Van Beroemde
Bekeerlingen
DE VREDESKWESTIE.
KATHOLIEK NIEUWS" EN AANKONDIGINGSBLAD
Zondag 17 Juni 1917
5 centiemen het nummer'
71"® Jaar IV'4 760
Week-Kalender.
Kinder-Gedichten
in 1812.
DE DENDERBODE
Abonnementsprijs 3 trank 's jaars.
Men schrijft in te Aalst
31, KORTE ZOUTSTRAAT, 31
DRUKKERUITGEVER
Van de Putte-Goossens
AANKONDIGINGEN
Kleine één maal 0,75 fr. twee maal 1,25 k\
Gewone annoncen o,i5 ie regel.
Vonnissen, sterfgevallen, enz. 0,5e de regel.
Dikwijls te herhalen volgens akkoord.
Aalst, den 16 Juni 1917.
JUNI.
Evangelie van den Zondag:
Jesus ontvangt de Zondaren. Luc. XV.
17 Zondag, 3 na Sinksen.
18 Maandag, H.H. Marcus en Marcelliantis.
19 Dijnsdag. H. Joanna van Falconeriis.
20 Woensdag, H. Silverius.
21 Donderdag, H. Aloysius van Gonzaga.
22 Vrijdag, H. Paulinus-
23 Zaterdag, Vigilie van H. Joannes Baptista,
H. Ludgardis, mgd.
XX.
Laat de kleinen tot Mij komen.
Zij duwden verre weg, o Heer,
De lieve kleinen, blond en teer,
Die kwamen U hun hartjen dragen
En U een kus en kruisken vragen.
Laat komen, zegdetGij zoo zoet,
Dat niemand hen geen kwaad en doet
Laat komen, allen, dichte bij,
De lieve kleinen aan mijn zij 1»
En op en rond U vielen neder
De blonde lokjes, och zoo teeder
Hun oogjes vroegen schuchter-blauw
Wie Hij toch 't meeste minnen zou
En mag ik een dier kleinen zijn,
Die komen met een hartjen rein,
Om U te minnen, meer en meer,
U, Jezuken, mijn lieven Heer
En mag ik een dier kleinen zijn
En komen met een hartjen rein,
Om op Uw hart mij moe te schreien
In bange smart en bitter lijen
Och, mocht ik een dier kleinen zijn,
Er blijven met een hartjen rein,
Dan leefden samen, steeds bemind,
De lieve Jesus met een kind
G. P.
11.
Henri Lacordaire.
6e Vervolg.
Zijne bekeering. Hij zegt vaarwel aan
roem en wereld. Intrede in het semi
narie. Zijn geluk.
«Mijn vriend, ik heb steeds het ge
loof gezocht te goeder trouw en
buiten allen hoogmoed om, hetgeen
het eenige middel is om het te vin
den. Lacordaire.
Het werk der genade maakt rasschen
vooruitgang in het leven van den jongen
advokaat die een zoo schitterende toe
komst voor hem ziet opengaan. Zijn ziel
is ook uitmuntend voorbereid om het
licht van het geloof op te vangen. De
hoogmoed die zooveel geesten benevelt
en harten versteent, en zooveel knieën
belet te buigen voor God, heeft geen pak
op dezen edelen jongeling wiens brief
wisseling een zoo vroegtijdigen afkeer
van alle wereldscho glorie verraadt. Het
zinnengenot houdt hem evenmin onder
zyn ontzenuwend juk gebogen, want
terwijl zooveel anderen hun dorst naar
geluk gaan lesschen aan de drabbige
fonteinen der zonde, zit hij op zijn een-
72 Mengelwerk.
Nadruk verboden
Groot Historisch Verhaal.
(Getrokken uit het vermaard boek van
Graaf Philiep de Ségur, Generaal, die
den veldtocht meegemaakt heeft).
Het eerste korps was gered, doch
terzelvertijd vernamen wij dat onze
achterhoede niet langer stand houden
kon in Krasnoë, dat maarschalk Ney
misschien nog in Smolensk kon zijn
en wij er niet meer mochten aan den
ken hem at te wachten. Wij moesten
spoed maken want weldra zou achter
ons allen terugtocht afgesneden zijn.
Nochtans Napoleon aarzelt nog hij
kan er niet toe besluiten Ney aan zijn
lot over te laten en hem op te offeren.
