t Mil va» moSGOlI
n Beroemde
Bekeerlingen
DE PAUS EW DE VREDE
KHTH0LIEK NIEUWS-- EN AANK0NOIGINGSBLRD
Van Pligrone alias Govaeris.
onda»- 14 October 1917
H centiemen het nummer
72°* Jaar IV0 4777
Week-Ka lender.
Een droevig lied
DE DENDERBODE
Abonnementsprijs 3 trank 's jaars
Men schrijft in te Aalst
31, KORTE ZOUTSTRAAT, 31
DRUKKER-UITGEVER
Van de Putte-Goossens
AANKONDIGINGEN
Kleine één maal 0,75 fr twee maal 1,15 Ir.
Gewone annoncen o,i5 de regel.
Vonnissen, sterfgevallen, en*. 0,50 de regel.
Dikwijls te herhalen volgens akkoord.
Aalst, den 13 October 1917.
OCTOBER.
Evangelie van den Zondag
sus geneest den zoon van eenen hoveling.
Joannes IV.
Zondag, 20 na Sinksen. H. Calixtus,
pans en mart
Maandag. H Maria Theresia, Mgd.
Dijnsdag, H. Gerardus, Majella.
Woensdag, H. Hedwigis, wed.
Donderdag, H. Lucas, evang.
Vrijdag, H. Petrus v. Alcantara, B.
Zaterdag, H. Joannes Cantius, B.
Is herfst, mijn kind, en de boomen klagen
maan duikt weg achter zwarte vlagen,
lucht is vol van zwaar gedruisch.
wind huilt luid om het donker huis.
Is herfst, mijn kind, en de boomen klagen
'aar zijn de reine, de zonne-dagen
en, levend onder een eigen dak,
n heilige moeder het brood ons brak
n sloten veilig al de deuren
en kon geen onheil ons gebeuren
een levenden engel aan ons zij,
minde; zoo bad, zoo waakte zij
et was 't gehuil der winden buiten,
Gedrop der regens op de ruiten,
winters toen het lampelicht
iel op haar vredig aangezicht.
an gingen flink en vlug de naalden
erwijl haar oogen feeder straalden,
bij de warmejampe zat
let ronden rug de witte kat
inzong zij liedjes lang vergeten,
aarin een geur lag van 't verleden,
moederstem, vol innigheid,
echo door mijn ziele schreit
was de thuis 1 Dit was de Vrede
was iets van 't verloren eden
tn werden de uren zonnig-schoon
moeders schaduw in ons woon
oorbij, voorbij die goede dagen
herfst mijn kind en de boomen klagen,
nacht vol stormen breekt nu^an,
zij, mijn Licht, is heengegaan 1
ii.
Henri Lacordaire.
16e Vervolg.
«t proces voor de vrijheid van onderwijs.
Verrassende gebeurtenissen. Prachtige
pleidooien van Lacordaire en Montalem-
bert.
In de tegenwoordigheid van een tame-
ik groot publiek en een twaalftal kinde-
tn nam Lacordaire het woord a Wij
zijn hier vorgaderd, zegde hij, om be
zit te nemen van de eerste vrijheid der
wereld, van deze die de moedei' is van
al de andere, zonder dewelke er noch
huiselijke vrijheid, noch gewetensvrij
heid, noch gedachten vrijheid bestaan
zou, maar vroeg of Iaat de slavernij,
de onderwerping van al le menschen aan
het.gedacht vaneen enkelmensch...»
Dien dag verscheen dc politie niet.
lesandordaags, tijdens de klas, deed een
4 Mengelwerk. Nadruk verboden
in 1812-
Groot Historisch Verhaal.
(Getrokken uit het vermaard boek van
Graal Philiep de Ségur, Generaal, die
den veldtocht meegemaakt heeft/.
Toen bood er zich een onderhan-
ielaar aan die in den naam van Witt-
enstein en zijne vijftig duizend sol-
aten de overgaafderfranschen kwam
ischen. Partouneaux wijst dien eisch
f. Hij doet een beroep op de nog
ewapende achterblijvers hij wil een
aatste poging doen en zich een
loedigen uitweg banen naar de
(ruggen van Studzianka, doch deze
nannen, weleer zoo dapper, waren
hans geheel door de ellende ontze-
luvvd en konden geen gebruik meer
naken van hunne wapens.
