1 jiïtocfil van mosGio Van leroemde Bekeerlingen KATHOLIEK NIEUWS- EN AANKONDIGINGSBLAD Zondag 15 Juli 1917 centiemen het nummer 7 Ist" Jaar N° 4761 V/eek- Ka lender. DE FAMILIE DE VREMDE. IN DEN DU1TSCHEN RIJKSDAG DENDERBODE Abonnementsprijs: 3 trank 'sjaars. Men schrijft in te Aalst 31, KORTE ZOUTSTRAAT, 31 DRUKKERUITGEVER Van de Putte-Goossens AANKONDIGINGEN Kleine één maal 0,75 fr twee maal i,as lr. Gewone annoncen o.i5 de regel. Vonnissen, sterfgevallen, enz. 0,50 de regel. Dikwijls te herhalen volgens akkoord. Aalst, den 14 Juli 1917. JULI. Evangelie van den Zondag: Men kent den boom aan zijne vruchten. Matth. VII. 15 Zondag, 7. na Sinksen. H. Henricus, keizer. Maandag, O. L. Vr. van Carmelusberg. 17 Dinsdag, H. Alexius, b. 18 Woensdag, H. Camillus, b. 19 Donderdag, H. Vincentius a Paulo. 20 Vrijdag, H. Hieronynius-zEmilianus, b. 21 Zaterdag, O. L. V. H. Praxedis, naagd. In de Hel. Judocus... Twee koeikes vóór de ploege, Judocus achteraan Ze ploegen voor na voege, En gaan, en komen, gaan. Ze vinden 't gaar een grappe, Maar doen 't al doen ze 't noo... Sa-, sa, du domme Lappe, Sa, sa, du domme Lo Ze zuigen aan de zeelen Ze laten goedsch te moe Judocus maar bevelen, En gaan maar, gaan maar toe. Ze blijven niet op stappe. De een hooi en de ander stroo... Sa, sa, du domme Lappe, Sa, sa, du domme Lo 1 De steerten gaan en wiegen En borstleri ribbe en romp Lo stampt naar peerdevliegen. En Lappe steekt de tromp. De zeelen vallen slappe Judocus tiertHaro Sa, sa, du domme Lappe, Sa, sa, du domme Lo Op 't einde van de geeren Ze blijven palle staan En peinzen gaan we keeren Gaan we in de slote gaan Ze trekken stooten, trappen, Lo zus en Lappe zoo Sa, sa, du domme Lappe, Sa, sa, du domme Lo De zenne dooft haar lampe De dag te ruste gaat De koeikes staan te dampen En zeevren sluimerdraad... De vespersklokjes klappen 't Is Godes ure en zoo, Naar huis toe, Lo en Lappe Naar huis toe, Lappe en Lo E. Fleerackers, S. J. Henri Lacordaire. 9e Vervolg. 1830. De revolutie van Juli. Monta- lembert. Treurige toestand der kerk. Priester Lamennais. Alvorens Lacordaire verder te volgen op het strijdterrein dat hein wacht, is het noodig een blik te werpen op do politieke 76 Mengelwerk. Nadruk verboden in 1812. Groot Historisch Verhaal. (Getrokken uit het vermaard boek van Graaf Philiep de Ségur, Generaal, die den veldtocht meegemaakt heeft). Richard bevind zich aan 't hoofd met vijftienhonderd man. De maar schalk doet hen tegen het vijandelijk leger aanstormen, en houdt zijn overi ge soldaten gereed om op hun spoor te volgen. De divisie van Richard daalt in de ravijn waarin de baan neerglooit en wil dan de hoogten op rukken, doch de eerste russische lijn werpt haar verpletterd terug. Zonder zich daarover te verbazen ol den tijd tot verbaasd-zijn te laten, verzamelt Ney de overblijfselen dezer ongelukkige divisie en stelt ze in re serve achter hem op. Daarna vliegt hij zelf ten aanval, bijgestaan door de generalen Ledru, Razout en Mar- chand. Hij beveelt aan vierhonderd Illyriërs den vijand in den linkerflank aan te pakken, en terzelvertijd loopt hij met drie duizend man tegen het front storm. Hij heeft geen aanspraak gedaan, doch zijn voorbeeld dat in zulke omstandigheden de krachtigste aller redevoeringen is, sleepte hen allen mede. De eerste lijn van den vijand werd volledig overrompeld, en zonder talmen wilden zij de tweede gaan inbeuken, maar alvorens haar te bereiken kwamen de moordende ka- en godsdienstige gebeurtenissen die zich vóór hom op dit