Met Paschen GR00TE ZENDING 'n a' de kerken der stad door vermaarde Predikanten uit Brussel, Antwerpen en Luik. soculTbelaTgen De Middenstanders Zondag 50 Maart 1919. Voorloopig 10 centiemen het nummer. 75* Jaar 1V 4846. SOCIAAL WEEKBLAD VOOR HET VLAAMSCHE VOLK **3*3 OPSTELLERS Jef Crick en Joris Van de Putte Week - Kalender. De Vlaamsche Kwestie Politiek en Syndicaat. lersche toestanden. o 2 S t o a ■X c :n? I- O) c ffl DE DENDERBODE Abonnementsprijs 5 trank 's jaars voor de stad. 6 frank voor den buiten. Men schrijft in bij VAN DE PUTTE GOOSSENS, 31, Korte Zoutstraat, Aalst en op alle postkantoren. AANKONDIGINGEN Kleine één maal i,5o fr. twee maal 2,50 fr. Gewone annoncen 0,30 de regel. Vonnissen, sterfgevallen, enz. 0,50 de regel. Dikwijls te herhalen volgens akkoord. Zaterdag, 29 Maart 1919. MAART. Evangelie van den Zondag Jesus spijst 5000 menschen. Joann. VI. 30 Zondag, Lastaere, 4 v. d. Vasten, H. Zozimus, biss. 31 Maandag, H. Cornelia, m. en mart. APRIL. 1 Dijnsdag, H. Hugo, biss. 2 Woensdag, H. Franciscus van Paula. 3 Donderdag, H. Mechtildis, Maagd. 4 Vrijdag, H. Isidorius, Bbl. 5 Zaterdag, H. Juliana, Mg. Wijze Raad. Daar vliegt een juffertje voorbij Op haar velo. zoo snel haast als de wind. Een kreupel vrouwtje gaat een stap op zij Voor haar gerij, En mompelt onvoorzichtig kind, Rijdt niet zoo hard, Geraakte uw voet of kleed verward In uw getuig, het ging wellicht aan stukken En gij vloogt op de straat, Wis kwam pastoor en dokter dan te laat I Zie, 'k sukkel voort op mijne houten krukken Zoo voet voor voet, En toch zal 't mij, zoo goed als u, gelukken Te komen waar ik komen moet I Fons Van de Maele. VII. Slotbeschouwingen. Al wat we hier over Vlaamsche Be weging hebben geschreven laat zich aldus samenvattende vlaming is niet vijandelijk aan de fransche taal ot de fransche kuituur. Verre van daar. Onze intellectueele Vlamingen weten doorgaans meer over fransche kunst en fransche litteratuur mee te praten dan onze snoevende franskiljons. Doch de vlaming WIL zich in EIGEN TAAL kunnen ontwikkelen, kij wil zich THUIS voelen in Vlaanderen, en zijnen haard als een vlaatnschcn haard kunnen opbouwen, want dit is a) Een Natuurrecht. b) Een Brood- of Levensrecht. c) Een Sociaal Recht. Daarom vraagt hij a) Vlaamsch als voertaal in het on derwijs van hoog tot laag. b) Vlaamsch Vakonderwijs. c) Eene Vlaamsche Hoogeschool. We stellen hier het onderwijs voor op, omdat van een degelijk onderwijs alleen, van een uitgebreid vlaamsch volksonderwijs, alle redding komen moet. Als onze scholen aan Vlaande ren schenken zullen flinke vlaamsche vakmannen en ambachtslieden, bloed- vlaamsche'geleerden en hoogere op leiders, dan zal het hatelijk oud stel sel van zelf in duigen storten, want dan «al Vlaanderen niet meer dulden dat vlaamschonkundigen zijn kinderen verdringen komen en den kaas van hunnen boterham eten. Want een hatelijk stelsel is het wel van onophoudend, in het hartje van Vlaamsch België, ambtenaren en be stuurders aan te stellen die de taal hunner onderhoorigen niet spreken kunnen. Ambtenaren en bestuurders, zeggen we, maar de plaag strekt zich nog heel wat verder uit. In onze onder wijsgestichten, bij onze troepen, in gerechtshoven, in onze nijverheidmid dens, in ons parlement overal zit de kanker diep in 't vleesch gewassen. Overal gaat de vlaming aanbotsen tegen den chineeschen muur ver- fransching Dit heelt tot nog toe