Verschillig nieuws. flamands feront les progrès les plus rapides Nous est avis "que le3 écoles flamandes l'empor- teraient sur les écoles frangaises, si l'enseigne- rnent integral par la langue raaternelle était appliquée daus les proviuces tlamaudes, et ce pourquoiParee que Ze flamancl est un Moment plus parfait que le francais pour communiquer la science aux éleves, et nous croyons l'avoir démontré. Wat blieft, lieeren Franschelaars Sprekende over de geschiedenis, spaart de schrijver evenmin aan ons verbasterd geslacht harde waarheden. Indien de Vlaamsche jongelingen, vraagt hij, in plaats van woorden te leeren, van jongs af aan gewend waren aan denken, vergelijken, besluiten, welk streng oordeel zouden zij vellen over het opvoedingsstelsel dat zoolang bij ons in zwang is geweest Hoe zouden z.ij Philips-August oordeelen, die de twee dochters van Iloudewijn van Constan- tinopel aanzijn hof deed opvoeden, om ze van haar land te vervreemden Wat zouden zij denken van de oneenigheden tusschen de Vlaamsche gemeenten en hunne vorsten van Franschen oorsprong Welk gedacht zouden zij zich vormen van al de vreemde regeeriugen, die hun hatelijk juk op onze provinciën deden drukken, en onder welke het verval van het nationaal karakter in rechtstreeksche verhouding was met het verval der Vlaamsche taal En hoe zal de leeraar het tijdstip beoordeelen waarop Van Maerlant de Dampierre3 geeselde, omdat zij in het hof vau Vlaanderen de eerste kiemen strooiden der gallomanie, wanneer hij de leeraar, zelf met deze ziekte besmet is Is het gansche leven der Breydels, der De Coninks, der Zannekyns, der Artevelden geen krachtige protestatie tegen de vreemde opvoe ding hunnen afstammelingen opgedrongen De Vlaamsche taal is zoolang verwaarloosd geworden, dat het grootste deel onderwezen Vlamingen ze niet kent, en, daar zij alles in 't Frausch hebben geleerd, is het natuurlijk dat zij zich ten slotte gemakkelijker in T Fransch uitdrukken dan in 't Nederlandsch. Deze Vlamingen eindigt de schrijver, él, heer J. Henderickx die hunne moedertaal niet kennen, doen ons denken aan de fabel van den hond, die niets anders had geleerd dan miauwen, baJken, huilen, knorren....,maar die, wanneer hij dit m eene bijzondere omstandig heid noodig had, niet kon blaffen Wat blieft, heeren Franschelaars Volksbelang). Een en ander. Eerste sermoen.Dezer dagen ging de onderpastoor van een dorp bij Lier zijn eerste sermoen doen. Te dier gele genheid was de vader des onderpastoors, een landbouwer alhier, ook naar de kerk gegaan om zijnen zoon eens te hooren, en had zich juist onder den preêkstoel geplaatst. Na lang wachtens kwam eindelijk onze held naar boven. Algemeene nieuws gierigheid. Hij begon aldus Beminde parochianen, het evangelie van dezen dag zegt... dat... Hier kon hij niet meer voort, hij had zijne preek niet goed van buiten geleerd, doch hij liet zich uit het veld niet slaan, nam een snuifje en her begon Het evangelie van dezen dag zegt... dat... geheel uit het gedacht gegaan. Weder een snuifje genomen en toen zegde hij voor den vijfden keer het evangelie van dezen dag zegt... dat... Dat ge ne grooten ezelskop zijt riep de vader, en liep gram de kerk uit. Eert vader en moeder Ziedaar het 4e gebod van Cfod, dat de priesters eerst en vooral zonden moeten naleven. Maar zoo denkt er de pastoor van Hobo ken niet over, die zondag met zijn broeder ea zijne moeder door de straten wandelde. Weet ge wie in 't midden ging?De pastoor! Demoeder was immers niet waardig genoeg om die eer aange daan te worden. In de statie stond dezelfde tikkenhaan bij zijne moeder te klappen. De trein kwam aan, moeder en kleine zoon stap ten in een compartiment van derde klas,- terwijl de dominus vobiscum