Verschillig nieuws.
flamands feront les progrès les plus rapides
Nous est avis "que le3 écoles flamandes l'empor-
teraient sur les écoles frangaises, si l'enseigne-
rnent integral par la langue raaternelle était
appliquée daus les proviuces tlamaudes, et ce
pourquoiParee que Ze flamancl est un
Moment plus parfait que le francais pour
communiquer la science aux éleves, et nous
croyons l'avoir démontré.
Wat blieft, lieeren Franschelaars
Sprekende over de geschiedenis, spaart de
schrijver evenmin aan ons verbasterd geslacht
harde waarheden.
Indien de Vlaamsche jongelingen, vraagt hij,
in plaats van woorden te leeren, van jongs af
aan gewend waren aan denken, vergelijken,
besluiten, welk streng oordeel zouden zij vellen
over het opvoedingsstelsel dat zoolang bij ons
in zwang is geweest
Hoe zouden z.ij Philips-August oordeelen, die
de twee dochters van Iloudewijn van Constan-
tinopel aanzijn hof deed opvoeden, om ze van
haar land te vervreemden
Wat zouden zij denken van de oneenigheden
tusschen de Vlaamsche gemeenten en hunne
vorsten van Franschen oorsprong
Welk gedacht zouden zij zich vormen van al
de vreemde regeeriugen, die hun hatelijk juk
op onze provinciën deden drukken, en onder
welke het verval van het nationaal karakter in
rechtstreeksche verhouding was met het verval
der Vlaamsche taal
En hoe zal de leeraar het tijdstip beoordeelen
waarop Van Maerlant de Dampierre3 geeselde,
omdat zij in het hof vau Vlaanderen de eerste
kiemen strooiden der gallomanie, wanneer hij
de leeraar, zelf met deze ziekte besmet is
Is het gansche leven der Breydels, der De
Coninks, der Zannekyns, der Artevelden geen
krachtige protestatie tegen de vreemde opvoe
ding hunnen afstammelingen opgedrongen
De Vlaamsche taal is zoolang verwaarloosd
geworden, dat het grootste deel onderwezen
Vlamingen ze niet kent, en, daar zij alles in
't Frausch hebben geleerd, is het natuurlijk dat
zij zich ten slotte gemakkelijker in T Fransch
uitdrukken dan in 't Nederlandsch.
Deze Vlamingen eindigt de schrijver, él,
heer J. Henderickx die hunne moedertaal
niet kennen, doen ons denken aan de fabel van
den hond, die niets anders had geleerd dan
miauwen, baJken, huilen, knorren....,maar die,
wanneer hij dit m eene bijzondere omstandig
heid noodig had, niet kon blaffen
Wat blieft, heeren Franschelaars
Volksbelang).
Een en ander.
Eerste sermoen.Dezer dagen ging
de onderpastoor van een dorp bij Lier
zijn eerste sermoen doen. Te dier gele
genheid was de vader des onderpastoors,
een landbouwer alhier, ook naar de
kerk gegaan om zijnen zoon eens te
hooren, en had zich juist onder den
preêkstoel geplaatst.
Na lang wachtens kwam eindelijk
onze held naar boven. Algemeene nieuws
gierigheid. Hij begon aldus Beminde
parochianen, het evangelie van dezen
dag zegt... dat... Hier kon hij niet meer
voort, hij had zijne preek niet goed van
buiten geleerd, doch hij liet zich uit het
veld niet slaan, nam een snuifje en her
begon Het evangelie van dezen dag
zegt... dat... geheel uit het gedacht
gegaan. Weder een snuifje genomen en
toen zegde hij voor den vijfden keer
het evangelie van dezen dag zegt... dat...
Dat ge ne grooten ezelskop zijt riep
de vader, en liep gram de kerk uit.
Eert vader en moeder Ziedaar
het 4e gebod van Cfod, dat de priesters
eerst en vooral zonden moeten naleven.
Maar zoo denkt er de pastoor van Hobo
ken niet over, die zondag met zijn
broeder ea zijne moeder door de straten
wandelde. Weet ge wie in 't midden
ging?De pastoor! Demoeder was immers
niet waardig genoeg om die eer aange
daan te worden.
In de statie stond dezelfde tikkenhaan
bij zijne moeder te klappen. De trein
kwam aan, moeder en kleine zoon stap
ten in een compartiment van derde klas,-
terwijl de dominus vobiscum luchtig en
gezwind in een rijtuig van eerste klas
wipte.