gedurig nieuwe sociale wantoestanden geschapen die heel gevaarlijk kunnen worden voor den vrede van een land. Waar geen rechtvaardigheid heerscht daar is de lucht vaak stormig. Een huishouden waar de vader moedwil lig verdeeldheid zaaien zou onder de kinderen, en de rechten der eenen miskennen om de anderen te bevoor- deeligen, kan niet vredig wezen. En alzoo gaat het er toe in de Belgische Staatsfamilie. De Staat is die blinde huisvader. Hij heeft twee maten en twee gewichten. Hij behandelt zijn vlaamsche zonen als verstootelingen en maakt het hen zoo lastig mogelijk om deftig hun brood te winnen, ter wijl hij voor de anderen een zacht en eften pad baant dat regelrecht leidt naar eerepostjes en vetbetaalde plaatsjes. Geen enkele rechtzinnige Waal zal dit ontkennen. De Vlamingen worden sinds '3o, net als stiefjongens of schooiers, in het tweetalig België, in het hoekjegedrumd waar ae bezem staat en mogen zich tevreden houden met de kruimels van den disch. Eene dergelijke behandeling is naamloos vernederend voor een volk. Zij is het vooral voor ons volk dat een grooten naam en een groot verleden in de geschiedenis heeft, en dat op geenerlei wijze ver diende verdrukt en verstooten te worden zooals de droef beruchte Mi nister Rogier dit gedaan heeft. En laten we ons toch geene begoo chelingen maken. De gulden tijd die al onze gekrenkte rechten zal hersteld zien, is nog niet aangebroken. Aan hoogerhand schijnt men nog altijd niet te willen of kunnen begrij pen, dat er in den Staat België twee rassen bestaan, en dat een dier ras sen veruit het voornaamste sinds bijna eene eeuw in zijn recht op leven stelselmatig werd geschonden. Al de nadeelen, economisch en maatschap pelijk, welke hieruit voor Vlaanderen en voor België in die spanne tijds zijn voortgevloeid, laten zich niet over schatten. Een rilling van blijde hoop ging door ons allen toen in de jongste De Nation Beige in haar nummer van 36 Maart 11. maakt zich nog eens kwaad bloed omdat in de plakbrief die de verboden Vlaamsche Meeting te Leuven aankondigde, stond dat de vlaming vraagt niet langer verstooten te worden. Dit woord verstooten doet haar opstui ven. Hoe onbezonnen, enlaat het ons maar zeggen hoe hypocriet I Nr 16 QUO VADIS 65 Eindelijk stond Lygla recht, met veel kalmer aangezicht. Ursus kwam ook overeind en bleef heel nabij de bank, schouwend naar zijne koningin en wachtend tot het haar behagen zou hem toe te spreken. De oogen van Lygia verduisterden. Twee groote tranen rolden langzaam af langs hare wangen. Dat God Pomponia en Aulus zegene I sprak ze. Ik heb inderdaad het recht niet om de oorzaak van hunnen ondergang te zijn... Ik zal ze nooit meer weerzien. En haar dan keerend tot Ursus, zei ze hem, dat hij nog alleen overbleef, en dat hij voor de komende dagen moest zijn een bewaarder en een vader. Maar konden ze niet bij Aulus weerkeeren, al evenmin konden ze blijven bij Cesar of bij Vinicius. Daarom moest Ursus haar met zich nemen, haar buiten de stad brengen en haar verduiken, ergens heel ver en heel goed, waar noch Vinicius, noch zijne lieden haar vinden konden. Zij zou hem overal volgen, zelfs over de zeën, over de bergen, in de meest wilde streken, waar nog nimmer doordrongen den naam en de macht van Rome. De Lygiër was aanstonds gereed en tot alles bereid. Ten teeken van ge hoorzaamheid drukte hij, schroomvallig, zijne lippen op hare blanke voeten. Maar