terrein afspeelden. Een nieuwe storm is door Frankrijk aan 't woeden gegaan en heeft nogmaals een troon omver geworpen. De revolutie van Juli 1830 is losgebroken. Het volk in naam der verkrachte vrijheid, heeft den sceptor sluk geslagen in do handen van Karei X, en boven de opgebroken straten en doorschoten muren komt do triom fantelijke driekleur van het Liberalisme wapperen. Al wie koningsgezind is maakt zich uit de voelen, uit afschuw voor den nieuwen revolutionnairen regcerings- vorm dio woldra. in plaats van deschoone en breedegedachte der Vrijheid te dienen, ontaardt in een hatelijk en sectarisch bewind. De jonge graaf Montalembert, die eerlang de onafscheidbaren levens gezel en strijdmakker van Lacordaire worden zal, keert in allerhaast van een reis in 't buitenland naar Parijs terug om de overwinning der volkszaak lo vieren. Opgewonden schrijft hij een zijner vrien den - Ik zal het mij nooit kunnen ver geven tijdens deze glorierijke dagen niet in Parijs geweest le zijn, 0111 mijn zwaard te trekken en misschien mijn bloed te vergieten voor de zaak van het volk, nu dat die zaak nog schoon en smetteloos is. - Doch zijn geestdrift duurt niet lang. De Vrijheid welke hij droomt is niet deze welke thans als een nieuw schrikbewind over Parijs heerscht en een heiligschen- dendo hand slaat aan kerken en pnest ors. Hij erkont ras zijne dwaling en do jeugdige onstuimige graaf, die heel zijn leven zoo hardnekkig kampen zou voor de Vrijheid, schrijft deze waarheidsvolle regelen welke men zou ontvloeid wanen aan de pen van eenen grijzen wijsgeer Nu zie ik de keerz ijde der medalie. De vrijheid heeft niets te winnen bij schielijke en onverwachte triomfen zij leeft van lange en onbeperkte op offeringen, van trage en opeenvolgende veroveringen. Wat men met een storm winnen wil, staat nooit stevig omdat het borust op vulkanische gronden waar steeds troe bele krachten in gisting zijn, die de schoonste beweging buiten de palen der wijsheid en der rechtvaardigheid drijven. Dit kunnen wij nagaan op elke bladzijde der geschiedenis. Het zaad dat wij in den grond werpen, vereischt den noodigen duur om te kiemen en vruchten te baren. Evenzoo moet eene gedachte, draagster van de billijko verzuchtingen en verlan gens van een volk, met denharmonischen gang van den tijd, traag en geleidelijk tot rijpheid en ontluiking komen. De mannen van 1830 begrepen dit niet, en in beide kampen, gedreven door een koorts van vernieuwing, wisl men geen maat te houden, de eenen in het vernie len, de anderen in het opbouwen. De omwenteling van Juli maakt het inlusschen wat al te bont, en bezoedolt hare vrijheidsvlag met allerhande wan daden. De kerk heeft het erg te varduren van de woel makers. Do O. L. V. Kathe draal en het paleis van den aartsbisschop te Parijs worden bestormd. Monseigneur de Quélen moet zich verschuilen als ten tijde der vervolgingen de priesters, met steenen beworpen, zien zich genoodzaakt CGii burgerlijke vermomming aan te trek ken en wijden zich toe aan de verpleging nonnen hen met een vloed van vuur bestoken. In een oogwenk ziet Ney al zijn generalen gekwetst en zijn soldaten dood rond hem neerploften hun rangen gapen met schrikkelijke leemten en de geteisterde kolom slaat aan 't wankelen en deinst ontzet teriig. Ney begrijpt dat hij het onmogelij ke beproefde, en hij wacht tot weerom de reddende ravijn tusschen zijn vluchtende soldaten en den vijand ligthier, zonder hoop en zonder vrees, houdt hij hen tegen en richt hunne rangen van her in. Tegenover