Terzelvertijd kondigt de generaal
zijner voorhoede hem aan dat de
bruggen van Studzianka in brand
staaneen adjudant, Rochet genaamd,
is met dit valsch bericht aangekomen
en Partouneaux hecht er geloof aan.
Hij waant zich verlaten en aan den
vijand overgeleverd. De nacht breekt
aanhij ziet zich aan alle kanten
commissaris zijn intrede gevolgd door
drie agenten
In naam der wet, klonk het, ver
klaar ik deze school gesloten en ik ver
wittig de kinderen dat zij hier niet meer
mogen komen vooraleer liet gerecht
uitspraak gedaan hebbe.
Zonder zelfs aan den onthutsten com
missaris te antwoorden deed Lacordaire
de kiuderen knielen, en na het opzeggen
van het Suft luum, sprak hij hen als
volgt toe
u Mijne kinderen, gij zijt hier op het
bevel uwer ouderswij vervangen
hen, wij zijn uwe vaders en moeders
gij zijt in onze armen evenals in de
- hunne goene enkele macht dan diege-
ne van het gerecht kan ons scheiden.
- Gij zult hier morgen om acht uren
terugzijn.
De kinderen gehoorzaamden aan dit
bevel. Desanderdaags dan, den 11* Moi;
rond drie uren van den namiddag, ver
scheen de commissaris terug, dilmaal
omgord met zijnen nationalen sjerp. Hij
praamt de onderwijzers toe te geven aan
den eisch der wet. Dezen antwoorden
dat zij slechts voor het geweld zullen
wijken.
In naam der wet beveel ik aan de
aanwezige kinderen zich te verwijderen.
In naam uwer ouders wier gezag
het mijne is, beveel ik u te blijven
Zoo luidt het fier antwoord van La
cordaire. Driemaal herhaal do commis
saris zijn bevel telkens gevolgd door een
vastberaden weigering. De kinderen
daardoor aangemoedigd, verroeren niet
en roepon uit in koor wij blijven
Aanstonds daarop worden zij door de
politieagenten aangegrepen die hen uit
het schoollokaal drijven. Ten slotte, na
krachtdadigen wederstand en heftig pro
test, ruimt het onderwijzend korps ook
de klas.
Deze zaak kwam den 3e Juni vóór de
zevende rechtbank van korrektioneele
politie, doch Lacordaire riep de jury in,
en daar hiold hij een schokkende pleitre
de waarover Montalembert geestdriftig
in zijn dagboek aan teek ende
Hij is waarlijk subliem geweest. Men
- kan zich geen denkbeeld vormen van
den indruk dien het lezen zijnor pleit-
rede miek. Een geweldig applaus
kwam hem bijna ieder ©ogenblik on-
derbreken. -
Lacordaire eindigde zijne rede als
volgt
Wij dagen de Universiteit uit. Vóór
- u, Heeren, die de magistraten zijt van
het land, in de tegenwoordigheid onzer
hier aanwezige medeburgers, in liet
- aanzien van Frankrijk, stellen wij haar
het volgende voor dat zij, om hot
- even waar, twaalf familievaders late
uitloten die onze rechters zullen zijn..
Het tribunaal verklaard zich onbe
voegd. Vertoornd door deze misval be
riep het goevernement zich op het bof
dat den 17® Juni over de zaak besliste,
baar inhield en den dag der pleidooien
vaststelde op don 28e.
Doch inlusschen gebeurde er iels dat
aan dit geding, hetwelk de overheid
algauw in den doofpot meende te stop
pen, een veel ruimere beteekenis zou
geven en hot in 't volle licht naar voren
brengen op het tooneel. De vader van
Montalembert, lid der eerste kamer van
Frankrijk, stierf den 21 Juni. Dit was
een verscheurend oogenblik in liet leven
van den jongen graaf die toen vooral
gevoelen mocht boe warm het hart van
zijnen boezemvriend klopte. Lacordaire
toonde zich hier bewonderenswaardig
en liet al de liefdeschatten van zijn pries-
ingesloten en doet aan zijne ontred
derde en verstrooide brigaden kenbaar
maken dat zij moeten trachten door
de duisternis langs de flanken van den
vijand weg te vlieden.
