GRIETJE
9de Jaar.
Nummer 34
Zondag 26 Augusti 1894.
LIBERAAL WEEKBLAD VOOR
Abonnementsprijs'*d buit6n j voorop betaalbaar
PRIJS PER NUMMER 10 CENTIEMEN.
Msn abonneert aieh op alle postkantoren roor den buiten roor de stad, ten kantors
tan het blad, 10, Vooruitgangstraat 10, AALST.
HET ARRONDISSEMENT AALST
n j Gewone, 15 centiemen
Is Beklamen 75 centiemen 'irUkr,S,l•
Vonnissen op de derde bladzijdefrank
Voor d'annoncen buiten do Vlaanderen, zich te wenden tot den AGENCE HAVAS,
Madelenastraat 32, Brussel.
Nee spe nee metu.
AALST, 25 AUGTJSTI.
Voor de Staatsbedienden.
Onze lezers zullen zich herinneren
dat, tijdens te laatste bespreking in de
Kamer over de begroeting van ijzeren
wegen, posten en telegraven, verschei
dene liberale volksvertegenwoordigers
«ene verhooging van jaarwedde hebben
gevraagd voor de briefdragers, werklie
den eu kleine beambten van den ijzeren-
weg.
De hr. Richald, vertegenwoordiger
voor Brussel, wees er onder ander op,
hoe in den dienst der Staatsspoorwegen
vele bediende letterlijk worden afge
beuld en soms 15, 16, ja tot 20 uren
onafgebroken aan het werk worden ge
houden.
Tegen die onmenschelijk handelwijze
was reeds lang en meermalen in de libe
rale pers protest aangeteekend, maar
«onder eenig gevolg.
Ditmaal drong het achtbaar Kamer
lid zoo sterk aan en verpletterde den
beer Van cLn Peereboo n, onder zoovele
«n zulke onomstootbare bewijzen, dat
de Minister zich verplicht zag te belo
ven spoedig aan zulken toestand een
«inde te stellen.
Welnu, Minister Vanden Peereboom,
die nogtans de kunst verstaat om de
menschen metschoone beloften te paaien
een der klerikale hoofddeugden
heeft ditmaal min of meer woord gehou
den.
Volgens de Moniteur des Employés is
er dezer dagen bevel gegeven, eene
totale wijziging te brengen in de dienst
regeling der treinwachters en werklie
den aan den dienst der treinen gebezigd.
In het vervolg zal het maximum van
werkuren niet meer dan 12 per dag
mogen zijn en, bij enkele uitzonderin
gen, 13 mogen bedragen.
Ook zal men regelmatige rust aan de
bedienden moeten scheuken.
In zijnen omzendbrief zegd de heer
Minister, dat hij ten allen prijze tot
dien uitslag vil komen, al moest daar
door eene vermeerdering van personeel
noodzakelijk worden.
Ook is er in 't Postbeheer ernstig
spraak van eindelijk het mager gewin
der briefdragers te vehoogen.
Wij juichen beiden maatregelen van
harte toe.
Meermaals hebben wij in ons blad de
verdediging der zoo lang miskende
Staatsbedienden genomen en zijn over
gelukkig hun eindelijk recht te zien we
dervaren.
Maar intusschen bewijst heel deze
zaak eens te meer, van welk groot be
lang voor de werklieden de verovering
van het kiesrecht is.
De Minister zou er ongetwijfeld nog
niet aan gedacht hebben het lot der
nederige wroetei s te verbeteren, indien
zij geene stem io het kapittel hadden
gekregen.
Maar thans is ervoor M Van den
Peereboom een groot kiesbelang in het
spel en daarom heeft hij eensklaps voor
zijne bedienden zijn vaderhart geopend,
hun toeroepende
Kom in mijn armen, hartedief
Enfin, kiesbelang of geen belang, wij
begroeten de verbetering met blijd
schap.
Onze onophoudelijke strijd heeft dan
toch eindelijk goede vruchten afgewor
pen.