Ten langen laatste, als hij ziet dat
het heil van gansch ons leger hier op
het spel staat, maakt hij een besluit
hij roept Mortier, en hem droevig de
hand drukkend, zegt hij Ik mag
geen oogenblik meer verliezen want
reeds zijn wij aan alle kanten van
vijanden omsingeld. Misschien is
Kutusof mij reeds voorop te Lyadi,
en zelfs te Orcha ik moet mij daar
oogenblikkelijk met mijne oude garde
heen begeven om ons de baan voor
den aftocht vrij te houden. Davoust
zal u met zijn korps aflossen, doch gij
zaam kamerken te studeeren en te zoeken
naar waarheid, met een hartstocht en
een rechtzinnigheid die het kenmerk zijn
van groote en uitgelezen zielen. En als
hij dan een blik werpt naar buiten, en
onder hem hot roezemoezend leven der
vermaken aan den gang hoort, schudt hij
weemoedig het hoofd en op zijn lippen
komt het bitter woord van den Wijzo
IJdelheid Alles is ijdel onder de zon
De wereld met zijn kleurig panorama
van broze genietingen, is niet gemaakt
om dit hart to vullen dat openligt als oen
peilloozen afgrond. Daar kan alleen God
vrede en verzadiging brengen. En gelijk
een bloem geleidelijk groeit naar de zon,
zoo groeit zijn schoone en diepe geest
met natuurlijken drang naar het licht
van het geloof voor hetwelk hij zich ge
schapen voelt. Op dit beslissend oogen
blik broeien er grootsche levensplannen
in hem, waarvan de ernst zich meer dan
ooit op zijn peinzend gelaat afspiegelt.
Hij wordt eon raadsel voor zijn vrienden.
Rond dit tijdstip kan men hem soms
ontwaren in een verlatene kerk, knie
lende inde schaduw van eenen pijler,
met heel zijn ziel weggezonken in een
zee van gedachten. Op zekeren dag komt
een zijner jonge konfraUrs hem bezoe
ken op zijn studiekamer, en hij ziet hem
daar zitten aan zijn schrijftafel, bleek
van het donken en het droomen. Henri,
zegt hij hem, ge zijt droef. Er kwelt u
iets. Gij weet dat ik uw vriend ben en u
in alles wil terzijde staan. Ik dank u,
antwoordt Lacordaire, doch het plan dat
ik in mij draag, is nog niet gansch rijp.
Als het uur van spreken geslagen is, zult
gij het de eerste Tornemeu. Eeuige
dagen later gaat hij zelf den jeugdigen
advokaat bezoeken, en hij valt met het
verpletterend nieuws bij hem binnen
Hewel, beste, mijn besluit is genomen
ik ga naar een seminarie De andere
kon zijn ooren niet gelooven, maar nu
opende Henri hem heel zijn hart en liet
hem daarin de wonderbare werking der
genade nagaan. De nevelen van den twij
felwaren dus doorgescheurd, de zon der
waarheid bestraalde hem, en in haar
zegenend licht zag hij het leven 1111 ineens
zoo feestelijk en zoo gelukkig vóór hem
openliggen. Hij heeft zijn levensdoel ge
vonden. Priester wil hij worden, en alzoo
in éénen vlucht de hoogste toppen der
menschelijke waardigheid en grootheid
bereiken. Dit is de eenige glorie-krans
die hem kan bevredigen niet met de
verwelkbare bloemen van wereldschen
roem, doch met de onsterfolijke kroon
van het priosterschap begeert hij zijn
hoofd getooid te zien. Hoe is het nu in
hem al vrede en licht De dag vóór zijn
intrede in het seminarie, schrijft hij aan
een zijner vrienden
Er zijn weinige woorden toe noodig
om te zeggen wat ik te zeggen heb, en
- nochtans heeft mijn hart er behoefte
- aan zich langdurig te kunnen uitstor-
ten. Ik verlaat de balie wij zullen er
elkander nooit ontmoeten. Onze droo-
- men, gedurende vijf jaren gekoesterd,
zullen zich nooit verwezenlijken. Ik
treed morgen in het seminarie van
Saint-Sulpice... Gisteren was mijn ziel
- nog gevuld met de vergankelijkheid
der wereld, alhoewel ik reeds goös-
dienstig gevoelde de roem was nog
mijn levensideaal. Heden heb ik mijn
verwachtingen hooger geplaatst, en ik
vraag hier heneden niets anders dan
onbekendheid en vrede
De balie verliet hij, waar er gepleten
wordt voor tijdelijke zaken on belangen,
moet beiden trachten het nog tot in
den nacht in Krasnoë uit te houden,
dan zult ge mij komen vervoegen,
Daarna, het hart vol wanhoop omdat
hij Ney moet verlaten, verwijdert hij
zich langzaam van'het slagveld, door
kruist Krasnoë waar hij nogmaals
blijft wachten, en dringt dan door tot
Lyadi.