Door de portel riep de fatsoenlijke
zoon zonder moeder te gebruiken Als
ik u aan de statie van Antwerpen niet
meer zien zou, houd u dan goed, zulle.
Welken eerbied voor zijne ouders van
wege dien pastoor, niet waar, lezersPWat
denkt ge er van Die tikkenhaan kent
bijzonder wel het 4e gebod Eert vader
en moeder, opdatenz. Een gevolg van
het klerikaal onderwijs.
Overal vooraan 't Is niet genoeg
dat de pastoors, kapelaans en patertjes
vet betaald worden door den Staat, zij
staan daarenboven overal nog vooraan.
De onder-chef dm- statie te 'Aarlen, deed
dezer dagen den trein, die om 11 ure
52 m. naar Virton vertrekt, wachten,
om henen geestelijke te laten instappen,
die te laat kwam. Een mollebroer ging
verleden week te Brussel in de Noord-
statie zijne reiszakken in het bagage
depot neerzetten. De bediende van het
depot deed vier personen, welke noch
tans voor den mollebroer daar waren
wachten, om deze van zijne pakken te
ontlasten. De vetterik trok een gezicht
alsof hij' wilde zeggen Ziet ge wel dat
we overal meester zijn.
Geldziekte. De wetenschap dei-
doctors, heeft het reeds zoover gebracht,
menschen te genezen, aangetast door de
razernij. Er zal een tijcl komen, dat de
cholera, de teering, de geele koortsen
enz., ook hunne meesters zullen vinden.
Eene ziekte, die men nooit genezen
zal, is de geldziekte. Daartegen helpen
geene medecijnen. Zij heerscht vooral in
de kloosterwereld, bij de gekruinde
dienaars, de welgekende inpalmers der
familie-erfdeelen. Daar is het al geld,
wat de klok slaat, zonder oorden geen
zaligheid, zonder geld geeneti hemel.
Vooral in de klerikale wereld, is de
scherrewegkwaal zeer verspreid paters,
pastoors en nonnen, die ons het voor
beeld zouden moeten geven, van af den
bisschop tot het kleinste onderpastoor
ken, zitten in de sterfhuizen, om erfdee-
len in te palmen. Zij, die in armoede
zouden moeten leven, zij, die als voor
beeld zouden moeten dienen, bederven
de gansche maatschappij door huune
geldzucht
Onze Middelbare Jongensschool.
Na 't Land van AelstDenderbo le.
De bijval, de steeds toenemende bloei
onzer middelbare scholen liggen zwaar
op den maag onzer .klerikalen. Dit
bewijzen de uitvallen van hunne beide
organen
Ook kwezelaar Van der Haeghen, die
vroeger liberaal was te Bottelare, heeft
verleden maandag, in den Gemeenteraad
onze Jongens Middelbare School aange
vallen. Volgens dien fanatieken vreem
deling is het aantal leerlingen die, gratis
of voor half geld, het onderwijs genie
ten merkelijk grooter dan het getal
vastgesteld door de Tloogere Overheid.
Hij vraagt dat dit laatste getal met zou
overtreden worden.
Veronderstellen wij dat er 20 leerlin
gen in dat geval zijn en dat er, uil dien
hoofde, voor elk 15 fr. ten laste zijn
onzer stad,.dat zou eene som uitmaken
van oUO^franken welke de stad jaarlijks
zou uitgeven om de kinderen van werk
lieden eu kleine burgers in staat te
stellen een grondig onderwijs te ontvan
gen en later een eerlijk bestaan te
hebben. Is de volksliefde van D'' Van der
Haeghen dan toch zoo Hauw dat 300 fr.
hem te veel schijnen om ze voor 't volk
uit te geven. Maar waarom heeft hij
dan niet geprotesteerd wanneer de ge
meenteraad hulpgelden van 200 franken
toestond aan eenen persoon 't zij om
naar de Hoogeschool, 't zij om naar de
Muziekschool van Gent of van .Brussel
te kunnen ga in
Het is om de geldkwestie niet dat
onze stadhuisbazen zich bekreunen,
maar wel om het lot der geestelijke
scholenen kollegiën, die niet opgewas-
s n zijn tegen de wereldlijke gestichten
van Onderwijs.
Wij betreuren het, in tegenwoordig
heid der aanvallen welke thans tegen
onze Middelbare Jongensschool gericht
zijn, dat de talrijke oud-leerlingen dier
school, die, over een paar jaren, opge
komen zijn om aan vier hunner profes
sors eene welverdiende hulde te .bewij
zen, er niet aan gedacht hebben hun
onverwacht samenzijn te benuttigen,
om zich tot eenen stevigen bond te
vereenigen.