tachtig duizend krijgers zet hij er twee duizend, en aan het vuur van twee honderd kanonnen antwoordt hij met zes stukken geschut, en be schaamt aldus de geluksgodin die hem heeft verraden. Deze liet thans hare balans ten gunste der russen overhellen, doch zij wisten van die kans geen gebruik te maken. In lakse besluiteloosheid en slaafsche tucht bleven zij op hunne hoogten staan, terwijl nochthans een enkel hunner korpsen voldoende ge weest ware om met de uitgeputte franschen voor goedgedaante maken. Intusschen keeren de vierhonderd Illyriërs door Ney uitgezonden in volslagen wanorde terug. Zij beleef den een aardig oogenblik. Tóen zij tegen den linkerflank van den vijand opmarcheerden, ontmoetten zij vijf duizend russen die van een gedeelte lijk gevecht terugkeerden met een franschen arend en een groot getal der onzen als krijgsgevangenen. der choleralijders. In do provincieën worden de seminarieën gesloten, de pas torijen door het gepeupel verwoest, on verscheidene bisschoppen gaan in den vreemde een schuiloord zoeken. Honderden kruisen worden van hunne torens gehaald en verbrijzeld. Reeds viert men do dood van den godsdienst. Do Heer Dubois, algtmeeue inspecteur der Universiteit, noodigt de volkeren uit om de lijkplechtigliedeu van een grooten eeredienst te komen bijwonen. De godsdienst roas zeer ziek, schrijft Ju.les Janin de revolutie van Juli heeft hem heelemaal op het stroo gelegd. - En Henri Heine - De oude godsdienst is tot volledige ontbinding overgegaan. De meerder heid der franschen wil van dit lijk niet meer hoor en spreken en houdt zich den zakdoek vóór den neus wan neer er kwestie is van de Kerk. Zoo ver is hot gekomen dat men naar een nieuwen messias uiwiot, en de dich ters zingen Wie onóer ons gaat er een god worden Nooit, zoo jammert Montalembert, heeft eene natie zulk een officieele goddeloosheid aan den dag gelegd. Wat gaat er geworden van de kerk Het gouvernement neemt een Pilatus- houding aan. De katholieken zwijgen en durven niet roeren. De geestelijken houden zich verscholen Alsdan slaat er een man recht, een geniale schrijver en denker, priester Lamennais, die fier het kruis uit hot slof opneemt en het in de hoogte steekt, roepende tot do liberalen Gij zoekt de kerk in de puinen van een noorgeworpen troon Chi istus surrexit, non est hic Christus is verrozen, Hij is hier niet Tot de priesters zegt hij Gij beeft voor heL liberalisme, maakt er een katholieke beweging van en de maat schappij zal herhoren worden. Lamennais, hij zijn optreden als de redder van het katholicisme begroet, telde in 1830 acht 011 veertig jaren. Klein van gestalte, maj.r en bleek, had hij een karaktervol gelaat, en schrandere grijze oogen waarin er een waas yan weemoed lag maar die soms ook blik sems konden uitworpen. Zijn stem was nu eens wonderlijk zacht, en zoet, dan weer klonk zij scherp en schamper, of trilde spotziek en lachluslig. Deze ontzagwekkend begaafde man, hergde in zijn tenger lijf een machtigo en geweldige ziel waarin liet voortdurend stormde gelijk in den schoot der zee. Krachtig en raak vinden wij zijn we zen geteekend met de volgende lijnen In dezen heerschzuchtigen geest, rechtzinnig en dorstig naar waar heid, botsten en woelden de gedachten tegen elkander uan, nu eens donker ten van twijfel verwekkend en dan weer akelige bliksems uitslingerend die den gezichteinder der eeuwen verlichten. Lamennais bezit waarlijk profetenoogenmet een wonderbare doorzichtigheid heeft hij de voor naamste gebeurtenissen van deze en de