Intusschen blijft generaal Roguet
dapper vechten, de helft zijner man
nen is reeds gesneuveld. Het is twee
uren in den namiddag, en nog ver
baast hij de russen door zijn onwrik
bare houding, maar de Vijand komt te
bemerken dat Napoleon van het ge
vechtsterrein is verdwenen en dit
maakt hem stoutmoediger. Op zeker
oogenblïk kan de jonge garde, bijna
geheel ingesloten, geen stap voor- of
achterwaarts meer doen. Gelukkiglijk
wordt de aandacht der russen op den
zelfden stond aangetrokken door eeni
ge pelotons die Davoust vereenigd
heeft. Mortier maakt daarvan gebruik
en beveelt aan de drie duizend solda
ten welke hij nog bezit, zich stap voor
stap terug te trekken vóór de vijftig
duizend vijanden. Daarop schreeuwt
generaal Laborde Hoort gij het
soldaten De maarschalk beveelt den
gewonen stap. Den gewonen stap
dus, mannen Voorwaarts En
eenigen hunner gewonden meenemend
onder een regen van bommen, weken
de dapperen langzaam en rustig van
doch van die balie zoii hij eenmaal op
stijgen naar den kansel, om daar, met
de macht van zijn tocverend woord, de
eeuwige belangen tan zijn land en zijn
volk als een onversaagde kampvechter te
vordedigon.
Het was in dien zin dat Mgr de Quélon,
aartsbisschop van Parjjs, den jongen be
keerling toesprak, toen hij hem werd
voorgesteld door don' algemeenen vica
ris, den Eerw. Heer Bordenes
- Wees welgekomen, zegde hij hem
terwijl hij hem gul de hand reikte.
- Aan de balie hebt gij sterfelijke be
ntangen verdedigd, nu gaat gij eene
zaak verdedigen die eeuwig recht
- vaardig is. Onder-fle menschen zult
gij haar wel verschillend zien be-
oordeetendaarboven echter is er
een oppergerechtshof waar wij haar
eenmaal zullen winnen
Hij die zoo sprak, vermoedde toen niet
dat deze jongeling eeiJ tiental jaren later,
als een profeet der nieuwe tijdon, héél
het intellectueele Parijs zou doen samen-
stroomen om te komen luisteren naar
den overweldigenden klank van zyn
woord.
Henri Lacordaire 3 zegde voor goed
vaarwel aan do wereM don 12 Mei 1824,
dag zijner intrede in het seminarie. Hij
telde toen twee en twintig jaren en had
reeds eon gansch leven van arbeid, van
strijd en lijden achter zich. Hoe was hij
nu gansch veranderd Het geluk borrel
de op uit gansch zijn wezen, en verrukt
als een kind begroette^ hij den vredigen
mei-tuin van het kloobter, die hem wel
kom heette met zijn bloeiende bloemen
en zijn schuifelende vogels. Wie veel
heeft geleden, wie lang heeft gestaan in
duisternis en zielsvcrlatenheid, kan zulk
een heerlijken jubel uit zijn hart hooren
opgaan, wanneer er zich eensklaps een
hemel van licht boven hom welft, terwijl
er rondom hem rozen geuren en vogels
zingen. Deze jongeling, kind nog door de
ongerepte frischheid .van zijn gevoel,
man reeds door het breed omvatten van
zijn vantand, zag zijre' geestelijke we
dergeboorte samengaan met dn wederge
boorte der leute, en zijn dich tori ijk go-
moed, zóó ontvankelijk voor de schoon
heden der natuur, was overstelpt van
zaligheid. Deze kloostermuren, die voor
andoren zulk een somberen aanblik heb
ben, schenen hem nu paradijs-mooi.