luchtig en gezwind in een rijtuig van eerste klas wipte. Door de portel riep de fatsoenlijke zoon zonder moeder te gebruiken Als ik u aan de statie van Antwerpen niet meer zien zou, houd u dan goed, zulle. Welken eerbied voor zijne ouders van wege dien pastoor, niet waar, lezersPWat denkt ge er van Die tikkenhaan kent bijzonder wel het 4e gebod Eert vader en moeder, opdatenz. Een gevolg van het klerikaal onderwijs. Overal vooraan 't Is niet genoeg dat de pastoors, kapelaans en patertjes vet betaald worden door den Staat, zij staan daarenboven overal nog vooraan. De onder-chef dm- statie te 'Aarlen, deed dezer dagen den trein, die om 11 ure 52 m. naar Virton vertrekt, wachten, om henen geestelijke te laten instappen, die te laat kwam. Een mollebroer ging verleden week te Brussel in de Noord- statie zijne reiszakken in het bagage depot neerzetten. De bediende van het depot deed vier personen, welke noch tans voor den mollebroer daar waren wachten, om deze van zijne pakken te ontlasten. De vetterik trok een gezicht alsof hij' wilde zeggen Ziet ge wel dat we overal meester zijn. Geldziekte. De wetenschap dei- doctors, heeft het reeds zoover gebracht, menschen te genezen, aangetast door de razernij. Er zal een tijcl komen, dat de cholera, de teering, de geele koortsen enz., ook hunne meesters zullen vinden. Eene ziekte, die men nooit genezen zal, is de geldziekte. Daartegen helpen geene medecijnen. Zij heerscht vooral in de kloosterwereld, bij de gekruinde dienaars, de welgekende inpalmers der familie-erfdeelen. Daar is het al geld, wat de klok slaat, zonder oorden geen zaligheid, zonder geld geeneti hemel. Vooral in de klerikale wereld, is de scherrewegkwaal zeer verspreid paters, pastoors en nonnen, die ons het voor beeld zouden moeten geven, van af den bisschop tot het kleinste onderpastoor ken, zitten in de sterfhuizen, om erfdee- len in te palmen. Zij, die in armoede zouden moeten leven, zij, die als voor beeld zouden moeten dienen, bederven de gansche maatschappij door huune geldzucht Onze Middelbare Jongensschool. Na 't Land van AelstDenderbo le. De bijval, de steeds toenemende bloei onzer middelbare scholen liggen zwaar op den maag onzer .klerikalen. Dit bewijzen de uitvallen van hunne beide organen Ook kwezelaar Van der Haeghen, die vroeger liberaal was te Bottelare, heeft verleden maandag, in den Gemeenteraad onze Jongens Middelbare School aange vallen. Volgens dien fanatieken vreem deling is het aantal leerlingen die, gratis of voor half geld, het onderwijs genie ten merkelijk grooter dan het getal vastgesteld door de Tloogere Overheid. Hij vraagt dat dit laatste getal met zou overtreden worden. Veronderstellen wij dat er 20 leerlin gen in dat geval zijn en dat er, uil dien hoofde, voor elk 15 fr. ten laste zijn onzer stad,.dat zou eene som uitmaken van oUO^franken welke de stad jaarlijks zou uitgeven om de kinderen van werk lieden eu kleine burgers in staat te stellen een grondig onderwijs te ontvan gen en later een eerlijk bestaan te hebben. Is de volksliefde van D'' Van der Haeghen dan toch zoo Hauw dat 300 fr. hem te veel schijnen om ze voor 't volk uit te geven. Maar waarom heeft hij dan niet geprotesteerd wanneer de ge meenteraad hulpgelden van 200 franken toestond aan eenen persoon 't zij om naar de Hoogeschool, 't zij om naar de Muziekschool van Gent of van .Brussel te kunnen ga in Het is om de geldkwestie niet dat onze stadhuisbazen zich bekreunen, maar wel om het lot der geestelijke scholenen kollegiën, die niet opgewas- s n zijn tegen de wereldlijke gestichten van Onderwijs. Wij betreuren het, in tegenwoordig heid der aanvallen welke thans tegen onze Middelbare Jongensschool gericht zijn, dat de talrijke oud-leerlingen