Actea had een mirakel verwacht hare wezenstrekken verraadden eene ontgoocheling. Dus, dit was nu heel de kracht van hun gebed Het paleis ontvluchten was eene misdaad, eene majesteitschennis, die zeer zeker zou worden gestraft, en zelfs als Lygia er in gelukte haar te ver steken, dan nog zou Cesar zich op Aulus wreken. Als ze vluchten wou,deed ze 't best uit het huis van Vinicius. Op deze manier zou Cesar misschien Vinicius niet helpen bij het zoeken, want hij bemoeide zich liefst niet met de zaken van een ander. Dat was nagenoeg de gedachte van Lygia. De familie Aulus zou heele- maal niet weten waar ze was. Zelfs Pomponia niet... Onder weg zou ze vluchten. Niet uit de woning van Vinicius. Dronken zijnde, was hij zoo onvoorzichtig geweest haar te zeggen dat hij heden avond zijne slaven zenden zou, om haar te halen. Maar Ursus zou haar redden. Hij zou komen, haar opnemen en meevoeren, zooal» hij deed in het triclinium en ze zouden gaan, rechtdoor, altijd maar voor zich uit- Troonrede over gelijkheid en rechtvaardigheid werd gesproken. Lacyhet was maar een verschietende star in een donke ren nacht. Sinds het sluiten van den Wapen stilstand zijn er andermaal, ten na- deele der Vlamingen, zaken geschied die het treurigste licht werpen op de mentaliteit van sommige leiders en politici. Het valt niet te loochenen dat er in den strijd tegen het activisme misgrepen en onrechtvaardigheden gebeurd zijn die het hart van eiken rechtschapen vlaming pijnlijk aan doen, onder den dekmantel der Justi tie heeft, tijdens deze processen, de ldeinzieligste haat en wraakzucht al te vaak een veilige schuilplaats ge vonden. Met stille bitterheid in het gemoed, hoorden we onlangs nog in den Senaat den liberalen senator Fléchet eene motie indienen tegen de Vervlaam- sching der Gentsche Hoogeschool, en die motie aangenomen worden. Kunnen deze achtbare Heeren, die nooit onrecht leden in België, en als walen alle gemak hadden om zich volledig te ontwikkelen, wel een zier begrijpen van onze eischen welke op loutere natuurrechten zijn gesteund Waarom dan komen zij ons zoo verstokt bekampen Innig betreurenswaardig zijn ook de feiten onlangs jn Leuven voorgevallen Wij zijn geen voorstan dersvan dom geweld, en alle bomaan slagen zijn uit den booze. Doch de gisting welke sinds eenigen tijd aan ae Alma Mater tusschen Vlamingen en walingen heerscht, een zeer treurige gisting heelt hare oorza ken, en aan die oorzaken weerom, dragen sommige overheden deels schuld. Spijtig was het dat de Vlaamsche meeting, waar Volksvertegenwoordiger Van de Perre en Staatsminister Helleputle het woord moesten voeren, door de militaire macht verboden is gewor den. Nog spijtiger dat de Nation Beige (van 26 Maart) aan die rumoerigheid in Leuven een artikel wijdt, waarin o. m. het dagblad van Van Cauwe- laert, De Standaard (we zeggen graag de zaken ronduit) bedekt en zeer schamper en hatelijk wordt aan gevallen. b Nation Beige dit is een leelijke daad Doch het is tijd tot praktische be sluiten te komen. Wat staat er ons Vlamingen thans te doen Eerstens, alles vergeten wat ons zou kunnen scheiden of verzwakken. Op dit oogenblik heeft Vlaanderen den goeden wil en de medewerking van al zijne zonen noodig. Tweedens, in onze omgeving alle Vlamingen aanwakkeren om zich aan te sluiten bij het Vlaamsch Verbond. Dit punt behandelen we eerlang in een afzonderlijk artikel. Vlaamsche Broeders, in