Clerikale buitenpolitiek.
Langs alle kanten houden de clericalen ver
gaderingen mut hunne zoogenaamde boeren
bonden.
De inkomrechten zijn wel verdaagd doch
niet vergeten, roepeu eu schreeuwen er onze
tegenstrevers.
Na de kiezingen zullen zij door de beide
Kamers voorgestelden gestemd worden.
En inderdaoi, 'tzal zoo zijn, indien de libe
ralen hun verzet tegen de uithnngeringswetten
niet hardnekkig, dag aan dag, te kennen geven
De clericale grondbezitters moeten hunne
8.
Nieuwe zedenschets.
overdrevene pachten kunnen blijven behouden
of verhoogen.
De schatrijke kloosters, welke reeds in de
millioenen zwemmen, moeten nog verrijkt
worden.
De levensmiddelen van den werkman, den
kleinen burger en boer moeten nog in prijs
verhoogd worden. Armoede en gebrek zijn
immers een machtig wapen in de handen van
de clericalen.
Wat kunnen de landbouwers eigentlijk win
nen door do inkomrrchten Niets als het be
houd der horige p ichten niets als grootere
lasten niets als bene grootere landbouwcrisis.
Het is waar de loensche clericale politie
kers, die iu de stad zich tegen de bescherm-
recliten verklaren, gaan aan de buitenmensc'nen
wijs maken dat ze met dezelfde bescherm' ech
ten zullen gelukkig gemaakt worden.
Dit alleen zou de buitenlieden de oogen moe
ten openen.
De groote clericale heeren hebben een nieuw
boerenbedrog uitgevonden.
Ir 1884 beweerden zij dat de buiten geruï
neerd werd door de overdreven scLoolverkwis-
tingen en dat men met dat geld beter zou doen
den landbouw ter hulp te komeu.
De buitenlieden lieten het zich gezeggen en
kozen >n massa voor de cleric de lijst.
En wat deden deze slimmerikkeu van zoo
haast ze meester waren
De scholen, op hunnen naam gesticht, lieten
zij over ten laste van de gemeeuten, 't is te
zeggen van de belastingschuldigen, anders ge
zegd van u, goedsjeugdige en misleide boeren.
Wierden ze afgeschaft?
Bar.eert In plaats van er gezonde schoollo-
ka'tu en bekwame meesters (waaronder ie»l
boerenkinderen) meê te betalen, gelijk de
liberalen deden werd al dat geld, en nog
meer daarbij, aan de schatrijke kerk- en klaos-
teracholen gehangen, alsook aan een leger van
vreemde broerkens, paters en nonnen met veel
geloof, maar zonder gelecrheid.
En de landbouw bleel wat hij was vergeten,
vervallen, miskend, verwaarloosd. Men ont
nam hem zelfs eender bijzonderst middelen
van herleving eu opbeuring de geleerdheid,
het onderwijs dat de liberalen zoo mild ver
spreidden.
En nu komen de veelbelovers van over tien
jaar, die niets gedaan hebben zich opnieuw als
laudbouwredder8 aanbieden. Vrienden van den
buiten, opgepast, zoo ge luistert naar fli"re-
fluiters, dan zit ge weer voor eenige jaren met
eenen blok aan 't been.
Het was rond middernacht als wij weer te
Berchem waren. Daar tot onre verwondering
sagen wij een schitteren 1 licht óp de eerste
verdieping. Om de meid niet r,e doen opblijven,
had Johanna den sleutel van de deur meegeno
men, zoo lieten wij ons zeiven binnen en gin
gen, naar de oorzaak van deze buitengewone
verlichting benieuwd, de trap op. Wij konden
niet gelooven dat het Potter was, want hij had
immers van verbintenissen gesproken, en, wij
wisten het, zulks wilde eenen avond in den
Cercle zeggen.
Desniettegenstaande, 't was Potter I Als wij
de deur van zijnen werkwinkel naderden, hoor
den wij hem lustig fluiten.