dier school, die, over een paar jaren, opge komen zijn om aan vier hunner profes sors eene welverdiende hulde te .bewij zen, er niet aan gedacht hebben hun onverwacht samenzijn te benuttigen, om zich tot eenen stevigen bond te vereenigen. Deze zou de machtigste steunpilaar kunnen zijn van het Onderwijsgesticht aan het welk het grootste getal van hen hunnen bevoorrechten stand in de Maat schappij te danken hebben. Zou het reeds te laat zijn om derge- lijken bond tot stand te brengen. Zou de dankbaarheid van over twee jaar een stroovuur geweest zijn Neen, niet waar? J. J. Burgerwacht. Wij hebben in een vorig num mer gezegd dat de heer Gheeraerdts bewezen heeft niet op de hoogte te zijn van 't ambt van bijzondere Commissaris ter herinrichting onzer Burgerwacht, daar hij door het aanduiden voor den werkelijken diens'1, van personen die 't halvent de veertig jaren tellen of nog in werkelijken dienst zijn van het leger, bewezen heeft de wet op de Burgerwacht niet te kennen. Daarop antwoordt Denderbode ons, zeer >[[ip3pu9UA en zeer pjeejeq dat wij de wet niet kennen, want dat het 't Collegie van Burgemeester eu Schepenen is, en niet de bezondere Commissaris die de personen voor den werkenden dienst aanwijst. Wij zullen daarop voldoende antwoor den en bewijzen dat, zoo Denderbode geen genevertuit is, hij niet te min het evenwicht in zijne hersenpan heeft ver loren. Nemen wij aan dat het bovengenoemd Collegie is dat de personen voor den werkelijken dienst aanwijst. Maar M. Gheeraerdts is zelf Schepen, en indien hij de wet op de Burgerwacht kende, dan was het zijn plicht zijne Collegas te verwittiger dat zij eene inbreuk op die wet deden. Nemen wij [zelfs aan dat M. Ghee raerdts op |de zittingen van dit Collegie niet tegenwoordig was. Maar hij heeft de brieven onderteekend waardoor die personen van hunne inlijving verwittigd werden. Wij kunnen daar bij twee ver onderstellingen doen. Of wel heeft M. Gheeraerdts die brieven geteekend zonder ze te lezen en dan is hij, voorwaar, aan zijnen plicht te kort gebleven. Of wel had hij kennis genomen van den inhoud dier brieven en heeft hij de onwettelijklieden niet opgemerkt die begaan werden, veronderstelling die onze bewering van over veertien dagen gegrond maakt M. Gheeraerdts was onbekwaam het ambt te vervullen dat hij op zich nam. Dat Denderbode kieze. Kap. P. Wanneer Denderbode zijne tegenstrevers beleedigd en hun schrijven voor vuiligheid of i goddeloosheid doen doorgaan heeft, zon der door een woordjen zijn gezegde te staven, dan steekt hij den kop omhoog als wilde hij zeggen Ik ben de Jan Mijn vijand is ver slagen. Er zijn van die menschen die met hun zei ven heel wel staan en men moet al een groote dosis geduld hebben om met zulke mannen te willen redetwisten. Nu, die dosis geduld hebben wij en 't zijn noch Denderbode's bele digingen noch zijne ongehoorde verwaandhei l die ons dat geduld zullen ontnemen. In een hevig artikel tegen het tweegevecht eene rechtsspraak waarvan wijoverigens, geen liefhebber zijn noemde hij het eene zonde tegen de beschaving en tegen alle chris- tene gevoel de schande onzer beschaafde eeuw eene moord met voorbedachten rade Wij vroegen aan onzen Confrater of hij, wanneer hij zijne kolonnen voor dit artikel opende, nagedacht had dat de getuige in een tweegevecht medeplichtig is aan die zonde «moord», enz., en dat hij aldus ongenoegen aan eenen zijner vrienden kon berokkenen. Op die vraag antwoord hij ons dat hij zich bitter weinig bekommert of hij, door zijn schrij ven, eenigen zijner vrienden ongenoegen be rokkent. Eiwel, die here taal zou ons nog al bevallen, indien zij rechtzinnig was. Maar 'zie, aan die rechtzinnigheid twijfelen wij men kan niet meer. Als Denderbode