Deze zou de machtigste steunpilaar
kunnen zijn van het Onderwijsgesticht
aan het welk het grootste getal van hen
hunnen bevoorrechten stand in de Maat
schappij te danken hebben.
Zou het reeds te laat zijn om derge-
lijken bond tot stand te brengen. Zou de
dankbaarheid van over twee jaar een
stroovuur geweest zijn
Neen, niet waar?
J. J.
Burgerwacht.
Wij hebben in een vorig num
mer gezegd dat de heer Gheeraerdts
bewezen heeft niet op de hoogte te zijn
van 't ambt van bijzondere Commissaris
ter herinrichting onzer Burgerwacht,
daar hij door het aanduiden voor den
werkelijken diens'1, van personen die
't halvent de veertig jaren tellen of nog
in werkelijken dienst zijn van het leger,
bewezen heeft de wet op de Burgerwacht
niet te kennen.
Daarop antwoordt Denderbode ons,
zeer >[[ip3pu9UA en zeer pjeejeq dat wij
de wet niet kennen, want dat het 't
Collegie van Burgemeester eu Schepenen
is, en niet de bezondere Commissaris die
de personen voor den werkenden dienst
aanwijst.
Wij zullen daarop voldoende antwoor
den en bewijzen dat, zoo Denderbode
geen genevertuit is, hij niet te min het
evenwicht in zijne hersenpan heeft ver
loren.
Nemen wij aan dat het bovengenoemd
Collegie is dat de personen voor den
werkelijken dienst aanwijst. Maar M.
Gheeraerdts is zelf Schepen, en indien
hij de wet op de Burgerwacht kende,
dan was het zijn plicht zijne Collegas te
verwittiger dat zij eene inbreuk op die
wet deden.
Nemen wij [zelfs aan dat M. Ghee
raerdts op |de zittingen van dit Collegie
niet tegenwoordig was. Maar hij heeft
de brieven onderteekend waardoor die
personen van hunne inlijving verwittigd
werden. Wij kunnen daar bij twee ver
onderstellingen doen.
Of wel heeft M. Gheeraerdts die
brieven geteekend zonder ze te lezen en
dan is hij, voorwaar, aan zijnen plicht te
kort gebleven.
Of wel had hij kennis genomen van
den inhoud dier brieven en heeft hij de
onwettelijklieden niet opgemerkt die
begaan werden, veronderstelling die
onze bewering van over veertien dagen
gegrond maakt M. Gheeraerdts was
onbekwaam het ambt te vervullen dat
hij op zich nam.
Dat Denderbode kieze.
Kap. P.
Wanneer Denderbode zijne tegenstrevers
beleedigd en hun schrijven voor vuiligheid
of i goddeloosheid doen doorgaan heeft, zon
der door een woordjen zijn gezegde te staven,
dan steekt hij den kop omhoog als wilde hij
zeggen Ik ben de Jan Mijn vijand is ver
slagen.
Er zijn van die menschen die met hun zei
ven heel wel staan en men moet al een groote
dosis geduld hebben om met zulke mannen
te willen redetwisten. Nu, die dosis geduld
hebben wij en 't zijn noch Denderbode's bele
digingen noch zijne ongehoorde verwaandhei l
die ons dat geduld zullen ontnemen.
In een hevig artikel tegen het tweegevecht
eene rechtsspraak waarvan wijoverigens, geen
liefhebber zijn noemde hij het eene
zonde tegen de beschaving en tegen alle chris-
tene gevoel de schande onzer beschaafde
eeuw eene moord met voorbedachten
rade Wij vroegen aan onzen Confrater of
hij, wanneer hij zijne kolonnen voor dit artikel
opende, nagedacht had dat de getuige in een
tweegevecht medeplichtig is aan die zonde
«moord», enz., en dat hij aldus ongenoegen
aan eenen zijner vrienden kon berokkenen.
Op die vraag antwoord hij ons dat hij zich
bitter weinig bekommert of hij, door zijn schrij
ven, eenigen zijner vrienden ongenoegen be
rokkent.
