verspreidt De Denderbode Morgendeuntje. 't Daget over dorp en land, Heel het oosten laait en brandt, De bedauwde weiden doornen, Wolkskens hangen in de bootnen, Wolkskens vlieden langs den vliet, Ieder bladje een dauwdrop giet. Zingende door de blauwe lucht Neemt de leeuwerik hooge vlucht, Op de daken dieft de mussche, En de merel fluit er tusschen. Vogels zingen onder 't wied (l) 't Zingt al wat men hoort en ziet. Over 't lachend groene veld 't Rinkelend klinkend kloksken schelt, 't Werkvolk met der zonne wakker Spreidt aiover hof en akker. 't Werk begint met bede en lied, 't Wordt al leven dat men ziet. A. RODENBACH. 1) Wiedkruid. Wanneer we, nu onlangs, de Donderdag- sche Mis bijwoonden, werden we door wee moed overstelpt,en bitter leed greep ons aan. Rondziende, bemerkten we die groote ijdele ruimte, die de uitgestrektheid van onzen weidschen tempel nog eenzamer scheen te maken, tot in het oneindige wou uitbreiden.. Bijna geen volk Een eeuwenoude plech tigheid, die tot verval geraakt een kerkelijke opdracht, die wellicht aldra tot den verleden tijd behooren zal, verdwenen met ander vrome gebruiken van ons voorgeslacht Toen verdwaalden we in den geestenwe reld en we blikten terug in den chaos der eeuwen, die in de geschiedenis van Aalst getuigen van de diepste vereering voor het Allerheiligste Sacrament wij zagen het Aalstersche volk, honderden jaren lang, nauw vereenigd in aanbidding voorden Ongeboren we herinnerden ons levendig de kinderjaren, wanneer de Donderdagsche Mis, opgeluisterd door het orkest van kapelmeester Pieter De Mol, door talrijke stadsgenooten en door de leerlingen onzer scholen werd bijgewoond. Die pijnlijke gemoedstemming noopte ons aan, deze regelen te schrijven en ons volk thans door geen drukke bezigheid weerhouden aan te wakkeren de devotie der voorouders jegens het H. Sacrament des Altaars erop te beuren en in frisschen bloei te houden. Mochten wij daarin gelukken Immers, reeds gedurende de grijze middel eeuwen doortrok eene H. Sacramentsproces sie de schilderachtige straten en steegjes van 't oud Aalsten van toen af schonken onze voorouders renten, die dienen moesten om eeuwigdurend licht voor het H. Tabernakel te branden Wat de woede der ketters ver woestte, dat herstelde de Raad en het Volk van Aalst ten jare 1602 bouwde de be faamde Jeroom Duquesnoy, in de hoofdkerk, den prachtigen Sacramenttoren, die nog de bewondering der Kunstwereld afdwingt. In 1631 vervaardigde de geniale Joost Lestiens voor den ommegang in Julio het mees terstuk der Remonstranciën, een pronkjuweel van meer dan een meter hoog. Den 23 Januari 1743 schiep hier de Aartsbisschop van Mechelen het Broederschap van 't Heilig Sacrament des Altaars. De Donderdagsche H. Sacrameutsmis werd in de Sint Martenskerk, ten jare 1542, ge sticht met eene rente van 4 pond groote 's jaars, door Agnes van Pyssote, die van 1522 tot 1528 Grootjuffrouw van ons Begijn hof was. De begiftigster behoorde tot eene bij uit stek godvreezende familie, van dewelke wij de volgende leden kennen Priester Cornelis dit slachtingsveld terug, alsof het een manceuver-veld was. Toen Mortier door Krasnoë gerukt was, mocht hij zich gered beschou wen. Van af deze stad tot aan de stad Lyadi was de groote baan slechts bedreigd door het kanonnenvuur der russen, links op de hoogten opgesteld. De generalen Colbert en Latour Mau- bourg zorgden er voor dat de vijand die hoogten niet durfde verlaten. Tijdens dezen marsch deed er zich een eigenaardig geval voor. Een obus drong in den buik van een paard en wterp het dier met uitpuilende inge wanden neer, terwijl de ruiter geen letsel bekwam, staande op den grond terecht kwam en zijn weg voortzette. Napoleon had halt gehouden te Lyadi, op vier mijlen afstand van het slagveld. In den nacht verneemt hij dat Mortier, dien hij nog achter waant, hem reeds voorop is. Bedroefd en verontrust doet hij hem komen, en zegt met ontroerde stem Gij hebt ongetwijfeld flink gevochten en u moedig verdedigd, doch waarom laat ge mij tusschen u en den vijand Waarom mij aan het gevaar bloot stellen in dc handen der kozakken te vallen Mortier legt dan aan den keizer uit hoe alles is geschied. Des anderdaags zet men den aftocht aar zelend voort. De ongeduldige achter blijvers stappen ditmaal voorop zij van Pyssote, die in 1541 zijn huis in 't Slui erstraatje verkocht aan een anderen geeste lijke bij name Jan van der Meeren Philip van Pyssote, kanunnik van 't Kapittel der Hoofdkerk, die in 1550 woonde an de pronghelmerct, achter de kereke nieuwe kerekhof an deen zijde Kanunnik Pieter van Pyssote, die den 28 Februari 1531 in 't bezit kwam der kapelnij van 't Hospitaal Hendrik van Pyssote, de koene verdediger der Gasthuiszusters in de rechtsgedingen rakende het LepelrechtCornelis en Jan van Pyssote, schepenen van Aalst van 1496 tot 1535, die deelmaakten van dat Broerscap van de Heylighe Maghet Katelyne. Eene vrouwelijke afstammelinge Beatrix van Pyssote had zich in den echt vereenigd met