Hij zelf, met één zijner brigaden die
nog slechts vier honderd man sterk
is, beklimt de steile en beboschte
hoogten welke zich rechts van hem
verheften, in de hoop van aldus in den
nacht door het leger van Wittgenstein
te kunnen breken en zich bij Victor
aan te sluiten, ofwel rond de Berezina
te zwenken.
Doch overal waarheen hij zijne
stappen richt botst hij op de vijande
lijke kanonnen, en gedurende ver
scheidene uren doolt hij rond door de
sneeuwpleinen te midden van een
schrikkelijk orkaan. Elk oogenblik
ziet hij zijne soldaten verkleumd van
koude, uitgeput door honger en ver
moeienis, in de handen vallen der
russische ruiterij die hen onverbidde
lijk achternazit.
Al de natuurelementen schenen zich
tegen dezen ongelukkigen generaal te
kanten, want op zeker oogenblik zonk
zelfs de grond onder hem weg. Inder
daad, door de sneeuw misleid, was
hij op een bevroren meer aangeland
dat akelig aan het kraken ging, instor-
tensgereed. Alleen dan liet hij alle
tergeinoed in de gefolterde ziel van zijnen
vriend overstroomen. Later zou hij he
mogen zeggen
- Herinner u dat er steeds een sterfbed
en een .doorgewaakte rouwnacht in
mijn geheugen zullen opreizen om mij
le zoggen dat er niemand ter wereld is
aan wien ik zooveel prijs moet hechten
als aan u... Het is sedertdien vooral
dat onze vriendschap het huwelijk van
twee zielen is geworden die zich vor-
eenigen om de levenstaak te volbren
gen.
Door deze dood zag Montalembert zich
met h<jt gezag van zijn vader bekleed,
en als lid der eerste kamer kon hij niet
meer door de gewone rechtbanken ge-
vonnisd worden.
L'Avenir deed te dier gelegenheid
terecht opmerken
- Zie dien franschman met de
ivaardigheid van het pairschap be
kleed. Een nieuw leven gansch gevuld
met voorrechtenvangt voor hem aan.
Al de crimineele rechtsmachten zijn
thans een doode ietter voor heni...
Het recht van wetten le maken is voor
immer in zijn bezithij levert het aan
zijn kinderen over... lie wel, die bur
ger mei zooveel macht verrijkt mag
geen schoolmeester zijn 1- L'Ave
nir 16 Juli 1831).
Nochthans Montalomberl aarzelde
eerst van dit voorrecht gebruik te ma
ken zoo kort na het verdwijnen van zijn
vader, In 't eind liet liij zich overhalen
hij wöigerde dus voor liet Hof van Beroep
te verschijnen, en schreef aan baron
Pasquier dat hij door de fransche pair s
wonschte gevonnisd te worden gezament-
lijk met zijne twee vrienden vermits
hunne zaak niet kon goscheiden worden.
Daarop groot rumoer en miste v reden-
heid onder de leden der eerste kamer,
meestal oude mannen vergrijsd in het
vuur der staatsomwentelingen, die deze
zaak als een kinderachtig en nietig voor
val beschouwden. Doch van af het optre
den van den twintigjarigen Montalem
bert, een knaap nog bijna, bleek en
ernstig in zijn donker rouwgewaad,
werd hunne aandacht geboeid. Het was
ademloos stil in de bomvolle zaal, waar
Victor Hugo vooraan onder do toeschou
wers zal met tal van andere letterkundige
en politieke vrienden, en 't was voor
allen een ware openbaring toen zij den
jongen redenaar aan 't woord boorden
die me! een vlammende welsprekendheid
de vrijheid van het katholiek onderwijs
verdedigde, en zijne rechters soms strie
mend in 't gelaat geeselde,
Héél de vergadering werd opgetild
door geestdrift en bewondering, en Mi-
chelet begroette in dien jongeling van
één en twintig jaren een der grootste
redenaars zijner eeuw. Den indruk dezer
ophefmakende pleidooi werd p.og ver
hoogd door Lacordaire, die met zijne
stoute en schitterende improvisatie het
gemoed der meest onverschilligen wist
te bewegen. Hij eiruligdo in dezer voeg»
Toen Socrates, in dit eerste en be
rucht geding over de vrijheid van het
onderwijs, zijne rechters ging verlaten,
zei hij hun Wij gaan scheiden, gij om
le leven, ik om te sterven. Niet alzoo
zullen wij van elkander scheiden, edele
rechters. Want hoo ook uwe uitspraak
luiden moge, wij zullen van hier heen
gaan om to leven de vrijheid en de
godsdienst sterven niet -
Aldus werd deze dag een dag van
triomf voor de jeugdige en talentvolle
strijders. Hot hof legde hun als miui-
mumstraf eene geldboete van honderd
franken op, doch vóór de rechtbank van
het volk hadden zij hunne zaak gewon
nen.