Wij deden de deur open, en we vonden hem
bezig met schilderen een zoo buitengewoon
zicht, dat de meisjes alle drie te gelijk Papa
uitriepen
11a, zijt gij daar Hoe gaat het Holman
riep hij vroolijk en de kleur op zijn verfbord e
wrijvende, ging hij voort Hard aan 't werk
gelijk eij ziet. Wel Hendrik-jongen, hoe gaat
de handel in suikergoed.
Hiermee wendde hij 't hoofd van den schil
derezel af en droogde met de mouw van zijnen
frak het zweet van zijn voorhoofd.
Wat beteekent dat hier? vroeg Grietje.
Dat beteekent, Grietje, dat ik eene bestel
ling heb ontvangen om een tweede Allegro te
schilderen. Er is geene spraak van prijs, en
natuurlijk zal ik dit stuk niet laten gaan voor
vijf honderd frank. Zeggen w;j, dat ik het voor
twee maal zoo veel laten zal. E i ik werk het
af op eene week. Wel, duizend frank per week
is een schoon inkomen, zoo wat vijftig duizend
frank in 't jaar.
We stonden allen zoo verwonderd, dat wij
voor't oogenblik niet spreken konden. Einde
lijk zegde (Lcilia op hare gewone bedaarde
wijze.
«Hoe spijtig, papa, dat gij zoo weinig prijs
stelt op geld
Ja, geld beteekent niets voor mij zeg
de Potter trotscb, eu inderdaad hij sprak eeiug-
zinsde waarheid, want over't algemeen had
hij weinig geld te zijner beschikking doch
zoo voegde hij er bij natuurlijk wil een
kunstenaar dat zijn talent heraeud worde.
En voor wie is dit ander portret n vroeg
Grietje, die zoo veel vleierij voor haar als voor
vaders talent in deze bestelling zag.
-- Onbekend Hij kwam dezen namiddag
juist als ik wilde uitga iu antwoordde Potter
hij kwam ia eene koets, twee prachtige peur
den, voetknechten koetsier iu livrei...
G rietje bloosde van genoegen. Johanna bezag
mij met eene ernstige uitdrukking op 't gelaat,
als of zij zeggen wilde Dit zal tiaar hoofd
nog meer op hol brengen en haar verwaander
maken dan ooit. n
Hij was ongeduldig om de schilderij te
hebben, eu zoo ging i« m tar seffens aan 't
werk aldus sprak Potter voort.
En hoe lang is hij hier gebleven vroeg
Grietje.
Omtrent een half uur.
En hoe ziet hij eruit? vroeg Grietje we
der.
o, Eene schoons oude manskerel
J>e redders.
Verleden zondag vergaderden te Brus
sel eenige dozijnen millioenrijke kas-
teelheeren, groote grondeigenaars en
dikke renteniers om redmiddelen voor
den kwijnenden landbouw op te zoeken.
Veel juister ware het te zeggen om
hunne pachten te kunnen verhoogen en
hunue renten te vermeerderen.
Die schatrijke heeren roepen zoo
maar zonder blozen, dat zij de afgevaar
digden der Belgische landbouwers zijn.
Maar wie heeft bun daartoe aange
steld
Waar heeft men bun daarvoor man
daat gegeven
I)e 95 honderdsten der landbouwers
van ons kanton weten vast niet dat er te
Brussel een Congres over landbouw ge
weest is en nog veel minder dat M.baron
L. Bethune daar in hunnen naam gaan
spreKen en stemmen is.
Vele land bouw-cornices zijn zolfs niet
geraadpleegd geworden.
Die groote renteneters zijn dus te
Brussel maar m hunnen naam gaan spre
ken en voor hunnen zak gaan zorgen.
Waren zij wezentlijk voor de belangen
der landbouwers bezorgd, dan zouden
zij deze in meerderheid op het Congres
geroepen hebben. Maar ja, berniek
Nu zag men er niets dan barons en
graven, rijke kasteelheeren en groote
grondbezitters, met hier en daar een
officieel landbouwkundige, die bij deze
kwestie zijne koekskens botert.