Cornelis Wuytens, die in 1524 het Don derdagsche Lof ter eere van het H. Sacrament gesticht heeft en daartoe 21 dagwand land en meersch, gelegen te Oultre, aan de Kerk schonk. Na de dood van haren man, kocht zij, ten jare 1531, van Hendrik van Raffel- ghem, eenen eigendom in de nabijheid der parochiekerk. Deze familie had zich nauw verwant met ander voorname Aalstersche geslachten. Catharina van Pyssote huwde Robrecht de Smet, die zijnen stamboom deed opklimmen tot in de tweede helft der Xlle eeuw. Elisa beth van Branteghem, weduwe van Jan van Pyssote, hertrouwde in de 16e eeuw met Jan van Miggerode, alias Govaerts. Catharina van Pyssote had voor gemaal Jan van Keerel- ghem beiden liggen in den dood zelf veree nigd in Sint Jans choor, voor de trappen van Sinte Marien Magdaleene houtare nu het Sint Jozefsaltaar, in de Hoofdkerk. Jan van Pyssote, zoon van Frans, die in de Molenstraat woonde, had, volgens zijn tes tament van 1542 en uyterste wille vercoren zine sepultuere in Sinte Mertens kereke bin nen dese stede, beneden in den bueck, by der sepultuere van zinen vader saliger me morie. Ander bloedverwanten woonden ten jare 1509 inde Nieuwstraat. De familie be zat ook eigendom in den Sompaartsboek, (thans de Nazarethstraat). Volgens Sanderus was in zijnen tijd (1586 f 1664) net geslacht van Pyssote uitgestorven. Wij gelooven het ook na 1550 troffen we dien naam mei mee» aan. Petrus Van Nuffel. trekken allen Napoleon voorbij, en zij zien hem te voet marcheeren, een stok in de hand, mef traagheid en tegenzin voortgaande, alsof hij zich niet losrukken kon van dit oude Rus land, waarvan hij op dit oogenblik de grens overschreed, en waar hij Ney, zijn ouden wapenmakker, had moeten achterlaten. In den avond bereiken wij Dom- browna, eene houten stad bevolkt ge lijkt Lyadi dit was een gansch nieuw schouwspel voor ons leger dat sedert drie maanden niets.meer dan puinen zag. Wij waren dus eindelijk buiten het oude Rusland, buiten die woes tijnen van sneeuw on puinen, en wij kwamen nu in een bevriend en be woond land, wiens taal wij verston den. Terzelvertijd verzachtte de hevi ge koude, de dooi begonen men bracht ons eenige levensmiddelen aan. Doch het was nu te laat en ons leger was vernietigd. Ieder oogen blik had de keizer den naam van Ney op de lippen met uitroepen van smart. Dezen nacht vooral hoorde men hem zeggen Ik voel mijn hart verscheu ren door het lijden mijner ongelukkige soldaten, doch hier kunnen wij niet stilhouden. Wat zouden wij hier ver richtten zonder munitie, zonder eet- voorraad of kanons Wij moeten dus zoohaast mogelijk Minsk bereiken. In de stad Minsk, die nog op een grooten afstand van ons lag, waren Opening van het internationaal kongres der arbeidersvereenigin- gen. Het Sberiska Telegram Bureau meldt Het internationaal kongres der arbeiders verenigingen, waarop Holland,Denemarken, Noorwegen, Zweden, Finland, Duitschland, Oostenrijk-Hongarië en Bulgarië vertegen woordigd zijn, werd Zaterdag geopend. Het noodigt de maatschappelijk georganiseerde arbeidersklas van alle landen uit tot eene nieuwe konferencie in Zwitserland, in 1917. Elk land zou tot tien vertegenwoordigers zenden. Het kongres besloot aan Jonaux, den voorzitter van het algemeen komiteit der arbeidersvereenigingen in Frankrijk een tele gram te zenden, waarin de besluitselen in 1913 in Leeds genomen begroet worden als een gunstig voorteeken, om op zijde te stellen hetgeen de arbeiders sedert den oorlog verdeelt. Het kongres besloot, op voorstel van Legiens, den arbeiders- en soldatenraad te St-Petersburg telegrafisch den wensch over te maken, dat hij vertegenwoordigers zou zenden naar de samenkomst in Zwitserland. onze eetwarenmagazijnen opgericht en daarheen ging net verlangen van den keizer als naar de eenige hoop en het eenige redmiddel die ons nog bleven. Hij sprak er nog over, toen een poolsche officier in galop toesnel de met de Jobstijding dat Minsk door den vijand bezet was De rus Tchit- chakof was er den 160 November stor menderhand binnengedrongen Bij dit schrikkelijk nieuws bleef Napoleon eerst stom, alsof deze laatste slag hem te zeer had getroffen doch dan zijne zielesterkte steeds hooger heflend naarmate de gevaren stegen, zegde hij koelbloedig en somber Hewel dan zullen wij ons een weg banen met onze bajonetten Om dien nieuwen vijand te gaan bekampen, entevens aan Kutusof en Wittgenstein te ontsnappen, zullen wij thans genoodzaakt zijn den ge vaarlijken stroom der Berezina te Borisow over te steken. Daarom zendt Napoleon aanstonds het bevel aan Dombrowski zich van dien doortocht meester te maken terzelvertijd doet hij aan generaal Oudinot weten dat hij onmiddellijk naar hetzelfde punt moet snellen en Minsk terug gaan veroveren, generaal Victor zal zijnen marsch dekken. N a het geven van deze verschillende bevelen wordt hij weerom geheel kalm, en hij verlangt eenige rust te nemen. ('t Vervolgt.)

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Denderbode | 1917 | | pagina 1