waarlijk zoo onafhan kelijk is dan hij 't beweert, waarom heeft hij dan nooit geprotesteerd wanneer de medeplich tige in eene zonde tegen de beschaving en tegen alle christene gevoel», enz., aan het hoofd geplaatst werd van eene der bijzonderste klerikale maatschappijen en geroepen werd om een rechterlijk ambt te bekleeden Denderbode wil mordi cus houden staan dat wij tegen de bedienden onzer Weldadigheid laffe beschuldigingen hebben uitgebraakt. Wij zullen daarover niet langer twisten daar het genoegzaam bewezen is dat Denderbode den zin der woorden niet begrijpt. Er kan dus geene spraak zijn van met Denderbode over de waarde der woorden te twisten. Wat in deze zaak meer zegt dan ellenlange artikels het zouden kunnen, ia het feit dat, hoezeer, sinds ons bestaan, onze tegenstrevers ook op den loer hebben gelegen om ons onder jlastige processen te doen bezwijken, wij nooit van de zijde der Jbedienden of beambte» van het Bureel van Weldadigheid verontrust zijn geweest. Te dezer gelegenheid spreekt Denderbode van een artikeltjen dat in ons nummer van 18 December 1887 verscheen. Wij zullen het besproken gedeelte er van nog eens herdruk ken Wilt ge nu eeii3 weten wat Denderbode, na meer dan 9 maanden men zal niet zeggen dat zijn antwoord voor zijnen tijd is gekomen daarop weet te zeggen Zeg ons dan of men een onzer deftigste armbezoekers met meer lafaeid kan beschuldigen van met 't geld van den armen visch en vogelen te koopen en zijnen kleermaker te betalen 't Is om zich af te vragen of Denderbode nu gehe j1 en gansch het hoofd verliest!In ons artikeltjen, waarin niets van aardis om tegen eenen bepaalden persoon eene beschuldiging te doen ontstaan, daar vindt hij dat wij een onzer deftigste armbezoekers laffelijk be schuldigen Zonderling, heel zonderling! Welke reden mag Denderbode wel hebben om te zeggen dat wij de veronderstelde feiten ten laste leggen van eenen armbezoeker dien hij persoonlijk schijnt te kennen. Men zegge ons, ja of neen, of zijn antwoord op ons artikel, bij dit laatste vergeleken, niet van aard is 0111 te doen gelooven dat de veronderstelde geldver- duisteringen waarlijk gepleegd zijn door eene kennis van onzen Confrater In zijne plaats zoudeu wij voorzichtiger zijn in ons spreken, wanneer wij eeueu vriend zouden zoeken vrij te pleiten. Om onzen redetwist over het Bureel van Weldadigheid zoo kort mogelijk te trekken, zullen wij, over de kwestie der tvelstellende weduwen, die, volgens het algemeen gevoelen hunner geburen, 25 en 30 fr. ter maand trokken van den Armen, zullen wij nog slechts weinige woorden zeggen 1" II t wasvoor de armbezoekers, indien zij waarlijk hun ambt ter harte namen, onmoge lijk niet op de hoogte te zijn der in omloop zijnde geruchten 2° Het was hun ook gemakkelijk zich te overtuigen dat die weduwen hunnen handel en benrijf voortzetten zoo als bij het leven van hunnen man 3° In het Bureel van Weldadigheid zelf waren er personen die, en door hunne bezig heden en door hunne familiebetrekkingen met bedoelde weduwen, op de hoogte van dezer toestand konden zijn. Wat aangaat de uitdaging welke Denderbode ons deed de namen dier weduwen te doen ken nen, daarop hebben wij reeds voldoende geant woord en elk weldenkend niensch heeft de reden toegejuichd waarom wij aan zijne ouiraqs uitnoodiging niet hebben voldaan. Eindelijk zegt onze Confrater, dat politieke berekening, niet de liefde ea genegenheid tot onze lijdende medeburgers, de drijfveer was van ons schrijven. Aan Denderbode's naasten liefde valt er, voor reden die 't gemakkelijk zou zijn aan te halen, sterk te twijfelen. Maar ziet ge Zoo als de duivel is betrouwt hij zijne gasten Boekennieuws. Is verschenen in den boekhandel Vuilsteke, 15 Koestraat, Gent, de