Zoodat do Falloux later met reden
schrijven kon Uit deze edelmoedige
gedachten, uit dit stout besluit sproton
de protostalies en daden voort die de
geschiedenis der katholiek en lot aan
18-48 vulden, en de publieke opinio in
1850 bereid vonden tot het ontvangen
- en bekrachtigen eener wet. (De Fal
loux. Preface a Ia correspondence du
Pére Lacordaire el de Mc S'.vetchine.
('t Vervolgt).
verdere hoop varen en gat zich over
aan de russen die hem ontwapenden.
Ondertusschen waren zijn drie an
dere brigaden insgelijks aan t' dwalen
door dien onheilsvollen nacht, en bij
het krieken van den dag bezweken zij
op hunne beurt en kwamen het droevig
lot van hunnen generaal deelen.
Een enkel bataljon gelukte er in te
ontsnappen en deelde aan generaal
Victor de gevangneming van Partou
neaux mede.
Toen de keizer dit vernam riep hij
vol spijt uitMoet deze afvalligheid
dan alles komen bederven toen alles
als door een mirakel gered scheen
De uitdrukking was niet juist want de
overwonnen generaal had moedig ge
streden. doch het was de smart die
dit woord aan den keizer ontrukte.
Wellicht voorzag hij dat Victor hier
door een min langen wederstand zou
kunnen bieden den volgenden dag, oi
stuitte het hém tegen het hart een
gewapend en regelmatig korps in de
handen der russen te zien. Inderdaad,
deze divisie was de eenige en de
laatste die tijdens gansch dezen veld
tocht de wapens aan den vijand moest
overgeven.
HOOFDSTUK XIII.
IJselijke tooneelen.
Dit succes had Wittgenstein aan-
Lamennais van zijn kant schreef hem ook
prachtihe brieven vol diepe en roerende ge
dachten als deze
Wij drinken allen mede uit dien beker zoo
bitter voor onze menschennatuur: vergeten wij
niet dat onze Verlosser er het eerst heeft uit
gedronken en dien tot den bodem ledigde, en
indien onze ziel tot der dood bedroefd is. den-
ken wij dan dat onze hoop hare wortels schiet
v in de groote lijdensmysterieën... Hoe wilde ik
uit gansch mijn ziel uw leed kunnen verzach
te ten maar eilaas de mensch is zoo machte-
loos voor den menschDit is zijne grootste
ellende (Lamennais aan Montalembert,
Juiliy, ai Juni 1831.)
Enkele brokstukken uit die prachtige
pleidooi
Mijn leven... een menschenleven geldt he-
dendaagsch heel weinig, doch dit weinige, toe
gewijd aan eene groote en heilige zaak, wordt
met haar groot en wanneer men aan eene
dergelijke zaak zijne toekomst heeft wegge
schonken, was en ben ik nog van oordeel dat
men geen enkele harer gevolgen noch gevaren
moet ontvluchten...
Men weet aan wie de ministers hunne genade
verleenen men weet van welk kamp men zijn
inoet om in hen gematigdheid en volkomen
begrip der ruimste vrijheid te vinden. Waar is
hun ijver om de wetten te doen handhaven,
waar is hun zedelijke kracht, waar is die onver
moeibare waakzaamheid waarvan wij de eersten
het slachtoffer werden, wanneer zij staan tegen
over de monsterachtige onzedelijkheid die ons
tooneel onteerd en straffeloos de krachten van
ons volk sloopt 't Is een plezierig ding inder
daad, te zien hoe eene regeering zich koes
houdt en de plaats ruimt voor de goddeloosheid
en het verderf die overal stout en bond hun
drakenkop opsteken, en zich enkel in het zweet
zet om twintig kinderen en drie schoolmeesters
bij den kraag te pakken
Napoleon ten minste gal ons de glorie in ruil
van de vrijheid hij verblindde ons alvorens
ons aan 't gareel te leggen. Iéna duidt het jaar
aan waarin de Universiteit aan Frankrijk werd
aangekondigd, en pas' was zij gesticht of hij ging
in het Escuriaal kampeeren. Dit was verstaan
baar. Doch. wanneer men zeer weinig glorie te
verspillen heeft moet men niet zoo gierig met de
"rijheid omgaan.