Dagen van beproeving waren nog achter,
doch thans liet de Heer hem eerst met
volle teugen drinken uit den beker van
het reinste geluk. Hooren wij hem die
eerste indrukken vertolken in een brief
aan eon zijner vrienden
Op een avond zat ik aan hot venster,
en ik keek naar de maau die zoetjes
het huis bestraalde een enkele ster
- begon in do diepten van den hemel te
pinkelen, op een afstand die mij onge
looflijk scheen. Ik weet niet hoe ik er
toekwam de nietigheid onzer woning
te vergelijken bij de oneindigheid van
- dit luchtgewelfen, als ik dan bedacht
dat er daar, weggedoken in eenige
cellen, een aantal dienaars leefden van
den God die al deze wonderwerken
miek. menschen door de wereld be-
gekt en bespot, dan hadde ik wel kun-
nen weeneu over de dwaasheid dier
- wereld welke zelfs niet opzien kan naar
- omhoog
('t Vervolgt).
Leest en verspreidt
De Denderbode
Morgendeuntje.
't Daget over dorp en land,
Heel het oosten laait en brandt,
De bedauwde weiden doornen,
Wolkskens hangen in de bootnen,
Wolkskens vlieden langs den vliet,
Ieder bladje een dauwdrop giet.
Zingende door de blauwe lucht
Neemt de leeuwerik hooge vlucht,
Op de daken dieft de mussche,
En de merel fluit er tusschen.
Vogels zingen onder 't wied (l)
't Zingt al wat men hoort en ziet.
Over 't lachend groene veld
't Rinkelend klinkend kloksken schelt,
't Werkvolk met der zonne wakker
Spreidt aiover hof en akker.
't Werk begint met bede en lied,
't Wordt al leven dat men ziet.
A. RODENBACH.
1) Wiedkruid.
Wanneer we, nu onlangs, de Donderdag-
sche Mis bijwoonden, werden we door wee
moed overstelpt,en bitter leed greep ons aan.
Rondziende, bemerkten we die groote ijdele
ruimte, die de uitgestrektheid van onzen
weidschen tempel nog eenzamer scheen te
maken, tot in het oneindige wou uitbreiden..
Bijna geen volk Een eeuwenoude plech
tigheid, die tot verval geraakt een kerkelijke
opdracht, die wellicht aldra tot den verleden
tijd behooren zal, verdwenen met ander
vrome gebruiken van ons voorgeslacht
Toen verdwaalden we in den geestenwe
reld en we blikten terug in den chaos der
eeuwen, die in de geschiedenis van Aalst
getuigen van de diepste vereering voor het
Allerheiligste Sacrament wij zagen het
Aalstersche volk, honderden jaren lang, nauw
vereenigd in aanbidding voorden Ongeboren
we herinnerden ons levendig de kinderjaren,
wanneer de Donderdagsche Mis, opgeluisterd
door het orkest van kapelmeester Pieter De
Mol, door talrijke stadsgenooten en door de
leerlingen onzer scholen werd bijgewoond.
Die pijnlijke gemoedstemming noopte ons
aan, deze regelen te schrijven en ons volk
thans door geen drukke bezigheid weerhouden
aan te wakkeren de devotie der voorouders
jegens het H. Sacrament des Altaars erop te
beuren en in frisschen bloei te houden.
Mochten wij daarin gelukken
Immers, reeds gedurende de grijze middel
eeuwen doortrok eene H. Sacramentsproces
sie de schilderachtige straten en steegjes van
't oud Aalsten van toen af schonken onze
voorouders renten, die dienen moesten om
eeuwigdurend licht voor het H. Tabernakel
te branden Wat de woede der ketters ver
woestte, dat herstelde de Raad en het Volk
van Aalst ten jare 1602 bouwde de be
faamde Jeroom Duquesnoy, in de hoofdkerk,
den prachtigen Sacramenttoren, die nog de
bewondering der Kunstwereld afdwingt. In
1631 vervaardigde de geniale Joost Lestiens
voor den ommegang in Julio het mees
terstuk der Remonstranciën, een pronkjuweel
van meer dan een meter hoog. Den 23 Januari
1743 schiep hier de Aartsbisschop van
Mechelen het Broederschap van 't Heilig
Sacrament des Altaars.