En zij zouden naar middelen uitzien
om de kleine landbouwers te helpen
dat is nu toch wat grof
Waarom houdende fabriekanten ook
geen Congres om het ongelukkig lot
der fabriekwerkers zoeken to verbete
ren
En weet ge wat die millionnairs ge
vonden hebben om den landbouw te
redden of liever om hunue inkomsten
niette moeten verminderen.
Wel, rond de vijftig zoo ziet hij er uit.
Dit zeggende nun Potter e«n stui kole en
begon op den muur eene schets beginnende
mét de voeten en opwaarts gaandevan den
onbekenden heer te teekenen.
Daar ziet ge zegde hij zwarte broek,
zwarten Irak, witte ondervest...
Zoo verre ha l hij geteekeud, als Cecilia op
eens zegde
Dat trekt op geenen heer 1
Zoo Cecilia riep Grietje heeren kun-
neu dik zijn zoo wel als boeren.
Dat meeu ik ook zegde Potter terwijl
hij maar voorteekende. Daar hebt gij hem
ten naasten bij
Hoe gebrekkig de teekening ook was, toch
herkende ik er eene groote gelijkenis in met
den dikken heer uit de tentoonstelling.
En weet gij uiets naders over hem
vroeg ik.
Ik weet dat Lij Bos heet. DieD naam zult
gij wel reeds geho >rd hebben, Holman. B is en
Roos, kooplieden iu talkot zoo iets en tegelij
kertijd bankiers. Bos is de oudste vau de twee
hand dsgenouteii.
En m >et inijuh 'er Bh juist dezelfde schil
derij hebbm vroeg Grietje.
Neen, hij zegt dat ii] geerne het gelaat
«at meer van ter zijde afgebeeld zou z'en.
Ik begreep en ook Grietje begreep, dat het
mijnheer Bos om het portret eu niet eigenlijk
om de schilderij te doen was.
Ik zegde hem aldus ging Potter voort
dat indien hij morgen wilde komen, hij de
houding zou mogen kiezen, welke hij begeerde,
en hij antwoordde aanstonds dit hij zulks met
genoegeu doen zou.
Dan komt hij morgen... en ik... ik...
o, Natuurlijk moet gij te buis zijn...
Grietje schoot in eenen schaterlach, 't Was
gemakkelijk om zien dat zij opgetogen was van
blijdschap.
Toen ik naar huis keerde, was ik eenigzins
triestig. Wat was er te vreezen Dat die dikke
en rijke mijnheer Bos op Grietje was verliefd
en dat Grimje zou kunnen toestemmen zijne
vrouw te worden Wel, zou dit tot haar nadeel
zijn? Zou ik aarzelen haar tot vrouw te nemen
indien ik haar beviel Was ik jonger en beter
dan mijnheer Bos Stelde ik slechts belang in
haar geluk Op deze laatste vra ig kon ik niet
antwoorden want ik wist dat ik Grietje niet
ongenegen was ik, oude gek.
IV
Wetende dat de Goedaards mij niet verwacht
ten, ging ik des anderdaags naar Berchem
niet, boe zeer mij ook de veronderstelde in
zichten v in dien rijken mijnbe r Bos bekwel-
den maar den donderdag wandelde ik, op
mijn gewoon uur e i mpf mijtio viool, tot daar.
Mijn voorgevoel vond ik leeds op 't oogenblik
dat ié 't zicht van 't huis kwam bevesti d. Daar
zag ik dezelfde schoone ko ts, m jt bet prach
tige tweespan, die ik aan den ingang van da
tentoonstelling bewonderd had, voor da deur
stam
De dikke lieer is boven zoo fluisterde mij
de meid toe als ik binnentrad.
Zeer wel, Marie, we zullen er aanstonds
getwee zijn zegde ik en klom de trap op.
Ik klopte aan de leur van de werkplaats.
Potter riep biunen en ik ging binnep.
(Wordt voort geut.
Oud ii