Met Paschen GR00TE ZENDING 'n a' de kerken der stad
door vermaarde Predikanten uit Brussel, Antwerpen en Luik.
soculTbelaTgen
De Middenstanders
Zondag 50 Maart 1919.
Voorloopig 10 centiemen het nummer.
75* Jaar 1V 4846.
SOCIAAL WEEKBLAD VOOR HET VLAAMSCHE VOLK
**3*3
OPSTELLERS
Jef Crick en Joris Van de Putte
Week - Kalender.
De Vlaamsche
Kwestie
Politiek en Syndicaat.
lersche toestanden.
o 2 S
t o a
■X c
:n?
I- O)
c
ffl
DE DENDERBODE
Abonnementsprijs 5 trank 's jaars voor de stad.
6 frank voor den buiten.
Men schrijft in bij VAN DE PUTTE GOOSSENS,
31, Korte Zoutstraat, Aalst en op alle postkantoren.
AANKONDIGINGEN
Kleine één maal i,5o fr. twee maal 2,50 fr.
Gewone annoncen 0,30 de regel.
Vonnissen, sterfgevallen, enz. 0,50 de regel.
Dikwijls te herhalen volgens akkoord.
Zaterdag, 29 Maart 1919.
MAART.
Evangelie van den Zondag
Jesus spijst 5000 menschen. Joann. VI.
30 Zondag, Lastaere, 4 v. d. Vasten,
H. Zozimus, biss.
31 Maandag, H. Cornelia, m. en mart.
APRIL.
1 Dijnsdag, H. Hugo, biss.
2 Woensdag, H. Franciscus van Paula.
3 Donderdag, H. Mechtildis, Maagd.
4 Vrijdag, H. Isidorius, Bbl.
5 Zaterdag, H. Juliana, Mg.
Wijze Raad.
Daar vliegt een juffertje voorbij
Op haar velo. zoo snel haast als de wind.
Een kreupel vrouwtje gaat een stap op zij
Voor haar gerij,
En mompelt onvoorzichtig kind,
Rijdt niet zoo hard,
Geraakte uw voet of kleed verward
In uw getuig, het ging wellicht aan stukken
En gij vloogt op de straat,
Wis kwam pastoor en dokter dan te laat I
Zie, 'k sukkel voort op mijne houten krukken
Zoo voet voor voet,
En toch zal 't mij, zoo goed als u, gelukken
Te komen waar ik komen moet I
Fons Van de Maele.
VII.
Slotbeschouwingen.
Al wat we hier over Vlaamsche Be
weging hebben geschreven laat zich
aldus samenvattende vlaming is
niet vijandelijk aan de fransche taal ot
de fransche kuituur. Verre van daar.
Onze intellectueele Vlamingen weten
doorgaans meer over fransche kunst
en fransche litteratuur mee te praten
dan onze snoevende franskiljons.
Doch de vlaming WIL zich in EIGEN
TAAL kunnen ontwikkelen, kij wil
zich THUIS voelen in Vlaanderen,
en zijnen haard als een vlaatnschcn
haard kunnen opbouwen, want dit is
a) Een Natuurrecht.
b) Een Brood- of Levensrecht.
c) Een Sociaal Recht.
Daarom vraagt hij
a) Vlaamsch als voertaal in het on
derwijs van hoog tot laag.
b) Vlaamsch Vakonderwijs.
c) Eene Vlaamsche Hoogeschool.
We stellen hier het onderwijs voor
op, omdat van een
degelijk onderwijs
alleen, van een uitgebreid vlaamsch
volksonderwijs, alle redding komen
moet. Als onze scholen aan Vlaande
ren schenken zullen flinke vlaamsche
vakmannen en ambachtslieden, bloed-
vlaamsche'geleerden en hoogere op
leiders, dan zal het hatelijk oud stel
sel van zelf in duigen storten, want
dan «al Vlaanderen niet meer dulden
dat
vlaamschonkundigen
zijn kinderen verdringen komen en
den kaas van hunnen boterham eten.
Want een hatelijk stelsel is het wel
van onophoudend, in het hartje van
Vlaamsch België, ambtenaren en be
stuurders aan te stellen die de taal
hunner onderhoorigen niet spreken
kunnen.