tweede uitgave van het schoone blijspel Per Expres van den heer August Hendrikx. Welhaast zal een ander nieuw werk De Bloedvenvanten tooneelspel in drie bedrijven van den zelfden schrijver in den zelfden boek handel verschijnen. Teekenschool. Zondag 30 September had de prijs- deeling onzer Stedelijke Teekenschool plaats. Onbeduidendere plechtigheid kon men voorwaar niet te zien krijgen. Een klein getal muziekanten van het stedelijk muziekkorps De Jonge Garde speelden eene ouverture en dat was alles. Eenige overheden, zeer weinig in getal, waren]aanwezig onze burgemees ter kwam in de zaal als men reeds aan het uitreiken der prijzen was. Zoo veel belang stellen onze burger vaders in eene school waar de kinderen der volksklas en kleine burgerij het kunstonderricht ontvangen. 't Is als of ze de school als eene nutte- looze instelling aanschouwden En dat is ze ook, we zullen daar latei- op terug komen. De prijsboeken waren allerbelache- lijkst Aan 'nen schoenmaker geeft men een boek over steenkapperijen aan 'nen steenkapper geeft men 'nen prijs over haarkappen Hoe belachelijk En welke boeken zijn het Boekwerkjes waarvan de eene of de andere klerikale boekhan delaar zich moeielijk ontmaken kon en welke men hem, om die rede, afgekocht heeft Die Boekwerken zijn dan nog in de fransche taal geschreven, alhoewel die taal voor velen der bekroonde leerlingen onverstaanbaar is. Er zijn nochtans in de neêrlandsche taal genoegzame dege lijke werken geschreven, onder andere eenige ooispronkelijke en vertalingen door het Willemsfonds uitgegevenmaar die werken zijn waarschijnlijk bij kleri kale boekhandelaars niet te koop. In de prijsdeeling is er ook lievekin- derij gespeeld geweest. Onbeduidende boekjes werden aan leerlingen der hoogste klas, zelfs in de hoogere klassen van bouwkunde, toegereikt, terwijl aan 't zoontjen van stads schilder, leerling in een der laagste klassen, een kostelijk boekwerkter waarde van minstens vijftig franken, ten geschenke werd gegeven. Dat is een schande. Later komen wij daarop terug. J. J. Tooueeljaar 18Ö8-1889. De eerste vertooning door Taaien Vrij heid gegeven bad wij moeten bet beken nen niet veel nieuwsgierigen naar de Stads schouwburgzaal gelokt. Wij beklagen de onverschilligheid van vele onzer vrienden in kwestie van toóneel, vooral daar ze weten dat de spelers en het Bestuur van Taal en Vrijheidnoch moeite, noch studie, noch geldopoffering ontzien om tot eene puike op voering te kunnen geraken. Dezen keer nogmaals zijn ze hunner goede faam waardig gebleven drama en blijspel ziju voortreffelijk afgeloopen en al de spelers hebben zich verdienstvol van hunne taak ge kweten. Zij was nogthaus deze maal niet gemakkelijk. Het drama bevat zekerlijk schoone tooneelen, maar gaat schrikkelijk aan waarheid en goeden zin daaruit groote moeielijkheden. Niettemin is het Hink van stapel geloopen Al de uitvoerders behaalden eer van hun spel ook bleven de herhaalde toejuichingen niet gespaard. Het. blijspel ging niet slechter. Alles rolde gelijk op wielkens en mannen- en vrouwen rollen werden op knapste wijze vertolkt. Ook werd er hartelijk gelachen en dapper geklopt, maar 't was verdiend. Muziek en zang van beide stukken lieten niets to wenschen, de kostumen waren frisch eu de grcmecring onverbeterlijk. Mij willen geene namen van spelers ophe melen, vermits allen op lot recht hebhen, maar kunnen toch niet nalaten eene bijzondere melding te maken van het natuurlijke en prachtige spel der beide tooneelspeelsters, Mejufvrouwen De Caesemaeker en Fauconnier, deze laatste vooral ii: het drama. Aan t werk nu, Heeren, voor de volgende maal, en hopen wij dat de zaal dan wat beter zal bezet zijn. Aalst en Omliggende. WERKMANSKRING