Eiwel, die here taal zou ons nog al bevallen,
indien zij rechtzinnig was. Maar 'zie, aan die
rechtzinnigheid twijfelen wij men kan niet
meer. Als Denderbode waarlijk zoo onafhan
kelijk is dan hij 't beweert, waarom heeft hij
dan nooit geprotesteerd wanneer de medeplich
tige in eene zonde tegen de beschaving en
tegen alle christene gevoel», enz., aan het
hoofd geplaatst werd van eene der bijzonderste
klerikale maatschappijen en geroepen werd om
een rechterlijk ambt te bekleeden
Denderbode wil mordi cus houden staan dat
wij tegen de bedienden onzer Weldadigheid
laffe beschuldigingen hebben uitgebraakt.
Wij zullen daarover niet langer twisten daar
het genoegzaam bewezen is dat Denderbode
den zin der woorden niet begrijpt. Er kan
dus geene spraak zijn van met Denderbode
over de waarde der woorden te twisten. Wat
in deze zaak meer zegt dan ellenlange artikels
het zouden kunnen, ia het feit dat, hoezeer,
sinds ons bestaan, onze tegenstrevers ook op
den loer hebben gelegen om ons onder jlastige
processen te doen bezwijken, wij nooit van de
zijde der Jbedienden of beambte» van het
Bureel van Weldadigheid verontrust zijn
geweest.
Te dezer gelegenheid spreekt Denderbode
van een artikeltjen dat in ons nummer van
18 December 1887 verscheen. Wij zullen het
besproken gedeelte er van nog eens herdruk
ken
Wilt ge nu eeii3 weten wat Denderbode, na
meer dan 9 maanden men zal niet zeggen
dat zijn antwoord voor zijnen tijd is gekomen
daarop weet te zeggen Zeg ons dan of
men een onzer deftigste armbezoekers met
meer lafaeid kan beschuldigen van met 't geld
van den armen visch en vogelen te koopen en
zijnen kleermaker te betalen
't Is om zich af te vragen of Denderbode nu
gehe j1 en gansch het hoofd verliest!In ons
artikeltjen, waarin niets van aardis om tegen
eenen bepaalden persoon eene beschuldiging te
doen ontstaan, daar vindt hij dat wij een
onzer deftigste armbezoekers laffelijk be
schuldigen Zonderling, heel zonderling!
Welke reden mag Denderbode wel hebben om
te zeggen dat wij de veronderstelde feiten ten
laste leggen van eenen armbezoeker dien hij
persoonlijk schijnt te kennen. Men zegge ons,
ja of neen, of zijn antwoord op ons artikel, bij
dit laatste vergeleken, niet van aard is 0111 te
doen gelooven dat de veronderstelde geldver-
duisteringen waarlijk gepleegd zijn door eene
kennis van onzen Confrater In zijne plaats
zoudeu wij voorzichtiger zijn in ons spreken,
wanneer wij eeueu vriend zouden zoeken vrij te
pleiten.
Om onzen redetwist over het Bureel van
Weldadigheid zoo kort mogelijk te trekken,
zullen wij, over de kwestie der tvelstellende
weduwen, die, volgens het algemeen gevoelen
hunner geburen, 25 en 30 fr. ter maand trokken
van den Armen, zullen wij nog slechts weinige
woorden zeggen
1" II t wasvoor de armbezoekers, indien zij
waarlijk hun ambt ter harte namen, onmoge
lijk niet op de hoogte te zijn der in omloop
zijnde geruchten
2° Het was hun ook gemakkelijk zich te
overtuigen dat die weduwen hunnen handel en
benrijf voortzetten zoo als bij het leven van
hunnen man
3° In het Bureel van Weldadigheid zelf
waren er personen die, en door hunne bezig
heden en door hunne familiebetrekkingen met
bedoelde weduwen, op de hoogte van dezer
toestand konden zijn.
Wat aangaat de uitdaging welke Denderbode
ons deed de namen dier weduwen te doen ken
nen, daarop hebben wij reeds voldoende geant
woord en elk weldenkend niensch heeft de
reden toegejuichd waarom wij aan zijne ouiraqs
uitnoodiging niet hebben voldaan.
Eindelijk zegt onze Confrater, dat politieke
berekening, niet de liefde ea genegenheid tot
onze lijdende medeburgers, de drijfveer was
van ons schrijven. Aan Denderbode's naasten
liefde valt er, voor reden die 't gemakkelijk
zou zijn aan te halen, sterk te twijfelen. Maar
ziet ge Zoo als de duivel is betrouwt hij zijne
gasten
Boekennieuws.
Is verschenen in den boekhandel Vuilsteke,
15 Koestraat, Gent, de tweede uitgave van het
schoone blijspel Per Expres van den heer
August Hendrikx.