Ambtenaren en bestuurders, zeggen
we, maar de plaag strekt zich nog
heel wat verder uit. In onze onder
wijsgestichten, bij onze troepen, in
gerechtshoven, in onze nijverheidmid
dens, in ons parlement overal zit de
kanker diep in 't vleesch gewassen.
Overal gaat de vlaming aanbotsen
tegen den chineeschen muur ver-
fransching
Dit heelt tot nog toe gedurig nieuwe
sociale
wantoestanden
geschapen die heel gevaarlijk kunnen
worden voor den vrede van een land.
Waar geen rechtvaardigheid heerscht
daar is de lucht vaak stormig. Een
huishouden waar de vader moedwil
lig verdeeldheid zaaien zou onder de
kinderen, en de rechten der eenen
miskennen om de anderen te bevoor-
deeligen, kan niet vredig wezen. En
alzoo gaat het er toe in de Belgische
Staatsfamilie. De Staat is die blinde
huisvader. Hij heeft twee maten en
twee gewichten. Hij behandelt zijn
vlaamsche zonen als verstootelingen
en maakt het hen zoo lastig mogelijk
om deftig hun brood te winnen, ter
wijl hij voor de anderen een zacht en
eften pad baant dat regelrecht leidt
naar eerepostjes en vetbetaalde
plaatsjes.
Geen enkele rechtzinnige Waal zal
dit ontkennen. De Vlamingen worden
sinds '3o, net als
stiefjongens
of schooiers, in het tweetalig België,
in het hoekjegedrumd waar ae bezem
staat en mogen zich tevreden houden
met de kruimels van den disch.
Eene dergelijke behandeling is
naamloos vernederend voor een volk.
Zij is het vooral voor ons volk dat een
grooten naam en een groot verleden
in de
geschiedenis
heeft, en dat op geenerlei wijze ver
diende verdrukt en verstooten te
worden zooals de droef beruchte Mi
nister Rogier dit gedaan heeft.
En laten we ons toch geene begoo
chelingen maken. De gulden tijd die
al onze gekrenkte rechten zal hersteld
zien, is nog niet aangebroken.
Aan hoogerhand schijnt men nog
altijd niet te willen of kunnen begrij
pen, dat er in den Staat België twee
rassen bestaan, en dat een dier ras
sen veruit het voornaamste sinds
bijna eene eeuw in zijn recht op leven
stelselmatig werd geschonden. Al de
nadeelen, economisch en maatschap
pelijk, welke hieruit voor Vlaanderen
en voor België in die spanne tijds zijn
voortgevloeid, laten zich niet over
schatten.
Een rilling van blijde hoop ging
door ons allen toen in de jongste
De Nation Beige in haar nummer van
36 Maart 11. maakt zich nog eens kwaad bloed
omdat in de plakbrief die de verboden Vlaamsche
Meeting te Leuven aankondigde, stond dat de
vlaming vraagt niet langer verstooten te
worden. Dit woord verstooten doet haar opstui
ven. Hoe onbezonnen, enlaat het ons maar
zeggen hoe hypocriet I
Nr 16
QUO VADIS
65
Eindelijk stond Lygla recht, met veel kalmer aangezicht. Ursus kwam
ook overeind en bleef heel nabij de bank, schouwend naar zijne koningin
en wachtend tot het haar behagen zou hem toe te spreken.
De oogen van Lygia verduisterden. Twee groote tranen rolden langzaam
af langs hare wangen.
Dat God Pomponia en Aulus zegene I sprak ze. Ik heb inderdaad het
recht niet om de oorzaak van hunnen ondergang te zijn... Ik zal ze nooit
meer weerzien.
En haar dan keerend tot Ursus, zei ze hem, dat hij nog alleen overbleef,
en dat hij voor de komende dagen moest zijn een bewaarder en een vader.
Maar konden ze niet bij Aulus weerkeeren, al evenmin konden ze blijven
bij Cesar of bij Vinicius. Daarom moest Ursus haar met zich nemen, haar
buiten de stad brengen en haar verduiken, ergens heel ver en heel goed,
waar noch Vinicius, noch zijne lieden haar vinden konden.