volgende eeuw voorgevoeld en voor speld de onfaalbaarheid van den paus, de ineenstorting van zijn tijde lijk gezag, de toekomst der aemohra- lie en hare wedergeboorte door het christendom. Wanneer hij de waar- Deze beide troepen die met elkan der moesten slaags geraken trokken in dezelfde richting en verslonden zich met het oog, zonder dat een van beiden het waagde handgemeen te worden. Zij stapten zoo dicht nevens elkaar dat de fransche gevangenen, uit het midden der russen, de handen uitstrekten naar hunne makkers, smeelcendehen te komen verlossen. Waarop dezen hen toeriepen dat zij slechts tot hen behoefden te komen, dat zij hen in hunne rangen zouden opnemen en hen verdedigen. Doch niemand durfde den eersten stap doen totdat eensklaps de geweldige charge van Ney alles uiteengeworpen had. De russen spijts hun kolossale over macht, bleven dus op de hoogten ge nesteld liggen en lieten van daar alleen hun kanonnen aan 't werk. Hun vuur viel uit alle richtingen op het terrein dat de iranschen bezetten, zoodat dezelfde bom die op den eersten rang een man omver sloeg, op den laatsten rang de rijtuigen ging treflen waarin de vluchtende vrou wen uit Moscou zaten. Onder dien regen van kanonballen stonden de soldaten van Ney, roer loos als steenen beelden, naar hunnen hoofdman te staren, wachtende naar wat hij beslissen zou. De dood om ringde Jjen aan alle kanten, en nergens scheen er nog een ontkomen moge lijk, en toch konden zij nog niet wan hopen zoolang zij het gelaat van den maarschalk aanschouwden, waarop in dit uiterste oogenblik een onge- I looflijke kalmte en rust van ziel heid vast houdt of ze denkt in zijn bezit le hebben, dan is hij zich zelf niet meer meester, hij hecht er zich aan vast met een ware woede, hij zet u 'l mes op de keel om ze u aanstonds op te dringen dan, zijn gedacht tot aan de uiterste afleidin gen drijvend, put hij het gansch uit en laai het op zijn weg achter om andere gevolgtrekkingen aan te ne men welke uit de eerste onstonden. - (Pater Lecanuet Montalembert - Sa Jeunesse). Het is deze driftige denker en zoeker die het op zich heeft genomen de eer en het recht der kerk le verdedigen en die als een aanvoerder met electriseerend gebaar, een aanlal jonge en uitverkoren talenten in do verwoedste worsteling gaat werpen. ('t Vervolgt). Nog een der voornaamste, oudste en ver dienstelijkste der Aalstersche familiën, die bij ons volk in dierbaar aandenken dient te blijven. Gedurende meer dan driehonderd jaren bewees zij onze moederstad en den Godsdienst onschatbare diensten haar for tuin stond ter beschikking der noodlijdende menschheid de namen van elk harer afstam melingen zijn met ambtelijke of kerkelijke waardigheden verbonden. Bereids den 8 Mei 1338 doet een Wouter de Vremde zijn menschlievende gevoelens kennen door zijne milde giften aan den Armendisch, aan de zieke en arme Begijnen, aan de priesters en de geherbergde vreemde lingen van het Xenodochium of 't gasthuis van O. L. Vrouw ter Sterren, aan de Pont straatpoort (Renteboek van den H. Geest 1329). Vervolgens zien we, van 1366 tot 1443, met wijs beleid als magistraten optreden Jan, Hendrik en Jan de Vremde. Gedurende dit tijdperk, bepaaldelijk ten jare 1433, verschijnt als Hofmeestersse van ons Begijnhof Katharina de Vremde, onder wier bestuur, Paus Nicolaus V aan de Begijnen oorlof gaf om eenen biechtvader te kiezen aan denwelken hij macht schonk eenen vollen aflaat te gunnen. Haar zuster Elisabeth de Vremde stierf, den 3 April 1459, als kloosterzuster