Welhaast zal een ander nieuw werk De
Bloedvenvanten tooneelspel in drie bedrijven
van den zelfden schrijver in den zelfden boek
handel verschijnen.
Teekenschool.
Zondag 30 September had de prijs-
deeling onzer Stedelijke Teekenschool
plaats.
Onbeduidendere plechtigheid kon men
voorwaar niet te zien krijgen.
Een klein getal muziekanten van het
stedelijk muziekkorps De Jonge Garde
speelden eene ouverture en dat was alles.
Eenige overheden, zeer weinig in
getal, waren]aanwezig onze burgemees
ter kwam in de zaal als men reeds aan
het uitreiken der prijzen was.
Zoo veel belang stellen onze burger
vaders in eene school waar de kinderen
der volksklas en kleine burgerij het
kunstonderricht ontvangen.
't Is als of ze de school als eene nutte-
looze instelling aanschouwden
En dat is ze ook, we zullen daar latei-
op terug komen.
De prijsboeken waren allerbelache-
lijkst
Aan 'nen schoenmaker geeft men een
boek over steenkapperijen aan 'nen
steenkapper geeft men 'nen prijs over
haarkappen Hoe belachelijk En welke
boeken zijn het Boekwerkjes waarvan
de eene of de andere klerikale boekhan
delaar zich moeielijk ontmaken kon en
welke men hem, om die rede, afgekocht
heeft
Die Boekwerken zijn dan nog in de
fransche taal geschreven, alhoewel die
taal voor velen der bekroonde leerlingen
onverstaanbaar is. Er zijn nochtans in
de neêrlandsche taal genoegzame dege
lijke werken geschreven, onder andere
eenige ooispronkelijke en vertalingen
door het Willemsfonds uitgegevenmaar
die werken zijn waarschijnlijk bij kleri
kale boekhandelaars niet te koop.
In de prijsdeeling is er ook lievekin-
derij gespeeld geweest. Onbeduidende
boekjes werden aan leerlingen der
hoogste klas, zelfs in de hoogere klassen
van bouwkunde, toegereikt, terwijl aan
't zoontjen van stads schilder, leerling
in een der laagste klassen, een kostelijk
boekwerkter waarde van minstens
vijftig franken, ten geschenke werd
gegeven.
Dat is een schande.
Later komen wij daarop terug.
J. J.
Tooueeljaar 18Ö8-1889.
De eerste vertooning door Taaien Vrij
heid gegeven bad wij moeten bet beken
nen niet veel nieuwsgierigen naar de Stads
schouwburgzaal gelokt. Wij beklagen de
onverschilligheid van vele onzer vrienden in
kwestie van toóneel, vooral daar ze weten dat
de spelers en het Bestuur van Taal en
Vrijheidnoch moeite, noch studie, noch
geldopoffering ontzien om tot eene puike op
voering te kunnen geraken.
Dezen keer nogmaals zijn ze hunner goede
faam waardig gebleven drama en blijspel ziju
voortreffelijk afgeloopen en al de spelers
hebben zich verdienstvol van hunne taak ge
kweten. Zij was nogthaus deze maal niet
gemakkelijk. Het drama bevat zekerlijk
schoone tooneelen, maar gaat schrikkelijk
aan waarheid en goeden zin daaruit groote
moeielijkheden.
Niettemin is het Hink van stapel geloopen
Al de uitvoerders behaalden eer van hun spel
ook bleven de herhaalde toejuichingen niet
gespaard.
Het. blijspel ging niet slechter. Alles rolde
gelijk op wielkens en mannen- en vrouwen
rollen werden op knapste wijze vertolkt. Ook
werd er hartelijk gelachen en dapper geklopt,
maar 't was verdiend.
Muziek en zang van beide stukken lieten
niets to wenschen, de kostumen waren frisch
eu de grcmecring onverbeterlijk.
Mij willen geene namen van spelers ophe
melen, vermits allen op lot recht hebhen, maar
kunnen toch niet nalaten eene bijzondere
melding te maken van het natuurlijke en
prachtige spel der beide tooneelspeelsters,
Mejufvrouwen De Caesemaeker en Fauconnier,
deze laatste vooral ii: het drama.
Aan t werk nu, Heeren, voor de volgende
maal, en hopen wij dat de zaal dan wat beter
zal bezet zijn.
Aalst en Omliggende.