deze uur meer dan ooit, geldt de spreuk Helpt 11 zelf, zoo helpe u God De Eigenaars en de Engelschen. Ons volk heeft in dezen zwaren tijd bezonder veel minachting over voor alle eigenaars, hunne landgenoten, die hen gedurende den oorlog voorze ker geene kostelijke, zooniet zelfs kostelooze, huisvesting verschaft hebben. Onze wetgevende macht, onze zoo genaamde volksvertegenwoordiging, met de kenspreuk Ik ben er, en blijf er s welke zoo verwaand luidde, lange jaren door, geschermd en ge goocheld heeft met alle mogelijke too- verbeelden, over algeheele en waar lijk verdiende vergoeding, die aan de eigenaars voor al hunne opofferin gen, na den oorlog eindelijk, zou te' beurt vallen, en waartoe zij hare be- langlooze medewerking bij voorbaat verzekerde, ook zij staat thans vijan dig tegenover de belangen der eige naars. Immers in onze wetgevende kamers behandelt men thans een wetsvoor stel, in verband met de achterstallige huishuren, waarbij de menschlievende houding der eigenaars in betrekking tot hunne huurders, beloond wordt met de hatelijkste van alle rechtsmis- kenningen eene ware berooving. Althans voor zekere klas want de wet maakt onderscheid en bepaalt dat de kleine eigenaars of eigenaars van kleine woonhuizen, niets, de eigenaars van gewone burgers- en handelshuizen, de helft, en de eigenaars van groote huurhuizen of groot-eigenaars, alle achterstellen kunnen opeischen. Ziedaar, naar het oordeel onzer volksvertegenwoordigers, eene demo- kfatische wet. fa, misschien wel, als men eenzijdig is. j Maar aan eenzijdigheid lijden onze overstaak afgevaardigden nu zeker het minst, immers ze hebben eerst én vooral eene oude fransche spreuk in de praktijk gesteld Charité bien or- donnée commence par soi même ten bewijze dat ze aan beginselen trouw zijn, en aldus hebben ze voor zich zelf een kleine duurtetoeslag van 100 frank in de week toegestaan, met het doel te voorzien in de verkeers moeilijkheden van het oogenblik, na dat ze gedurende vier oorlogsjaren 4000 frank's jaars genoten, om een voudig thuis achter een warme stoof te zetelen. Nu de verkeersvraag voor hen ge lukkig is opgelost, zijn ze plichtbe wust aan 't werk gegaan, om riemen te snijden uit het leder der eigenaars, uitzuigers van arme huuraars en vluchtelingen, - in een woord, van hunne landgenotenwaar tegenover ongegronde beschuldigingen eene on rechtvaardige behandeling verschoo- nen moeten. Alles om het even, denkt de lezer, maar wat hebben de Engelschen hier bij te doen Een oogenblikje, 't komt onmiddellijk De Engelschen, zoo juicht de offir cieel alleen vaderlandsche meening, ziedaar onze redders, onze belang- looze verlossers, de menschlievende natie, die ons eene overvloedige be voorrading verzekerde, en met geld- giften geen krooslooze leeningen voor uitsluitende oorlogsdoeleinden, hoor maar met ware giften over- utslpt heeft, derwijze dat ons land thans met 10 miljarden schuld, zon der de staartjes belast is Hoe heerlijk stemt dit samen met officieele lofspraken Maar over samenstemming heb ik het nu juist niet, wel integendeel En ziehier waarom gedurende den oor log waren er meer, maar thans zijn er voorzeker nog vele hartelooze eige naars die aan hunne huurders koste looze of daaromtrent huisvesting verleenen, en deze zelfde euveldaad in verband met ongelukkige vluchte lingen uit de IJzerstreek bedrijven. Welnu, hoor hoe het op zijn En- gelsch te