Onze voorouders schreven van Migrode,
van Miggrode. van Migerode en van Mig-
ge rode-
De naamlijst der schepenen, die de familie
van Migrode alias Govaerts aan de stad
leverde, is zeer lang. Bijna onafgebroken,
van 1531 tot 1608, ziet men in deze ambts
waardigheid elkander opvolgen Willem,
Gillis, Jan, Marten, Joost en Floris van
Migrode.
Een tak van dit geslacht had zich, in de
XVIe eeuw, te Dendermoiule gevestigd,
alwaar Jan van Migrode, van 1550 tot 1561.
zesmaal schepen was. Een Jan van Migrode
was in den echt vereenigd met Elisabeth van
Branteghem, weduwe van Jan van Pyssote
(1523). Willem van Migrode huwde Ainel-.
bergha Uuteneeckhoute, dewelke wij in 1571
als weduwe aantreffen.
Jen van Migrode, zoon van Gillis, werd,
den 10 Juni 1534, samen met Jan Viemeel
en Jan Lens (Lans of Laus als voogd aan
gesteld van de eenige erfgename van den
beroemden boekdrukker Dirk Martens liet
weesje Barbelken van Sassen, dochter van
Servaas en van Barbara Martens, die dochter
was van Dirk Mai tens. (P. Van Iseghem
Biographic dc Th. Martens, supplément,
pages 10, 11 ct 12).
De mannelijke afstammelingen waren ten I
gemoedigd. Terzelvertijd had Tchit-
chakof, na twee dagen tasten en
zoeken, eindelijk klaar in het spel
gezien en ons plan geraden. Van af
dit oogenblik was de aaneensluiting
der drie russische legers, uit het
noorden, het oosten en het zuiden,
mogelijk geworden, en de drie aan
voerders stonden met elkaar in ver
binding Zoodat wij nu drie legers
tegen ons hadden die zich bereidden
om de bruggen van Ztudzianka ^e-
zamentlijk langs de beide oevers der
Berezina aan te vallen.
Het was den 2Se November. Het
Groote Leger had twee dagen tijd
gehad om den overtocht uit te voeren
en aan de achtervolging van den vijand
te ontsnappen. Edoch, de wanorde
was in onze rangen geslopen en er
was gebrek geweest aan materiaal
voor het bouwen der twee bruggen.
Twee malen, in de nacht van den 26®
en den 27®, brak de brug die voor het
rijtuigenvervoer bestemd was en de
doortocht werd gedurende zeven uren
stop gezet. Het geval deed zich een
derde maal voor, den 27®. rond vier
uren van den namiddag. Anderzijds,
hadden de achterblijvers die in de
naburige dorpen en wouden genesteld
lagen, geen gebruik gemaakt van den
eersten nacht om den stroom over te
allen tijde ieverige leden van 't Sint Joris-
schuttersgilde. Gillis van Migrode verschijnt
in 1538 als keizer van dit gilde, en Willem,
ten jare 1586, als lid. Marten wierd in
1535 deken der rederijkkamer de Catharinis-
ten. Samen met zijnen broeder Gillis, woonde
hij toen in de Nieuwstraat, waar zij het be
drijf van wyntappers uitoefenden, (Boek
met den Ha ire).
Het was Marten van Migrode, die, rond
1554, van Jan de Herre, den Grauwenslcen
kocht.
Omstreeks dien tijd zag in onze stad het
levenslicht Jan van Migrode, die zeer vroeg
studeerde in Duitschland, en die in Italië den
graad van doctor in de rechten verwierf. Zeer
ervaren zijnde in hetgrieksch, latijn, spaansch
en hebreeuwsch, wierd hij leeraar van vreem
de talen te Parijs, waar hij in 1582 en 1589
verscheidene werken deed ter pers leggen.
Zijn overlijden jaarteekent van 1610.