Zij zou hem overal volgen, zelfs over de zeën, over de bergen, in de
meest wilde streken, waar nog nimmer doordrongen den naam en de macht
van Rome.
De Lygiër was aanstonds gereed en tot alles bereid. Ten teeken van ge
hoorzaamheid drukte hij, schroomvallig, zijne lippen op hare blanke voeten.
Maar Actea had een mirakel verwacht hare wezenstrekken verraadden
eene ontgoocheling.
Dus, dit was nu heel de kracht van hun gebed
Het paleis ontvluchten was eene misdaad, eene majesteitschennis, die
zeer zeker zou worden gestraft, en zelfs als Lygia er in gelukte haar te ver
steken, dan nog zou Cesar zich op Aulus wreken. Als ze vluchten wou,deed
ze 't best uit het huis van Vinicius.
Op deze manier zou Cesar misschien Vinicius niet helpen bij het zoeken,
want hij bemoeide zich liefst niet met de zaken van een ander.
Dat was nagenoeg de gedachte van Lygia. De familie Aulus zou heele-
maal niet weten waar ze was. Zelfs Pomponia niet... Onder weg zou ze
vluchten. Niet uit de woning van Vinicius.
Dronken zijnde, was hij zoo onvoorzichtig geweest haar te zeggen dat hij
heden avond zijne slaven zenden zou, om haar te halen. Maar Ursus zou
haar redden. Hij zou komen, haar opnemen en meevoeren, zooal» hij deed
in het triclinium en ze zouden gaan, rechtdoor, altijd maar voor zich uit-
Troonrede
over gelijkheid en rechtvaardigheid
werd gesproken. Lacyhet was maar
een verschietende star in een donke
ren nacht.
Sinds het sluiten van den Wapen
stilstand zijn er andermaal, ten na-
deele der Vlamingen, zaken geschied
die het treurigste licht werpen op de
mentaliteit van sommige leiders en
politici.
Het valt niet te loochenen dat er in
den strijd tegen het
activisme
misgrepen en onrechtvaardigheden
gebeurd zijn die het hart van eiken
rechtschapen vlaming pijnlijk aan
doen, onder den dekmantel der Justi
tie heeft, tijdens deze processen, de
ldeinzieligste haat en wraakzucht al
te vaak een veilige schuilplaats ge
vonden.
Met stille bitterheid in het gemoed,
hoorden we onlangs nog in den
Senaat
den liberalen senator Fléchet eene
motie indienen tegen de Vervlaam-
sching der Gentsche Hoogeschool, en
die motie aangenomen worden.
Kunnen deze achtbare Heeren, die
nooit onrecht leden in België, en als
walen alle gemak hadden om zich
volledig te ontwikkelen, wel een zier
begrijpen van onze eischen welke op
loutere natuurrechten zijn gesteund
Waarom dan komen zij ons zoo
verstokt bekampen
Innig betreurenswaardig zijn ook
de feiten onlangs jn
Leuven
voorgevallen Wij zijn geen voorstan
dersvan dom geweld, en alle bomaan
slagen zijn uit den booze. Doch de
gisting welke sinds eenigen tijd aan
ae Alma Mater tusschen Vlamingen
en walingen heerscht, een zeer
treurige gisting heelt hare oorza
ken, en aan die oorzaken weerom,
dragen sommige overheden deels
schuld.
Spijtig was het dat de
Vlaamsche meeting,
waar Volksvertegenwoordiger Van de
Perre en Staatsminister Helleputle
het woord moesten voeren, door de
militaire macht verboden is gewor
den.
Nog spijtiger dat de Nation Beige
(van 26 Maart) aan die rumoerigheid
in Leuven een artikel wijdt, waarin
o. m. het dagblad van Van Cauwe-
laert, De Standaard (we zeggen
graag de zaken ronduit) bedekt en
zeer schamper en hatelijk wordt aan
gevallen.
b Nation Beige dit is een leelijke
daad
Doch het is tijd tot praktische be
sluiten te komen.
Wat staat er ons Vlamingen thans
te doen
Eerstens, alles vergeten wat ons
zou kunnen scheiden of verzwakken.