De Donderdagsche H. Sacrameutsmis werd
in de Sint Martenskerk, ten jare 1542, ge
sticht met eene rente van 4 pond groote
's jaars, door Agnes van Pyssote, die van
1522 tot 1528 Grootjuffrouw van ons Begijn
hof was.
De begiftigster behoorde tot eene bij uit
stek godvreezende familie, van dewelke wij
de volgende leden kennen Priester Cornelis
dit slachtingsveld terug, alsof het een
manceuver-veld was.
Toen Mortier door Krasnoë gerukt
was, mocht hij zich gered beschou
wen. Van af deze stad tot aan de stad
Lyadi was de groote baan slechts
bedreigd door het kanonnenvuur der
russen, links op de hoogten opgesteld.
De generalen Colbert en Latour Mau-
bourg zorgden er voor dat de vijand
die hoogten niet durfde verlaten.
Tijdens dezen marsch deed er zich
een eigenaardig geval voor. Een obus
drong in den buik van een paard en
wterp het dier met uitpuilende inge
wanden neer, terwijl de ruiter geen
letsel bekwam, staande op den grond
terecht kwam en zijn weg voortzette.
Napoleon had halt gehouden te
Lyadi, op vier mijlen afstand van het
slagveld. In den nacht verneemt hij
dat Mortier, dien hij nog achter
waant, hem reeds voorop is. Bedroefd
en verontrust doet hij hem komen, en
zegt met ontroerde stem Gij hebt
ongetwijfeld flink gevochten en u
moedig verdedigd, doch waarom laat
ge mij tusschen u en den vijand
Waarom mij aan het gevaar bloot
stellen in dc handen der kozakken te
vallen Mortier legt dan aan den
keizer uit hoe alles is geschied. Des
anderdaags zet men den aftocht aar
zelend voort. De ongeduldige achter
blijvers stappen ditmaal voorop zij
van Pyssote, die in 1541 zijn huis in 't Slui
erstraatje verkocht aan een anderen geeste
lijke bij name Jan van der Meeren Philip
van Pyssote, kanunnik van 't Kapittel der
Hoofdkerk, die in 1550 woonde an de
pronghelmerct, achter de kereke nieuwe
kerekhof an deen zijde Kanunnik Pieter
van Pyssote, die den 28 Februari 1531 in
't bezit kwam der kapelnij van 't Hospitaal
Hendrik van Pyssote, de koene verdediger
der Gasthuiszusters in de rechtsgedingen
rakende het LepelrechtCornelis en Jan van
Pyssote, schepenen van Aalst van 1496 tot
1535, die deelmaakten van dat Broerscap
van de Heylighe Maghet Katelyne.
Eene vrouwelijke afstammelinge Beatrix
van Pyssote had zich in den echt vereenigd
met Cornelis Wuytens, die in 1524 het Don
derdagsche Lof ter eere van het H. Sacrament
gesticht heeft en daartoe 21 dagwand land
en meersch, gelegen te Oultre, aan de Kerk
schonk. Na de dood van haren man, kocht
zij, ten jare 1531, van Hendrik van Raffel-
ghem, eenen eigendom in de nabijheid der
parochiekerk.
Deze familie had zich nauw verwant met
ander voorname Aalstersche geslachten.
Catharina van Pyssote huwde Robrecht de
Smet, die zijnen stamboom deed opklimmen
tot in de tweede helft der Xlle eeuw. Elisa
beth van Branteghem, weduwe van Jan van
Pyssote, hertrouwde in de 16e eeuw met
Jan van Miggerode, alias Govaerts. Catharina
van Pyssote had voor gemaal Jan van Keerel-
ghem beiden liggen in den dood zelf veree
nigd in Sint Jans choor, voor de trappen
van Sinte Marien Magdaleene houtare nu
het Sint Jozefsaltaar, in de Hoofdkerk. Jan
van Pyssote, zoon van Frans, die in de
Molenstraat woonde, had, volgens zijn tes
tament van 1542 en uyterste wille vercoren
zine sepultuere in Sinte Mertens kereke bin
nen dese stede, beneden in den bueck, by
der sepultuere van zinen vader saliger me
morie. Ander bloedverwanten woonden ten
jare 1509 inde Nieuwstraat. De familie be
zat ook eigendom in den Sompaartsboek,
(thans de Nazarethstraat).