Wij blijven in 1530 een oogenblik stil bij
Jan van Migrode. Het stedelijk Hospitaal had
het recht om van alle soorten van granen, ter
markt of ter graanhallc gebracht, uit eiken
zak inhoudende 129 liters Aalstersche maat,
nen vollen lepel te scheppen. Men noemde
zulks het Lepelrecht. Jan weigerde in 1530
den lepel te geven. Hij werd voor den Hoogen
Raad van Gent gedaagd. De Gasthuiszusters
verklaarden aldaar, dat zij aan hun recht ver
zaakten, zoo Jan van Migrode onder eed dierf
bevestigen dat de betwiste granen op zijnen
eigen grond gewassen waren. Men vertelde
immers, dat hij het graan opgedaan had van
de tienden, door hem gepacht van den Prelaat
van Sint Bernaard op de Schelde. Jan deed
den gevraagden eed en, op zijn aanstoken,
weigerden een aantal andere personen het
Lepelrecht te geven, bij zoover dat Keizer
Karei tusschen het geschil kwamen de weder-
spannige Aalstenaars in het ongelijk stelde
en hen dwong de Zusters te voldoen. Zij
lieten het zich geen tweemaal gezeggen.
Ten jare 1593 had schepen Floris van
Migrode zijne woonstede in de Molenstraat.
De laatste in Aalst gekende van Migrode
was Martinus, die men in 1636 eigenaar zag
van de brouwerij Jherusalem, in 't Verloren-
koststraatje, thans de Bierstraat.
Martinus van Migrode wordt in alle acten
van 1636 betiteld alias Govaerts Het is
mogelijk, dat na hem al zijne nakomelingen
zich eenvoudig Govaert noemden. Enkele
dezer te Aalst nog gevestigde Govaert's stam
men van de Migrode's af.
Altijd zeker is 't, dat reeds in de XIV®eeuw
de Govaerts of Godevaerts dikwijls onder de
benaming van Migrode aangeduid worden.
De verklaring dezer familienamen is zeer
eenvoudig Govaert, Godevaerts, Goosen,
Goossens zoon van Joos) zijn voornamen
Migrode is de benaming van eene wijk, een
dries, een gehucht, te Schoonaarde, te Gyse-
gem, enz., enx. Joos, Jan, Marten of ande
ren, die op die wijk woonden, werden dus
aangeduid als Jan van Migrode, enz. Het
kasteel van Gysegem behoorde in 1421 aan
eenen heer van dien naam.
de Migrode voerde voor wapens d'azur,
a la fasce d'or chargée de trois coquilles de
sable, accompagnée en chef de trois merlettes
d'argentet en pointe d'unc étoile six rais
d'or. Petrus Van Nuffel.
Nog het Duitscbe antwoord aan
den Paus.
René Bazin schrijft in don Echo do
Paris van 1 Oktober Verleden week
heeft de man in do loopgrachten do Duil-
sclie en Oostenrijkse lie antwoord nota
aan den Paus gelezen. Hij heeft daarbij
onder andere bemerkt met welken eer
bied en mei welke eerbiedvolle uitdruk
kingen de beide keizers tot den Paus
steken, zoodat zij den volgenden dag
van af de eerste morgenschemering
allen te gelijk de bruggen bestormden
Het was vooral toen de oude garde
zich in beweging zette, dat zij van
overal toegestroomd kwamen en in
een woeligen zwerm bijeendrumden
op den oever van den stroom. In een
oogenblik zag men daar een gewel
dige en jachtige massa van mannen,
paarden en voertuigen, den engen
ingang der bruggen overrompelen.
De eersten, door de volgenden voort
gestuwd, door de garden en de pon
tonniers teruggedrongen, werden neer-
gestooten en onder de voeten verplet
terd, of stuikten tusschen de ijsblokken
die op het water dreven. Uit dit
ontzaglijk en afschuwelijk gewoel
.steeg er een dofte gonzing van geluiden
op, vermengd met gekerm en ijselijke
vloekkreten.
De verwarring was zoo gróót dat
men rond twee uren met geweld een
doortocht moest banen om den keizer
door te laten. Latour-Maubourg en
een grenadierskorps der garde wei
gerden uit menschlievendneid door
heen die menigte van ongelukkigen te
breken.
C*t Vervolgt)