Op dit oogenblik heeft Vlaanderen
den goeden wil en de medewerking
van al zijne zonen noodig.
Tweedens, in onze omgeving alle
Vlamingen aanwakkeren om zich aan
te sluiten bij het
Vlaamsch Verbond.
Dit punt behandelen we eerlang in
een afzonderlijk artikel.
Vlaamsche Broeders, in deze uur
meer dan ooit, geldt de spreuk
Helpt 11 zelf, zoo helpe u God
De Eigenaars en de Engelschen.
Ons volk heeft in dezen zwaren tijd
bezonder veel minachting over voor
alle eigenaars, hunne landgenoten,
die hen gedurende den oorlog voorze
ker geene kostelijke, zooniet zelfs
kostelooze, huisvesting verschaft
hebben.
Onze wetgevende macht, onze zoo
genaamde volksvertegenwoordiging,
met de kenspreuk Ik ben er, en blijf
er s welke zoo verwaand luidde,
lange jaren door, geschermd en ge
goocheld heeft met alle mogelijke too-
verbeelden, over algeheele en waar
lijk verdiende vergoeding, die aan
de eigenaars voor al hunne opofferin
gen, na den oorlog eindelijk, zou te'
beurt vallen, en waartoe zij hare be-
langlooze medewerking bij voorbaat
verzekerde, ook zij staat thans vijan
dig tegenover de belangen der eige
naars.
Immers in onze wetgevende kamers
behandelt men thans een wetsvoor
stel, in verband met de achterstallige
huishuren, waarbij de menschlievende
houding der eigenaars in betrekking
tot hunne huurders, beloond wordt
met de hatelijkste van alle rechtsmis-
kenningen eene ware berooving.
Althans voor zekere klas want de
wet maakt onderscheid en bepaalt
dat de kleine eigenaars of eigenaars
van kleine woonhuizen, niets, de
eigenaars van gewone burgers- en
handelshuizen, de helft, en de
eigenaars van groote huurhuizen of
groot-eigenaars, alle achterstellen
kunnen opeischen.
Ziedaar, naar het oordeel onzer
volksvertegenwoordigers, eene demo-
kfatische wet. fa, misschien wel, als
men eenzijdig is. j
Maar aan eenzijdigheid lijden onze
overstaak afgevaardigden nu zeker
het minst, immers ze hebben eerst én
vooral eene oude fransche spreuk in de
praktijk gesteld Charité bien or-
donnée commence par soi même
ten bewijze dat ze aan beginselen
trouw zijn, en aldus hebben ze voor
zich zelf een kleine duurtetoeslag van
100 frank in de week toegestaan, met
het doel te voorzien in de verkeers
moeilijkheden van het oogenblik, na
dat ze gedurende vier oorlogsjaren
4000 frank's jaars genoten, om een
voudig thuis achter een warme stoof
te zetelen.
Nu de verkeersvraag voor hen ge
lukkig is opgelost, zijn ze plichtbe
wust aan 't werk gegaan, om riemen
te snijden uit het leder der eigenaars,
uitzuigers van arme huuraars en
vluchtelingen, - in een woord, van
hunne landgenotenwaar tegenover
ongegronde beschuldigingen eene on
rechtvaardige behandeling verschoo-
nen moeten.
Alles om het even, denkt de lezer,
maar wat hebben de Engelschen hier
bij te doen Een oogenblikje, 't komt
onmiddellijk
De Engelschen, zoo juicht de offir
cieel alleen vaderlandsche meening,
ziedaar onze redders, onze belang-
looze verlossers, de menschlievende
natie, die ons eene overvloedige be
voorrading verzekerde, en met geld-
giften geen krooslooze leeningen
voor uitsluitende oorlogsdoeleinden,
hoor maar met ware giften over-
utslpt heeft, derwijze dat ons land
thans met 10 miljarden schuld, zon
der de staartjes belast is
Hoe heerlijk stemt dit samen met
officieele lofspraken
Maar over samenstemming heb ik
het nu juist niet, wel integendeel En
ziehier waarom gedurende den oor
log waren er meer, maar thans zijn
er voorzeker nog vele hartelooze eige
naars die aan hunne huurders koste
looze of daaromtrent huisvesting
verleenen, en deze zelfde euveldaad
in verband met ongelukkige vluchte
lingen uit de IJzerstreek bedrijven.