Volgens Sanderus was in zijnen tijd
(1586 f 1664) net geslacht van Pyssote
uitgestorven. Wij gelooven het ook na
1550 troffen we dien naam mei mee» aan.
Petrus Van Nuffel.
trekken allen Napoleon voorbij, en zij
zien hem te voet marcheeren, een
stok in de hand, mef traagheid en
tegenzin voortgaande, alsof hij zich
niet losrukken kon van dit oude Rus
land, waarvan hij op dit oogenblik de
grens overschreed, en waar hij Ney,
zijn ouden wapenmakker, had moeten
achterlaten.
In den avond bereiken wij Dom-
browna, eene houten stad bevolkt ge
lijkt Lyadi dit was een gansch nieuw
schouwspel voor ons leger dat sedert
drie maanden niets.meer dan puinen
zag. Wij waren dus eindelijk buiten
het oude Rusland, buiten die woes
tijnen van sneeuw on puinen, en wij
kwamen nu in een bevriend en be
woond land, wiens taal wij verston
den. Terzelvertijd verzachtte de hevi
ge koude, de dooi begonen men
bracht ons eenige levensmiddelen aan.
Doch het was nu te laat en ons
leger was vernietigd. Ieder oogen
blik had de keizer den naam van Ney
op de lippen met uitroepen van smart.
Dezen nacht vooral hoorde men hem
zeggen Ik voel mijn hart verscheu
ren door het lijden mijner ongelukkige
soldaten, doch hier kunnen wij niet
stilhouden. Wat zouden wij hier ver
richtten zonder munitie, zonder eet-
voorraad of kanons Wij moeten dus
zoohaast mogelijk Minsk bereiken.
In de stad Minsk, die nog op een
grooten afstand van ons lag, waren
Opening van het internationaal
kongres der arbeidersvereenigin-
gen.
Het Sberiska Telegram Bureau meldt
Het internationaal kongres der arbeiders
verenigingen, waarop Holland,Denemarken,
Noorwegen, Zweden, Finland, Duitschland,
Oostenrijk-Hongarië en Bulgarië vertegen
woordigd zijn, werd Zaterdag geopend. Het
noodigt de maatschappelijk georganiseerde
arbeidersklas van alle landen uit tot eene
nieuwe konferencie in Zwitserland, in 1917.
Elk land zou tot tien vertegenwoordigers
zenden. Het kongres besloot aan Jonaux, den
voorzitter van het algemeen komiteit der
arbeidersvereenigingen in Frankrijk een tele
gram te zenden, waarin de besluitselen in
1913 in Leeds genomen begroet worden als
een gunstig voorteeken, om op zijde te stellen
hetgeen de arbeiders sedert den oorlog
verdeelt.
Het kongres besloot, op voorstel van
Legiens, den arbeiders- en soldatenraad te
St-Petersburg telegrafisch den wensch over
te maken, dat hij vertegenwoordigers zou
zenden naar de samenkomst in Zwitserland.
onze eetwarenmagazijnen opgericht
en daarheen ging net verlangen van
den keizer als naar de eenige hoop en
het eenige redmiddel die ons nog
bleven. Hij sprak er nog over, toen
een poolsche officier in galop toesnel
de met de Jobstijding dat Minsk door
den vijand bezet was De rus Tchit-
chakof was er den 160 November stor
menderhand binnengedrongen Bij
dit schrikkelijk nieuws bleef Napoleon
eerst stom, alsof deze laatste slag hem
te zeer had getroffen doch dan zijne
zielesterkte steeds hooger heflend
naarmate de gevaren stegen, zegde
hij koelbloedig en somber Hewel
dan zullen wij ons een weg banen met
onze bajonetten
Om dien nieuwen vijand te gaan
bekampen, entevens aan Kutusof en
Wittgenstein te ontsnappen, zullen
wij thans genoodzaakt zijn den ge
vaarlijken stroom der Berezina te
Borisow over te steken. Daarom zendt
Napoleon aanstonds het bevel aan
Dombrowski zich van dien doortocht
meester te maken terzelvertijd doet
hij aan generaal Oudinot weten dat
hij onmiddellijk naar hetzelfde punt
moet snellen en Minsk terug gaan
veroveren, generaal Victor zal zijnen
marsch dekken.
N a het geven van deze verschillende
bevelen wordt hij weerom geheel
kalm, en hij verlangt eenige rust te
nemen. ('t Vervolgt.)