Wervick gaat Bij hunnen overhaasten aftocht, op het einde van verleden jaar, lieten de Duitschers aldaar eene massa houten troepenschuilplaatsen of barakken achter. Deze vielen te Wervick als oorlogsbuit in de handen der Engel schen. Daar thans in deze streek reeds met duizende vluchtelingen de over blijvende puinen van hunne vernielde haardstede zijn gaan opzoeken, maar er geen onderkomen noch beschutting meer vinden te midden der uitge% strekte puinenvelden,is het engelsche* legerbestuur op menschlievende wijze deze daklooze bevolking ter hulp ge komen. De Engelschen staan te Wer vick aan onze terugkeerende landge noten de veroverde duitsche barak ken af. Ze staan ze waarlijk af aan den spotprijs van 700 frank voor eene houten barak van omtrent 5 op 10 me ters oppervlakte, of zelfs ze stellen ze ten dienste der armsten onder deze ongelukkigen, mits een pachtprijs van i5 fr. in de maand, voor eene ba rak zonder verdiep. Deze huurprijs in verband met de waarde van het ge bouwtje brengt aan de menschlie- vendheid van den engelschen staat 25,71 fr. voor honderd op Hebt ge wel verstaan, onmeedoogende eige naars, gij die in 1914 uwe huizen aan 6,00 fr. per honderd verhuurdet Ziedaar, eene les, hartelooze en rijke eigenaars, in verband met uwe onwaardige houding tegenover uwe ongelukkige landgenoten gedurende den oorlog. De arme Engelschen bewijzen daar bij dat ze eene edelmoediger opvat ting over menschlievend dienstbetoon hebben, zelfs ten opzichte eener aan hen vreemde bevolking Is het dan verwonderlijk dat de eigenaars allemans vijand zijn Eigenaars een goede raad Doe lijk de Engelschen Moon. SOCIALE STUDIE DOOR Notaris LEO HERSSENS. Vertaald door Christ. (Verboden nadruk). (ie Vervolg.) De kleinnijverheid. De kleinnij verheid zal zoo spoedig niet verdwijnen( doch, om qiet te sterven, moet zij zich goedkoop, een voudige, verbeterde werktuigen aan schaffen, derwijze dat het inrichten maar een klein kapitaal vordert, want dit kapitaal moet evenredig zijn met het krediet dat een klein burger kan bekomen. In diepgaande bestudeering der kleinnijverheid, bewijst Leroy-Beau- lieu dat, ïiatuurshalve vele voorwer pen door de machienen niet kunnen worden voortgebracht, dat andere artikels door eenvormigheid weinig of geene koopers vinden. De prachtnij verheid, deze der kunstvoorwerpen, der fantasieën en der versieringsartikelen, eischen oor spronkelijkheid, bijzondere hoedanig heid door de koopers gevraagd. Alleen de klein-nijverheid kan deze oorspronkelijkheid bezorgen de groot-nijverheid brengt millioenen bepaalde type voort. De klein-nijverheid voldoet beter aan noodzakelijke spoedbestellingen, als het herstellen ol verbeteren va,n beschadigde of verouderde werktui- ëen- De klein-nijverheid brood- en kleingoedbakkers b. v.—zal immer de leveraarster blijven der waren, ver bruikt naarmate zij voortgebracht worden. Waar éénvormigheid niet schaadt en het model-voorwerp zeer vermenigvuldigd wordt, dreigt de klein-nijverheid te verdwijnen, doch, waar ooorspronkelijkheid hoofdver- eischte is, zal zij zegevierend uit den •strijd komen, alhoewel het gemakke lijk en snel voortbrengen, de vöordee- lige prijzen der groot-nijverheid het afwisselen bevoordeeligen. Door het verbeteren der werktuigen zal de klein-nijverheid de overwinning der groot-nijverheid ten minste vertragen. De middenstanders zullen nooit verdwijnen, alleen uit enkele vakken