Welnu, hoor hoe het op zijn En-
gelsch te Wervick gaat
Bij hunnen overhaasten aftocht, op
het einde van verleden jaar, lieten de
Duitschers aldaar eene massa houten
troepenschuilplaatsen of barakken
achter. Deze vielen te Wervick als
oorlogsbuit in de handen der Engel
schen.
Daar thans in deze streek reeds
met duizende vluchtelingen de over
blijvende puinen van hunne vernielde
haardstede zijn gaan opzoeken, maar
er geen onderkomen noch beschutting
meer vinden te midden der uitge%
strekte puinenvelden,is het engelsche*
legerbestuur op menschlievende wijze
deze daklooze bevolking ter hulp ge
komen. De Engelschen staan te Wer
vick aan onze terugkeerende landge
noten de veroverde duitsche barak
ken af. Ze staan ze waarlijk af aan den
spotprijs van 700 frank voor eene
houten barak van omtrent 5 op 10 me
ters oppervlakte, of zelfs ze stellen
ze ten dienste der armsten onder deze
ongelukkigen, mits een pachtprijs
van i5 fr. in de maand, voor eene ba
rak zonder verdiep. Deze huurprijs in
verband met de waarde van het ge
bouwtje brengt aan de menschlie-
vendheid van den engelschen staat
25,71 fr. voor honderd op Hebt ge
wel verstaan, onmeedoogende eige
naars, gij die in 1914 uwe huizen aan
6,00 fr. per honderd verhuurdet
Ziedaar, eene les, hartelooze en
rijke eigenaars, in verband met uwe
onwaardige houding tegenover uwe
ongelukkige landgenoten gedurende
den oorlog.
De arme Engelschen bewijzen daar
bij dat ze eene edelmoediger opvat
ting over menschlievend dienstbetoon
hebben, zelfs ten opzichte eener aan
hen vreemde bevolking
Is het dan verwonderlijk dat de
eigenaars allemans vijand zijn
Eigenaars een goede raad Doe
lijk de Engelschen Moon.
SOCIALE STUDIE
DOOR
Notaris LEO HERSSENS.
Vertaald door Christ.
(Verboden nadruk).
(ie Vervolg.)
De kleinnijverheid.
De kleinnij verheid zal zoo spoedig
niet verdwijnen( doch, om qiet te
sterven, moet zij zich goedkoop, een
voudige, verbeterde werktuigen aan
schaffen, derwijze dat het inrichten
maar een klein kapitaal vordert, want
dit kapitaal moet evenredig zijn met
het krediet dat een klein burger kan
bekomen.
In diepgaande bestudeering der
kleinnijverheid, bewijst Leroy-Beau-
lieu dat, ïiatuurshalve vele voorwer
pen door de machienen niet kunnen
worden voortgebracht, dat andere
artikels door eenvormigheid weinig
of geene koopers vinden.
De prachtnij verheid, deze der
kunstvoorwerpen, der fantasieën en
der versieringsartikelen, eischen oor
spronkelijkheid, bijzondere hoedanig
heid door de koopers gevraagd.
Alleen de klein-nijverheid kan deze
oorspronkelijkheid bezorgen de
groot-nijverheid brengt millioenen
bepaalde type voort.
De klein-nijverheid voldoet beter
aan noodzakelijke spoedbestellingen,
als het herstellen ol verbeteren va,n
beschadigde of verouderde werktui-
ëen-
De klein-nijverheid brood- en
kleingoedbakkers b. v.—zal immer de
leveraarster blijven der waren, ver
bruikt naarmate zij voortgebracht
worden. Waar éénvormigheid niet
schaadt en het model-voorwerp zeer
vermenigvuldigd wordt, dreigt de
klein-nijverheid te verdwijnen, doch,
waar ooorspronkelijkheid hoofdver-
eischte is, zal zij zegevierend uit den
•strijd komen, alhoewel het gemakke
lijk en snel voortbrengen, de vöordee-
lige prijzen der groot-nijverheid het
afwisselen bevoordeeligen. Door het
verbeteren der werktuigen zal de
klein-nijverheid de overwinning der
groot-nijverheid ten minste vertragen.