Vooruitgang door 't Werk, maandelijksche verplichtende vergadering op Zondag 14 October 1888, om 6 ure 's avonds. PROGRAMMA De l itwijkeling, deftige alleenspraak door M. E. Cornelis. Voordracht. Koolsoep, kluchtlied door MejDe Landsheer. Overzicht der spaarboekjes. Kiezing voor drij leden van het Bestuur. De Charlatan, boertig alleenspraak door M. P. Anne. Waf zijn ze net, kluchtlie 1, door M. E. Van Cauwenbergh, De Leeskring. Geïllustreerd weekblad geeft boeiende ver halen en fraaie platen. De prijs fi-00 fr. is uiterst gering. Men schrijft in ten buneele van ons blad. De verspreiding gaat voort! Achel (Luxemburg) 8 Februari 1888. Sedert lang leed ik aan maagzeer, eerlijk gekende personen hadden mij aaugeraden de Zwitsersche Pillen aan (1 fr. 50) de doos te nemen, ik acht mij gelukkig hunnen raad gevolgd te hebben. Dank zij deze voortreffelijke Zwitsersche Pillen Hertzog is de vertering hersteld, de eetlust teruggekomen, in één woord, ik ben gansch genezen, ook zal ik niet vergeten de Zwitser sche Pillen Hertzog allen maaglijders aan te bevelen (Ilandteeken gewettigd) A, Van Lishout. Aan M.I'élerin, apotheker, 12, Schildknaap straat, Brussel. KJuehtige aanhoudingDe moorde naar van Ombret bij Iloei, werd in deze stad, op eene oprechte kluchtige manier, aangehou den. De statieoverste van Iloei werd bericht dat Delvaux, plichtige van de moord, zich op den trein bevond van luik naar Charleroi, die rond 1 uur te Iloei aankomt. De statieoverste met het telegram in handen, ondevroeg al de reizigers. Een dezer, M. Jaion, de patroon van het slachtoffer, zegde Ja, ja, uw man bevind zich op den trein, ik heb hem nevens eenen gendarm in derde klas gezien. Daar stapt hij met hem af. Inderdaad het uiterlijk van den kerel kwam overeen met het signalement van den telegram. Hij ging nevens den gendarm, maar bemer kende dat hij het voorwerp eener bijzondere aandacht was, spitste hij zijne ooren en liep zoo hard hij loopen kon, de baan uit. Welnu, zegde de statieoverste, wat doet gij, laat gij uwen moordenaar gaan Hoe sprak de gendarm, welke moordenaar? Ik kom van Flémalle en moest niemand bewa ken. Inderdaad Delvaux, ziende dat er te Flémalle een gendarm in zijn rijtuig kwam, plaatste er zich nevens. Hij onderstelde dat men hein op deze wijze niet als een misdadiger zou aange zien hebben. De slimme streek gelukte volko men. Delvaux werd echter weldra aangehouden in een koffihuis rond de statie. Die aanhouding bracht, gelijk men het wel kan denken, veel opschndding te weeg. i Per exempel, ik ben 7.00 genomen eenen koopman in vifach en een armmeester zou bij mij om twee fran ken visch gekoeht hebben; ik ga bij hem om mijne oordjes en in plaats van klinkende penningen, geeft hij mij eenen bon van twee franken op 't Bureel van Weldadigheidmag hij zulks doen Bah neen, jongen. De armmeester is aangesteld om, in zijnen wijk, na te zien wie er zoo al onder standvan doen heeft, zonder zieh te bekommeren oi de menschen katholiek zijn of liberaal, of ze naar zijnen winkel komen of niet, en vooral mag hij het geld van den armen, op welke wijze ook, ten zijnen voordeele niet verduisteren. Zou hij dus ook den kleermaker, die eenige klee- dingstukken voor zijne kinderen gemaakt heeft, met geene bons op hot Weldadigheidsbureel mogen betalen V Hoegenaamd niet. En als hij, bij eenen armen sukkelaar, om drie franken vogelen gekocht heeft, mag hij dien man niet voldoen bij middel van oenen bon op den Armen V De armmeester, die zulks zou doen, zou zich plichtig maken aan afpersing der gi lden vau zijne noodlijdende medeburgers, een misdrijf dat door het strafwetboek met opsluiting wordt gestroft.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Dendergalm | 1888 | | pagina 2