verdreven worden het bestaan van eenige kategorieën zal veranderen, doch in andere vakken zal de klein- burgerij zich vastzetten en ontwikke len. Het aantal middenstanders zal niet verminderen, integendeel. Onderzoeken wij opvolgentlijk hoe de verschillende categorieën midden standers het tijdens den oorlog stel den. I. De kleinhandel. De kleinhandel, die, om de hierbo ven aangehaalde redenen, vóór den oorlog zoo'n harden levensstrijd heeft gestreden en alleen door vlijtig wer ken en door pijnlijke opofferingen blijft bestaan,die kleinhandel zag zijne goederen brutaal vernietigd, zijne handelsfondsen wegsmelten. De sociale evolutie zal den klein handel in omvang verminderen de bloedige oorlog heeft dit langzaam wegsterven bespoedigd. Menig klein handelaar zal eene andere broodwin ning zoeken, doch velen, die alleen tot handeldrijven geschikt zijn, ver langen hunne zaak te hernemen. Zij moeten volledig schadeloos gesteld en geholpen door het inrichten van kredietkassen. De kleinhandelaars zullen, gezien het immer aangroeien en sterker wor den der vereenigingen, wijs handelen hunne kinderen andere levensbanen op te leiden, waar ze meer kans tot slagen hebben en zich hooger kunnen opwerken. Men mag den kleinhandel niet ver- waarloozen, de burgers, wier lijden gedurende den oorlog grootsch, edel en vooral snerpend was, daar het verborgen bleef, niet ten ondergang doemen. Nevens de kredietkassen moeten leveringscooperatieven ontstaan. Het bevrijde België zal ten spoe digste van de noodzakelijkste levens- benoodigdheden moeten voorzien wor den. Eene snelle bevoorrading zal hoogst noodig zijn. De Staat zal zich met het aankoopen, de kredietinrich tingen, het veraeelen der voortbreng selen, enz., bemoeien. Moge zij zich bedienen van gewetensvolle en be voegde nijveraars en kooplieden en nuttig werk doen. De kleinhandel mag in deze verschillende inrichtin gen niet vergeten worden. Aankoop- syndikaten, belangloos bestuurd en gesteund op onderling betrouwen, zullen de taak van dén kleinhandel vergemakkelijken en zijn droevig lot verzachten. ('t Vervolgt). Het is niet zonder belang op prin ciepen in te gaan, vooral wanneer de gebeurtenissen medehelpen om er een heldere verklaring van te geven. Ontegensprekelijk is het uur van het Syndicalisme geslagen en laat ons zeggen, van het onpartijdig syndi calisme. Het hernemen, of den schijn eener aanstaande herneming, van handel en nijverheid, stelt de werk nemers van alle categoriën voor eene hoofdkwestie deze def loonen. De levensduurte die zal blijven bestaan, niet in de huidige verhoudin gen, maar niettemin op eene zeer gevoelige wijze, heeft het evenwicht gestoord dat bestaan kon tusschen ontvangsten en uitgaven. In gelijk welk beroep, js het den bezoWigde volstrekt onmogelijk fatsoenlijk rond te komen met het salaris dat hij in i9i4won. Dat is als pompwater zoo klaar. Eene verhooging van j aarwedde of daghuur dringt zich dus op. Tegenover deze noodzakelijkheid, hebben allen, bedienden en werklie den, dadelijk begrepen welk een machtig middel ze vinden in het Syn dicaat om hunne gegronde eischen te doen gelden. De oude instellingen hebben hun ledental aanzienlijk zien stijgen, terwijl bijna te gelijker tijd, langs alle kanten, nieuwe beroeps- vereenigingen tot stand komen. Nu, naast hen, wier politieke over tuiging gansch hunne handelwijze beheerscht, zelfs zulke waarin de politiek