De middenstanders zullen nooit
verdwijnen, alleen uit enkele vakken
verdreven worden het bestaan van
eenige kategorieën zal veranderen,
doch in andere vakken zal de klein-
burgerij zich vastzetten en ontwikke
len. Het aantal middenstanders zal
niet verminderen, integendeel.
Onderzoeken wij opvolgentlijk hoe
de verschillende categorieën midden
standers het tijdens den oorlog stel
den.
I. De kleinhandel.
De kleinhandel, die, om de hierbo
ven aangehaalde redenen, vóór den
oorlog zoo'n harden levensstrijd heeft
gestreden en alleen door vlijtig wer
ken en door pijnlijke opofferingen
blijft bestaan,die kleinhandel zag zijne
goederen brutaal vernietigd, zijne
handelsfondsen wegsmelten.
De sociale evolutie zal den klein
handel in omvang verminderen de
bloedige oorlog heeft dit langzaam
wegsterven bespoedigd. Menig klein
handelaar zal eene andere broodwin
ning zoeken, doch velen, die alleen
tot handeldrijven geschikt zijn, ver
langen hunne zaak te hernemen. Zij
moeten volledig schadeloos gesteld
en geholpen door het inrichten van
kredietkassen.
De kleinhandelaars zullen, gezien
het immer aangroeien en sterker wor
den der vereenigingen, wijs handelen
hunne kinderen andere levensbanen
op te leiden, waar ze meer kans tot
slagen hebben en zich hooger kunnen
opwerken.
Men mag den kleinhandel niet ver-
waarloozen, de burgers, wier lijden
gedurende den oorlog grootsch, edel
en vooral snerpend was, daar het
verborgen bleef, niet ten ondergang
doemen.
Nevens de kredietkassen moeten
leveringscooperatieven ontstaan.
Het bevrijde België zal ten spoe
digste van de noodzakelijkste levens-
benoodigdheden moeten voorzien wor
den. Eene snelle bevoorrading zal
hoogst noodig zijn. De Staat zal zich
met het aankoopen, de kredietinrich
tingen, het veraeelen der voortbreng
selen, enz., bemoeien. Moge zij zich
bedienen van gewetensvolle en be
voegde nijveraars en kooplieden en
nuttig werk doen. De kleinhandel
mag in deze verschillende inrichtin
gen niet vergeten worden. Aankoop-
syndikaten, belangloos bestuurd en
gesteund op onderling betrouwen,
zullen de taak van dén kleinhandel
vergemakkelijken en zijn droevig lot
verzachten. ('t Vervolgt).
Het is niet zonder belang op prin
ciepen in te gaan, vooral wanneer de
gebeurtenissen medehelpen om er een
heldere verklaring van te geven.
Ontegensprekelijk is het uur van
het Syndicalisme geslagen en laat ons
zeggen, van het onpartijdig syndi
calisme. Het hernemen, of den schijn
eener aanstaande herneming, van
handel en nijverheid, stelt de werk
nemers van alle categoriën voor eene
hoofdkwestie deze def loonen.
De levensduurte die zal blijven
bestaan, niet in de huidige verhoudin
gen, maar niettemin op eene zeer
gevoelige wijze, heeft het evenwicht
gestoord dat bestaan kon tusschen
ontvangsten en uitgaven. In gelijk
welk beroep, js het den bezoWigde
volstrekt onmogelijk fatsoenlijk rond
te komen met het salaris dat hij in
i9i4won. Dat is als pompwater zoo
klaar. Eene verhooging van j aarwedde
of daghuur dringt zich dus op.
Tegenover deze noodzakelijkheid,
hebben allen, bedienden en werklie
den, dadelijk begrepen welk een
machtig middel ze vinden in het Syn
dicaat om hunne gegronde eischen te
doen gelden. De oude instellingen
hebben hun ledental aanzienlijk zien
stijgen, terwijl bijna te gelijker tijd,
langs alle kanten, nieuwe beroeps-
vereenigingen tot stand komen.