in de abdij Ten Roosen, aan de Moorselschebaan. Waarschijnlijk waren beiden dochters van Frans de Vremde, schepen van 1454 tot 1469. Dirk de Vremde treft men aan als eigenaar van 't Goed te Rodermere, groot drie en dertig bunder, hetwelk hij, in 1457, voor drie jaren in pacht gaf. Een ander weldoener van den arme heette Geert de Vremde, die aan den H. Geestdisch schonk twee stucken lants deen groot wesende een half dachwant, gheleghen te Nieuwerkerken, up tgroot molenvelt, ende dandere groot wesende LXXX roeden ghele ghen upt cleen molenvelt, voor de stichting van een jaargetijde, te celebreeren eiken vrijdag voor Kerstmis, wanneer men zou decken inden hooghen choor beneden den candelaers zuutwaert, up den blauwen zarek,» (Schepenenboek 1477, stadsarchief). Alexander en Gillis de Vremde waren twee der oudstgekende Aalstersche meiers, (1485- 1493). Gillis ontmoet men, ten jare 1488, als lid van 't Sint Jorisgilde. Frans de Vremde bekleedde bijna onafge broken, van 1539 tot 1566, een schepenambt of het burgemeesterschap. In deze laatste hoedanigheid was het, dat hij, samen met verspreid lag. Inderdaad, zwijgend en peinzend bespiedde Ney al de bewegingen der russen die, wantrou wend geworden sedert den list van prins Eugeen, hunne legervleugels aan zijne beide flanken in de verte ontvouwden ten einde hem iederen uitweg af te snijden. De nacht viel in en begon alle voor werpen te omdoezelen, de winter bracht hem toen spoedig aan en onder dit oogpunt alleen begunstigde hij onzen aftocht. Ney had de duister nis algewacht en miek daarvan ge bruik om aan zijne mannen te bevelen naar Smolensk terug te keeren Allen vertellen dat zij op het hooren van dit bevel stokkestiji stonden van verstomming. Zijn adjudant zelf kon zijn ooren niet gelooven; hij bleel met open mond den maarschalk be kijken. Doch Ney herhaalde zijn be vel, en zijn gebiedende beslissende toon verdreef al hunne aarzeling zij begrepen dat hij een uitkomst moest gevonden hebben en nieuwe hoop bezielde hen. Alsdan, gewillig ge hoorzamend, hebben zij den rug toe gekeerd aan hun leger, aan Napoleon, aan Frankrijk om weerom in het ver raderlijke Rusland te treden. Hun terugtocht duurde één uur zij her zagen het slagveld waar nog de lijken hunner italiaansche strijdmakkers in het ronde lagendaar bleven zij staan, en Ney die bij de achterhoede vertoefd had, kwam hen vervoegen. Wat ging hij nu doen? Wat ging hij nu verrichten in dit onbekende land, zonder een enkele gids? Nieuwsgierig den ontvanger Jan de Pape, in 1560-, naar Antwerpen reisde, om aldaar een gracelich juweel weerdich present te siene te gaan koopen, hetgeen van stadswege aangeboden werd den prins van Gaver, bij zijne inhuldi ging te Aalst als gouverneur van Vlaanderen 'Stadsrekening 1560 nr 113). Men kent hem als deken van't Sint Jorisgilde in 1554 en als lid van het broederschap der H. Kathari na in 1535. In zijn ambtelijke waardigheden werd hij opgevolgd door Gillis de Vremde (1568) en Frans de Vremde, die den 22 Mei 1571 bur gemeester benoemd wierd. De familie bezat de heerlijkheid van Burst en de heerlijkheid en 't leenhof Ten Steen- kine, op de wijk Schouwbroek, alsook de Tol van Aalst, die door de familie de Proost aan de de Vremde's afgestaan wierd. Frans de Vremde verkocht den Tol aan de stad in 1589. (Zie de Rechten van den Tolle in 't Boek met den Haire, 1454). In de oude schepenlijsten komen nog voor Willem de Vremde (1578), en na hem Frans de Vremde, heer van Burcht, burgemeester benoemd den 21 Mei 1605 en