niets te zien heeft, zijn er velen, zeer velen, die hun syndicaat gekozen of gesticht hebben, uitgaahde van dit princiep de politiek aan de deur. Als 't ware een natuurlijk, niet altijd door bewijzen verkregen inzicht, volleerd door de lessen eener open bare ondervinding, aan misrekeningen rijk, heeft hun bewezen aan welke gevaren eene beroepsbeweging zich blootstelt, waar vreemde en bijna altijd baatzuchtige bemoeiingen en elementen zich komen mengelen. Het valt niet te loochenen, dat syndicaten, die ten deele aan eene partij gebonden zijn of politieke strek kingen hebben, hun ledental zagen toenemen. Ze trekken ten andere voordeel uit de algemeene beweging en worden daarbij trouw ter zij ge staan door het hartstochtelijk streven hunner propaganda, den bluft' hunner reklaam en eilaas de gewoonte van vereeniging, vaak sterker dan individueele overtuiging. Nochtans de groote massa der wer kers en vooral die der bediende^ blijft voortdurend onvereenigd. Hoevelen zijn er onder deze laat- sten niet, die aarzelen uit vrees ver schalkt te worden door den naam Bercepsvereeniging», meenende dat de geringste strekkingen beinvloed zullen worden door politieke bekom mernissen Hoeveel anderen nog, die de christene syndicaten met wantrou wen bejegenen omdat ze, gansch ten onrechte, daarin als een soort agent schap der katholieke partij meenen te herkennen Laat ons de eenen uit hunne dwa ling terecht brengen, de anderen voorlichten. Ons princiep bevestigen is goed, het meer doen kennen door onze daden, is oneindig beter. Laat ons alles vermijden wat tot verdacht making aanleiding zou kunnen geven. Dat onze hoofdmannen, onze strijders, zich verre verwijderd houden van allen politieken kamp, er van afzien als hoogwaardigheidsbekleeders te zetelen in politieke comiteiten en vereenigingen. Wij moeten over eigen lokaal beschikken en geen onderko men zoeken in gebouwen, waar partij- groepen hun zetel hebben. Gaan we, op de vergaderingen, nooit buiten ons eigen onderwerp te weten, kwesties van beroeps- en socialen aard en dul den wij niet dat lichtzinnigen er vreemde punten aanraken. Ons gedrag moet, meer nog dan onze woorden, de halsstarrige voor oordeelenen ikzuchtige argwaan doen verdwijnen. Aldus zullen, io de naaste toekomst, zij, die ons zoeken te be schuldigen, van onder bekoorlijke politieke- onzijdigheidsverklaringen eene zoogezegde geheime verkieziugs- bedrijvigneid te verbergen, te kwader trouw blijken te handelen. Iwein. Het Sinn-Feinisme. (2e vervolg en slot). Het Sinn-Feinisme, uit de Paasch- om wenteling gekomen met eene groote nieuwe morale kracht, had er ook zijn sterkte-getal zeer vermenigvul digd en tot in den grond der lersche massas diepen onuitroeibaren wortel geschoten. Het ideaal dat in alle har ten besloten lag, en door langzame ontwikkeling was geworden het vraagstuk naar eigen zelibeschikking, had in het programma der Sinn-Fei- nerbeweging een concrete vorm en uiting gekregen, ook was de goed keuring van gansch het stambewuste gedeelte des lands voor zulke ideeën algemeen. De geestestoestand was dusdanig, dat bij een eerste prikkelen van het nationaal gevoelen, de volks opgewondenheid weldra de straat zou bemachtigd hebben, en nogmaals tot krachtdaden zou overgaan. De Engelsche politiekers toonden zich, in die tijden, waardig en zeker

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Denderbode | 1919 | | pagina 1