Nu, naast hen, wier politieke over
tuiging gansch hunne handelwijze
beheerscht, zelfs zulke waarin de
politiek niets te zien heeft, zijn er
velen, zeer velen, die hun syndicaat
gekozen of gesticht hebben, uitgaahde
van dit princiep de politiek aan de
deur. Als 't ware een natuurlijk, niet
altijd door bewijzen verkregen inzicht,
volleerd door de lessen eener open
bare ondervinding, aan misrekeningen
rijk, heeft hun bewezen aan welke
gevaren eene beroepsbeweging zich
blootstelt, waar vreemde en bijna
altijd baatzuchtige bemoeiingen en
elementen zich komen mengelen.
Het valt niet te loochenen, dat
syndicaten, die ten deele aan eene
partij gebonden zijn of politieke strek
kingen hebben, hun ledental zagen
toenemen. Ze trekken ten andere
voordeel uit de algemeene beweging
en worden daarbij trouw ter zij ge
staan door het hartstochtelijk streven
hunner propaganda, den bluft' hunner
reklaam en eilaas de gewoonte
van vereeniging, vaak sterker dan
individueele overtuiging.
Nochtans de groote massa der wer
kers en vooral die der bediende^
blijft voortdurend onvereenigd.
Hoevelen zijn er onder deze laat-
sten niet, die aarzelen uit vrees ver
schalkt te worden door den naam
Bercepsvereeniging», meenende dat
de geringste strekkingen beinvloed
zullen worden door politieke bekom
mernissen Hoeveel anderen nog, die
de christene syndicaten met wantrou
wen bejegenen omdat ze, gansch ten
onrechte, daarin als een soort agent
schap der katholieke partij meenen te
herkennen
Laat ons de eenen uit hunne dwa
ling terecht brengen, de anderen
voorlichten. Ons princiep bevestigen
is goed, het meer doen kennen door
onze daden, is oneindig beter. Laat
ons alles vermijden wat tot verdacht
making aanleiding zou kunnen geven.
Dat onze hoofdmannen, onze strijders,
zich verre verwijderd houden van
allen politieken kamp, er van afzien
als hoogwaardigheidsbekleeders te
zetelen in politieke comiteiten en
vereenigingen. Wij moeten over eigen
lokaal beschikken en geen onderko
men zoeken in gebouwen, waar partij-
groepen hun zetel hebben. Gaan we,
op de vergaderingen, nooit buiten ons
eigen onderwerp te weten, kwesties
van beroeps- en socialen aard en dul
den wij niet dat lichtzinnigen er
vreemde punten aanraken.
Ons gedrag moet, meer nog dan
onze woorden, de halsstarrige voor
oordeelenen ikzuchtige argwaan doen
verdwijnen. Aldus zullen, io de naaste
toekomst, zij, die ons zoeken te be
schuldigen, van onder bekoorlijke
politieke- onzijdigheidsverklaringen
eene zoogezegde geheime verkieziugs-
bedrijvigneid te verbergen, te kwader
trouw blijken te handelen. Iwein.
Het Sinn-Feinisme.
(2e vervolg en slot).
Het Sinn-Feinisme, uit de Paasch-
om wenteling gekomen met eene groote
nieuwe morale kracht, had er ook
zijn sterkte-getal zeer vermenigvul
digd en tot in den grond der lersche
massas diepen onuitroeibaren wortel
geschoten. Het ideaal dat in alle har
ten besloten lag, en door langzame
ontwikkeling was geworden het
vraagstuk naar eigen zelibeschikking,
had in het programma der Sinn-Fei-
nerbeweging een concrete vorm en
uiting gekregen, ook was de goed
keuring van gansch het stambewuste
gedeelte des lands voor zulke ideeën
algemeen. De geestestoestand was
dusdanig, dat bij een eerste prikkelen
van het nationaal gevoelen, de volks
opgewondenheid weldra de straat zou
bemachtigd hebben, en nogmaals tot
krachtdaden zou overgaan.
De Engelsche politiekers toonden
zich, in die tijden, waardig en zeker