als magistraat gekend tot in 1628. Les de Vremde étaient depuis des siècles en possession des pre mières charges de Ia ville k l'époque oü nous rencontrons la signature du bourgmestTfc Frangois de Vremde au bas d'un privilege daté du 16 Mai 1618 (Costumen van Aelst). Ce privilége fut publié dans la ville en pré- sence du chef-collège des deux villes et pays d'Alost par le greffier pensionnaire Romain de Visscher, auteur d'un description de son pays natal Descriptio Alostana, (F- - J. de SmetDescription de la ville et du comté d'Alost). Jonkheer Lodewijk de Vremde, heer van Burcht, verschijnt in onze plaatselijke ge schiedenis als de laatste van zijnen stam. Hij wierd in 't Sint Jorisgilde onzer stad, den 23 April 1625 als lid aanvaard en gaf te dier gelegenheid 24 ponden parisis daer mede vryde wesende van alle ordinerre ende extraordinerre oncosten. Wij vermoeden, dat Alexander en Gillis de Vremde in 1485-1493 eigenaars waren der erfachtige meierij, alstoen gevestigd in de Croone, dienende voor ampmanye en crimineele gevangenesse ofte ciperagie, (thans het huis nr 21 der Grootc Markt, eigendom van M. Speeckaert, gebruikt voor melkwinkel). Ten jare 1575 had de familie eigendom in de Kerkhofstraat.* In 1633 was jonkheer Lodewijk de Vremde in 't bezit van 't oud Landhuis de Roose, op de Groote Markt (huis Leo De Paepe) Petrus Van Nuffel. De zitting der hoofdcommissie. Berlijn, 10 Juli. De hoofdcommissie van den Rijksdag is heden Dinsdag voormiddag, om 9 ure bijeengekomen. Afgevaardigde Ebert verzocht den tegenwoordig zijnden Rijkskanselier, om mededeelingen over het geen in den Kroonraad besloten is, gezien de kennis der besluitselen van den Kroonraad noodzakelijk is, voor vruchtdragende verdere besprekingen. De Rijkskanselier zegde dat de Kroonraad gister bijeengekomen is, doch verklaarde nog geene mededeeling te kunnen doen over den uitslag der besprekingen. Daarop vroeg afgevaardigde Ebert de ver daging der Commissie. De hoofdcommissie eindigde zonder meer zijne werkzaamheden en ging onder levendige beweging uiteen. volgden zij al zijn stappen. Geleid door zijn instinkt van krijgsman, be gaf hij zich naar den boord eener ravijn die door hare diepte te kennen gaf dat er daar ergens een beek moest vloeien. Hij doet de sneeuw wegruimen en het ijs breken, en dan den loop van het water bestudeerend, roept hij uitDeze beek komt voort van den Dnieper Zij zal onzen gids zijn Wij moeten haar volgen en zij zal ons geleiden tot den stroom dien wij moeten oversteken Op den ande ren oever ligt onze redding En aanstonds trekt hij in die rich ting op. Een weinig van de groote baan die hij verlaten heeft, houdt hij nog eens halt in een dorp waarvan de juiste benaming aan zijne mannen onbekend is. Daar gaat hij over tot de rangschikking zijner troepen, en hij doet er groote vuren aanleggen als om er te vernachten. De kozak ken die hem komen bespieden laten zich door dien list verschalken, en weldra hoort men in hun leger de ka nons vreugdig rommelen om de schoone vangst te vieren welke zij morgen meenden te doen. Ney luisterde. Is het eindelijk Da- voust die zich mijner gedenkt riep hij. Hij luisterde nog met meer aan dacht en hoorde aan de gelijkmatige losbarstingen dat het een salvovuur was. Ha, in het kamp der russen juichen zij reeds om mijne gevangen neming Hun gejubel zal van korten duur zijn zwoer hij, en onmiddel lijk werd de marsch voortgezet. Ct Vervolgt).

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Denderbode | 1917 | | pagina 1