WERKMANSKRING
Vooruitgang door 't Werk,
maandelijksche verplichtende vergadering op
Zondag 14 October 1888, om 6 ure 's avonds.
PROGRAMMA
De l itwijkeling, deftige alleenspraak door
M. E. Cornelis.
Voordracht.
Koolsoep, kluchtlied door MejDe Landsheer.
Overzicht der spaarboekjes.
Kiezing voor drij leden van het Bestuur.
De Charlatan, boertig alleenspraak door
M. P. Anne.
Waf zijn ze net, kluchtlie 1, door M. E. Van
Cauwenbergh,
De Leeskring.
Geïllustreerd weekblad geeft boeiende ver
halen en fraaie platen.
De prijs fi-00 fr. is uiterst gering.
Men schrijft in ten buneele van ons blad.
De verspreiding gaat voort! Achel
(Luxemburg) 8 Februari 1888. Sedert lang
leed ik aan maagzeer, eerlijk gekende personen
hadden mij aaugeraden de Zwitsersche Pillen
aan (1 fr. 50) de doos te nemen, ik acht mij
gelukkig hunnen raad gevolgd te hebben. Dank
zij deze voortreffelijke Zwitsersche Pillen
Hertzog is de vertering hersteld, de eetlust
teruggekomen, in één woord, ik ben gansch
genezen, ook zal ik niet vergeten de Zwitser
sche Pillen Hertzog allen maaglijders aan te
bevelen
(Ilandteeken gewettigd) A, Van Lishout.
Aan M.I'élerin, apotheker, 12, Schildknaap
straat, Brussel.
KJuehtige aanhoudingDe moorde
naar van Ombret bij Iloei, werd in deze stad,
op eene oprechte kluchtige manier, aangehou
den. De statieoverste van Iloei werd bericht
dat Delvaux, plichtige van de moord, zich op
den trein bevond van luik naar Charleroi, die
rond 1 uur te Iloei aankomt. De statieoverste
met het telegram in handen, ondevroeg al de
reizigers. Een dezer, M. Jaion, de patroon van
het slachtoffer, zegde
Ja, ja, uw man bevind zich op den trein,
ik heb hem nevens eenen gendarm in derde klas
gezien. Daar stapt hij met hem af.
Inderdaad het uiterlijk van den kerel kwam
overeen met het signalement van den telegram.
Hij ging nevens den gendarm, maar bemer
kende dat hij het voorwerp eener bijzondere
aandacht was, spitste hij zijne ooren en liep
zoo hard hij loopen kon, de baan uit.
Welnu, zegde de statieoverste, wat doet
gij, laat gij uwen moordenaar gaan
Hoe sprak de gendarm, welke moordenaar?
Ik kom van Flémalle en moest niemand bewa
ken.
Inderdaad Delvaux, ziende dat er te Flémalle
een gendarm in zijn rijtuig kwam, plaatste er
zich nevens. Hij onderstelde dat men hein op
deze wijze niet als een misdadiger zou aange
zien hebben. De slimme streek gelukte volko
men.
Delvaux werd echter weldra aangehouden in
een koffihuis rond de statie. Die aanhouding
bracht, gelijk men het wel kan denken, veel
opschndding te weeg.
i
Per exempel, ik ben 7.00 genomen eenen koopman
in vifach en een armmeester zou bij mij om twee fran
ken visch gekoeht hebben; ik ga bij hem om mijne
oordjes en in plaats van klinkende penningen, geeft
hij mij eenen bon van twee franken op 't Bureel van
Weldadigheidmag hij zulks doen
Bah neen, jongen. De armmeester is aangesteld
om, in zijnen wijk, na te zien wie er zoo al onder
standvan doen heeft, zonder zieh te bekommeren oi
de menschen katholiek zijn of liberaal, of ze naar
zijnen winkel komen of niet, en vooral mag hij het
geld van den armen, op welke wijze ook, ten zijnen
voordeele niet verduisteren.
Zou hij dus ook den kleermaker, die eenige klee-
dingstukken voor zijne kinderen gemaakt heeft, met
geene bons op hot Weldadigheidsbureel mogen betalen V
Hoegenaamd niet.
En als hij, bij eenen armen sukkelaar, om drie
franken vogelen gekocht heeft, mag hij dien man niet
voldoen bij middel van oenen bon op den Armen V
De armmeester, die zulks zou doen, zou zich
plichtig maken aan afpersing der gi lden vau zijne
noodlijdende medeburgers, een misdrijf dat door het
strafwetboek met opsluiting wordt gestroft.